Testament. Jan Splinter. editie N. de Pauw

Vergelijkbare documenten

[C5v] Hoe Floris metten korve vol bloemen opten toren ghedraghen wert. [6]

1. Van enen brueder in welkes hande die kroemen verwandelt weren in peerlen

Het oudste het oudste Hofje binnen Leiden.

Fragment III. UniversiteitsBibliotheekAmsterdam, Fragment I A 24-c. Een fragment van Die Rose van Heinric bestaande uit twee hele stroken.

Niclaes Peeters. Editie J.G.R. Acquoy

tekst: Mariken van Nieumeghen fragment: Hoe Emmeken haer sondich leven een luttel beclaecht

hertaling Albert Verwey (soms iets herschikt) [of een eigen variante] Hadewijch s 7e visioen

O Mdat het verhaal vergeten is

Zingen van papier. Martijn Wijngaards

Ponthus ende die schoone Sydonie

Het Gruuthuse Manuscript. Middeleeuwse liedjes. Het Gruuthuse Manuscript Adellijke cultuur Hoofse literatuur

Pelgrimagie der menscherliker natueren

Het daghement ghegheven teghen den Heere Prince van Orangen.

Het was een maged uitverkoren

De historie vanden vier heemskinderen

Tekst I. Hoe GROET ALEXANDER geboren wort ende voert regneerde.

Wat de name bediet. Donnosel 1

Van Sente Paula der weduwen van Roemen

Van Pylatus. Hoe Pylatus doot sloeg des conincs soen van Vrancrijck. 1. Doesborch 1528: spelden

Die legende des heileghen bisscops Sinte Nyclaes

Esmoreit. editie P. Leendertz Jr.

Vanden sacramente van Aemsterdam.

Hs. Stockholm KB A 159 (26vb-28ra) Hs. Amsterdam Universiteitsbibliotheek VI B 14 (40rb-42rb) Vanden onnoselen kinderen. Wat de name bediet

3,2. Boekverslag door P woorden 25 juni keer beoordeeld. Toneelstuk, Middeleeuws verhaal Eerste uitgave 1500 Nederlands.

33054 vogel sijn vlucht gedaen heeft also dat men daer gheen teyken en siet daer die vogelen gheulogen hebben ende het wer-

Archief van de Graven van Blois Nationaal Archief, Den Haag, nummer toegang

Ende quam my tegen te gemoete, Al lesende sijn gebede. My docht recht aen sijn zede Off hi al goet tot my woude. Ende recht als ic hem liden soude In

[A1r] Van Floris ende Blancefleur. T Antwerpen op de Lombaerde Veste in De Gulden Pellicaen by Guillaem van Parijs

.vij xiiij A iij b c xi d PETRONILLE virgine.vij

[houtsnede 1: Raymondijn ziet Meluzine in bad zitten]

[houtsnede 1: vrouwelijke staande ridder]


Die coninc vraecht: Hoe comt dat men wint gevoelt ende niene sien en mach?

Cort verhael van die ghesciedenisse ende belegeringhe der stat Alcmaer anno 1573

EEN NIEU LIEDEKEN op die wijse van duijren.

De jeeste van Walewein

Karel ende Elegast. editie A.M. Duinhoven

DIE DESTRUCTIE VAN JHERUSALEM

Diplomatische editie bezorgd door Mike Kestemont en Willem Kuiper

Bruylofs-gedicht, ter eeren van den E. Gosuinus de Wit, ende joffr. Elizabeth de l'homell

Valentijn ende Oursson,

Van Interest onder leiding van Ludolph van Ceulen

Het nieuwe christelyk en geestelyk uur-slag

De briefwisseling van Constantijn Huygens: Moeders journael

Hoe die cooplieden oorlof namen ende v[oe]ren na Nicheen, daer sy Blancefluer vercochten. [3]

Beatrijs. Tekst en vertaling

editie J.G. Heymans 2012 dbnl Zie voor verantwoording: i.s.m.

Dat bedroch Der vrouwen

Beatrijs. Editie Karel Jonckheere. bron Karel Jonckheere (ed.), Beatrijs. Elsevier Manteau, Antwerpen / Amsterdam 1980

Stadsgerecht Rhenen, (66)

Boekverslag Nederlands Karel ende Elegast door Onbekend

..tem doe bisscop Florens ghestorven was, doe qwamen binnen Utrecht

Wat die mensche es, ende vander bitterheyt der hellen, ende vander zuetecheyt des hemelrijcs. Cap. 43.

