Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis / Jaarverslag 2002



Vergelijkbare documenten
koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen voor tekstedities en voor tekstedities en intellectuele geschiedenis jaarverslag

Het Gruuthuse-handschrift in woord en klank

Onderwijs Onderzoekschool Politieke Geschiedenis

Collectievormingsprofiel Engelse taal en cultuur

Stichting Willem Frederik Hermans Instituut Den Haag Jaarrekening 2017

Beleidsplan Vereniging van Vrienden van het Allard Pierson Museum

Nederlands Genootschap voor Nieuwgriekse Studies (NGNS) Dutch Society for Modern Greek Studies. Beleidsplan

Onderwijs Onderzoekschool Politieke Geschiedenis. Onderzoekschool Politieke Geschiedenis 1

Nummer Toegang: A15. Willem II, prins van Oranje, graaf van Nassau- Breda ( )

koninklijke nederlandse akademie van wetenschappen

Historisch Genootschap Midden-Kennemerland

WAT ANDEREN DOEM. NAERDINCKLANT 9 november 1983 Lezing door dr.ir. T. van Tol: Nederzettingsgeschiedenis van Laren.

GRIEKSE EPIGRAFIE OP LOCATIE (MA/PhD)

Verzamelde liedjes en gedichten

Verslag van uitgeoefende activiteiten in Stichting Vrienden van het Hubrecht Instituut

Nederlandse Gedragswetenschappen Grote Kruistraat 2/1, 9712 TS Groningen. 1. Inleiding

Nieuwsbrief VNG Flevoland november 2015

LEWIS CARROLL GENOOTSCHAP

Prospectie naar Nederlandstalige gedrukte publicaties voor de deponering

1. Ets J. E. Marcus, naar J. Smies, Den zedelijke en zinnelijke mensch. Spotprent op de wijsbegeerte van Kant. Ca

Gegevensbestanden van de Volkstellingen

Schoolmeesters in Friesland,

Plaatsingslijst. Archiefnummer: 62 Archiefnaam: JAGE Sector: Cultuur en recreatie Soort archief: Persoonsarchief Datering:

Van der Laan Stichting JAARVERSLAG

Jaarverslag Van Oosbreestichting

Beleidsplan Oudheidkundige Kring De Vier Ambachten

1. Over Stichting Martin Luther Heritage Foundation

Stichting Geschiedenis Fysiotherapie

VOORWOORDEN BIJ EERDERE DRUKKEN

Evert Jan Brill ( ) zandgraf 188, vak F Internationaal vermaarde wetenschappelijke uitgever

INHOUDSOPGAVE INVENTARIS

Kort verslag van werkzaamheden in 1991

Nummer Toegang: A13. Maurits, prins van Oranje, graaf van Nassau- Breda ( )

Zorgen voor onze taal en letteren. Memorandum voor de verkiezingen in 2019

Inhoudsopgave inventaris tweede deel archief Lily Boeykens

Jaarverslag Stichting Brabantse Bronnen 2015

Oorspronkelijke handschriften van de Statenvertalers in de Collectie Rolandus (2)

Leken trekken tot Gods Woord

Beleidsplan 2015 en volgende jaren

Nummer Toegang: A14. Frederik Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau-Breda ( )

Plaatsingslijst van de collectie van collegedictaten van V. Hepp

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

Nummer Toegang: A14. Frederik Hendrik, prins van Oranje, graaf van Nassau-Breda ( )

stichting Er Zijn Inhoudsopgave: ANBI verantwoording 2013

Plaatsingslijst. Archiefnummer: 501 Archiefnaam: VSTF Sector: Onderwijs en wetenschappen Soort archief: Instellingsarchief Datering:

VIJFTIG JAAR SCHEIKUNDIGE NIJVERHEID IN NEDERLAND

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING ONDERZOEKSCHOOL Huizinga Instituut

Nummer Toegang: 511 Inventaris van de collectie d.p. oosterbaan,

Nummer Toegang: 431 Plaatsingslijst van het archief van de Delftse vrouwenraad, met archieven van voorlopers en opvolgers,

JAARVERSLAG Brederodestraat VG Amsterdam Nederland. info@stichtingopen.nl Rabobank: NL44RABO

Carla du Pree. Johan Huizinga en de bezeten wereld. De rol van publieke intellectueel tussen twee wereldoorlogen ISVW UITGEVERS

Stichting Kunstenaars Herdenken 5 mei

- Wetenschappelijk onderzoek en onderwijs

De draadmodellen van P.H. Schoute, hoogleraar wiskunde te Groningen

institut pour la photographie Persbericht

Koptische, Gotische, Armeense, Ethiopische en Syrische vertaling

Koninklijk Zeeuwsch Genootschap Der Wetenschappen (1768- )

Peeters (V2).indd :31

COLLEGEDAG MAANDAG 5 NOVEMBER 2018 HET EGYPTISCHE GODENRIJK

Foundation for Dutch Heritage Overseas BELEIDSPLAN NEW HOLLAND FOUNDATION Hoofdstuk 1 Inleiding p. 2. Hoofdstuk 2 Huidige situatie p.

De Aankomst: Molukkers naar Nederland

Jaarplan Vereniging Oud Valkenburg 2012 (inclusief financiel inzicht)

Huishoudelijk reglement Stichting Ouderraad Erasmiaans Gymnasium

Goudzwaard School of Fair and Green Economics 1

Regeling Translation Grants for Foreign Publishers

De presentatie van Cultuurwijzer en Cultuurwijs

1. Inleiding. Etty Hillesum Onderzoekscentrum (EHOC)

OPROEP VOOR BIJDRAGE

Wie vindt, die zoekt verder. Speuren naar het verleden van je vereniging

Inventaris van het archief van het Nederlands Instituut voor Preventieve Geneeskunde TNO,

Sint-Jan Berchmanscollege

Herman Noordegraaf. P. Eldering. ( ) Een radicaal sociale predikant in de Remonstrantse Broederschap NARRATIO

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

AKKOORD TUSSEN DE REGERING VAN DE STAAT ISRAËL DE VLAAMSE REGERING INZAKE DE SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN ONTWIKKELING IN DE INDUSTRIE

Cursus Griekse Epigrafie

Hoe Monsanto een rol speelde bij intrekking geruchtmakende studie...

Sint-Jan Berchmanscollege

Inhoudsopgave INLEIDING 3 ONDERZOEK 4 COMMUNICATIE 5 ORGANISATIE 7 CONCLUSIES & AANBEVELINGEN 8 BIJLAGE 1: TOELICHTING KENNISINSTITUUT BIER 9

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Inhoud. Woord vooraf

Nummer Toegang: NDBK. Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst / Archief

STICHTING OTTO B. DE KAT

Couperus bij de buren. Een onderzoek naar de uitgaven van het werk van Louis Couperus bij Duitse uitgevers tussen 1892 en 1973 R.K.

UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK NIJMEGEN. HUMANIORA BIBLIOTHEEK COLLECTIE H.In.M. Middeleeuwse Geschiedenis

BELEIDSPLAN. Brederodestraat VG Amsterdam Nederland. info@stichtingopen.nl Rabobank: NL44RABO

Op reis door het rijk der Letteren en der Godgeleerdheid

Inventaris van de Dienstreglementen van Nederlandse en Internationale Spoorwegmaatschappijen, 19e-20e eeuw

Adviesraad Sociaal Domein

ruimte voor verschil

Jaarverslag van de Stichting. Canon De Noordoostpolder Jaarverslag 2016 Stichting Canon De Noordoostpolder. 1

Inventaris van het archief van het Oratorisch dispuut Α.Ρ.Ι.Ο.Ν.

