brandveiligheid Onderzoek naar toepassing van risicobenadering op vluchtveiligheid bij brand

Vergelijkbare documenten
Bouwen buiten het toepassingsgebied van het Bouwbesluit. Ir Ruud van Herpen Adviesburo Nieman Zwolle

Hoe risicovol is veilig?

Veiligheid door risicobeheersing

Effectbeheersing of risicobeheersing?

De woningbrand van de toekomst: risico s van rook door de bewopners Ing. Jan Linssen, free lance brandveiligheidsadviseur

BRANDVEILIGHEID. Bouwfysica In zowel de Europese richtlijn als de Nederlandse richtlijnen worden handvatten gegeven om dit te bepalen.

Brandveiligheid parkeergarages

Hoge gebouwen: hoge veiligheidsrisico s? Een integrale risicobeschouwing voor hoogbouw

Brandveilig ontwerpen in de praktijk Deel 1 ontwerpen van vluchtwegen. Emiel van Wassenaar - 14 juni 2012

FSE-case groot brandcompartiment met RWA-voorziening

Een goede brandveiligheidsinstallatie voldoet aan:

ATRIA EN HET BOUWBESLUIT

Vluchten en wachten. Inleider: Jacques Mertens

Atria en brandveiligheid

Grote brandcompartimenten: Uitbranden of ingrijpen?

Brandveilige parkeergarages

verschillende wegen leiden naar een brandveilig hoog gebouw

Basisprincipe inzake regelgeving brandveiligheid gevelconstructies.

ADVIES. Beschrijving. Pagina 1 van 5. Adviescommissie Praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Postbus BV Rotterdam

Het natuurlijk brandconcept Uitbranden of ingrijpen?

Brandveiligheid grote brandcompartimenten

Consequenties van het autobrandscenario. Brandveiligheid natuurlijk geventileerde parkeergarages. Tekst Ir. Ruud van Herpen FIFireE

Bouwbesluit 2012, woongebouw, overige gebruiksfunctie, nieuwbouw, portiekontsluiting, parkeren Datum: 19 mei 2017 Status:

Veilig vluchten uit gebouwen: wegwijs worden in de regel-geving

Gelijkwaardigheid evenementen

Samenvatting. Adviesburo Nieman B.V.

NIEUWBOUW 78 APPARTMENTEN HABITAGE TE HEERHUGOWAARD

Hoge gebouwen Hoge veiligheidsrisico s?

Duurzaam brandveilige gebouwen. Ruud van Herpen

Uitgangspunten en resultaten brandoverslag berekeningen

Een brandveilige toekomst?

Beoordeling brandoverslag

Het natuurlijk brandconcept Uitbranden of ingrijpen?

Een schoolgebouw bestaat uit drie bouwlagen. De begane grond heeft een gebruiksoppervlakte van ruim m 2

Voordelen van sprinklerbeveiliging voor persoonlijke veiligheid

Nieman Consulting Engineers: Tecnical director

Masterclass ontruimingsconcepten

Brandveiligheid Beperking van het uitbreidingsgebied van brand en rook

Duurzaam brandveilige gebouwen. Ruud van Herpen MSc. FIFireE

Bouwbesluit Brandveiligheid en gebouwontwerp

1 Inleiding Algemeen Doel Uitgangspunten Computermodel 5 2 NEN

11 oktober 2012 W2.4: Constructieve aspecten van transformatie. Imagine the result

Veranderende randcondities

BNA Roadshow Bouwbesluit Programma. Nieuwe en gewijzigde begrippen Gebruiksfuncties Algemene begrippen Personenbenadering

Passiefhuis brand(on)veilig?

Beschrijving. Vervallen trap in monumentaal gebouwtje. Advies Definitief

Veilig vluchten, een utopie? Veilig vluchten, een utopie?

Verantwoording groepsrisico Hogedruk aardgastransportleidingen. Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein 2013' d.d. 14 november 2012

Beleid bestaande bouw - beleidspakket. Kwaliteit brandveiligheid

ECO/NNECT. Voorstel waarborging brandveiligheid. Roel Derkx SATIJNplus Architecten de Wijk van Morgen b.v.

