De Arabische Lente en geopolitiek



Vergelijkbare documenten
TRANSATLANTIC TRENDS 2004 NETHERLANDS

Oorlog in Syrië en de internationale context

TRANSATLANTIC TRENDS - NETHERLANDS

Twee jaar na de start van de Arabische revoluties. Uitdagingen voor België en Vlaanderen

Focus. De Arabische lente

Belangen: Wel of niet ingrijpen in Syrië?

ALTERNATIEVEN 4. OBSTAKELS OP WEG NAAR VREDE 5. HOUDING VAN VS EN EUROPA 6. CONCLUSIE

Werkstuk Aardrijkskunde Irak conflict

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ROESELARE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Opstel Aardrijkskunde Conflicten in Syrie

Oorlog in Syrië en de internationale context

De Iraanse revolutie (1979) en zijn gevolgen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTEMARK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen SPIERE-HELKIJN. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen LANGEMARK-POELKAPELLE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

16 november Onderzoek: Veiligheidsgevoel na aanslagen Parijs

Macht en waarden in de wereldpolitiek

Koos van Dam: 'Rusland is het enige land dat gewoon met Syrië communiceert'

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen KORTRIJK. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen OOSTENDE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen ARDOOIE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen RUISELEDE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

Instructie: Landenspel light

ARABI SCHE LENTE EN GEOPOLITI EK J STREET: JOODSE LOBBY IN VS NI EUW LEVEN VOOR BENELUX? NATO S TACTI CAL NUKES COLUMN: OBAMA S PRES IDENTSCHAP

Vlaamse buitenlandse wapenhandel in 2016

Aan: de Minister-President de Minister van Defensie de Minister van Buitenlandse Zaken. Van: Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Samenvatting Geschiedenis Koude oorlog h1 en h2

Hoop op democratie in het Midden Oosten

Nieuwe Golfoorlog in de maak?

De zesdaagse oorlog (1967)

Marianne van Leeuwen Atlantische onderwijsconferentie 18 april 2013

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0058/1. Amendement. Sabine Lösing, Tania González Peñas namens de GUE/NGL-Fractie

TERRORISME EN ANDERE BEDREIGINGEN VOOR DE NATIONALE VEILIGHEID ALS GEVOLG VAN MILITAIR INGRIJPEN IN IRAK

3 september Onderzoek: Internationale spanningen en conflicten

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Samenvatting Geschiedenis Hoofdstuk 2

Flitspeiling NAVO. Opinieonderzoek naar het draagvlak voor de NAVO onder het Nederlands publiek. Ministerie van Defensie

De parlementaire democratie is goed voor u, maar niet voor mij

Datum 12 juni 2013 Betreft Beantwoording vragen van het lid Omtzigt over het artikel 'Timmermans goede bedoelingen brengen Syrië dichter bij de hel'

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus BA Amsterdam

Het mysterie: Moord op Lumumba

Wat betekenden de verschillen tussen Noord en Zuid-Korea voor de Koude Oorlog? (conclusie)

Het dagelijks leven van ons allemaal vindt voor een steeds groter deel plaats in de digitale ruimte. Ook de dreigingen voor de nationale veiligheid

T4 Oefen SED Geschiedenis Module 6

betreffende de erkenning van Palestina als onafhankelijke staat

fiud / SfiP B v u / uur

A8-0316/13

BRON 8. Passage uit de Schumanverklaring

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Vervolg en einde van De Koude Oorlog: (10.1 & 10.3)

Zittingsdocument B8-0132/2014 ONTWERPRESOLUTIE

Zittingsdocument ONTWERPRESOLUTIE. ingediend overeenkomstig artikel 123, lid 2, van het Reglement

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Datum 5 december : de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Een democratie is een staatsvorm waarbij de bevolking direct of indirect invloed uitoefent op de politieke besluitvorming.

DE LEGALITEIT VAN DE INTERNATIONAALRECHTELIJKE RECHTVAARDIGINGSGRONDEN VOOR DE WESTERSE INTERVENTIES IN SYRIË EN IRAK.