Archief Kunsthandel Goupil (Den Haag)

VOORSTEL TOT WIJZIGING HUISHOUDELIJK REGLEMENT ten behoeve van Partijcongres 4 november 2017

Antieke bronnen en materiële cultuur van de Grieks-Romeinse wereld: GRIEKSE PAPYROLOGIE (1)

R A P P O R T VAN B E V I N D I N G E N

VGG) VERENIGING VAN _/ GRONINGER GEMEENTEN,

Inventaris van het archief van D.P.D. Fabius

CAHIER 23 DEUTERONOMIUM. onder redactie van K. SPRONK. Redactiecommissie: J. DUBBINK, J.W. DYK, P.J. VAN MIDDEN, K. SPRONK

JAARVERSLAG

Transcriptie:

Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis / Jaarverslag 2002

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis Jaarverslag 2002 Constantijn Huygens Instituut / Den Haag 2003

Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis (Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen) Bezoekadres Prins Willem-Alexanderhof 5 2595 be Den Haag Correspondentieadres Postbus 90754 2509 lt Den Haag Telefoon: (070) 331 58 00 Telefax: (070) 382 05 46 E-mail: chi - algemeen@chi.knaw.nl Internet: http://www.knaw.nl/chi Vormgeving Willem Nobbe (bno), Rijen Druk Koninklijke van de Garde bv, Zaltbommel isbn 90 76832 09 9

Inhoudsopgave Inleiding / 7 Het Constantijn Huygens Instituut / 11 Projecten / 17 Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevi Project Artes-faculteit civicima-project Aristoteles Semitico-Latinus/Avicenna Latinus Historische bronnen van Egmond Gruuthuse-project Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden Middelnederlandse Lancelotromans Erasmus: Opera Omnia Europa Humanistica Academiebibliotheken in Franeker en Groningen Hugo Grotius: Briefwisseling Hugo Grotius: Dichtwerken Biografie van Hugo Grotius Brieven in Remonstrantse archieven G.J. Vossius: Poeticae institutiones Antoni van Leeuwenhoek: Brieven Newtonianisme in de Republiek Johannes Antonides van der Goes: Ystroom (1671) Klikspaan: Studentenschetsen Guido Gezelle: Nagelaten en ongebundelde lyriek Vincent van Gogh: Briefwisseling Herman Gorter: Lyrische poëzie (1886-1905) Herman Gorter: Correspondentie Willem Elsschot: Volledig Werk Willem Frederik Hermans: Volledige Werken Thema / 41 Publicaties / 49 Overige activiteiten / 55 Vertegenwoordigingen / 61 Stages / 61 Lijst van medewerkers / 63 Zusammenfassung / 65 Summary / 69 Résumé / 73 De Monumenta-reeks / 77 Illustratieverantwoording / 80 5

Autograaf van Erasmus met een karikatuur (mogelijk zelfportret), rond 1516

Inleiding Het is nu een halfjaar geleden dat Movo stierf, kort voor zijn vijftigste verjaardag. Sindsdien is Jolente bezig om samen met twee medewerkers van het Constantijn Huygens Instituut een compilatie te maken van fragmenten uit haar vaders onmogelijke opus magnum Gedichten Gods. Na het Meertens Instituut is het Constantijn Huygens Instituut (chi) het tweede instituut van de knaw dat in een letterkundig werk is vereeuwigd, en wel in A.F.Th. s De Movo Tapes (2003). Voor het eerst konden de lezers hiervan kennis nemen in een voorpublicatie die tijdens de Amsterdamse Uitmarkt van 2002 werd verspreid. De geciteerde passage is een mooi eerbetoon aan het Instituut, dat zich sinds zijn oprichting tien jaar geleden een duidelijke plaats in en getuige het citaat ook buiten de academische wereld heeft verworven. In 1992 door een fusie van drie kleine Akademie-instituten en een nwo-project tot stand gekomen, vierde het chi op 19 december 2002 zijn jubileum met een feestelijke bijeenkomst in het Trippenhuis te Amsterdam. De president van de Akademie, prof. dr. W.J.M. Levelt, opende de bijeenkomst, waarbij hij terugblikte op tien jaar chi. Hierna volgde een boeiende causerie van de schrijfster Nelleke Noordervliet over nut en onnut van literaire nalatenschappen. Aansluitend hield prof. dr. Paul Schnabel, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, een onderhoudende en erudiete feestrede, waarin hij de werkzaamheden en functie van het chi binnen de maatschappij vanuit verschillende perspectieven belichtte. De bijeenkomst werd opgeluisterd door een optreden van het Tom Kwakernaat Ensemble, dat speciaal voor de gelegenheid door Kwakernaat op muziek gezette gedichten uit de moderne Nederlandse literatuur ten gehore bracht. De aanwezigen kregen een mini-cd met de jubileummuziek uitgereikt. Naar de mening van de deelnemers circa 150 in getal was het een geslaagde en zeer geanimeerde bijeenkomst. Het jaar 2002 was een bewogen jaar voor het Constantijn Huygens Instituut. Op 1 februari stelde het bestuur van de knaw de directeur van het Instituut, prof. dr. H.T.M. van Vliet, op non-actief. Het nam dat besluit omdat er sprake was van een onwerkbare situatie die geen basis meer bood voor een herstel van vertrouwen tussen personeel en directeur. Het bestuur van de knaw vond vervolgens prof. dr. H.A.G. Braakhuis, tot dan toe voorzitter van de wetenschapscommissie van het Instituut, bereid de leiding van het Instituut tijdelijk waar te nemen. Prof. Van Vliet heeft nadien, in juni 2002, besloten ontslag te nemen als medewerker van de knaw en daarmee als directeur van het Instituut. Het chi 7

weet zich erkentelijk voor de bijdrage die prof. Van Vliet vanaf de oprichting aan de ontwikkeling van het Instituut heeft geleverd. Om de aanstelling van een opvolger in goede banen te leiden heeft het bestuur van de knaw een Benoemings Advies Commissie (bac) in het leven geroepen. De leden van deze commissie zijn: prof. dr. F.P. van Oostrom (voorzitter), prof. dr. H.A.G. Braakhuis, prof. dr. H. van Dijk, dr. A. Kets-Vree, drs. C.H. Moen, G. van Veen en S. Premchand. Op 28 september overleed, 82 jaar oud, prof. dr. A.L. Sötemann, die meer dan vijftien jaar hoogleraar in de Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht is geweest. Prof. Sötemann was de grondlegger van de historisch-kritische editiemethode voor moderne Nederlandstalige auteurs. Hij zette zich in voor de oprichting in 1983 van het Bureau Basisvoorziening Tekstedities. Onder auspiciën van de knaw legde deze instelling zich toe op de uitgave van wetenschappelijk verantwoorde edities van Nederlandse literaire werken. Zij is een van de voorlopers van het chi geweest. Prof. Sötemann heeft ook de grondslag gelegd van de reeks Monumenta Literaria Neerlandica. Hij is het werk van het Instituut en de kwaliteit ervan altijd met kritische interesse blijven volgen. Het chi herdenkt hem met respect en dankbaarheid als een voorbeeld van filologisch vakmanschap en van literaire eruditie en verfijning. In 2002 kende het Instituut tevens een verandering in de organisatie. In plaats van drie zijn er nu twee werkgroepen actief: de werkgroep Middeleeuwen-Renaissance en de werkgroep Nieuwe Tijd. Hierdoor is de organisatie flexibeler geworden. De samenhang van de uit te voeren projecten is gewaarborgd op basis van de bijzondere expertise van de medewerkers binnen de beide werkgroepen. Bovendien wordt er door de medewerkers van het gehele Instituut nauw samengewerkt in commissies en gemeenschappelijke activiteiten. In dit kader dient vooral de ict/digitalisering genoemd te worden. Deze ontwikkeling biedt alle mogelijkheid tot intensief en interactief contact tussen de leden van de beide werkgroepen. De samenwerking met universiteiten en wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland stond ook dit jaar weer hoog op de agenda. Bestaande samenwerkingsverbanden (onder meer met het Institut de Recherche et d Histoire des Textes (irht) te Parijs, de Union Académique Internationale (uai), de Society for Textual Scholarship, de European Society for Textual Scholarship en de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition) werden indien mogelijk uitgebreid. In het kader van het Hermansproject was er intensieve samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en het Nederlands Instituut voor Wetenschappelijke Informatiediensten (niwi) van de knaw. De aansluiting bij het Emblem Project Utrecht, dat deel uitmaakt van de internationale Emblem Digitisation Research Group, maakt het mogelijk om editorische kennis en automatiseringsexpertise uit te wisselen en verder te ontwikkelen. Op het terrein van de intellectuele geschiedenis kwam samenwerking met de Universiteit Utrecht tot stand; een Veni-sub- 8