Wat is een veiligheidstrappenhuis?

Hoeveel ontruimers zijn vereist in zorginstellingen?

ADVIES. Pagina 1 van 5. Adviescommissie Praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Postbus BV Rotterdam

Brandveiligheid in de Zorg. Bouwbesluit

Afwegen van brandrisico s

Hoe veilig is vluchtveilig? Noodzakelijke marges als gevolg van onzekere randcondities

1.4 Veiligheidseisen bij brand Bouwbesluit. CORRECTIES v2 (2 februari 2015) bij: A.F. Hamerlinck, Brand, Zoetermeer 2010 (1e druk)

ADVIES. Pagina 1 van 6. Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Secretariaat info@adviescommissiebrandveiligheid.

Wat is brandveilige isolatie?

FSE van constructies in praktisch perspectief. Ralph Hamerlinck

Samenvallende rookvrije vluchtroutes in een woongebouw

Hoe brandveilig is uw bedrijf?

Ontwerp ondergrondse ruimten: invloed rookverspreiding op keuze locatie uitgangen

Waardering van woning- en waterleidingsprinkler Onderzoek naar de beschikbare vluchttijd

- Bouwregelgeving en werkelijke brandveiligheid - VEILIG VLUCHTEN BIJ BRAND

Brandveiligheid van grote natuurlijk geventileerde parkeergarages

NEN 6079: nieuwe kansen grote brandcompartimenten

Openbaar Vervoer Terminal Utrecht

Beschrijving ADVIES. Plattegrond atriumontsluiting woningen, variant A. Plattegrond atriumontsluiting woningen, variant B

Rapportage BRANDO2: bepaling van de weerstand tegen brandoverslag conform NEN 6068:2008+C1:2011

ROCKWOOL BRANDOVERSLAG REKENTOOL

Integrale brandveiligheid o Integraal: voltallig, geheel => allesomvattend o Allesomvattende brandveiligheid BIO: bouwkundig, installatietechnisch, or


Adviesvraag Aanvrager verzoekt de adviescommissie antwoord te geven op de volgende vragen:

Beoordeling brandoverslag. Instructie. Versie 1.1. Datum 6 januari 2011 Status Definitief

Masterclass Zelfredzaamheid bij brand

ADVIES. Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Postbus GX Den Haag Interne postcode 210

Beschrijving ADVIES. Adviescommissie praktijktoepassing Brandveiligheidsvoorschriften. Postbus AM Delft.

Datum : 16 april 2015 : Externe veiligheid aanzet verantwoording groepsrisico

Figuur 1. Cascademodel voor branduitbreiding, waarin rekening kan worden gehouden met installatietechnische voorzieningen voor brandbeheersing en rook

BRANDVEILIGHEID EN VLUCHTWEGEN

Bouwbesluit 2012, woongebouw, nieuwbouw, portiekontsluiting Datum: 8 maart 2018 Status:

AMS1 Schiphol-Rijk. Brandveiligheid in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID volgens Bouwbesluit 2012 UTILITEITSGEBOUWEN. Kenmerk: 2013-R-V1.2

Brandweer Amsterdam-Amstelland

doorstroomcapaciteit vluchtroutes Business Center

Beschrijving. Adviesvraag. Schuifdeur als vluchtdeur of als nooddeur. Advies Definitief

Bouwbesluit brandveiligheid = voldoende brandveiligheid?

Grote brandcompartimenten. Normen in ontwikkeling

VLUCHTEN BIJ EEN BRAND

Memorandum nr

Integrale veiligheidsbenadering in het kader van duurzame ontwikkeling

Beschrijving. Wel of geen brandmeldinstallatie in stallingsgarage. Advies Definitief

Workshop Dynamisch risico-model brandverloop. Jaap van der Schaaf

Rookverspreiding en renoveren. Ralph Hamerlinck

In de bijlage bij dit advies is een plattegrond en een doorsnede van het betreffende gebouw opgenomen.