Herdenking Capitulaties Wageningen

Geschiedenis (nieuwe stijl) en geschiedenis en staatsinrichting (oude stijl)

Samenvatting geschiedenistoets hoofdstuk 6: Een tijd van revoluties

Moeilijke besluiten voor de Europese Raad

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 februari 2004 (03.03) (OR. en) 5655/04 LIMITE PV/CONS 2 RELEX 33

5,7. Werkstuk door een scholier 2162 woorden 23 januari keer beoordeeld. Geschiedenis. Voorwoord

NAVO-plus en Bosnië-missie Publieke opinies in vier landen

Koude Oorlog. SE 3 Tijdvak 1 AVONDMAVO MIDDAGMAVO GESCHIEDENIS Deze toets bestaat uit 38 vragen

Verenigde Staten Ontwikkeling van de burgerrechten

Tussen Thomas Jefferson en Woodrow Wilson

Verslag Geschiedenis Tijdvakkendossier tijdvak 10: tijd van televisie en computer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tijdvak I. 31 oktober : 30-10:00.

Bijlage VMBO-KB. geschiedenis en staatsinrichting CSE KB. tijdvak 2. Bronnenboekje. KB-0125-a-12-2-b

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Leila Jordens-Cotran RIMO 2013

Olie crisis? 24 juni 2014

Natalia Tsvetkova. Samenvatting

Voorwoord 9. Inleiding 11

DINGEN DIE JE MOET WETEN

De Saoedi s deugen niet, integendeel.

Samenvatting Geschiedenis Examenkatern: dekolonisatie en koude oorlog in vietnam

betreffende een wapenembargo tegen Saudi-Arabië

Fiche Kleurrijk West-Vlaanderen BRUGGE. Opsplitsing in nationaliteitsgroepen

De koude oorlog Jesse Klever Groep 7

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl II

Inhoud. Zijn we onze geopolitieke en geo- economische zekerheden kwijt? 11

Eindexamen geschiedenis en staatsinrichting vmbo gl/tl I

Samenvatting door een scholier 2007 woorden 29 januari keer beoordeeld. Geschiedenis Sprekend verleden

Geschiedenis Amerika en Frankrijk in de tijd van pruiken en revoluties: een overzicht. Een les van: Bor

Toespraak van de Voorzitter van de Eerste Kamer, Mr. A. Broekers-Knol, bij de Ambassadeursconferentie op donderdag 31 januari 2019

Communicatie en strategie van de Afghaanse Taliban, vanuit het perspectief van het leiderschap

Rik Coolsaet Peter Debaere, Goedele De Keersmaeker, Jennnifer Kesteleyn, Dries Lesage, Skander Nasra, Thijs Van de Graaf, Mattias Vermeiren

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Datum 17 september 2002

Belangen: Rusland versus de EU

SO 1. Tijdvak II AVONDMAVO Historisch Overzicht

De Vietnam-oorlog. De Vietnam-oorlog. De Vietnam-oorlog. De Vietnam-oorlog. Twee grote processen

"De Arabische lente" en de problematische werkelijkheid'

Aan: de Minister-President de Minister- van Defensie de Minister van Buitenlandse Zaken. Van: Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Landenspel. Duur: 30 minuten. Wat doet u?

De politieke veranderingen van de sjiieten voor en na de Baathpartij

DE PUBLIEKE OPINIE EN HET EUROPA VAN DE DEFENSIE: Resultaten van een Europese opiniepeiling

KOUDE OORLOG. Opgavenblad

Examen VMBO-GL en TL 2005

Transcriptie:

De Arabische Lente en geopolitiek Marianne van Leeuwen Sinds het begin van 2011 staan Noord-Afrika en het Midden-Oosten hoog op internationale agenda s. De huidige opstandigheid is door de combinatie van omvang, spreiding en taaiheid uitzonderlijk in de regio. In een reeks Arabische staten zijn revoltes ontstaan tegen de heersende machten. De oorzaken zijn niet identiek en het verloop is dat ook niet. Zo hebben de heersers van Tunesië en Egypte zich veel minder hardnekkig en minder bloederig verzet dan hun belaagde soortgenoten in Libië en Syrië dat nu 1 nog doen. Of de massaprotesten werkelijk tot substantiële hervormingen leiden en wat zulke hervormingen zullen inhouden, is voorlopig nog erg onzeker. Er is echter al genoeg voorgevallen om te stellen dat het gaat om veel méér dan geïsoleerde incidenten. Kenmerken van demonstranten Wat zijn de wezenlijke kernmerken van de Arabische Lente? De opstandige bevolkingen zijn overwegend islamitisch en spreken overwegend Arabisch. Hun demografische opbouw vertoont dikwijls een hoog percentage jongeren. Velen van hen zijn, zelfs als zij een opleiding hebben genoten, langdurig werkloos. Een fors deel van de bevolkingen in kwestie heeft heel beperkte sociaal-economische vooruitzichten. De demonstranten zijn vaak, maar zeker niet uitsluitend, redelijk opgeleide jonge mannen en, in mindere mate, vrouwen. Zij verzetten zich tegen politiek machtsmisbruik en economische corruptie. Ze willen verregaande politieke en economische hervormingen. Ze confronteren de zittende machthebbers met die eisen, en als die niet snel of adequaat genoeg reageren, eisen de demonstranten hun aftreden. Ze willen werk, ze willen verkiezingen, ze willen veiligheid op straat, ze willen gerechtigheid. En wel onmiddellijk. Hun politieke organisatiegraad is meestal laag. Dat is niet verwonderlijk. De overheid heeft immers in de regel de ontwikkeling van een volwassen politieke oppositie jarenlang in de kiem gesmoord. Over een doorwrochte eigen politieke agenda beschikken de protestleiders meestal niet. Wel zijn ze heel behendig met moderne sociale media en daardoor in staat snel en massaal demonstraties op de been te brengen. Ze formuleren hun eisen heel globaal en voorshands kunnen ze beter aangeven waar ze tegen zijn dan hoe hun wensen, slogans haast, verwerkelijkt kunnen worden en wie daar dan precies voor moet zorgen. Uitzondering op het gebrek aan ideologie en organisatorische ervaring vormen islamitische bewegingen als de Moslim Broederschap. Die hebben zich weliswaar ook in de oppositie moeten ontwikkelen, maar ze hebben decennialange ervaring in ondergronds opereren. Zij hebben niet het initiatief genomen tot de actuele protestgolf. Ze komen veeleer op die golf mee omhoog en blijven beter drijven dan de ongeorganiseerden. Er lijkt één grote afwezige te zijn geweest bij het uitbarsten van alle demonstraties: terroristische jihadistische organisaties, al dan niet verwant aan Al-Qaida. Zij hebben de uitbarsting van onlusten niet gestimuleerd en haar ook niet zien aankomen. Dat laat onverlet dat Al-Qaidoïde organisaties kunnen proberen garen te spinnen bij gevoelens van onvrede die wél zullen voortduren wanneer, zoals te verwachten valt, snelle verbeteringen in de levensomstandigheden van gewone burgers uitblijven.