sidie van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) verschafte de middelen om het project Reflections of scientific debate in the Carolingian Renaissance te entameren (uitvoerder: dr. M.J. Teeuwen). Een overeenkomst met de Rijksuniversiteit Groningen leidde tot de uitgave van de brieven van de noordelijke humanist Rudolph Agricola. Met de Universiteit Aken (rwth) zijn verkennende besprekingen gevoerd over participatie in een door de Deutsche Forschungsgemeinschaft te ondersteunen Graduiertenkolleg ; overige deelnemers zijn o.a. de universiteiten van Münster en Bazel en het Institut des textes et manuscrits modernes (item/cnrs) te Parijs. In het afgelopen jaar is belangrijke vooruitgang geboekt op het terrein van de informatie- en communicatietechnologie ten behoeve van de editiewetenschap. Mede dankzij een bijdrage uit het Digitaliseringsfonds van de knaw konden twee ict-medewerkers worden aangesteld: een op beleidsniveau, drs. P. Boot, en een ter ondersteuning van het Willem Frederik Hermans Project, drs. B.R.I. Van Elsacker. In samenwerking met het Centrum voor Kennis- en Informatiemanagement (ckim) van de knaw is een strategienota vastgesteld voor de korte en middellange termijn, gericht op de inzet van ict bij onderzoek en publicatie. Kernpunten daarbij zijn: de website als publicatiemedium, digitale duurzaamheid, management van digitale projecten en de implementatie van xml/tei. De uitvoering van de strategie is inmiddels ter hand genomen. Alle medewerkers hebben de cursus Werken met xml gevolgd, verzorgd door het Institute of Information & Computing Sciences (Universiteit Utrecht). De opgedane expertise wordt in concrete projecten verder uitgebouwd. (Zie hierover het Thema in dit jaarverslag.) Vanzelfsprekend werd de traditionele publicatie in boekvorm ook dit jaar in ere gehouden. Enkele belangrijke werken zagen het licht. In maart verscheen Klikspaan, Studentenschetsen. Studie-uitgave, verzorgd door Annemarie Kets, Mariëlle Lenders en Olf Praamstra (Monumenta Literaria Neerlandica xiii, 1 en xiii, 2). Naar aanleiding hiervan organiseerde het chi op 16 maart 2002, samen met de Werkgroep Negentiende Eeuw, een symposium in het Leidse Academiegebouw. Tijdens het symposium, getiteld De wereld van Klikspaan, plaatsten sprekers uit verschillende wetenschappelijke disciplines de wereld zoals Klikspaan (pseudoniem van Johannes Kneppelhout) die weergaf en beleefde in een bredere context. De lezingen van het symposium zijn gepubliceerd in een speciale aflevering van het tijdschrift De Negentiende Eeuw. In augustus verscheen Rudolph Agricola, Letters, bezorgd door Adrie van der Laan en Fokke Akkerman, in de reeks Bibliotheca Latinitatis Novae, zoals gezegd het resultaat van samenwerking tussen de Universiteit Groningen en het chi. In oktober verschenen deel 3 en deel 4 van het Volledig Werk van Willem Elsschot: De Verlossing, bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke t Hoen en Lily Hunter, en Lijmen. Het Been, bezorgd door Peter de Bruijn m.m.v. Wieneke t Hoen. Deze delen werden op 2 oktober te Antwerpen gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van 9

het Willem Elsschot Genootschap. Ten slotte verscheen in november een nieuw deel in het project van Olga Weijers over de Middeleeuwse disputatietechniek: La disputatio dans les Facultés des arts au moyen âge. In het kader van het project Briefwisseling Vincent van Gogh (een samenwerkingsverband tussen het chi en het Van Gogh Museum) werd in het Van Gogh Museum een tentoonstelling ingericht met de titel De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Gogh. In deze expositie, die zeer veel belangstelling trok van bezoekers en media, werd aandacht besteed aan Van Gogh als briefschrijver en aan het onderzoek voor de nieuwe uitgave. De expositie bood een ideale gelegenheid om aan een ruimer publiek het belang van een wetenschappelijk verantwoorde editie van Van Goghs briefwisseling duidelijk te maken. In het algemeen kan gesteld worden dat de stimulerende belangstelling voor de werkzaamheden van het Instituut, zeker bij de viering van het tienjarig bestaan, aanleiding geeft tot de beste verwachtingen voor de toekomst. 10

Het Constantijn Huygens Instituut Algemeen Het Constantijn Huygens Instituut voor tekstedities en intellectuele geschiedenis (chi) is een onderzoeksinstituut van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (knaw). Het is opgericht op 1 januari 1992 en genoemd naar Constantijn Huygens (1596-1687), in wiens persoon de verschillende aspecten van de werkzaamheden van het Instituut worden belichaamd. Het chi verricht fundamenteel onderzoek betreffende de ontsluiting van bronnen. Hoofddoelstellingen zijn: het verzorgen en (doen) uitgeven van wetenschappelijke tekstedities, het uitvoeren van projecten op het gebied van de intellectuele geschiedenis, het leveren van een bijdrage aan de theorievorming op beide gebieden en het leveren van instrumenten ten behoeve van de ontsluiting van bronnen. De hierboven geformuleerde doelstellingen zijn nauw met elkaar verweven. Het chi verstaat onder intellectuele geschiedenis de geschiedenis van het intellectuele leven, de rol daarin gespeeld door personen en instellingen, de stromingen, de methoden en technieken, de communicatie tussen intellectuelen, de productie, verspreiding en receptie van teksten. De wetenschappelijke teksteditie moet niet los gezien worden van de intellectuele geschiedenis, aangezien iedere tekst is ontstaan en heeft gefunctioneerd in een culturele omgeving en niet onafhankelijk daarvan beschouwd kan worden; ook de literaire productie is veelal ingebed in het intellectuele leven. Het chi wil met zijn onderzoeksprogramma een functie vervullen ten dienste van de Nederlandse cultuur. Voor de periode van de Middeleeuwen en de Renaissance moet deze doelstelling ruim worden gehanteerd, aangezien een groot deel van het intellectuele leven toen nog niet aan landsgrenzen gebonden was. Wel zal in beginsel elk onderzoeksproject een Nederlandse component bevatten. Voor belangstellenden is er een folder over het Instituut beschikbaar in het Nederlands, het Duits, het Engels en het Frans. Actuele informatie is bijeengebracht op de website van het Instituut: http://www.knaw.nl/chi. Regelmatig zullen hier over de projecten van het chi aanvullende gegevens worden verstrekt. Wetenschapscommissie Het wetenschappelijk programma van het chi komt tot stand mede in overleg met een wetenschapscommissie. Deze bestond in 2002 uit prof. dr. H.A.G. Braakhuis (kun) (tot februari 2002), prof. dr. H. van Dijk (rug), voorzitter a.i., prof. dr. J.D.F. van Halsema (vu), prof. dr. M.G.M. van der Poel (kun), prof. dr. F.J. van Ingen (vu), prof. dr. J.J. Kloek (uu) en prof. dr. C.G. Meerhoff (uva). 11

