EXAMENTRAINING Hoofdstuk 9 Shakelingen 1 Een groepje leerlingen voert een praktishe opdraht uit met een LDR (zie figuur 1). a ij deze proef hoort een onderzoeksvraag. Noem een onderzoeksvraag over de LDR die hoort ij deze proef. Zet in figuur 2 de grafiek van de weerstand uit tegen de afstand. Leg uit of er een evenredig verand estaat tussen de afstand en de weerstand. Kijk hiervoor naar de grafiek of naar de tael. d Maak een shatting van de weerstand ij een afstand van 55 m en laat zien hoe je aan je shatting ent gekomen. De leerlingen zetten de metingen in tael 1 en ze erekenen ij elke meting de weerstand van de LDR. tael 1 de meetresultaten van de proef met de LDR afstand m) stroomsterkte (ma) weerstand (Ω) 50 20,3 369 45 21,8 344 40 23,1 325 35 24,9 301 30 26,3 285 25 28,4 264 20 30,0 250 15 35,5 211 10 43,4 173 5 75,8 99 e Twee leerlingen disussiëren over deze proef. Aad zegt: Als er veel liht op de LDR valt, is de weerstand groot. Nee, zegt oy, Het is net omgekeerd. Als er veel liht op de LDR valt, is de weerstand juist klein. Leg uit wie er gelijk heeft aan de hand van de grafiek of de tael. Examen 2006, eerste tijdvak figuur 1 een praktishe opdraht
R LDR (Ω) figuur 2 het verand tussen afstand en de weerstand 0 10 20 30 40 50 60 l (m) 2 Josje en Jordi doen een onderzoek naar de vervangingsweerstand in een parallelshakeling. Zij ouwen daarvoor een shakeling aan de hand van het shema in figuur 3a. a In figuur 3 zie je het shema nogmaals staan. In het shema zie je vier rondjes staan op plaatsen waar ze de spanningsmeter neer kunnen zetten. Zet in het juiste rondje het sym ool van de spanningsmeter waarmee Josje en Jordi de spanning over R 2 meten. Met een stroommeter meten ze door R 1 een stroomsterkte van 60 ma en door R 2 een stroomsterkte van 30 ma. ereken de vervangingsweerstand die Josje en Jordi vinden voor de twee weerstanden in deze shakeling. R 1 R 1 R 2 = 200 Ω R 2 = 200 Ω A + + Examen 2009, tweede tijdvak figuur 3 de shakeling van Josje en Jordi
EXAMENTRAINING Hoofdstuk 9 Shakelingen P 4 Voor de natuurkundeles is een apparaatje gemaakt. Zie figuur 5a. Het shakelshema van het apparaatje staat getekend in figuur 5. a Wat geeurt er met de led als je de shakelaars S 1 en S 2 alleei sluit? figuur 4 het shakelshema van de dradentester van Kathelijne 3 Kathelijne heeft een lang verlengsnoer voor de heggenshaar. Als ze de heggenshaar daarop aansluit, werkt hij niet. Ze denkt dat er een reuk zit in het verlengsnoer. Om dat te onderzoeken, ouwt ze een dradentester (figuur 4). Als spanningsron wordt een atterij geruikt. a Teken in het shakelshema in figuur 4 de atterij op de open plek. Q R Aan de linkerkant van het shema van de dradentester zie je drie mogelijke ontatpunten: P, Q en R. Over de werking van deze shakeling gaan de volgende zinnen. Streep door wat fout is. Je moet één van de draden van het verlengsnoer aansluiten tussen de punten P en Q. Als er geen reuk zit in de draad, dan komt er spanning op de asis / de olletor / de emitter van de transistor. Daardoor geleidt de transistor wel / niet en gaat de LED wel / niet randen. Examen 2009, eerste tijdvak A Je sluit alleen S 2. Hierdoor laadt de ondensator op. Daarna open je S 2 en sluit je S 1. De led geeft nu een flitsje. Waarom geeft de led nu een flitsje? In de shakeling zit ook een weerstand. Waarom is een weerstand in de shakeling opgenomen? A om de stroomsterkte door de led klein te maken om de stroomsterkte door de led groot te maken C om de spanning over de led groot te maken D om het vermogen van de led groot te maken Examen 2005, eerste tijdvak + S 1 S 2 figuur 5 een shakeling met een ondensator
A figuur 6 de deureveiliging van Edward 5 Edward is ezig om een shakeling te ontwerpen voor een deurevei liging. Hij wil een reedontat op de deurpost evestigen en een magneet daar vlakij op de deur. Zie figuur 6. Edward weet niet zeker of zijn shakeling goed werkt. Streep door wat fout is: Als de deur opengaat, eweegt de magneet ij het reedontat vandaan. Het reedontat komt hierdoor in de AAN-stand / UIT-stand te staan. De stroom door de asis van de transistor neemt daardoor toe / af. Als gevolg daarvan wordt de transistor wel / niet geleidend. Hierdoor egint de zoemer wel / niet te zoemen. De shakeling werkt dus wel goed / niet goed. Naar: Examen 2007, eerste tijdvak 6 Karel ouwt de shakeling van figuur 7. In de shakeling zit een spanningsron, een shakelaar, een lampje en een ondensator. Karel sluit de shakelaar enige tijd. Daarna zet hij de shakelaar weer open. Wat geeurt er als Karel de shakelaar weer open zet? A Het lampje gaat onmiddellijk uit. Het lampje lijft gewoon randen. C Het lampje gaat steeds zahter randen en gaat na enige tijd uit. D De ondensator gaat kapot. Examen 2005, tweede tijdvak figuur 7 Karels shakeling
EXAMENTRAINING Hoofdstuk 9 Shakelingen figuur 8 een atterijloze zaklamp 7 Voor de zaklamp in figuur 8 he je geen atterijen nodig. In de zaklamp zitten een magneet en een spoel. Je laadt de zaklamp op door hem heen en weer te shudden. De werking lijkt sterk op die van een dynamo. De opgewekte elektrishe energie wordt opgeslagen in een ondensator. Je moet de lamp een tijdje shudden. Als je daarna de shakelaar indrukt, randt de led. Na verloop van tijd gaat de led uit. Waarom gaat de led randen, als de shakelaar wordt ingedrukt? a In figuur 9 zie je het prinipe van het shakelshema van de zaklamp. Je ziet dat in de shakeling een diode en een led zijn opgenomen. Wat is de funtie van een diode? d Waarom gaat de led na verloop van tijd uit? Waarom moet een diode opgenomen zijn tussen de spoel en de ondensator? e We willen de zaklamp zo veranderen dat die langer liht geeft, als hij door te shudden helemaal opgeladen is. Welke verandering moeten we dan in de lamp aanrengen? A Een grotere diode opnemen. Een grotere ondensator geruiken met een grotere apaiteit. C Een sterkere magneet geruiken. D Een spoel met minder windingen nemen. Examen 2008, tweede tijdvak figuur 9 het shakelshema van de atterijloze zaklamp