en hun huidige heersers De belaagde heersers zijn verkleefd aan de macht. Ze zijn in twee categorieën te verdelen. De ene is rond 2000 aan de macht gekomen, dikwijls door erfopvolging (de koningen van Marokko en Jordanië, de president van Syrië). Deze leiders zijn meestal betrekkelijk jong: rond de vijftig. Ze hebben de reputatie welwillend tegenover beperkte hervormingen te staan, maar voor aftreden voelen ze veel minder. Hun reputatie van moderniteit en vooruitstrevendheid berust mogelijk ten dele op wensdenken van onderdanen en ongemakkelijke westerse bondgenoten. Ze hebben het bovendien niet alleen voor het zeggen, omringd als ze worden door behoudzuchtige paladijnen. De tweede categorie, ook voorzien van adviseurs met gevestigde belangen, behoort tot de langst regerende heersers ter wereld: de ambteloze kolonel Kadhafi van Libië, Sultan Qaboos van Oman, en, tot hun aftreden, de presidenten van Tunesië en Egypte. 2 De meesten van hen zijn oud. Als ze al verkiezingen voor hun eigen ambt of een volksvertegenwoordiging hebben toegestaan, dan waren de uitslagen in de regel verdacht gezagsgetrouw. Om het even of het gaat om koningen of presidenten: deze Arabische leiders regelen hun opvolging liefst dynastiek. Ze willen hun bloedverwante mannelijke opvolgers gecontroleerd klaarstomen voor het vak. Gedoodverfde opvolgers mogen geen concurrenten worden. Moebarak had een paar zoons achter de hand voor zijn opvolging, Kadhafi idem dito. 3 Uitzonderingen daargelaten neigen deze machtigen, hun entourage, administrateurs en uitvoerders tot corruptie. Vaak hebben zij zich weinig moeite getroost voor de versterking van de economische situatie van hun land of de verheffing van hun bevolking. Hun rijkdom komt in de regel niet voort uit innovatieve industrie, creatieve handelsgeest of een hoogontwikkelde kenniseconomie, maar berust op de aanwezigheid van natuurlijke bronnen zoals olie of op subsidies van bondgenoten, meestal van buiten de regio. Deze nietverdiende rijkdom pleegt de heersende klasse maatschappelijk gemakzuchtig te maken. Hij wordt vaak ongelijk verdeeld. Veel heersers (ook in minder welvarende landen) kopen de ontevredenheid van hun bevolking af door subsidies op eerste levensbehoeften en het gratis verstrekken van bepaalde sociale voorzieningen. De ontvangers moeten in ruil daarvoor politieke onderworpenheid aanvaarden. Dat is niet altijd gelukt, maar de autoriteiten zijn bedreven in intimidatie en, als die niet mocht helpen, repressie. Ze zetten daartoe hun leger en veiligheidsdiensten in. Westerse belangen De politieke onrust in Noord-Afrika en het Midden-Oosten is introvert: zij richt zich tegen de eigen machthebbers en hun jarenlange uitbuiting en achterstelling van de bevolking. Ze heeft zich tot nu toe niet gekeerd tegen het Westen of Israël, in de regio verfoeid als exponent van westers imperialisme. De demonstranten in Tunesië, Egypte en de Golfstaten 4 zouden overigens wél goed kunnen wijzen op de nauwe banden tussen de door hen aangevallen regimes en het Westen, in het bijzonder de Verenigde Staten. Decennialang heeft Amerika, onder veronachtzaming van het eigen politieke waardenstelsel, machthebbers in deze landen gesteund met financiële bijdragen, leveranties van geavanceerde wapens, militaire adviseurs en zo nodig de legering van troepen. Er stonden grote Amerikaanse, en meer algemeen westerse, belangen op het spel. Welke belangen, en