RUDOLF RASCH: DUIZEND BRIEVEN OVER MUZIEK VAN, AAN EN ROND CONSTANTIJN HUYGENS - Susanna Huygens aan haar broer Christiaan 28 februari B -

L E S E R. [485] T O T D E N

Ludolph van Colen. tsamen door. gheboren in Hildesheim. Ghedruckt t Amstelredam by Cornelis Claesz. opt water, by die oude Brugghe.

Stadsgerecht Rhenen, (66)

Hoe men eertijds placht te leven met de oude notarieele archieven,

Rouw-klagt over het droevig afsterven van de wel edele vrouwe mevrouwe Margareta Rosa, weduwe

Gerechtsbestuur Doorn, (163)

TWEE LOFLIEDEREN OP DE ROTTERDAMSCHE BIERBROUWERIJEN.

DE GETEMDE PUBER JOHAN KOPPENOL

Na hoirre vulre onnutter zede. Doe Troeyen ghewonnen wart, Waren die Griecken dandre hart, Om dat him tvolck vander stede Menighen groten schade

De oudste preken in het Nederlands

VAN DEN VII VROEDEN VAN BINNEN ROME

Historie van Malegijs

Boekverslag Nederlands Elckerlijc door Onbekend

Waerdye van lyf-rente naer proportie van los-renten

Het verhaal van de Visser van Parijs, besproken in Wereld in Woorden pagina 422 e.v., volgt hier in zijn geheel.

Het boeck vanden pelgherym

Dander Martijn. De tweede Martijn.

Een nieuw lied, op de wonderlijke lotgevallen van een Haarlemsch weesmeisje in de Oost-Indiën.

Göttingen, theol. 160 proloog, Cant. 1,

Delftse Bijbel (1477)

Boekverslag Nederlands Het Roelantslied door Betty Sluyzer

De vroegste tekst, nieuwe bewerking en nabeschouwing door. *001 Ot. (;abrie. mill. Ambo

MATHIAS die apostel ons heren wert gecoren in [-een] stede


Editie W.J.A. Jonckbloet

1398Albrecht, na 24 augustus Schwarzenberg Pag Albrecht geeft Friesland een Hollands landrecht.

2010 dbnl. Zie voor verantwoording:


Dits tprieel van Troyen

oe Namels van Bavier hoorde [162] Karels redene ende sine woorde wart hi van herten seere gram.

Vanden winter ende vanden somer

Octroij verleent aen M(eeste)r Sijmon Douw op sijne inventie. gedurende den tijt van eenentwintich jaren.

Historie vanden reus Gilias

VERWIJS. Bloemlezing uit de Middelnederlandse Dichtkunst

1. Desen brief sal man 2. bestellen tot Leider- 3. dorp aen Arijaentgen 4. Heinderick 5. Bremer 1

Veertien Liederen, vijf Verhalen en één Tooneelspel uit de Middeleeuwen

Gerechtsbestuur Darthuizen (56)

Onsch Kooplieden Courant

Gilde-Brief Gilde Den Standboog. Gilde-Brief

Verspreide sermoenen

Lezen : Psalm 4. Lied 457 : 1, 2, 3 en 4 Psalm 23 : 1, 2 en 3 Lied 293 : 1 en 4 Lied 473 : 1, 2, 4, 5 en 10 Lied 409 : 1, 2 en 5

JSÊËL LANSELOET VAN DENEMERKEN DIE HEXE NA VOLGHENDE

Der vrouwen heimelijcheit

Transcriptie:

Testament Jan Splinter editie N. de Pauw bron Testament. In: Instituut voor Nederlandse Lexicologie (samenstelling en redactie), Cd-rom Middelnederlands. Sdu Uitgevers/Standaard Uitgeverij, Den Haag/Antwerpen 1998. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/spli008npau01_01/colofon.php 2012 dbnl i.s.m.

1r Leest hierin wat ghenoechlix claer, Wat in Hollant is ghesciet voerwaer.