Evacuatie van bedlegerige patiënten uit een gebouw

Projectevaluatie. Naleefanalyse brandveiligheid kinderdagverblijven Harold van Uden, medewerker team Stedelijke Bedrijvigheid

Hoefbladstraat te Nieuw-Vennep Beoordeling brandveiligheid. Datum 10 december 2015 Referentie Hoofdweg GH ROTTERDAM

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID (voor nieuwbouw utiliteitsgebouwen, op hoofdlijnen, volgens bouwbesluit 2012 versie 1.0)

Transcriptie:

30 4 2010 Bouwfysica Probabilistische benadering brandveiligheid Onderzoek naar toepassing van risicobenadering op vluchtveiligheid bij brand De huidige brandveiligheidsregelgeving is voornamelijk opgenomen in het Bouw- en Gebruiksbesluit. Zolang er aan deze regelgeving wordt voldaan, wordt een gebouw voldoende brandveilig geacht. Met het werkelijke risico van de brand wordt echter geen rekening gehouden. Een betere benadering is een probabilistische benadering, waarbij de brandveiligheidsvoorzieningen worden afgestemd op het werkelijke risico van brand. Voor de vluchtveiligheid van aanwezigen in een brandend gebouw is deze benadering theoretisch goed toepasbaar. Toch zijn er nog een aantal belemmeringen waardoor dit model nog niet toepasbaar is in de praktijk. ir. M.R. (Merijn) Leurink, LBP SIGHT, Nieuwegein Beperkingen huidige regelgeving In het Bouwbesluit zijn bouwkundige eisen opgenomen waar een gebouw aan moet voldoen. Naast het Bouwbesluit is er ook het Gebruiksbesluit. In het Gebruiksbesluit zijn eisen opgenomen die moeten waarborgen dat een gebouw voldoende brandveilig wordt gebruikt. Zolang er aan de eisen van het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit wordt voldaan, wordt een gebouw voldoende brandveilig geacht. In deze regelgeving wordt voor de vereiste brandveiligheidvoorziengen uitgegaan van een effectbenadering. Er is sprake van een calamiteit en de regelgeving moet het effect van deze calamiteit beperken. Met het werkelijke risico van de calamiteit wordt geen rekening gehouden. Naast deze beperking op globaal niveau, is er ook voor diverse deelaspecten sprake van een beperking. Als voorbeeld wordt genoemd de beperking van uitbreiding van brand. De huidige brandveiligheidsbenadering leidt hier tot verschillende veiligheidsniveau s in gebouwen. Ondanks dat er in de regelgeving onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende gebruiksfuncties, wordt voor alle gebruiksfuncties gerekend met dezelfde standaard brandkromme. Deze brandkromme geeft, onafhankelijk van de geometrie en de aanwezige hoeveelheid brandbaar materiaal, een brandontwikkeling weer in de ruimte (zie figuur 1). Doordat het brandverloop onafhankelijk is van het gebruik van de ruimte, kunnen er grote verschillen ontstaan in de daadwerkelijk gerealiseerde brandveiligheid bij de diverse gebruiksfuncties. Een voorbeeld hiervan is het verschil tussen een betonfabriek en een houtzagerij. In zowel de betonfabriek - met een zeer beperkte brandontwikkeling en brandvermogen - als een houtzagerij met een zeer snelle brandontwikkeling en groot brandvermogen worden de brandveiligheidsvoorzieningen afgestemd op de brandontwikkeling conform de standaard brandkromme. De betonfabriek zal hierdoor voor dit aspect vele malen veiliger zijn dan beoogd in de regelgeving, aangezien de voorzieningen zijn afgestemd op een brand die zwaarder is dan in werkelijkheid. In het geval van de betonfabriek wordt hierdoor onnodig geïnvesteerd in brandveiligheidsvoorzieningen. In de houtzagerij kan het daarentegen zo zijn dat de brand zwaarder zal zijn dan berekend met de standaard brandkromme. In dit geval zullen de voorzieningen minder veiligheid bieden dan beoogd in de regelgeving. Probabilistische benadering Voor een betere afstemming van het veiligheidsniveau zou er in plaats van een effectbenadering een probabilistische benadering aan de hand van een natuurlijke brandontwikkeling moeten worden toegepast. In deze benadering worden de brandveiligheidsvoorzieningen afgestemd op het specifieke risico van brand in een ruimte. In deze benadering speelt naast het effect van de brand ook de kans op brand en de kans op bepaalde op de brandveiligheid van invloed zijnde gebeurtenissen een rol, zoals een geblokkeerde vluchtroute of het falen van een brandveiligheidsinstallatie. 1 Standaard brandkromme Het risico in een gebouw wordt bepaald aan de hand van één of meerdere scenario s. Een brandscenario beschrijft een verwachte brandontwikkeling in een ruimte en gebeurtenissen die van invloed zijn op het veiligheidsniveau in een ruimte. Hierbij kan gedacht worden aan nooduitgangen die op slot zitten of een brand ter plaatse van een vluchtweg. Het risico van een scenario wordt bepaald door de formule: risico = kans op scenario x