wat kan de Arabische Lente daar voor betekenen? Als opmaat voor beantwoording van die vraag eerst een summiere historische schets. Amerika De Amerikaanse overheid heeft zich pas vanaf de Tweede Wereldoorlog structureel bekommerd om Noord-Afrika en het Midden-Oosten. Na 1945 ging het de Verenigde Staten geopolitiek vooral om indamming van de Sovjetunie. Die drijfveer viel rond 1990 weg met het instorten van het Oostblok en kort daarop van de Sovjetunie zelf. In de loop van de jaren negentig en vooral na de aanslagen van 11 september 2001 kwam daar een geopolitiek belang voor in de plaats dat in Washington onder de regering van George W. Bush vergelijkbaar gewicht kreeg: de strijd tegen internationaal jihadistisch terrorisme. 5 In die context hebben de Verenigde Staten vanaf 2001 troepen ingezet in Afghanistan. Ook de invasie in Irak van 2003 hebben ze deels zo gemotiveerd. Een continu element van Amerikaanse zorg is geweest het waarborgen voor westerse geïndustrialiseerde landen van toegang tot olie en andere energiebronnen in de regio, uit economische en militaire overwegingen. Tel daarbij op vanaf 1979, na de Iraanse revolutie, het indammen van de internationale invloed van Iran. Iran steunt organisaties als de Palestijnse Hamas en Hezbollah (Libanon), die een anti-westerse reputatie hebben. Het land werkt aan een zorgwekkend nucleair programma. 6 Tenslotte is vooral vanaf 1967 de veiligheid van Israël een structureel thema geweest voor de Verenigde Staten. Daar zijn in de loop van de tijd ethische en verschillende geopolitieke redenen voor gegeven. Israël heette lang de enige democratische regionale bondgenoot tegen de Sovjetunie te zijn. 7 In jihadistisch terrorisme en Iran hebben Israël en de VS gemeenschappelijke vijanden. Ook hebben er steeds krachtige drijfveren van binnenlands-politieke aard meegespeeld, maar daar verwijzen Amerikaanse regeringen minder nadrukkelijk naar. 8 Vanaf de vijftiger jaren bouwden de Verenigde Staten ter behartiging van hun belangen een regionaal bondgenotennetwerk op, met uiteindelijk als belangrijkste partners (naast Israël) de Golfstaten, Jemen, Jordanië, Egypte en Tunesië. Ook Turkije werd bondgenoot, als lid van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (en decennialange wachtkamerbewoner voor de Europese Gemeenschap/Europese Unie). 9 De VS bouwden militaire faciliteiten en droegen bij aan bewapening en militaire training. In een aantal landen legerden zij ook aanzienlijke aantallen eigen militairen. 10 Washington duidde zijn Arabische bondgenoten aan als gematigd - waarmee gemeenschappelijkheid van bepaalde veiligheidsbelangen en economische belangen werd bedoeld en bepaald niet democratie of eerbiediging van mensenrechten. Heersers van vergelijkbare wreedaardigheid die samenwerkten met Moskou (Syrië in het bijzonder) of in elk geval niet tegen Moskou wensten te kiezen (Libië), werden aangeduid als radicaal. Na de Koude Oorlog zochten de Verenigde Staten en sommige radicalen enige normalisering van betrekkingen, uit geopolitieke en ook wel economische overwegingen. Zo hoopten de VS, bijvoorbeeld, Syrië tot een vredesakkoord met Israël te bewegen, en was Libië als olieproducent, ook voor Europa, te interessant om langer links te laten liggen. Europa