2r Van een sonderlinc testament. Hoe subtiler Grieke, hoe cloec van verstaen, Hoe doertogen clerc, hoe loser cortesaen, Hoe nauwe practiseerders van nauwen list, Nochtan op haer duimken slaet dic die kist 5 Die onnosel, het si somer of winter; Exempel, hoe dat Wouters soen, Jan Splinter, Te Delf hoe eerliken ende hoe excellent Ende costelic heeft gemaect zijn testament, Van enen armen man simpel vervaren, 10 Als ghi hebt ghehoert in hondert jaren. Dese Jan voerseit, als ic vernam, Was rentemeester te Delf ende ten Sciedam In twee susterhusen, dat is waer, Daer hi eerlick diende menich jaer 15 Had hi anders gedient mit ontrouwen, Licht ten einde hi hadde meer behouwen. Doer die vrienden heef zijns overgebracht Ende voer den ouden man qualic gewacht.

2v Hierom, als hi began te vertraghen 20 Ende hem anquamen die oude daghen, Rust ende gemack was al sijn begaert; Mer, waer hi quam, hi was onwaert. Wie oudt is ende arm van goede, Waer hi comt, men wort sijns moede, 25 Hoe heiliger cloesters, hoe beter gespresen; Brengdi wat, ghi sult wellecoem wesen; Mer, hebdi niet, als ghi hier hoert, Elc sal u wisen tot den anderen voert, Ghelijc al dese twee cloesters deden. 30 Des was Jan Splinter qualic te vreden; Den trouwen dienst van hem te voren Was seer vergheten ende al verloren. Een wonderlic influencie viel hem in; Wie mocht die brenghen in sinen sin? 35 Hi docht: "Ic ben arm ende oudt van daghen, Een verdroncken calf is goet te waghen. Ic wil tantwerpen trecken doer mijn misval Om een comanscap te doen, taventuer ist al"

3r Hi reysde daerheen, sijt seker des; 40 Hi hadde der gulden, het si vijf of ses. Een coffer heeft hi eerst ghecocht, Met drie slotelen daeraen ghewrocht; Voert heeft hi gecocht, wien dat wondert, Een deel lecpenningen omtrent seven hondert. 45 Hi quam te Sciedam, int cloester te rasten, So wellecoem als den eersten dach in den vasten; Die hier voermaels eerlic was onthaelt, Men scencte hem bier, half verscaelt; Elcke suster sach hem an over een side: 50 Men wijsde hem te bedde in corten tide. Hi sprac: "Och! suster Luyt ende suster Griet, Een grote kaers brenct, en laet des niet. Ic heb wat van Antwerpen gebracht, Dat ic moet rekenen desen nacht." 55 Si brachten een kaers, si en was niet cleyn, Ende sloten die camer; hi bleef alleyn.

3v Daer heeft hi sijn coffer ontsloten Ende die penninghen op die tafel gescoten; Daer ginc hi liggen tellen ende sammelen, 60 Dese penninghen clincken ende verrammelen: "Ses hondert gulden, dat is waerheyt bloot, Maken even juyst hondert pont groot; Ende noch XXX Rinssce gulden leg ic daer, Die maken vijf pont groot, dat is waer; 65 Ic en hoerde noyt van sulcke practiken." Doer een split sach een suster kiken Ende hoerde van den penningen dat geclanc; Si liep voer die mater eer yet lanc: "Och, mater, coemt kiken harde scier 70 Hoeveel gulden heeft Jan Splinter hier." Die mater quam sien doer tselve gat. Dese cronenriders, desen costeliken scat Streeck hi haestelic in die kiste, Gelikerwijs of hi nargent of en wiste; 75 Dat licht dede hi uut, hi ginc slapen mittien;

4r Hi dacht: "Adieu, gi en hebt my niet gesien; Des morgens wil ic van den susteren sceiden." Elc sprac: "Heer rentmeester, gi moet beiden." Men dede hem daer dat beste sier, 80 Wat hi begheerde, wijn, vleis of bier, Ende baden hem alle, jonc ende oude, Dat hi daer vriendelic bliven soude; Mer, want hi te Delf meest opgevoet is, So ist vogelkijn garen daer gebroet is; 85 Hi woude na Delf, hi had die mater Dat si dat coffer metten cater Wel wilde bewaren ende bevrien; Mer die slotelen hielt si bi horen sien. Alst die pater ende mater te Delt vernamen 90 Van den susters, die van Sciedam quamen, Dat hi daer sulken scat hadde ghelaten, Men dede hem vrientscap boven maten; Ende begonden teghen malcander te kiven Bi wien dat Jan Splinter soude bliven.