Werkwijze Het onderzoek binnen het Instituut wordt uitgevoerd op projectmatige wijze, en wel in twee afdelingen: de werkgroep Middeleeuwen- Renaissance en de werkgroep Nieuwe Tijd. Elke werkgroep is verantwoordelijk voor een aantal (deel)projecten, die worden uitgevoerd door wetenschappelijke medewerkers. Deze zijn deels in vaste dienst en deels in tijdelijke dienst voor de duur van het project. Elk project wordt getoetst aan de algemene doelstelling van het Instituut; wetenschappelijk belang, tijdsplanning en beoogd eindresultaat worden van tevoren vastgesteld en zo nodig tussentijds aangepast. In het algemeen wordt aan elk project een projectcommissie verbonden; hiervoor worden deskundigen van buiten het Instituut uitgenodigd. Daarnaast draagt de algemene wetenschapscommissie via advies en overleg bij aan de totstandkoming van het wetenschappelijk beleid van het chi. Naast de werkgroepen beschikt hetchi over een afdeling beheer-administratie en over een secretariaat. In het voorjaar van 2001 onderging de structuur van hetchi een wijziging: de beide werkgroepen Middeleeuwen en Renaissance werden verenigd in een samenwerkingsverband dat onder leiding van de werkgroepleider Middeleeuwen kwam te staan. In de loop van het jaar 2002 werd deze wijziging door een reorganisatie reglementair bekrachtigd. De projecten die binnen het chi worden uitgevoerd betreffen voor het grootste deel tekstedities. Voor wat de Nieuwe Tijd betreft moeten drie soorten edities worden onderscheiden: de historisch-kritische uitgave, de studie-uitgave en de leeseditie. De eerste twee zijn bedoeld voor een wetenschappelijk publiek, waarbij een historisch-kritische uitgave wordt verkozen indien er meer dan één geautoriseerde versie van een tekst is overgeleverd. De leeseditie geeft eveneens een wetenschappelijk verantwoorde tekst, maar is bedoeld voor een breed publiek. De werkgroep Middeleeuwen-Renaissance wijdt zich behalve aan tekstedities ook aan andere vormen van bronnenontsluiting (zoals het Lexicon) en aan projecten op het gebied van de intellectuele geschiedenis, dat wil zeggen de op teksten gebaseerde geschiedenis van het intellectuele leven. De projecten van de werkgroep Nieuwe Tijd betreffen veelal tekstedities, maar met het onderzoek naar het Nederlandse Newtonianisme wordt nu ook binnen deze afdeling aan de bestudering van de geschiedenis van het intellectuele leven vorm gegeven. De werkgroepen van het chi zijn gehuisvest op de nulde, tweede en derde verdieping van de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Sommige medewerkers zijn elders gestationeerd, bijvoorbeeld in het Van Gogh Museum te Amsterdam. Internationaal De wetenschappelijke teksteditie wordt door h e t chi uitgevoerd vanuit een internationaal perspectief, maar met betrekking tot het nationale culturele erfgoed. Nationaal en internationaal wil het Instituut door middel van de organisatie van en deelname aan congressen, symposia en studiedagen bijdragen tot de theorievorming op het gebied van de wetenschappe- 12

lijke teksteditie en de intellectuele geschiedenis. Het chi streeft ernaar nieuwe inzichten op deze gebieden in de praktijk te brengen. Het chi onderhoudt rechtstreeks en via de werkgroepen contacten met diverse wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland. Soms is het een kwestie van patronage, zoals in het geval van de Union Académique Internationale (uai), soms gaat het om intensieve wetenschappelijke samenwerking, in een enkel geval is sprake van een bilateraal onderzoeksprogramma met een buitenlands instituut. De werkgroep Middeleeuwen-Renaissance is lid van de Fédération Internationale des Instituts d Etudes Médiévales (fidem) en heeft een samenwerkingsverband met de Nederlandse Onderzoekschool Mediëvistiek. Het Lexicon en het project Aristoteles Semitico-Latinus maken deel uit van een internationaal project van de uai. Het project Artes-faculteit geschiedt in samenwerking met het Institut de Recherche et d Histoire des Textes (irht) te Parijs. Het Erasmus-project en het Grotiusproject ressorteren onder de patronage van de uai. Voor het Erasmus-project is in de jaren zestig de Conseil international pour l édition des œuvres complètes d Erasme in het leven geroepen, een adviesraad die de uitgave begeleidt. Het project Europa Humanistica wordt uitgevoerd in een Europees samenwerkingsverband onder leiding van het irht te Parijs. De werkgroep Nieuwe Tijd is verbonden met de Arbeitsgemeinschaft für germanistische Edition (Osnabrück), met de Society for Textual Scholarship (New York), met het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (Gent) en met de eind 2001 mede op iniatief van het chi opgerichte European Society for Textual Scholarship. Specifieke samenwerkingsverbanden zijn vermeld bij de desbetreffende projecten. Publicaties In overleg met deskundigen van buiten het Instituut is een nieuw beleid ontwikkeld voor de productie, publicatie en verspreiding van door het Instituut verzorgde edities. Leesedities zullen al dan niet met steun van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds door een van de Nederlandse literaire uitgevers worden uitgegeven. De grote wetenschappelijke edities worden onder auspiciën van het Instituut zelf geproduceerd of bij een wetenschappelijke uitgeverij ondergebracht. Voor de productie en verspreiding van eigen publicaties zijn nadere afspraken met de Akademie gemaakt. Er wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van publicatie op cdrom en het Internet. Financiën De onderzoeksprojecten van het chi worden gefinancierd door de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen op basis van een lump sum-financiering, waarvan de hoogte jaarlijks door het bestuur van de Akademie wordt vastgesteld. Ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (nwo) draagt bij aan de geldmiddelen. Incidenteel worden (kleine) projecten ook betaald uit de zogenaamde derde geldstroom en voor een klein deel uit de opbrengst van de boekverkoop en royalties. 13

Stages Hoewel het chi geen onderwijstaken heeft, is het mogelijk voor studenten om binnen de werkgroepen voor een bepaald project een stage te volgen, in het algemeen voor de duur van drie maanden. De stages betreffen literatuur- en/of archiefonderzoek en dienen met name als ondersteuning bij het maken van een teksteditie. De stagiair neemt tevens deel aan alle activiteiten van de werkgroep, zoals het werkgroepoverleg en eventuele studiedagen, en aan algemene instituutsactiviteiten, zoals de maandelijkse werklunch, cursussen, en dergelijke. Interne commissies Commissie Informatie- en Communicatietechnologie P. Boot (vanaf september), H. Brinkman, P.G. de Bruijn (voorzitter), M.J. Eijgenraam, B.R.I. Van Elsacker (vanaf september), E.G.P. Huijing, P.W. Kegel, M.J. Teeuwen, G. van Veen. De commissie stelt zich ten doel bestuur en medewerkers van het Instituut te informeren en te adviseren over nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de ict. Haar belangrijkste wapenfeit voor het jaar 2002 was de ontwikkeling van een strategienota voor het te voeren ict-beleid op de korte en middellange termijn. Mede dankzij de versterking van de commissie (én het Instituut) met twee alfa-informatici (P. Boot en B.R.I. Van Elsacker) kon in het afgelopen jaar ook al een begin worden gemaakt met de daadwerkelijke uitvoering van een aantal onderdelen. (Zie voor uitgebreidere informatie het Thema in dit jaarverslag.) Daarnaast is de commissie actief betrokken geweest bij het aangaan van een samenwerkingsverband met het Emblem Project Utrecht, dat zoals het er nu naar uitziet in de nabije toekomst kan worden uitgebreid, waarmee het chi een waardig en werkbaar alternatief lijkt te hebben gevonden voor het in februari 2002 bij de Europese subsidieronde gesneuvelde project estate. De commissie ict verspreidt vier maal per jaar een digitale nieuwsbrief, waarin niet alleen relevante onderwerpen en nieuwe ontwikkelingen aan de orde komen, maar ook van bijgewoonde workshops en congressen verslag wordt gedaan. Commissie Public Relations J. Bloemendal, M.J.Eijgenraam, H.J.M. Nellen, A.M.I. van Oppenraay (voorzitter), B. Thijs, P.R. Werinussa. Eind 2001 werden in overleg met de toenmalige directeur H.T.M. van Vliet plannen ontwikkeld voor een nieuw pr-beleid van het Instituut. Na het vertrek van de directeur in het begin van 2002 heeft opnieuw overleg plaatsgehad, ditmaal met de interim-directeur H.A.G. Braakhuis en het bestuur van het Instituut. Besloten is dat A.M.I. van Oppenraay binnen het Instituut in samenwerking met P.R. Werinussa de vaste pr-activiteiten zal coördineren. Hieronder vallen onder meer de organisatie van de werklunches, boekaanbiedingen en diverse feestelijke bijeenkomsten en het contact met Akademie Nieuws. Kleinere evenementen die betrekking hebben op de verschillende projecten zullen in principe door de 14

