Hoofdstuk 3: Meerkeuzevragen Frans HAVO 2011/2012 www.lyceo.nl
Meerkeuzevragen Frans Introductie Aanpak teksten Tekstsoorten Tips & Tricks Algemene inleiding Leesstrategieën Artikelen Vragenlijst Frankrijk en fransen Meerkeuzevragen Scanvragen Woordenboek Orientatietoets Gatenteksten Examen voorbereiding 2 www.lyceo.nl
Meerkeuzevragen De komende blokken zullen over meerkeuzevragen gaan. Er zal eerst een algemeen stappenplan worden behandeld. Verder zal er dieper op bepaalde vraagsoorten in worden gegaan. 1: Skim de tekst 2: Denk rustig na over de net verkregen informatie en activeer je voorkennis 3: Lees alleen de vraag. Gelijk de antwoorden lezen kan voor verwarring en dwaalsporen zorgen. 4: Bepaal waar in de tekst je het antwoord op de vraag kan vinden. Gebruik hiervoor dus ook wat je heb geleerd van de 1-minuut-scan 3 www.lyceo.nl
Meerkeuzevragen 5: Lees het tekstgedeelte goed door. Formuleer door middel van de tekst eerst zelf een antwoord dat volgens jou goed zou zijn op de vraag. 6: Lees nu de gegeven antwoorden op de vraag, en vergelijk deze met het door jou bedachte antwoord. 7: Probeer aanwijzingen in de tekst te vinden die jou gekozen antwoord bevestigen. Blijkt je geen goede aanwijzingen te kunnen vinden, dan is je antwoord misschien de verkeerde. 8: Als je met deze stappen nog geen antwoord kan kiezen, dan moet je antwoorden wegstrepen. Door elk antwoord te kritisch te bespreken kun je zo antwoorden wegstrepen tot je er een overhoudt. 4 www.lyceo.nl
Hoofdgedachtevragen Hoofdgedachtevragen Bij deze vragen moet je objectief naar de hoofdgedachte van een tekst of tekstgedeeltes zoeken. Quel est l essentiel du texte...? - Wat is het belangrijkste van de tekst...? 1. Lees bij deze vragen de relevante stukken tekst grondig door. 2. Streep daarbij alle opsommingen, citaten, uitwerkingen en voorbeelden weg. 3. Zo blijft alleen de kern en hoofdgedachte van de tekst over. 4. Baseer hierop je antwoord. 5 www.lyceo.nl
Conclusievragen Conclusievragen Bij deze vragen moet je zelf een conclusie trekken uit de tekst of fragment. Het is belangrijk dat je niet zelf iets ga verzinnen dat niet in de tekst staat! Que peut-on conclure...? - Welke conclusie kun je trekken van...? 1. Lees het relevante fragment grondig door. 2. Stel de betekenis van het fragment vast. 3. Leid de bedoeling van dat fragment vast. Wat wilt de auteur hiermee bereiken? 4. Trek je conclusie 6 www.lyceo.nl
Formuleringsvragen Formuleringsvragen Bij formuleringsvragen wordt naar de explicite (uitgesproken) of implicite (onuitgesproken) betekenis van een fragment gevraagd. Sur quoi veut-il attirer l attention? - Waarop wil hij de aandacht vestigen? Lees de vraag, maar niet de antwoorden Stel de betekenis van de aangegeven passage zo goed mogelijk vast. Formuleer en kies je antwoord. 7 www.lyceo.nl
Beoordelingsvragen Beoordelingsvragen Bij deze vragen wordt gevraagd naar de toon of communicatieve functie van het betreffende fragment. Quel est le ton de cet article? -Wat is de toon van dit artikel? Lees de vraag en het fragment Benoem het taalgebruik: ironie, cynisme, understatement, etc.. Benoem de communicatieve functie: herhaling, relativering, tegenstelling, etc.. Formuleer en kies je antwoord 8 www.lyceo.nl
Functievragen Functievragen Hierbij wordt gevraagd naar verbanden tussen verschillende tekstgedeeltes, en wat de bedoeling is bepaalde fragmenten. À quoi sert le premier alinéa? - Waartoe dient de eerste alinea? 1. Als er één vraag wordt gesteld, lees dan de eerst de vraag en vervolgens het fragment 2. Worden er meer vragen gesteld, lees dan eerst de tekst grondig door en pas daarna de vragen. 3. Ga na wat je weet over het onderwerp: oorzaak, gevolg, tegenstelling, etc.. 4. Formuleer en kies je antwoord 9 www.lyceo.nl
Verwijsvragen Verwijsvragen Hier wordt gevraagd naar welke persoon of zaak wordt verwezen in bepaalde tekstgedeeltes. Waar naar wordt verwezen is vaak in de vorige alinea terug te vinden. Waarnaar verwijst il in de zin Il n est pas d accord? 1. Lees de vraag en het fragment 2. Bepaal de mogelijke personen of zaken waar naar verwezen kan worden. 3. Kies een antwoord 4. Vervang het verwijswoord in de tekst door het gekozen antwoord en kijk of het klopt 10 www.lyceo.nl
Open vragen Open vragen Bij een open vraag wordt de vraag in het Nederlands gesteld en moet je antwoord ook in het Nederlands zijn, tenzij er gevraagd wordt te citeren. Je hebt hier geen keuze in antwoorden, dat betekent dat je zelf het antwoord moet vinden en dus de tekst goed moet kennen. 1. Lees de vraag nauwkeurig 2. Bepaal waar je het antwoord kan vinden 3. Lees dat stuk grondig door 4. Bedenk eerst in gedachten het antwoord op de vraag 5. Schrijf dan pas je antwoord in het Nederlands op 11 www.lyceo.nl
Open vragen Pas op met! Kijk uit met een stukje Frans citeren in je Nederlandse antwoord. Als er staat wat wordt er bedoeld met X is de vertaling van X niet voldoende. Je moet de betekenis in de samenhang van de tekst uitleggen. Vage verwijzingen als ze en het in je antwoord zorgen voor verwarring. Schrijf dus het onderwerp duidelijk op. Ga geen lang verhaal opschrijven. Het eerst gegeven antwoord en/of argument telt. Dus als je een lang antwoord hebt met het goede antwoord ergens in verwerkt, wordt dat fout gerekend. Schrijf geen antwoorden tussen haakjes. Dat zorgd voor verwarring bij jou en je docent. Vaak spreek je jezelf tegen door dat te doen. 12 www.lyceo.nl