Brandveiligheid Bouwfysica 4 2010 31 2 NEN 6055 als een paraplunorm voor andere normen effect van scenario. Door te inventariseren welke scenario s een onacceptabel groot risico vormen, kan worden bepaald welke brandveiligheidsinstallaties ten minste benodigd zijn voor een acceptabel brandveiligheidsniveau. 3 Bij brand ontstaat er een koude en een hete zone in een ruimte Deze risicobenadering is voor het aspect constructieve veiligheid al nader uitgewerkt in de nieuwe Eurocodes. Aan de hand van het fysisch brandmodel wordt het natuurlijk brandverloop in een ruimte berekend. Vervolgens wordt het berekende brandverloop gecorrigeerd met een bepaalde correctiefactor. Deze correctiefactor is afhankelijk van de toegepaste brandveiligheidsinstallaties en het risico van brand in de ruimte. Aan de hand van het gecorrigeerde brandverloop wordt vervolgens bepaald of de constructie voldoende brandwerendheid met betrekking tot bezwijken bezit of dat brandwerende bekleding noodzakelijk is. Het fysisch brandmodel kan ook voor een risicobenadering bij andere aspecten dan constructieve brandveiligheid worden gebruikt. FYsisch BrandModel In de Eurocodes wordt de brandontwikkeling bepaald aan de hand van het fysisch brandmodel. Het fysisch brandmodel is een wetenschappelijk model, dat - aan de hand van de hoeveelheid en de eigenschappen van de brandbare materialen - de brandontwikkeling in de ruimte berekent. Ook houdt het model rekening met de invloed van de ruimte, zoals het breken van ramen en de hoogte van een ruimte. Het fysisch brandmodel is vastgelegd in de NEN 6055. Deze norm is een zogenaamde paraplunorm. In de norm is alleen de opzet van het fysisch brandmodel beschreven. De toepassing van het fysisch brandmodel is vastgelegd in andere normen (zie figuur 2). Een voorbeeld hiervan is de Eurocode 1, die aangeeft hoe het model voor de toetsing van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken bij brand moet worden toegepast. Het fysisch brandmodel gaat uit van een zonemodel. In het zonemodel wordt de ruimte verticaal verdeeld in twee zones. Een hete zone bovenin de ruimte waar hete verbrandingsgassen van de brand zich ophopen en een koude zone met onverbrande zuurstofrijke lucht (zie figuur 3). In het zonemodel wordt het brandverloop in de ruimte berekend aan de hand van veranderingen in deze zones. Tijdens de brand zal de hete zone in dikte toenemen en zal de temperatuur in deze zone stijgen. De mate waarin deze veranderingen plaats vinden is afhankelijk van de ruimtegeometrie, de aanwezige gevel en dakopeningen en de brandbare materialen in de ruimte. Aan de hand van de ontwikkelingen in deze zones wordt onder andere het temperatuurverloop in de ruimte berekend. Na verloop van tijd zal de temperatuur in de ruimte dusdanig zijn gestegen dat alle nog niet brandende materialen spontaan zullen ontbranden. Dit wordt flashover genoemd. Vanaf dat moment is er geen sprake meer van een hete en een koude zone in de ruimte; de ruimte gedraagt zich als één hete zone. In de meeste modellen om rook- en brandontwikkeling te berekenen wordt uitgegaan van een één- of een tweezonemodel. Het fysisch brandmodel maakt echter gebruik van beide modellen. In de berekening wordt eerst met het tweezonemodel gerekend. Zodra er niet meer wordt voldaan aan de uitgangspunten van het tweezonemodel, schakelt het fysisch brandmodel automatisch over op een éénzonemodel. probabilistische Benadering voor vluchtveiligheid Op het moment van schrijven wordt het fysisch brandmodel in brede zin alleen toegepast voor de toetsing van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken van constructies. Toch kan dit model ook worden toegepast in een probabilistische benadering voor de bepaling van de vluchtveiligheid. In deze benadering wordt het risico bepaald aan de hand van het aantal slachtoffers bij een brand. Hierbij moet gedacht worden aan het aantal mensen dat niet op tijd een brandende ruimte kan verlaten. Om te berekenen hoeveel slachtoffers er vallen en hoe groot het risico is om slachtoffer te worden zijn twee zaken van belang: de tijd die beschikbaar is om te vluchten en de tijd die benodigd is om te vluchten. De beschikbare hoeveelheid tijd kan worden bepaald door middel van het fysisch brandmodel. Door grenswaarden te stellen aan de condities in de ruimte kan worden bepaald hoe lang er veilig kan worden gevlucht uit een brandende ruimte. Hierbij zijn vooral de temperatuur in de rooklaag en de hoogte van de rooklaag van belang. Als de temperatuur in de rooklaag te hoog wordt, zal de warmtestraling uit de rooklaag gevaarlijk hoog worden, waardoor vluchten onmogelijk wordt. Ook moet vluchten door de hete rooklaag voorkomen worden. Door de hoge temperaturen, de toxische gassen, de beperkte hoeveelheid zuurstof en de beperkte zichtlengte in de hete rooklaag zijn de vluchtkansen door deze zone immers zeer beperkt. Als grenswaarde voor de condities om veilig te kunnen vluchten worden de grenswaarden gehanteerd uit