Europese geopolitieke belangen in de regio zijn deels vergelijkbaar met die van de Verenigde Staten en deels specifiek. Ook Europa wenste indamming van de Sovjetunie en bond daarna de strijd aan tegen internationaal jihadistisch terrorisme, al was men het in Europa in stijgende mate oneens met de Amerikaanse aanpak van die strijd. Europa deelt de zorgen rond het nucleaire programma van Iran met de Verenigde Staten. Verzekerde toevoer van betaalbare olie is een structureel Europees belang. Met de landen rond de Middellandse Zee probeert de Europese Unie goede handelsbetrekkingen te bevorderen. Economische migratie uit Noord-Afrika naar het Europese continent, in de jaren zestig en zeventig nog gewenst, is een steeds meer omstreden onderwerp geworden. Het is afwachten wat de Arabische Lente zal betekenen voor de Europese ambitie een gemeenschappelijk buitenlands beleid te voeren. Vanaf de lancering van die ambitie in 1970 in het kader van de Europese Politieke Samenwerking (EPS) is gebleken dat vooral de grotere lidstaten niet bereid waren op buitenlands beleid afstand te doen van hun soevereiniteit. Sinds eind 2009 heeft de Unie een eigen minister van Buitenlandse Zaken. Deze Hoge Vertegenwoordiger moet gesteund gaan worden door een Europese diplomatieke dienst, maar die bestaat voorlopig vooral op papier. 11 Met de Arabische Lente deed zich een nieuw moment voor gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid voor. Europa deed ervaring op bij het helpen opbouwen van een ordelijk en democratisch staatsbestel in onafhankelijk geworden voormalige Sovjetrepublieken. Het zou die ervaring in normatief buitenlands beleid ter beschikking kunnen stellen aan nieuwe Arabische regeringen. Het is echter hoogst onwaarschijnlijk dat de nieuwe politiek verantwoordelijken daar in Brussel om komen aankloppen. Het zijn immers deels jarenlange bondgenoten van het Westen die nu door hun eigen bevolkingen worden uitgespuwd. Dat maakt het voor de Verenigde Staten en Europese staten die ook een belaste relatie met de regio hebben vanwege een verleden als imperialistische macht (Frankrijk, Groot-Brittannië, Italië, zelfs Spanje), extra moeilijk om tegenover de onlusten beleid te formuleren en aansluiting te vinden bij de nieuw opkomende politieke krachten. Westerse vraagstukken Voor de Amerikanen was de eerste netelige vraag of en hoe ze hun bedreigde, oude regionale vrienden te hulp moesten schieten en daarmee ingaan tegen de nu zo luid en duidelijk geuite wil van het volk. De regering-obama bekeek eerst of de belaagde bondgenoot te handhaven zou zijn als hij democratiserende hervormingen wilde doorvoeren. Als deze dat niet wilde of er naar de mening van de protesterende menigtes niet ver genoeg in ging, probeerde Washington hem te overreden om zonder bloedvergieten en zo elegant mogelijk het veld te ruimen. Met het verstrijken van de tijd en het voortduren van de opstandigheid voerde Washington de aandrang steeds publieker en uitdrukkelijker op. Dit is het patroon geweest in Tunesië, Egypte en Jemen. Het kan mogelijk ook in onrustige Golfstaten aan de orde komen. 12 Amerikanen (en Europeanen) willen kennelijk niet investeren in materieel en immaterieel kostbare handhaving van wankelende regionale bondgenoten. De tweede netelige vraag luidde in hoeverre Amerikanen en Europeanen bereid zouden zijn militair op te treden tegen Arabische heersers van landen die ze niet - of nauwelijks - in hun kring van bondgenoten hadden opgenomen, in het bijzonder Libië. In dat land dreigde