4v 95 Si spraken te Delf dat si die naeste waren, Want hi hadder meest gewoent al sijn jaren. Sijn coffer wort gehaelt in corten ty; Te Delf en was niemant liever dan hy. Hi gaf die mater dat coffer in haer bewaer. 100 Men dede hem guetlic menich jaer Van spise, van dranc, avonts ende noen, Van wambuys, hosen, cleder ende scoen! Sijn bedde wort hem verwarmt alle nacht Om den costeliken scat, die hi daer bracht. 105 Nu wil ic voertscriven sijn testament: Die testamentoers waren wel sufficient. Ende abel genoech van haer practike. Om een financi voer een gans conincrike, Mer voer Gode moet hi sijn gecroent 110 Die den rechten hoenre heeft ghehoent. Meester Mathijs, notarius ende raet, Testamentoer ende in den rechten licenciaet, Van Jan Splinter versoect met minnen

5r An noch twee paters te Delf binnen, 115 Ende maect se testamentoers met hem beyen, Om dese IJ cloesters vriendelic te sceien. Dese cloesters hebben elcx een slotel ontfangen; Ende, wanneer zijn maenstont waer begangen, So souden si dat gelt, alst was redelick, 120 Den twee cloesters deilen vredelick. Hierna quam die tijt dat die doot, Diet al verslint, ist cleyn ende groot, Jan Splinter haelde van deser aerden. Hi wort begraven met groter waerden; 125 Vigely met IX lessen, dofficij daeran Met toersen ende kersen wort rikelic gedaen. Nu, als die maenstont was gheleden, Sijn si versaemt te Delf in der steden; Een costelike maeltijt lieten si bereiden. 130 Die testamentoers tot malcander seiden: "Om dit gelt te deilen op desen daghe, Ons waer noot die provisoer uuten Hage, Eer wi ontsluyten dese kiste,

5v Want, of wi quamen in enighen twiste, 135 Dat soude hi wel middelen als een overman." Nu tslot, die provisoer quam hier bi ende an; Hi hoepte, si souden hem den arbeit lonen Met eenen tabbert van XX cronen. Dat coffer wort gehaelt in corten tye, 140 Ende oeck die slotele alle drie. Als men dat coffer ontsloten open, Si waren allen in groter hopen; Si snacten na tghelt ende goet, Ghelijc den visch na twater doet; 145 Mer haer vroecht, wat wildi meer, Is op een cort verwandelt seer. Si saten recht gelijc een bruyt ten offer. Een cruys wort geslegen over dat coffer. "In nomine Patris et Filij et Spiritus Sancti" 150 Sprac Meester Matijs, notarius, voer; "Amen!" so antwoerde die provisoer.

6r Sijn hant woude hi steken daerin; Die notarius sprac met eenen grammen sin: "Hant uut! hoewel dattet die provisoer is, 155 Sub pene excomicationis majoris!" Die haesticheit dede hem seer dolen; Hi bevalt, diet hem soude hebben bevolen. Enen groten budel wort daer ontsloten Ende die penningen opter tafelen geschoten. 160 Doer eenen bril sach die notarius daer: "Och, dat is een scoen hoep gelts, voerwaer!" Die provisoer hadde goet verstant; Hi nam der penningen drie of vier in sijn hant; Hi sprac: "Dese gulden sijn van gouden roet; 165 Men coopt er wel hondert om IIJ groot." Elck segende hemselven mit een cruys; In Hollant en was nye volc also confuys, Ja, die so abel waren ende van scalker list; Si saten recht of hem die meri had bepist. 170 Si mochten wel seggen: "twas een plage." Al hadden se scapen gehoet al haer dage,

6v Si souden te wijs sijn ende veel te vroet Hoe een arm man sou hebben so groten goet. Si wouden malcander met eeden dwinghen 175 Dat ment nimmermeer uut en soude bringen. Die provisoer, die eerbaer heer, Sprac: "Dat en doe ick nemmermeer; Het is waert te stellen in die cronike." Nu, mijn conclusi merct, arm ende rijcke: 180 "Die den heren dient, of den vrouwen, Peynst altijt om die daghen die ouwen; So wie veel penningen spaert ende vergaert, Waer hi coemt, hi is lief ende waert." Al hadde Jan Splinter dit gheluck, 185 Daer souder wel dusent bliven in den druc Eer hem dese aventuere soude ghevallen. Adieu, God gracie bewaer ons allen! Amen. Delf in Hollant.