Grassen herkennen Tip Stel op een perceel waar de eerste bloei zichtbaar wordt, het maaien niet langer uit. Sommige grassoorten, zoals veldbeemdgras en kropaar, schieten meestal alleen maar in het voorjaar (dus in de eerste snede) door. Andere soorten, zoals Engels raaigras en timothee, kunnen ook in latere sneden nog bloeistengels vormen. Je loopt in een weide. Je wilt kijken of op het perceel nog voldoende goede, smakelijke grassen staan. Je vraagt je af op welke manier je de verschillende grassen kunt herkennen. Grassen kun je op twee manieren herkennen: aan de bloeiwijze; aan de niet-bloeiende spruit. Grassen herkennen aan de bloeiwijze Als je de bloeiwijzen preciezer bekijkt, zul je zien dat deze uit een al of niet vertakte hoofdas bestaat. De bloemen zijn verenigd in aartjes of bloempakjes. Afhankelijk van de wijze waarop de bloempakjes aan de hoofdas zijn bevestigd, onderscheidt men: aargrassen; schijnaargrassen; pluimgrassen. Aargrassen Bij aargrassen zijn de bloempakjes direct of met zeer korte onvertakte steeltjes aan de hoofdas bevestigd. Schijnaargrassen Bij schijnaargrassen zijn de pakjes met korte vertakte steeltjes aan de hoofdas bevestigd. Pluimgrassen Bij de pluimgrassen staan de gesteelde aartjes op de zijtakken van de hoofdas. Soms zijn de zijtakken ook weer één of meerdere keren vertakt. In figuur zie je de verschillende bloeiwijzen afgebeeld.
Figuur 3-8: Bloeiwijzen Herkennen van grassen aan de bloeiwijze Bij het moderne graslandgebruik zie je in het grasland nauwelijks nog doorgeschoten grassen. Het gras wordt voor de bloei geweid of gemaaid. In het Handboek voor de Rundveehouderij zijn de bloeiwijzen getekend van de meeste grassoorten. Gebruik het Handboek bij het uitwerken van deze opdracht. Noem vier aargrassen, vier schijngrassen en vier pluimgrassen. Neem de tabel over en vul in. Aargrassen Schijngrassen Pluimgrassen Wat is het verschil in bloeiwijze tussen Engels raaigras en kweek? Grassen herkennen aan de bouw Omdat er in grasland meestal geen bloeiend gras voorkomt, zul je in staat moeten zijn om grassen te herkennen aan de bouw. Je zult dan eerst moeten weten welke onderdelen aan een grasplant zijn te onderscheiden. Zie figuur.
De stengel De stengels van de meeste grassoorten zijn hol en worden door massieve knopen verdeeld in leden. De bladeren staan meestal in twee rijen aan de stengel. De bladeren Het blad bestaat uit een bladschede die de stengel omgeeft, en een bladschijf die van de stengel afstaat. De bladschede is buisvormig en omhult de stengel als een cilinder. De bladschijf kan vlak, gerold of V-vormig gevouwen zijn. De nerven lopen in de lengterichting van het blad. De onderkant van het blad kan sterk glanzend, matig glanzend of dof zijn. Ribben De ribben zijn verhogingen op de bovenzijde van het blad die als lijnen in de lengterichting verlopen. De kiel De kiel zit, indien aanwezig, aan de onderzijde van het blad en wordt gevormd door de middennerf. Dwarsverbindingen Bij enkele grassoorten zijn de vaatbundels, die in de lengterichting lopen, overdwars met elkaar verbonden door korte stukjes vaatbundel. Deze zijn vooral op de bladscheden goed te zien als donkere streepjes. Het tongetje Op de grens van bladschede en bladschijf bevindt zich een tongetje. Het tongetje is een vliesje in het verlengde van de bladschede. Oortjes Sommige grassoorten hebben oortjes, kleine uitsteeksels aan de basis van de bladschijf, die de stengel min of meer omsluiten.