betreffende medewerkers zelf worden georganiseerd, eventueel met ondersteuning. Voor grotere evenementen zal in wisselende bezetting een commissie ad hoc geformeerd worden. Zo was er in 2002 een aparte jubileumcommissie actief om een feestdag ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Instituut te organiseren. Deze commissie bestond uit J.A.W. Gielkens, M. Gumbert-Hepp, H.J.M. Nellen, A.M.I. van Oppenraay (voorzitter) en A. Kets-Vree. In 2002 organiseerde de pr-commissie de maandelijkse werklunches. Verschillende medewerkers verzorgden daarbij een lezing voor hun collega s. Op 17 januari sprak B. Thijs over de Ystroom, op 21 maart H. van Kempen over Herman Gorters poëzie, op 16 mei P.J.W.R. van Eekelen over het Lancelotproject, op 15 oktober de ict-commissie van hetchi over beleidsvoornemens en op 28 november L.S. Wierda over de vroege bestanden van de academische bibliotheken in Groningen en Friesland. In april bezochten de medewerkers van het chi de tentoonstelling Praal, ernst en emotie. De wereld van het Franse middeleeuwse handschrift onder leiding van de samensteller, mw. dr. A.S. Korteweg (Koninklijke Bibliotheek), in museum Meermanno-Westreenianum te Den Haag. In september brachten zij een bezoek aan het Van Gogh Museum te Amsterdam voor de tentoonstelling De noodzaak tot schrijven. De brieven van Vincent van Goghonder leiding van de chi-medewerkers die de tentoonstelling hadden georganiseerd, L.A.M. Jansen en J.C.A. Luijten. Commissie Intellectuele Geschiedenis H.G.M. Jorink, A. Kets-Vree, L.C. Palm, J. Trapman, O. Weijers (voorzitter). De commissie Intellectuele Geschiedenis beraadt zich over de wijze waarop binnen het chi vorm kan worden gegeven aan de beoefening van de intellectuele geschiedenis. In 2002 is de uitvoering van het project Geschiedenis van het Nederlandse Newtonianisme voortgezet. De commissie besprak voorts de mogelijkheid van andere projecten op het gebied van de intellectuele geschiedenis. Een van de desiderata is een editie van de omvangrijke briefwisseling van de filosoof Frans Hemsterhuis (1721-1790). Met de Universiteit van Amsterdam (mw. prof. dr. M. Mathijsen) zijn verkennende besprekingen gevoerd over deelname van het chi aan het project De constructie van het Nederlandse literaire verleden: Ordening, evaluatie en representatie van de literaire erfenis in de negentiende eeuw. Participatie door middel van een deelproject (over de rol van tekstedities binnen dit proces) zou een belangrijke bijdrage zijn aan het onderdeel Intellectuele geschiedenis binnen de werkgroep Nieuwe Tijd. Onderdeelcommissie G. van Veen (voorzitter), A.M.I. van Oppenraay (secretaris), M.J. Teeuwen. Als gevolg van de Wet op de Ondernemingsraden is er binnen het chi een Onderdeelcommissie (oc) actief. Deze commissie hield in 2002 een reguliere en vijf interne vergaderingen. Daarnaast vonden er vier ingelaste 15

De Tempel van Salomon, reconstructie door Isaac Newton, 1763 gesprekken met het bestuur van het chi en een gesprek met het bestuur en een afvaardiging van de knaw plaats. De oc organiseerde driemaal een informatiebijeenkomst voor de medewerkers in verband met het vertrek van de toenmalige directeur. In de reguliere vergadering met de interim-directeur kwamen de volgende onderwerpen aan de orde: de consequenties voor het Instituut van het vertrek van de directeur (externe relaties), de voorjaarsnota, de begroting, en de or/oc-verkiezingen van 2003. De oc was in 2002 betrokken bij de afronding van de wijziging in organisatiestructuur van het chi en bij de functiebeschrijving en profielschets van de nieuwe directeur. Bovendien is de oc vertegenwoordigd in de Benoemings Advies Commissie (bac). De zwaartepunten van de activiteiten van de oc zullen voor 2003 naar verwachting gevormd worden door de verkiezingen in maart en de verhuizing van het Instituut (gepland vanaf september 2003). Hetchi zal daarbij tijdelijk, voor ten minste één jaar, ondergebracht worden in een noodgebouw in de directe omgeving van de Koninklijke Bibliotheek. 16

Projecten le xicon la tinita tis ne derlandica e me dii ae vi M. Gumbert-Hepp, O. Weijers In het begin van het jaar 2002 is de eerste, voorlopige redactie van het Lexicon, het Woordenboek van het Middeleeuws Latijn van de Noordelijke Nederlanden, gereed gekomen. Dit was een grote opluchting, die echter niet lang duurde, want de bewerkers beseften dat er nog veel werk gedaan moet worden: de redactie van het supplement, en voorts de definitieve afwerking tot publicatie. Dit laatste kost erg veel energie: er is immers, in overleg met uitgeverij Brill te Leiden, besloten om de publicatie te versnellen en het materiaal van drie afleveringen in twee extra dikke fascikels per jaar onder te brengen. Naar verwachting zal het onderzoek, met inbegrip van de correctie van de drukproeven, per fascikel anderhalf keer zoveel tijd in beslag nemen. De publicatie van de fascikels 57 en 58 van het Lexicon (sele-singularitas; singulariter-stuverus) completeerde intussen band vii. proje ct art es- facult eit O. Weijers Het betreft een gemeenschappelijk onderzoekprogramma (sinds 1991) van het chi en het irht (Institut de Recherche et d Histoire des Textes) in Parijs. In het kader van dit programma, dat gericht is op de intellectuele geschiedenis van de Artes-faculteit, wordt gewerkt aan de samenstelling van een repertorium van magistri en teksten van de Parijse Artes-faculteit. Hiervan zijn de eerste vier afleveringen (A-B, C-F, G en H-Johannes C) inmiddels verschenen. Ook wordt onderzoek verricht naar onderwijsmethoden en programma s, in het bijzonder naar de rol van de disputatio aan de Artes-faculteit. Een eerste publicatie hierover, toegespitst op de Parijse universiteit, is in 1995 verschenen. Een tweede studie, La disputatio dans les Facultés des arts au moyen âge, verscheen in oktober 2002. Ten slotte zal een derde deel het verschijnsel van de disputatio in ruimer verband bestuderen, vooral de relatie tussen die van de Artes-faculteit en van de overige faculteiten, de voorgeschiedenis en de nawerking tijdens de Renaissance. c i v i c i m a - p r o j e c t O. Weijers, M.J. Teeuwen Het project civicima, de afkorting van Comité International du Vocabulaire des Institutions et de la Communication Intellectuelles au Moyen Age, bestaat sinds 1985 en wordt gesteund door een internationale commissie. Het omvat onderzoek en publicaties over het thema van het vocabulaire van het intellectuele leven in de Middeleeuwen. Er is om de twee jaar een symposium georganiseerd in verschil- 17

