Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Grond bewerken 9 1.1 Grond bewerken is noodzakelijk 9 1.2 Grondbewerkingswerktuigen 10 1.3 Bodem en grondbewerking 17 1.4 De invloed van grondbewerkingsmachines op de structuur 23 1.5 Afsluiting 25 2 Zaai- en plantklaar maken 27 2.1 Eigenschappen van grond 27 2.2 Zaai- en plantbedbereiding 34 2.3 Afsluiting 37 3 Uitgangsmateriaal 38 3.1 Vermeerderen van uitgangsmateriaal 39 3.2 Generatieve vermeerdering 39 3.3 Vegetatieve vermeerdering 42 3.4 Maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van uitgangsmateriaal 57 3.5 Certificering uitgangsmateriaal 62 3.6 Afsluiting 68 Trefwoordenlijst 71 INHOUD 7
8 BODEMBEWERKING EN UITGANGSMATERIAAL
1 Grond bewerken Oriëntatie Wie zaait, zal oogsten. Dat is waar, maar voordat je kunt oogsten, moet je eerst de grond bewerken. Tuinen worden voor de winter vaak met de schop omgespit. De meeste mensen willen dat hun tuin er ook in de winter knap bijligt. Het land van de landbouwers moet er voor het volgende teeltjaar ook mooi bijliggen, zodat er netjes gezaaid of geplant kan worden. Het land wordt meestal voor de winter geploegd of gespit. Soms laat de kwaliteit van de grond voor een teelt te wensen over. Door bodem- en grondbewerking kun je de ondergrond en de bouwvoor of teeltlaag verbeteren. 1.1 Grond bewerken is noodzakelijk Bij het oogsten van gewassen worden steeds vaker zware machines gebruikt. De oogst verloopt daardoor vlot, maar de grond wordt door al die zware machines behoorlijk dichtgereden. Bovendien blijven er veel resten achter, zoals stoppels bij graan, stronken bij koolgewassen en de kop en het blad bij de suikerbieten. Deze stoppels, stronken, koppen en bladeren moet je, eventueel met het aanwezige onkruid, onderwerken. Tevens moet je proberen de grond weer los te krijgen. Fig. 1.1 Zo werd er vroeger geploegd. waterbergend vermogen Het is belangrijk dat je de lucht- en waterhuishouding van de bodem weer op orde brengt, zodat de grond veel water kan opslaan. Je noemt dit het waterbergend vermogen van de grond. Grondbewerking is noodzakelijk om voor het volgende teeltseizoen een goed zaai-, poot-, of plantbed te krijgen. Grondbewerking bevordert de groei van het te telen gewas. Maar er kunnen bij de grondbewerking veel fouten worden gemaakt. Trek je de grond bijvoorbeeld onnodig diep los, dan beschadig je de ondergrond met zijn natuurlijke waterlopen te veel. Bovendien haal je daarmee vaak schrale grond - dit is grond met weinig humus en voedingsstoffen - naar boven. GROND BEWERKEN 9
versmering Bewerking is alleen maar zinvol als de grond voldoende droog is. Bij bewerking van te natte grond bereik je de gewenste verkruimeling niet. Je bereikt eerder het tegenovergestelde: er ontstaat versmering van de grond. De grond kan dan juist minder lucht en water bevatten. Werkvolgorde Bij de grondbewerking moet je eerst de aanwezige gewasresten zoals koolstronken, stukmaken met een frees. Het stukmaken van deze stronken moet oppervlakkig gebeuren en de stukjes mogen niet groter zijn dan 3 cm. De vertering van deze resten wordt op deze manier bevorderd en je voorkomt dat de gewasresten later storend werken. Het jaar erna kan er dan een nieuw gewas groeien. Voordat je op zavel- en kleigronden kunt planten, spuit je het grasland meestal eind augustus of begin september dood. Het stukmaken van de zoden gaat dan veel gemakkelijker en ook de vertering verloopt vlotter. Vervolgens ploeg of spit je de grond en kun je gaan planten. verslemping Voor alle grondsoorten geldt dat de bouwvoor vaak wordt bewerkt door te ploegen. Bij ploegen wordt de grond gekeerd, zodat