32 4 2010 Bouwfysica 5 ontwikkeling temperatuur rooklaag bij brand in de dancing 6 ontwikkeling rooklaag bij brand in de dancing het vultijdenmodel, een conventioneel model om rookontwikkeling te berekenen. Dit model geeft aan dat er veilig kan worden gevlucht zolang: de rookvrije hoogte in de ruimte is meer dan 2,5 meter; de temperatuur van de rooklaag lager is dan 200 C. Als voorbeeld is de beschikbare vluchttijd van een fictieve dancing van 450 m 2 berekend. In figuur 4 is een plattegrond van de dancing weergegeven. De ruimte is 4 meter hoog en bevat 3 nooduitgangen en een hoofdingang. Met het fysisch brandmodel is berekend, dat de temperatuur van de rooklaag na 8 minuten boven de 200 C stijgt (zie figuur 5). De rookvrije hoogte daalt echter na drie minuten onder de 2,5 meter (zie figuur 6), waardoor vluchten al na drie minuten niet meer mogelijk is. Naast de beschikbare tijd is ook de tijd die benodigd is om te vluchten van belang. Deze tijd wordt door de som van een drietal factoren bepaald, te weten: de detectietijd; de alarmeringstijd; de evacuatietijd. De detectietijd is de tijd tussen het moment dat de brand uitbreekt en het moment waarop deze gedetecteerd of ontdekt wordt. De duur van de detectietijd is afhankelijk van de aanwezigheid van detectoren, zoals rookmelders, en de bezettingsgraadklasse van een ruimte. In een ruim- 4 Plattegrond onderzochte dancing te met rookmelders of een hoge bezetting zal een brand eerder gedetecteerd worden dan in een ruimte zonder rookmelders waar zelden iemand aanwezig is. Nadat de brand gedetecteerd is, duurt het vaak enige tijd voordat mensen daadwerkelijk beginnen te vluchten. Deze tijd is de alarmeringstijd. Vaak wordt er van uitgegaan, dat mensen bij het horen van een brandalarm direct beginnen te vluchten. Dit is echter zelden het geval. De werkelijke tijd tussen detectie en start vluchten is sterk afhankelijk van de situatie. Meer onderzoek naar dit aspect is noodzakelijk om een goede inschatting van de alarmeringstijd te kunnen geven. Nadat de aanwezigen zijn gealarmeerd, zullen zij beginnen te vluchten. De tijd, die benodigd is voordat alle personen in de ruimte deze ruimte hebben ontvlucht, wordt berekend door het aantal personen dat in de ruimte aanwezig is te delen door de doorstroomcapaciteit van de (nood)uitgangen. In de bouwregelgeving wordt vaak een doorstroomcapaciteit van 90 personen per minuut per meter vrije doorgang gehanteerd. In de dancing is verondersteld dat de brand na 30 seconden gedetecteerd wordt. Vervolgens zullen de aanwezigen binnen 15 seconden beginnen te vluchten. De dancing heeft een capaciteit van 563 mensen. Via de hoofd- en de nooduitgangen kunnen alle aanwezige mensen binnen de tijdslimiet van 3 minuten veilig vluchten.