Een meester en zijn leerlingen. Miniatuur in een vroeg dertiende-eeuws handschrift

lende Europese landen en er zijn inmiddels negen delen verschenen in de reeks Etudes sur le vocabulaire intellectuel du moyen âge. M.J. Teeuwen is bezig met het samenstellen van een tiende en laatste deel, dat het materiaal van de vorige delen tot een synthese brengt en de lacunes daarin opvult. Het tiende deel zal in de zomer van 2003 verschijnen bij uitgeverij Brepols. aristotele s semit ico - latinus e n avicenna latinus A.M.I. van Oppenraay Het project Aristoteles Semitico-Latinus wordt uitgevoerd onder auspiciën van de Union Académique Internationale (uai). Het beoogt de uitgave van de Syrische, Arabische en Hebreeuwse vertalingen van de werken van Aristoteles, van de Latijnse vertalingen van deze vertalingen, en van middeleeuwse commentaren die binnen de context van deze vertaaltraditie werden vervaardigd. Bij het Constantijn Huygens Instituut zijn twee projectonderdelen ondergebracht: a. Afwerking van het project voor een tekstkritische editie van de Arabisch-Latijnse vertaling van Michael Scotus (ca. 1215) van Aristoteles De animalibus. Deel 3 van de editie, De generatione animalium, is in 1992 verschenen, deel 2, De partibus animalium, in 1998. Deel 1, Historia animalium, is in bewerking. b. Tekstkritische editie van de Arabisch- Latijnse vertaling van Michael Scotus (ca. 1230) van Avicenna s Libri de animalibus (ca. 1030). De editie zal vermoedelijk in twee delen verschijnen. Deel i: Historia animalium (= De animalibus i- x); deel ii: De partibus animalium. De generatione animalium (= De animalibus xi-xiv en xv-xix). De verschijning van deel i is afhankelijk van de voltooiing van het laatste deel van onderdeel a. Ter voorbereiding van een lezing, die A.M.I. van Oppenraay in oktober aan de Katholieke Universiteit Leuven hield bij gelegenheid van het afscheid van prof. dr. J. Brams, directeur van de Aristoteles Latinus, kon interessant onderzoek gedaan worden naar de marginalia van de voor de Arabico-Latijnse editie van Aristoteles tekst gebruikte Latijnse handschriften. Deze aantekeningen in de marge worden over het algemeen niet in de editie opgenomen. In nogal wat van de handschriften van Scotus vertaling uit de dertiende en veertiende eeuw komen dergelijke glossen voor. Zij zijn gewoonlijk door een andere en latere hand dan de teksthand bijgeschreven. Deze annotatie vond niet alleen plaats voor eigen gebruik van de lezer, maar ook als voorbereiding op later te vervaardigen commentaren, compendia en encyclopedieën. Geconcludeerd kon worden dat de marginalia de voornaamste, zo niet enige, sleutel vormen tot hedendaags begrip van het gebruik dat de lezers in die tijd van de tekst maakten. Natuurlijk streefden zij naar een bevredigende uitleg van de tekst, maar daarnaast ging hun belangstelling vooral uit naar bruikbare passages voor bijbelexegese en naar natuurwetenschappelijke en medische kennis. De benadering van de tekst was daarbij vaak allegorisch en moraliserend van karakter. Tijdens het onderzoek werd een verrassende ontdekking gedaan: in de marge van een handschrift uit Cambridge trof A.M.I. van Oppenraay een tot nu toe onbekend tweeregelig Middelengels vers aan, dat daar duidelijk als persoonlijk commentaar was toegevoegd (bij een passage uit Historia Animalium iv). De lezing 19

zal gepubliceerd worden in het tijdschrift Early Science and Medicine(uitgeverij Brill). historische bronnen v an eg mo nd M. Gumbert-Hepp Het project betreft de bestudering, uitgave en vertaling van bronnen met betrekking tot de abdij van Egmond (Annalen, Chronicon Egmundense en de Kroniek van Willelmus Procurator). Deze hele, nauw samenhangende tekstengroep is voor de Nederlandse historiografie van groot belang. Met het tweede gedeelte, de editie en vertaling van de Annalen, is in 2001 een aanvang gemaakt. In 2002 heeft het project als gevolg van een versnelde afwerking van het Lexicon Latinitatis Nederlandicae Medii Aevigeen belangrijke voortgang gemaakt, maar de collatie van de tekst en de eerste werkvertaling zijn gereed gekomen. g r u u t h u s e - p r o j e c t H. Brinkman Reeds lange tijd bestaat binnen de medioneerlandistiek een grote behoefte aan een wetenschappelijk verantwoorde, integrale editie van het befaamde Gruuthuse-handschrift (Koolkerke, collectie Familie Van Caloen). De enige uitgave waarin alle teksten uit dit van omstreeks 1400 daterende handschrift werden opgenomen verscheen in 1848-1849 in een gelimiteerde oplage. Niet slechts vanwege de moeilijke toegankelijkheid, maar vooral om de povere kwaliteit ervan is een nieuwe editie dringend gewenst. In 2001 werd daarom, in samenwerking met de Universiteit Utrecht, het initiatief genomen tot een project waarin wordt voorzien in een kritische uitgave van zowel de teksten als de muziek (het handschrift bevat onder meer, naast enige verstrooide liederen, een collectie van 147 liederen, vrijwel alle met muzieknotatie). Een in 2001 ingediende aanvraag bij het Vlaams-Nederlands Comité voor subsidiëring van een multi-disciplinair onderzoeks- en editieproject Het Gruuthuse-handschrift en zijn wereld, waarin samenwerking werd voorgesteld tussen het Constantijn Huygens Instituut, de Universiteit Utrecht, de Universiteit Gent, de Universiteit Antwerpen-ufsia en de Katholieke Universiteit Leuven, werd weliswaar zeer gunstig beoordeeld, maar helaas niet gehonoreerd. Hierdoor werd het onmogelijk om volledige uitvoering te geven aan de oorspronkelijke ambitie, die inhield dat behalve aan literair-historische en musicologische aspecten ook ruimschoots aandacht zou worden geschonken aan boekverluchting en aan de historische contouren van het sociale milieu waartoe de dichters behoorden. Wat overblijft is het voornemen om tot een integrale, kritische editie van tekst en muziek in het handschrift te komen. Tevens zal worden getracht een modus te vinden om althans een deel van de onderzoekingen met betrekking tot het handschrift alsnog gestalte te geven, zij het dan binnen een noodzakelijkerwijs beperkter kader. Een gevoelige tegenslag vormde het onverwachte overlijden van prof. dr. C. Vellekoop (Universiteit Utrecht), die de kritische bewerking van de melodieën op zich zou nemen. Inmiddels is het werk aan de diplomatische transcriptie van zowel de tekst van het Gruut- 20

huse-handschrift als van de parallelle overlevering voortvarend ter hand genomen. Gestreefd wordt naar een editie die zowel een papieren als een digitale component omvat. Voor het digitale deel van de editie werd gekozen voor een xml-formaat. In 2002 werd tevens een begin gemaakt met de tekstconstitutie en de literair-historische situering van de collectie, op basis van onderzoek naar enkele afzonderlijke, maar voor de tekstverzameling belangrijke teksten. Twee publicaties die uit het onderzoek voortkwamen verschenen in het tijdschrift Queeste. mid delee uwse verzamelhandschriften uit de nederland en (mvn) H. Brinkman Dit jaar is een begin gemaakt met de digitale heruitgave van het Geraardsbergse handschrift, het inmiddels uitverkochte eerste deel dat verscheen in de reeks Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden. De editie is gebaseerd op xml-documenten die zijn gecodeerd volgens de richtlijnen van het Textual Encoding Initiative (tei). (Zie het Thema in dit jaarverslag.) Naar verwachting zal de uitgave worden voltooid in de loop van het jaar 2003 en raadpleegbaar zijn op de website van het Constantijn Huygens Instituut. mid delnede rla ndse l a n c e l o t r o m a n s P.J.W.R. van Eekelen Voor de vervaardiging van een volgend deel van het project Lanceloet, de Middelnederlandse vertaling van de Lancelot en prose overgeleverd in de Lancelotcompilatie, is er in 2001 een aio-plaats toegekend, die door het chi en de Universiteit Utrecht wordt gefinancierd. In 2002 heeft P.J.W.R. van Eekelen zijn werkzaamheden voor de vaststelling van de werktekst voortgezet. eras mus : op era omnia E.G.P. Huijing, L.L.E. Schlüter, J. Trapman De uitgave van Erasmus Opera Omniais een langlopend internationaal project, uitgevoerd onder auspiciën van de Conseil international pour l édition des œuvres complètes d Erasme en de Union Académique Internationale. De kopij wordt geleverd door specialisten uit binnen- en buitenland. Sinds 1969 zijn 29 banden verschenen; bij voltooiing zal de Erasmuseditie circa 56 banden omvatten. Er bestaat een nauwe samenwerking met het Canadese project Collected Works of Erasmus, een Engelse vertaling met commentaar. In overeenstemming met Erasmus eigen wensen is de Erasmuseditie niet chronologisch ingedeeld, maar naar ordines (afdelingen). Dit zijn: i. filologisch-literaire werken; ii. adagia (spreekwoorden met commentaar); iii. brieven; iv. geschriften op het gebied van de ethiek; v. godsdienstige en theologische geschriften; vi. Nieuwe Testament (Griekse en Latijnse tekst; aantekeningen); vii. parafrasen van het Nieuwe Testament; viii. kerkvaders (edities en vertalingen); ix. apologieën. Het Romeinse cijfer van een deel in de Opera Omnia correspondeert met de genoemde indeling in ordines. Inmiddels zijn verschenen de delen i, 1-7; ii, 1-2, 4-8; iv, 1, 1a-3; v, 1-5; vi, 2, 5; vii, 6; ix, 1-3. Aan het einde van het verslagjaar waren de werkzaamheden 21