Beharing Sommige grassen zijn geheel of gedeeltelijk met beharing bedekt. Figuur 3-9: Bladvormen, schede, oortjes en tongetjes Grassen herkennen aan de spruitvorm Grassen zijn ook te herkennen aan de manier waarop het blad tevoorschijn komt. In figuur staan drie spruitvormen afgebeeld. Bij een platte spruit zijn de beide bladschijfhelften langs de middennerf tegen elkaar gevouwen. Bij een gerolde spruit is het jonge blad geheel opgerold. Met de tabel in het Handboek voor de Rundveehouderij kun je grassen aan de hand van de spruit determineren, op naam brengen. Hiervoor kun je het beste jonge spruiten gebruiken omdat de kenmerken bij het doorschieten sterk kunnen veranderen. Figuur 3-10: Spruitvormen Herkennen van niet-bloeiende grassen In deze opdracht oefen je je in het herkennen en benoemen van de bekendste grassen. Neem onderstaand schema over. Zet er met behulp van de determinatietabel in het Handboek voor de Rundveehouderij 30 grassen in. Zorg dat in iedere kolom een aantal grassen staat.
Naald-vormige- spruit Gevouwen spruit Ronde spruit Met oortjes Zonder oortjes Geribd Ongeribd Behaard Onbehaard Sterk geribd Zwak geribd Je kent nu de namen en de uiterlijke kenmerken van de bekendste grassen. Voor de veehouder is het natuurlijk belangrijk om te weten welke landbouwkundige eigenschappen en landbouwkundige waarde de verschillende grassen hebben. Verschillen tussen grassen Elk grassoort stelt bepaalde eisen aan zijn groeiplaats. Daardoor kunnen teeltomstandigheden aanzienlijke verschillen geven in opbrengsten. Er zijn planten die vooral groeien onder vochtige omstandigheden, andere groeien vooral op armoedige gronden. De omstandigheden bepalen mede op welke percelen bepaalde rassen voorkomen.
Figuur 3-11: Enkele grassen Waardering van grassen De eigenschappen van grassen verschillen nogal. In het Handboek voor de Rundveehouderij worden per ras de eigenschappen die voor een veehouder belangrijk zijn, van een waardering voorzien. Zoek in het Handboek de waardering van de volgende grassoorten op. Grassoort Smakelijk-heid Zode-vorming Droogtetolerantie Wintervastheid Schaduwtolerantie Betredingstolerantie Engels raaigras weidetype Engels raaigras hooitype Timothee weidetype Timothee hooitype Italiaans raaigras Je zult ontdekt hebben dat de grassoorten sterk verschillende eigenschappen hebben.
De landbouwkundige eigenschappen van enkele belangrijke grassen Engels raaigras Engels raaigras is verreweg de belangrijkste component van goed, blijvend grasland. Het is een grassoort die onder beweidingsomstandigheden een zeer goede zode kan vormen. Bij herhaaldelijk maaien kan de zode vrij hol worden, vooral wanneer te kort of te laat wordt gemaaid. Zolang het niet is doorgeschoten, is Engels raaigras een smakelijke grassoort. Een zwak punt van Engels raaigras is de gevoeligheid voor kroonroest. Timothee Timothee is een zeer wintervaste grassoort die in een jong stadium erg smakelijk is. Timothee voelt zich het best thuis op wat zwaardere, goed vochthoudende grondsoorten (klei en veen) en kan hier gemiddeld 10-15% van het grasbestand uitmaken. Op lichtere gronden bedraagt het aandeel timothee meestal 0-5%. Beemdlangbloem Beemdlangbloem is een grassoort die zich vooral thuis voelt op wat nattere percelen. Op drogere percelen is het aandeel van beemdlangbloem in het grasbestand meestal lager dan 5%. Veldbeemdgras Veldbeemdgras is een zodesluiter. Het is een grassoort die pas een rol begint te spelen wanneer de zode is beschadigd door vorst, droogte, te kort maaien, emelten, drijfmest enzovoort. Veldbeemdgras vestigt zich moeilijk en is een trage kiem. Bij inzaai van veldbeemdgras is de vochtvoorziening in de toplaag nogal eens een probleem. Italiaans raaigras Italiaans raaigras is een zeer productieve grassoort die echter slechts een of twee jaar meegaat. Het kan goed tegen maaien, mits de stoppellengte minimaal 7 cm bedraagt. Vanwege de smakelijkheid en de vroege voorjaarsontwikkeling is het erg geschikt voor stalvoedering. Het gewas groeit snel, zodat je moet oppassen dat het gras niet te lang wordt. Westerwolds raaigras Westerwolds raaigras is een snelgroeiende, éénjarige variant van Italiaans raaigras. Het is niet winterhard en schiet in vrijwel iedere snede door.