Brandveiligheid Bouwfysica 4 2010 33 In de voorgaande berekening is als uitgangspunt gehanteerd dat alle vluchtroutes gebruikt worden. In de praktijk kan het zo zijn dat een vluchtroute geblokkeerd is, omdat deze op slot zit of omdat de brand ter plaatse van de vluchtroute uitbreekt. Een scenario voor de risicobenadering zou dus het uitbreken van de brand bij de hoofdingang kunnen zijn. Zodra daar brand uitbreekt, zal een vluchtroute geblokkeerd zijn. Doordat er één vluchtroute minder beschikbaar is voor de ontruiming, bedraagt de benodigde vluchttijd meer dan 3 minuten. Ondanks dat de kans hierop misschien erg klein is, resulteert dit scenario wel in 47 slachtoffers. Aan de hand van het aantal slachtoffers dat valt en de kans dat het scenario optreedt, is het persoonlijk risico te berekenen. De kans op een brand ter plaatse van de hoofdingang van deze dancing wordt 4,47*10-5 per jaar verondersteld. De kans dat een willekeurig persoon van de 563 aanwezigen bij brand tot de slachtoffers behoort, bedraagt 47/563 = 0,083. Door deze twee kansen met elkaar te vermenigvuldigen wordt het persoonlijk risico dat iemand in de dancing loopt berekend. Uit de berekening volgt dat het persoonlijk risico 3,7*10-6 bedraagt. toetsing aanvaardbaar risico Om te beoordelen of een gebouw voldoende veiligheid bij brand biedt, zal het risico dat aanwezigen lopen moeten worden beoordeeld. In Nederland zijn echter geen normen aanwezig waar in staat welk risico bij brand aanvaardbaar is en welk risico niet. Voor externe veiligheid zijn deze regels wel aanwezig. Om het risico van brand toch te kunnen toetsen, zou gebruik kunnen worden gemaakt van de grenzen die het Besluit externe veiligheid voorschrijft. In het Besluit externe veiligheid worden twee grenswaarden gegeven voor een aanvaardbaar risico. Ten eerste mag het persoonlijk risico dat een individu loopt niet groter zijn dan 1*10-6. In de dancing bedraagt het persoonlijk risico 3,7*10-6. Het persoonlijk risico dat de aanwezigen lopen is volgens deze benadering in dit gebouw dus onaanvaardbaar hoog. Naast een grenswaarde voor het persoonlijk risico geldt er een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het groepsrisico geeft aan, hoe groot de kans is, dat een groep mensen van een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een calamiteit. Dit risico geeft aan hoe groot de maatschappelijke ontwrichting is van de calamiteit. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico is samen met de berekende oriëntatiewaarde van de dancing weergegeven (figuur 7). Uit deze grafiek blijkt dat het berekende groepsrisico hoger ligt dan de oriëntatiewaarde, hetgeen onaanvaardbaar zou zijn. 7 Groepsrisico dancing In dit voorbeeld blijkt dat zowel het persoonlijk risico als het groepsrisico te hoog zouden zijn. Er zijn dus maatregelen noodzakelijk om het risico te reduceren. Omdat er in een probabilistische benadering zowel met het effect als met de kans op brand rekening wordt gehouden, zijn er vele mogelijkheden om het risico te reduceren. Zo kan het effect worden beperkt door meer nooduitgangen te bouwen. Maar ook de kans op het scenario kan worden gereduceerd door bijvoorbeeld brandvertragend geïmpregneerde materialen ter plaatse van de hoofdingang toe te passen. toepassing in de praktijk Een risicobenadering leidt dus tot brandveiligheidsvoorziengen die beter op de realiteit zijn afgestemd. Door deze optimalisatie wordt enerzijds voorkomen dat er in bepaalde situaties onnodig veel in brandveiligheidsvoorzieningen wordt geïnvesteerd. Anderzijds kan dit model in bepaalde gevallen tot meer te treffen veiligheidsvoorzieningen leiden. Aan het toepassen van een probabilistische benadering zitten ook enkele nadelen. Zo is er veel kennis noodzakelijk van brandfysica om dit model goed toe te kunnen passen, zowel bij de maker als bij de toetsende instantie. Daarnaast is bij een probabilistische benadering automatisch sprake van een gebruiksbeperking. In het model wordt gerekend met bepaalde paramaters, zoals de hoeveelheid ramen in een gevel en het soort brandbaar materiaal. Als deze parameters veranderen, zoals het toevoegen of verwijderen van ramen of het plaatsen van andere brandbare materialen, dan zal dit ook van invloed zijn op de brandontwikkeling. Om te waarborgen dat de brand zich ontwikkelt zoals berekend, zullen de gehanteerde uitgangspunten van de berekening gehandhaafd moeten worden. Om een probabilistische brandveiligheidsbenadering uit te voeren is ook veel statistische informatie noodzakelijk. Niet alleen is statistische informatie noodzakelijk over de kans dat een brand kan ontstaan, maar ook statistische informatie over geblokkeerde vluchtroutes en faalkansen van installaties. Op het moment van schrijven is er nog maar weinig statistisch onderzoek uitgevoerd op dit gebied. Veel kansen zijn daardoor momenteel niet bekend, waardoor een probabilistische brandveiligheidsbenadering op dit moment praktisch onuitvoerbaar is. Voor een toepassing van een probabilistische benadering is statistisch onderzoek dus essentieel. Tenslotte is het voor de toepassing voor bijvoorbeeld het vluchten van belang, dat door de overheid een uitspraak wordt gedaan over wat een acceptabel risico is. Zonder deze uitspraak kunnen weliswaar situaties met elkaar worden vergeleken, maar is een echte risicobenadering niet mogelijk.