aan de delen ix, 4; vi, 6 en vi, 8 zover gevorderd dat deze in 2003 kunnen verschijnen. europa humanis tica H.J.M. Nellen, S. Surdèl In de zomer van 1999 besloot de directie van het Constantijn Huygens Instituut te participeren in het project Europa Humanistica, een internationaal onderzoek dat werd opgezet door het Institut de Recherche et d Histoire des Textes (irht) te Parijs. Het doel van Europa Humanistica is een meerdelig naslagwerk waarin een overzicht wordt gegeven van Europese humanistische filologen uit de zestiende en zeventiende eeuw en hun edities van (post)-klassieke auteurs. Op basis van chronologische overzichten, die rond belangrijke editoren of editie-centra zijn opgezet, zullen (delen uit) de voorwerken (dedicaties, berichten aan de lezer, liminaire poëzie, etc.) worden afgedrukt. Op die manier zal inzicht worden verschaft in de verwerking van handschriften voor edities en in de beweegredenen om de teksten aan het lezerspubliek aan te bieden. Een dergelijk repertorium zal ook licht werpen op de waardering voor de uitgegeven teksten, alsmede op de onderlinge betrekkingen die de filologen ter bevordering van hun arbeid onderhielden. In de reeks Europa Humanistica. Collection publiée par l Institut de Recherche et d Histoire des Textes is inmiddels verschenen: J.-Fr. Maillard et alii (eds.), La France des humanistes, Hellénistes i (Turnhout 1999). Hetchi zal in eerste instantie een deel verzorgen over edities van geleerden uit de Nederlanden tot 1575, het stichtingsjaar van de Leidse universiteit. Het is de bedoeling een volgend deel te wijden aan de bloeitijd van de Nederlandse klassieke filologie in de zeventiende eeuw. In 2000 is door de Nederlandse onderzoekers een groslijst van humanisten-editoren opgesteld. Met de eigenlijke werkzaamheden is toen een begin gemaakt. Inmiddels wordt er gewerkt aan de lemmata Rudolph Agricola, Gybertus Longolius, Petrus Nannius en Theodorus Pulmannus. Aangezien veel van de geselecteerde humanisten hun voornaamste werkkring hadden aan het Collegium Trilingue te Leuven, werden er ook collega s uit België bij het werk te betrokken. Tevens zijn er principeafspraken gemaakt met Nederlandse collega s buiten het Constantijn Huygens Instituut. De uitvoering van dit project kent bijzondere problemen die samenhangen met de locatie van de vaak zeldzame edities, vooral die uit de begintijd van het Nederlandse humanisme. De uiteindelijke presentatie van het onderzoeksmateriaal vereist eveneens nader beraad. Ten slotte is het voor de consistentie van de uit te geven reeks van belang dat methoden en technieken van de deelnemende landen zoveel mogelijk op elkaar afgestemd worden. Met dit doel brachten medewerkers van het irht (Marie-Elisabeth Boutroue, Jean-Marie Flamand en Jean-François Maillard) in januari 2002 een bezoek aan het chi. Onderwerp van bespreking was onder meer de relatie tussen de traditionele publicatie in boekvorm en de inhoud van een inmiddels in Parijs ontwikkelde database (b.u.d.e.). Ofschoon er rekening moest worden gehouden met de wensen, mogelijkheden en historische omstandigheden die per deelnemend land verschillen, lukte het om voor de komende jaren een gemeenschappelijk beleid op te stellen. Enkele 22

Zicht op Deventer, kopergravure van Joh. Christiaens, 1615 afspraken verdienen hier vermelding. Er is nu een centrale richtlijn voor het samenstellen van de lemmata, geaccepteerd door de Franse, Duitse en Nederlandse deelnemers aan het humanistenproject. Daarmee kunnen deze onderzoekers een voortrekkersrol vervullen voor andere teams die nog bezig zijn met de voorbereiding van hun deelname, zoals dat in Spanje en Italië het geval is. Deze richtlijn verschaft een beter model voor de beschrijving van gedrukte werken en de handschriften waarop zij berusten. Het chi beschikt nu over de gemeenschappelijke database b.u.d.e., die ter ondersteuning van de uiteindelijke publicatie wordt bijgehouden. Voorlopig blijft deze gegevensbank alleen toegankelijk voor de deelnemers aan het project Europa Humanistica. Ten slotte is gesproken over de mogelijkheden van gezamenlijk door het chi en het irht in te dienen subsidie-aanvragen op Europees niveau. aca demiebib lio theken in fra ne ker en g roninge n R. Stein (t/m oktober 2001); L.S. Wierda (vanaf november 2001) In 1999 is een begin gemaakt met een gemeenschappelijk onderzoeksproject van het chi en de Fryske Akademy. Het project heeft tot 23

thema de voor- en vroege geschiedenis van de bibliotheken van de academies/universiteiten te Franeker en Groningen (respectievelijk gesticht in 1585 en 1614). De uitvoerder van het project is gestationeerd aan de Fryske Akademy te Leeuwarden. Met dit onderzoek wordt beoogd de intellectuele geschiedenis van de Noordelijke Nederlanden inzichtelijker te maken. Daartoe wordt studie gemaakt van de samenstelling van de twee academiebibliotheken en hun rol bij het onderwijs aan beide academies. Van de Franeker bronnen (gedrukte bibliotheekcatalogi uit de zeventiende eeuw) wordt daartoe een ruim geannoteerde editie gemaakt. In de inleidende hoofdstukken wordt het Franeker materiaal, dat tot nu toe niet in zijn geheel is ontsloten, vergeleken met het Groninger materiaal, dat door J.M.M. Hermans al uitgebreid is bewerkt. Daarnaast wordt in het inleidende deel de geschiedenis van de bibliotheken, hun functioneren en hun samenstelling besproken. Niet alleen de catalogi zijn onderzoeksobject. Ook de boeken zelf, voor het grootste deel nog bewaard in respectievelijk Tresoar, afdeling Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden, en in de Universiteitsbibliotheek van Groningen, worden bekeken. Relevante gegevens zoals aanwijzingen over eerder bezit, specifiek Franeker kenmerken zoals een band met het stempel van de academie, gebruik van het boek (annotaties, onderstrepingen e.d.) en de wijze waarop het boek werd bewaard (bijvoorbeeld sporen van kettingklampen) zullen in de editie worden opgenomen. Voor de Franeker academiebibliotheek zijn in de zeventiende eeuw zes catalogi uitgegeven. Van de vroegste catalogus, gedrukt in 1601, zijn geen exemplaren bekend; van de overige wel. Deze zijn gedrukt in 1626, 1635, 1644, 1656 en 1691-1694. De laatste catalogus wordt als uitgangspunt genomen voor de editie: hierin staan verreweg de meeste titels (ca. 1070). De quarto-formaten zijn hierin voor het eerst systematisch opgenomen. Bovendien zijn titels die vermist waren sinds 1648, toen er meer dan 150 werken werden gestolen, voor een deel weer aangevuld. Opmerkelijk is dat de aanzienlijke afdeling Hebraica (bijbels en commentaren) die in de catalogus van 1656 40 titels bevatte, geheel ontbreekt in de catalogus van 1691-1694. Aangezien de catalogus van 1691-1694 een standcatalogus is, die de werken beschrijft in de volgorde waarin ze in de kasten stonden, is het denkbaar dat de Hebreeuwse werken tijdens de samenstelling van deze catalogus niet in de bibliotheek aanwezig waren. De afwezigheid van deze werken in de laatste gedrukte catalogus van de zeventiende eeuw is in ieder geval een punt van nader onderzoek. Het opnemen van álle catalogi uit de zeventiende eeuw in de editie brengt een aantal verschillen aan het licht die mogelijk duiden op veranderde inzichten. Zo zijn er aanzienlijke verschillen tussen de catalogus van 1656 en die van 1691-1694 in de beschrijving van de inhoud van de Bibliotheca Patrum. Dit is een zeventiendelig werk in vijftien banden waarin vanaf de eerste eeuw na Christus tot en met de zestiende eeuw de schrijvers van theologische werken worden behandeld. In de catalogus van 1656 wordt ruime aandacht geschonken aan de levens van de schrijvers: hun jaren van geboorte en overlijden, of ze de marteldood stierven, een nadere bepaling van de persoon 24