Kropaar Kropaar is een grassoort met een zeer goede zomerproductie. Dit komt vooral door de goede droogteresistentie. De levensduur van kropaar is uitstekend en de grasmat wordt in de loop der jaren eerder beter dan slechter. Opvallend is de zeer snelle hergroei, ook onder droge omstandigheden. Korter maaien dan 7 cm wordt echter slecht verdragen. Rietzwenkgras Rietzwenkgras is een meerjarige, zeer productieve grassoort die vrij goed tegen natte omstandigheden en ook vrij goed tegen droogte kan. Door veredeling zijn fijnbladige rassen verkregen. Dit is vooral van belang bij beweiding en stalvoedering. De eerste snede van rietzwenkgras is zes tot tien dagen vroeger dan die van Engels raaigras. Minder gewenste grassen In grasland komen naast goede grassen ook matige en slechte grassen voor. Deze zijn minder of niet gewenst omdat ze minder opbrengen, minder smakelijk zijn of een lagere voederwaarde hebben dan de goede grassen. In figuur staan de bekendste matige en slechte grassoorten genoemd met daarbij een waarderingscijfer. Bij de waardering is Engels raaigras als uitgangspunt genomen. Die goede grassoort is met een tien gewaardeerd. Matige grassen scoren tussen de 5 en 8 punten, slechte grassen scoren minder dan 5 punten. Figuur 3-12: Enkele matige en slechte grassen en hun waardering in vergelijking met Engels raaigras Hierna komen twee veelvoorkomende grassoorten, kweek en straatgras, nader aan de orde.
Kweek Een zeer bekende matige grassoort is kweek. Per streek heeft dit gras een andere naam. Kweek is een stengelige grassoort die behoorlijk productief kan zijn. Vanwege de slechte smakelijkheid wordt ze toch tot de matige grassoorten gerekend. Kweek kan beter tegen droogte, wateroverlast, drijfmest, kort maaien, zodebeschadiging en vorst dan Engels raaigras. Daarom slaagt kweek er bijna altijd in om zich uit te breiden. Alleen door zeer vaak te weiden (of standweiden) is kweek in toom te houden. Dit is één van de redenen waarom na twee keer weiden altijd moet worden gebloot. Onder bloten verstaan we het afmaaien van een perceel na het beweiden. Alle pollen worden zo gemaaid en je krijgt weer een schone weide. Straatgras Een ander zeer bekend gras is straatgras of tuintjesgras. Het kan zich in intensief gebruikt grasland enorm uitbreiden. Straatgras wordt slecht gewaardeerd omdat het een grassoort is met een slechte smakelijkheid, een lage voederwaarde en een lage opbrengst. Straatgras heeft een zeer oppervlakkig wortelstelsel. Daardoor kan het eerder profiteren van de mineralen uit mest en van regenwater dan Engels raaigras. Straatgras schiet snel en uitbundig door en vormt daarbij grote hoeveelheden zaad. Daardoor kan straatgras zich sterk uitbreiden na zodebeschadiging door vorst, drijfmest, vertrapping, emelten enzovoort. Straatgras vormt een dichte zode. Een typisch kenmerk van percelen met veel straatgras is, dat het gras na een droge periode snel verdort en afsterft. Na een enkele regenbui wordt het land zeer snel weer groen doordat het straatgraszaad massaal tot ontkieming komt. Herkennen van slechte grassen In het Handboek voor de Rundveehouderij is een aantal slechte grassen genoemd. Noteer hieronder in de eerste kolom van de tabel vijf slechte grassoorten. Zoek in figuur op welk waarderingscijfer aan deze grassen wordt gegeven. Schrijf dat erbij. Zoek in het Handboek voor de Rundveehouderij op aan welke eigenschappen deze grassen hun slechte waardering vooral te wijten hebben. Grassoort Waardering Slechte eigenschappen Vragen Op welke wijze kun je grassen herkennen? Wat is het verschil tussen een aar en een pluim?
Wat is een tongetje bij een grasplant? Wat is een oortje bij een grasplant? Noteer een aantal eigenschappen van Engels raaigras. Noteer een aantal eigenschappen van veldbeemdgras. Noem minstens vijf slechte grassen.