brandveiligheid Bouwfysica 1 2011 27 probabilistische benadering van brandveiligheid (deel 2) in bouwfysica 4-2010 is een artikel van merijn leurink (lbp sight) verschenen over een probabilistische benadering van brandveiligheid. dit onderwerp en artikel waren aanleiding tot een inhoudelijke discussie over de mogelijkheden voor de probabilistische benadering. naar aanleiding van deze discussie is door de schrijver van het artikel en ruud van herpen van adviesburo nieman een nadere toelichting op het artikel opgesteld. ir. R.A.P. (Ruud) van Herpen, adviesbureau Nieman, Zwolle ir. M.R. (Merijn) Leurink, LBP SIGHT, Nieuwegein Kader van het onderzoek In het artikel is helaas niet vermeld, dat het is gebaseerd op een afstudeeronderzoek dat is verricht in het kader van de opleiding Bouwkunde aan de Hogeschool Utrecht. Doel van het onderzoek was om te onderzoeken welke mogelijkheden het natuurlijk brandmodel en de risicobenadering bieden (nu en in de toekomst) bij het brandveilig ontwerpen van een gebouw. Hierbij was het niet specifiek van belang dat wordt gerekend met waarheidsgetrouwe getallen, het belangrijkste was de denkrichting weer te geven. Fysisch brandmodel Het fysisch brandmodel, dat in het artikel genoemd wordt, is gebaseerd op het natuurlijk brandconcept volgens ontwerp NEN 6055. Dat houdt in dat het brandscenario wordt bepaald door brandstofkenmerken en gebouwkenmerken. Met beïnvloeding van het brandscenario door invloeden van buitenaf (repressief optreden, automatische blussing e.d.) wordt geen rekening gehouden. Zonder beïnvloeding van buitenaf zal een lokale brand zich ontwikkelen tot een compartimentsbrand. Dat flash over moment is in de figuren 5 en 6 van het artikel niet zichtbaar, maar zal hier op ongeveer 10 minuten na het ontstaan van de brand optreden. Tot aan het moment van flash over is het verblijf van personen in de brandruimte beperkt mogelijk. Dit is afhankelijk van de condities in de ruimte (temperatuur, stralingsflux en optische dichtheid). Na flash over is geen verblijf van personen meer mogelijk in de brandruimte. slachtofferrisico In het rekenvoorbeeld van de dancing zijn de mensen, die zich nog in de ruimte bevinden nadat de condities in de brandruimte de vooraf gestelde grenswaarden, waaronder veilig kan worden gevlucht, overschrijden, als slachtoffer aangeduid. De term slachtoffer moet hierbij in de ruimste zin van het woord worden gelezen. In het onderzoek is geen onderscheid gemaakt tussen lethale slachtoffers en gewonden met 1 e of 2 e graads brandwonden. De nog aanwezige personen lopen een toenemende kans dat zij overlijden ten gevolge van de in de brandruimte heersende condities. Hoe groot die kans is, hangt af van de snelheid waarmee de condities verslechteren en de blootstellingsduur daaraan. Het aantal mensen dat komt te overlijden zal aanmerkelijk kleiner zijn dan het aantal van 47 dat als slachtoffer is aangemerkt. Het aanvaardbaar risico in de dancing is getoetst aan de grenswaarden voor plaatsgebonden risico en groepsrisico die worden gehanteerd voor externe veiligheid. In externe veiligheid gaat het altijd om lethale slachtoffers; de term slachtoffer moet hier dus veel enger worden gelezen. Daarnaast is het de vraag of dat aansluit bij het niveau van brandveiligheid dat de publiekrechtelijke regelgeving nastreeft. Het is heel goed mogelijk dat voor brandveiligheid andere grenswaarden zouden moeten gelden dan voor externe veiligheid. Daarbij moet overigens worden opgemerkt dat de kans op het ontstaan van brand ter plaatse van de hoofdingang arbitrair is. Juist in verkeersruimten zal de kans op het ontstaan van brand kleiner zijn dan in verblijfsgebied. Hierin is niet gedifferentieerd. Ter illustratie van de rekenmethode is met een enkel brandscenario gerekend. Een beschouwing van andere brandlocaties is in het artikel niet opgenomen. Wanneer een kwantitatieve risicobenadering wordt uitgevoerd, is dat wel noodzakelijk en moet het gecumuleerde risico van elke gebeurtenis als totaal risico worden genoemd. toepassing in de praktijk In de afsluiting van het artikel wordt beschreven dat toepassing van een risicogerichte benadering op dit moment nog slechts beperkt toepasbaar is. Argumenten hiervoor zijn onder meer dat de overheid geen risicodoelen in termen van slachtoffers formuleert en dat statistische informatie ontbreekt. Dit betekent echter niet dat een risicobenadering op dit moment niet mogelijk is. De risicobenadering biedt namelijk wel de mogelijkheid om bijvoorbeeld te vergelijken ten opzichte van een referentiesituatie die rechtstreeks voldoet aan de eisen van de publiekrechtelijke regelgeving. In plaats van statistische informatie als data voor een risicobenadering kunnen ook andere technieken worden toegepast. Zo kan een panel van experts met een vergelijkbare betrouwbaarheid ook voor dergelijke data zorgen. Dit neemt niet weg dat duidelijke risicodoelen en statistische informatie de toepassing van de risicobenadering eenduidiger zullen maken. n