als er twee schrijvers met dezelfde naam voorkomen. In de latere catalogus ontbreken deze beschrijvingen en wordt meestal volstaan met een korte aanduiding van de werken van de betreffende auteur. Kleinere verschillen, wellicht ook veelzeggend, betreffen het weglaten in de latere catalogus van aanduidingen als S voor sanctus voor bepaalde namen en het consequent weglaten van dezelfde afkorting S(ancta) voor Romana Ecclesia. Het is de bedoeling dat ook deze verschillen én hun eventuele oorzaken worden behandeld in het inleidende deel. hug o grot ius: b rie fwis seling H.J.M. Nellen, C.M. Ridderikhoff De uitgave van de correspondentie (1594-1645) van Hugo Grotius met historische annotatie en registers, verschenen onder de titel Briefwisseling van Hugo Grotius, werd in juni 2001 afgesloten met de publicatie van deel xvii, een supplement dat 310 brieven en 85 bijlagen uit de periode 1583-1645 bevat. Aan dit deel werden drie cumulatieve registers toegevoegd, vervaardigd door C.M. Ridderikhoff. Deze registers vergemakkelijken de toegang tot de brieven in de delen i-xvii. De Briefwisseling van Hugo Grotiusverscheen in de Grote serie van de Rijks Geschiedkundige Publicatiën, uitgegeven door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ing). Op de Internetsite van het ing verscheen in 2002 een vierde cumulatief register van alle persoons- en plaatsnamen in de zeventien delen van de Briefwisseling, tezamen met de drie, reeds in deel xvii afgedrukte cumulatieve registers. In het verslagjaar maakten veel onderzoekers gebruik van de cumulatieve registers op de website van het ing. Het ging vooral om genealogen in binnen- en buitenland, die met behulp van het Internet de geschiedenis van hun familie probeerden te achterhalen en zo ook de Briefwisseling van Hugo Grotius op het spoor kwamen. hugo grotius: d icht werken A.C.G.M. Eyffinger, M. van Oosterhout Ter voltooiing van de reeks Dichtwerken van Hugo Grotius / The Poetry of Hugo Grotius dienen nog twee delen te worden uitgebracht. Eén deel zal de posteriora ofwel de latere oorspronkelijke Latijnse poëzie van Grotius uit de periode 1609-1645 omvatten. Het betreft hier ongeveer 3500 verzen gelegenheidspoëzie. In het andere deel zal de poëzie worden opgenomen die Hugo Grotius schreef om gravures of schilderijen toe te lichten. In 2002 heeft overleg plaatsgevonden over de financiering ten behoeve van deze reeks. Drs. M. van Oosterhout (kun) verrichtte als stagiair voorbereidend onderzoek naar de posteriora, met name naar de gedichten die in Grotius kring werden gemaakt naar aanleiding van de miraculeuze ontsnapping uit Slot Loevestein (maart 1621). In de zomer van 2002 werd over de uitgave van het deel Gravure-poëzie in de reeks Dichtwerken van Hugo Grotiusovereenstemming bereikt met dr. A. Eyffinger als extern medewerker van het Instituut. In het najaar inventariseerde deze bewerker de tekstbestanden en deed hij een eerste verkennend onderzoek in de collecties van het Rijksprentenkabinet, de Atlas van Stolk, het Koninklijk Huisarchief en de Koninklijke Bibliotheek. In september bezocht hij congressen te Cambridge en 25

Oxford. Hij sprak op het congres Neo-Latin and the Visual Arts, georganiseerd in Clare College door de Cambridge Society for Neo- Latin Studies, over The Poet and the Prince, Grotius Maurice Epigrams and Genealogy of the House of Orange. Vervolgens stelde hij in Oxford op Corpus Christi College tijdens het Eerste Passmore Edwards Symposium onder de titel Ut Pictura Poesis: Pastoral Poetry and Power Politics een groot bestand aan gravurepoëzie ter discussie. Tijdens zijn bezoek aan Engeland deed hij voor het deel Gravurepoëzie onderzoek in een reeks universiteits- en college-bibliotheken in Cambridge en Oxford, alsmede in de collecties van het Victoria & Albert Museum, de British Library en het British Museum in Londen. Belangrijkste resultaten van dit bezoek waren enige onbekende staten van gravures, de mogelijke toeschrijving van een gravure-gedicht aan Grotius en nieuwe gegevens over de Genealogia Nassovii. Inmiddels vordert de bewerking van het tekst- en gravurebestand gestaag. Daarnaast worden de gravure-poëzie en historieprenten ook voor andere projecten benut. Grotius serie gedichten bij gravures van De Gheyn op het thema Omnium rerum vicissitudo, alsmede enige historieprenten met Maurits-epigrammen zullen figureren op een tentoonstelling die A. Eyffinger in het voorjaar van 2003 in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken inricht in Wenen in het kader van het Nederlands voorzitterschap van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (ovse) en die vervolgens een zestal steden in de wereld zal aandoen. Met de directies van het museum van Gorcum en van Slot Loevestein is A. Eyffinger de inrichting van een tentoonstelling in september 2004 overeengekomen over Grotius Hollandse jaren. Uitgangspunt voor deze tentoonstelling zullen de gedichten van Grotius bij gravures en historieprenten zijn, toegelicht met tekstbestanden uit andere werken van De Groot. De bewerker verwacht dat het volledige tekst- en prentenbestand voor het deel met de gravurepoëzie in het najaar van 2004 ter beoordeling aan de opdrachtgever kan worden voorgelegd. biog raf ie v an hug o g rot ius ; brie - ve n in remonstrantse archieven H.J.M. Nellen Na voltooiing van de Briefwisseling van Hugo Grot i u s werd een begin gemaakt met de redactie van een biografie van Hugo Grotius op basis van zijn correspondentie. Voor de uitgave van deze biografie heeft het Prins Bernhard Fonds een subsidie verstrekt. In het verslagjaar werd vooral onderzoek gedaan naar de vroege jeugd en de eerste fasen van Grotius politieke carrière in Holland (De Hollandse Jaren 1583-1621). Grotius wierp zich op als een voorstander van de politiek van landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt. Steeds uitte hij zich in geleerde publicaties, pamfletten, redevoeringen, vergaderingen en vertrouwelijk overleg zonder een blad voor de mond te nemen. Zelfs liet hij gedeelten uit zijn correspondentie in pamfletten van partijgenoten publiceren, ofschoon hij besefte dat hij daarmee de verzenders in een lastig parket kon brengen. Zo verscheen er in 1616 een uitvoerig pamflet van de hand van Jacobus Taurinus, waarin de tolerante godsdienstpolitiek van Oldenbarnevelt verdedigd werd. Het pamflet bevatte tien lan- 26