er lucht in komt. Lichte zavelgronden worden vanwege de kans op verslemping meestal pas in het voorjaar bewerkt. kilverbak Als het land ongelijk is, kun je het bewerken met een kilverbak. Dit is een door de trekker getrokken, in hoogte verstelbare bak waarmee je het land vlak kunt schuiven. Je kunt de kilverbak alleen gebruiken als de grond niet te nat is. Loonwerkers hebben hiervoor speciale laserapparatuur die met een zender is verbonden met de hefinrichting van de trekker. De diepte van de kilverbak wordt dan automatisch gestuurd om grond weg te schrapen of juist te lossen. vorenpakkers Om een goed zaaibed te krijgen moet het land niet te los liggen. In dit geval bewerk je de grond dan zeer ondiep of je drukt de grond na een bewerking nog even aan. Op zandgrond wordt gebruikgemaakt van vorenpakkers (ijzeren drukrollen) om de grond na het ploegen aan te drukken. Voor de zaaibedbereiding op zandgrond gebruik je vaak een cultivator. Vragen 1.1 Je wilt natuurlijk je gewas zo goed mogelijk laten groeien. Een goede grondbewerking kan daarbij helpen. a Waaraan moet de grond voldoen na een goede grondbewerking? b Welke fouten kun je maken bij het bewerken van de grond? c Waarvoor gebruik je een kilverbak? d Onder welke omstandigheden mag je de kilverbak niet gebruiken? 1.2 Grondbewerkingswerktuigen In Nederland komen veel verschillende grondsoorten voor. Dat vraagt ook om verschillende soorten machines. Zandgrond is immers veel gemakkelijker te bewerken dan kleigrond. Op zandgrond gebruik je daarom andere machines dan op kleigrond. 10 BODEMBEWERKING EN UITGANGSMATERIAAL
Er zijn vijf soorten werktuigen waarmee je de grond kunt bewerken: ploeg; spitmachine; frees; eg; cultivator. Ploeg rondgaande ploeg wentelploeg Ploegen worden ingedeeld in rondgaande ploegen en heen-en-weergaande ploegen ofwel keerploegen. Tevens geef je daarbij aan hoeveel ploeglichamen tegelijk hun werk doen. Bijvoorbeeld: een vierscharige wentelploeg. Zie figuur 1.2. Bij een rondgaande ploeg wordt de uitgesneden grondbalk altijd naar één zijde gekeerd. Dit vereist een rondgaande perceelsaanpak. De meest voorkomende keerploeg is de wentelploeg. De wentelploeg kan de grondbalk naar links of naar rechts keren, zodat je heen en weer kunt rijden. Fig. 1.2 Een wentelploeg kan de grondbalk naar links of naar rechts keren. Onderdelen en functies Elke ploeg heeft een aantal vaste onderdelen met elk zijn eigen functie. Ploegschaar: snijdt de onderkant van de te keren grondbalk los. De schaarpunt steekt iets onder de rest van de ploeg uit. Deze zogenaamde ondergreep zorgt, in combinatie met de juiste stand van de scherpe schaar, voor een groot indringend vermogen van de ploeg. Rister: keert de grondbalk om. Zoolijzer: loopt langs de vaste kant en vangt met name de zijdelingse krachten op. Kouter: meestal een mes- of schijfkouter, snijdt de verticale kant van de grondbalk af. Een draaiende schijfkouter trekt lichter en stroopt minder dan een meskouter. Voorschaar: snijdt een reepje grond los en legt dit onder in de open voor. Op het land aangebrachte stalmest kan zo worden ondergeploegd. Ploegboom: de ploegboom is de ruggengraat van de ploeg. Bij meerscharige ploegen is de ploegboom vaak in gedeelten opgebouwd. Door het aanschroeven van een ploegschaar kun je van bijvoorbeeld een tweescharige ploeg een driescharige ploeg maken. Bezakken Soms wordt tegelijk met het ploegen een vorenpakker gebruikt om de grond kunstmatig te laten bezakken. Vorenpakkers gebruik je om de losgemaakte grond aan te drukken. Vooral bij grondbewerking op zandgronden wordt dit toegepast. GRONDBEWERKINGSWERKTUIGEN 11