Moammar Kadhafi in maart 2011 de bevolking in de door opstandelingen beheerste gebieden vanuit de lucht te bestoken. Een humanitaire ramp dreigde, zo werd benadrukt. Daarnaast zou voortdurende onrust in Libië het verloop van de min of meer vreedzame revoluties in Tunesië en Egypte in een gewelddadiger richting kunnen beïnvloeden en olieprijzen kunnen opstuwen. Bestuurlijke wanorde in Libië zou bovendien een onheilsvolle aantrekkingskracht op internationale jihadistische organisaties kunnen hebben. Tenslotte zou voortdurende onrust in Noord-Afrika migratiestromen naar Europa op gang kunnen brengen, waar niemand op zo n stroom zat te wachten. Westerse reacties In februari 2011 besloot de VN-Veiligheidsraad 13 in resolutie 1970 onder andere tot het instellen van een wapenembargo. In maart 2011 diende Libanon, Arabische representant in de Veiligheidsraad, gesecondeerd door Frankrijk en Groot-Brittannië resolutie 1973 in. De resolutie riep op tot het nemen van alle noodzakelijke maatregelen ter bescherming van de Libische burgerbevolking, met uitzondering van het instellen van een bezettingsmacht, en specifiek tot instelling van een no-flyzone (NFZ) boven Libië. 14 Het doel was Kadhafi te beletten zijn eigen onderdanen vanuit de lucht te bestoken. De opstandelingen zouden dan een eerlijker kans op overwinning hebben. Regime change stond niet als doel in de resolutie, maar verschillende deelnemers aan de NFZ verklaarden zich daar onomwonden voorstander van. Frankrijk erkende als eerste, zonder vooroverleg in Brussel, de voorlopige raad van de Libische opstandelingen als wettig vertegenwoordiger van het land. De Amerikaanse regering opereerde prudent bij de uitvoering van de resoluties. Enerzijds konden de VS zich niet veroorloven géén leadership te tonen in deze precaire situatie. Anderzijds had de regering geen behoefte aan verder militaire inzet, naast Afghanistan en Irak. De Amerikaanse publieke opinie was ook tegen. Washington nam de leiding bij de technische voorbereidingen voor het handhaven van de NFZ. Het benadrukte dat de VNresolutie boots on the ground - de inzet van buitenlandse grondtroepen in Libië - uitsloot. Het moest bij acties van luchtmacht en marine blijven. Zo snel mogelijk droeg de Amerikaanse regering de leiding over aan de NAVO, waar de Fransen en de Britten het voortouw namen. De Amerikanen bleven meedoen, maar inter pares. De Europese Unie was verdeeld over het optreden tegen Kadhafi en het instellen van de NFZ. Frankrijk en Groot Brittannië toonden zich strijdvaardig. Ze co-sponsorden resolutie 1973 in de VN en boden onmiddellijk militaire deelname aan het handhaven van de NFZ aan, waarbij vooral de Fransen de resolutie ruim interpreteerden. Hun luchtmacht viel ook Libische militaire gronddoelen aan. Italië werkte ook onmiddellijk mee. De Franse president Nicolas Sarkozy zag vooral een bij Frankrijk passende grootmogende rol. Hij bepleitte militair optreden tegen de Libische dictator (die hij kort tevoren in het kader van handelscontacten nog met groot ceremonieel had ontvangen op het Elysée). Hij had ook electorale redenen om de belangrijke rol van Frankrijk in de wereld te benadrukken. De Franse luchtmacht deelde bij de installatie van de NFZ de eerste klappen uit aan de krijgsmacht van Kadhafi. Ook de Britse regering van David Cameron was voor doorpakken met militaire middelen. Duitsland daarentegen onthield zich in de Veiligheidsraad van stemming. In NAVO-verband verzette het zich niet tegen de NFZ, maar verder dan dat ging het land niet. Het voorzag dat handhaving van de NFZ, hoe onbedoeld ook, tot Arabische

slachtoffers zou leiden. Duitsland vreesde dat dit de betrekkingen tussen het Westen en de Arabische wereld verder zou belasten. De Duitse bondskanselier Angela Merkel was begaan met het lot van Libische burgers, maar de Duitse publieke opinie woog bij haar het zwaarst en die huiverde voor inzet van de Duitse krijgsmacht. Bovendien naderden deelstaatverkiezingen die schadelijk zouden kunnen uitpakken voor haar partij. Duitsland bleef afzijdig. Vervolg Hoe het verder gaat met de Arabische Lente is ongewis. In het voorjaar van 2011 verschoof de internationale aandacht geleidelijk van Libië naar Syrië, waar ondanks harde repressie door het bewind opstandigheid onder de bevolking veel massaler en hardnekkiger bleek dan verwacht. Het Syrische bewind zette, net als het Libische, meedogenloos leger en veiligheidsdiensten in. Het kreeg echter internationaal veel minder tegengas dan Libië, onder andere omdat internationale spelers (zelfs de Verenigde Staten, ondanks hun steeds fellere kritiek op de mensenrechtenschendingen door Damascus, en Israël) vrezen voor regionaal destabiliserende gevolgen als het bewind in Damascus valt. Het ziet er niet naar uit dat de Veiligheidsraad tegen de moorddadigheid van de Syrische machthebbers de inzet van militaire middelen zal sanctioneren. Er zijn grote regionale belangen in het geding. Blijft het Syrische regime overeind? Wat zal er gaan gebeuren tussen Israël en de onder nieuwe Egyptische leiding (!) miraculeus verzoende Palestijnse groeperingen Fatah en Hamas? Houdt het Egyptisch-Israëlische vredesakkoord van 1979 stand, en het Jordaans-Israëlische vredesakkoord van 1994? Zal Iran zijn invloed op het Arabische Schiereiland kunnen uitbreiden? Zullen de opkomende islamitische groeperingen in Tunesië en Egypte bijdragen aan democratisering, of niet? Zal Jemen verder vervallen tot een failed state en een paradijs voor terroristische groepen worden? Daarnaast zijn er vragen van breder geopolitiek belang. Wat wordt op den duur de modus vivendi tussen Noord-Afrika en het Midden-Oosten aan de ene kant en het Westen aan de andere? Zullen de gevolgen van de Arabische Lente het relatieve machtsverval van de Verenigde Staten versterken? Het lijkt goed denkbaar. Kan Europa de Arabische Lente gebruiken als een laatste kans voor gemeenschappelijk Europees buitenlands beleid, of zal de Lente de hopeloosheid ervan illustreren? Het tweede lijkt het meest waarschijnlijk. Zal de Arabische Lente de Verenigde Staten en Europa weer dichter tot elkaar brengen? Voorlopig lijkt dat zo. De militaire samenwerking boven Libië verloopt goed. Maar in de Amerikaanse Senaat is de vraag al opgeworpen hoe lang de Europese partners deze inzet gaan volhouden. 15 Die vraag is niet ongerijmd, zeker nu er in Europa drastisch op defensiebudgetten wordt gekort. De Arabische Lente beïnvloedt al met al niet alleen het Midden-Oosten en Noord-Afrika, maar ook mondiale verhoudingen, inclusief de trans-atlantische. Prof. dr. Marianne van Leeuwen is hoogleraar Moderne Trans -Atlantische Betrekkingen aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. 1. Dit manuscript werd begin juni afgerond. 2. Op het moment van schrijven waren er uit de media slechts incidentele aanzetten tot protest in Saoedi-Arabië bekend. De afgelopen decennia is met regelmaat de val van het Saoedische

vorstenhuis voorspeld. Die voorspellingen waren abuis. Er zijn in het verleden ook wel politieke hervormingen doorgevoerd maar zij stelden naar westerse maatstaven bar weinig voor. 3. Bij een NAVO bombardement op 30 april 2011 kwam volgens Libische woordvoerders de jongste zoon van Kadhafi om het leven. 4. Oman, Verenigde Arabische Emiraten, Qatar, Bahrein, Koeweit en Saoedi-Arabië. 5. Ook in de jaren zeventig en tachtig kampten de VS met terrorisme in de regio, maar dat probleem achtten ze toen niet van geopolitiek belang. 6. Israël is al geruime tijd een nucleaire mogendheid maar daar maakten de VS zich, na initiële ongerustheid, minder zorgen om. 7. De VS waardeerden Turkije als bondgenoot maar classificeerden dat land niet echt als democratisch. 8. Hierop kan nu niet nader worden ingegaan. John J. Mearsheimer en Stephen M. Walt, The Israel Lobby and U.S. Foreign Policy (New York, 2007) is van recente datum en informatief over de kwestie. 9. Turkije presenteert zich de laatste jaren in het Midden-Oosten steeds meer als een regionale grootmacht. Welke rol Turkije in de nabije toekomst gaat spelen in de regio en in de trans- Atlantische betrekkingen is een thema van groot belang dat hier helaas onbesproken moet blijven. 10. Recente Amerikaanse militaire aanwezigheid onder andere in Turkije, Qatar, Bahrein, Koeweit, Saoedi Arabië en Irak. De Vijfde Vloot is actief in en nabij de Golf en de Zesde Vloot in de Middellandse Zee. 11. Organisatorisch zette de EU in mei 2011 een stap door het openen van een eigen vertegenwoordiging in de Libische stad Benghazi. 12. Hoewel het moeilijk voorstelbaar is dat de Amerikanen hun handen zullen aftrekken van het Saoedische bewind als dat werkelijk onder druk zou komen. 13. UNSCR 1970, 26 februari 2011. 14. UNSCR 1973, 17 maart 2011. 15. Bijvoorbeeld Senator Richard G. Lugar. Schriftelijke vragen aan president Obama, 13 mei 2011.