Inzicht in eigen kracht



Vergelijkbare documenten
Onkundig en onaangepast: eenzaamheid en sociaal isolement

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 10 december Beleidsplan Re-integratiebeleid

Leefgebiedenwijzer. Versterken van eigen kracht van cliënten

Jan de Laat OVERSTAG

De gemeenteraad aan zet Wat wilt u weten over de jongeren met een beperking in uw regio?

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

De VrijBaan Vragenlijst (specifiek voor iemand die geen werk heeft)

Nu ook op mobiel of tablet! quez.movisie.nl. QueZ. Vragen naar zelfregie

Aan de slag met de Werk Ster!

Lezing, 10 december Relatie tussen sociaal isolement en psychiatrische ziekte

Kanker en Werk Begeleiding en Re-integratie Stap.nu in mogelijkheden

eflectietool Reflectietool Reflectietool Reflectietool Test jezelf op professioneel ondersteunen

Mantelzorg, waar ligt de grens?

10 tips voor begrijpelijke AWBZ-formulieren

Hans van Rooij VERSTAG

Armoede & Veerkracht: Hoe vinden mensen met weinig geld hun weg?

Samen voor een sociale stad

Openingsgebeden INHOUD

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Het verbeteren van de integratie van zieke werknemers door aandacht voor hun dubbele rol (Universiteit Utrecht) Projectleider: Prof. dr.

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 23 maart 2015 Betreft Inzet huishoudelijke hulp toelage

Tineke Boudewijns VERSTAG

Movisie. Voor een duurzame positieve verandering. Preventie van eenzaamheid realistische plannen Jan Willem van de Maat

Samen spreken over Herstel bij Hersenletsel. Henriette Visser

Ik heb een vraag over: Voorwoord. Ik voel me thuis niet prettig, kan ik met iemand praten?

Inge Test

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Boek en workshop over het verlies van een broer of zus. Een broertje dood. Door Corine van Zuthem

Programma Tienerclub. Tienerclub Blok 1 & 5: Adventure 4 Kids Op avontuur met jezelf

Inclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie. Petri Embregts

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Irma Steenbeek VERSTAG

Ervaringsdeskundigheid in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Petri Embregts

Ik heb een vraag over. zorg... ondersteuning... opvoeding... jeugdhulp... mijn arbeidsbeperking... mijn uitkering... werk...

Deel 12/12. Ontdek die ene aanpak waarmee je al je problemen oplost

Jante Schmidt Alistair Niemeijer Carlo Leget Evelien Tonkens Margo Trappenburg. Waardigheidscirkel

Dé 14 fundamentele stappen naar geluk

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website:

Betreft: Reactie van de Haagse Maatschap op Landelijke bezuinigingen kinderopvang (RIS )

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

Secundaire traumatisering

STIJLEN VAN BEÏNVLOEDING. Inleiding

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

A. God, wij bidden U voor alle mensen die onzeker zijn over zichzelf: dat zij het vertrouwen in zichzelf hervinden.

Werken in een andere sector of branche: iets voor u?

Kiezen voor coaching als managementstijl

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Meer senioren bewegen en sporten in Rotterdam

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

Samenwerken aan welzijn

Onderzoek werknemers met kanker

MET DEZE 6 KEUZES WORDT DUURZAME INZETBAARHEID WÉL EEN SUCCES

Nummer 1 December Cursusaanbod 2012 Gedeeld verdriet Mindfulness Laat je zelf zien

Daarvoor gaat u naar Minters

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Castricum 2015

Vrijwilligerswerk is geen containerbegrip

ERGO CONTROL. Bewegen Werkt. Ook wel bekend onder de naam: Beweging als Warming-up voor Re-integratie (BWR)

Y-choice. Luister naar De keuzes die je maakt van Van Dik Hout. Het nummer staat op de CD Het beste van De songtekst vind je in bijlage 1.

Dip, down of depressie Hulp bij depressiviteit

De reis van de mantelzorger. Branddoctors 2017 Vertrouwelijk Niets uit dit document mag worden gepubliceerd zonder toestemming vooraf

Cambriana online hulpprogramma

Beoordelingsformulieren

Participatieverslag Nieuw & Anders

Participatief leiderschap. Hoe leid je een samenwerkingsverband?

1 Aanbevolen artikel

OVER VITALITEIT; WAAROM PAMPEREN FIJN LIJKT MAAR MACHTELOOS MAAKT

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Allereerst wil ik de organisatoren van deze dag, de Stichting Lezen en Schrijven

Aan de netwerkpartners van het CJG, Betreft Start KIES cursus basisschoolkinderen en ouderbijeenkomsten

Inspectie Werk en Inkomen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

!7": ZORG 6ERPLEGING EN 6ERZORGING

Werk, participatie en gezondheid

Inzicht in psychische kwetsbaarheid. informatieblad. 1 augustus Vooruitgang door vernieuwend werkgeven

Onderzoeksopzet Vrijwilligers in de Wmo Wmo-werkplaats Noord Jolanda Kroes Hanzehogeschool Groningen

VICTIMS IN MODERN SOCIETY

Onderzoek werknemers met kanker

2. Het beleid ten aanzien van ontheffing van de arbeidsverplichting wijzigen en aan

Uitgevoerd door Dimensus Huishoudelijke Hulp gemeente Oosterhout 2016

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

COMMUNICATIE BIJ VERANDERING

No besluit vast te stellen de. Verordening tegenprestatie Participatiewet gemeente Twenterand

Tranzo, 17 juni Dr. Anja Machielse

Gemeenten krijgen vanaf 2015 veel meer verantwoordelijkheid:

pggm.nl Persoonlijke Balans in de beleving van PGGM- leden Enquête De Persoonlijke Balans

Ab Harrewijnrede 2003 Minister Aart Jan de Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 21 mei 2003 te Amsterdam.

Herstel en rehabilitatie in het licht van herziening zorgstelsel

Terugkoppeling motie 'Van bijstand naar baan' De leden van de raad van de gemeente Groningen te GRONINGEN

1. Doelgroep van het protocol

INSCHATTING VAN RELATIECONFLICTEN 1

Samen op zoek naar verandering of Hoe maak ik het contact met de cliënt efficiënter?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Effectieve samenwerking met ketenpartners

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Kwaliteit van leven Een hulpmiddel bij de voorbereiding van een zorgplan

EEN LEVEN LANG LEREN

De raad van de gemeente Schiermonnikoog,

Transcriptie:

Hendrik Wagenaar & Corine Balder-van Seggelen Inzicht in eigen kracht De werking van empowerment in Maatschappelijke Activeringscentra

Colofon Opdrachtgever: MOVISIE, project Effectieve sociale interventies Auteurs: dr. Hendrik Wagenaar & drs. Corine Balder-van Seggelen Universiteit Leiden, Campus Den Haag, Centre for Governance Studies Urban Begeleiding MOVISIE: drs. Peter Rensen Eindredactie: Ethiscript en afdeling communicatie MOVISIE Vormgeving: Ontwerpburo Suggestie & illusie Fotografie: Ruud van der Graaf Druk: Anraad ISBN: 978-90-8869-059-4 Bestellen: www.movisie.nl Overname van informatie uit deze publicatie is toegestaan onder voorwaarde van de bronvermelding: MOVISIE, kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling. November 2010 Deze publicatie is tot stand gekomen dankzij financiering van het ministerie van VWS.

Inzicht in eigen kracht De werking van empowerment in Maatschappelijke Activeringscentra

Inzicht in sociale interventies De sociale sector heeft als doel een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij. Daar besteedt men veel tijd en aandacht aan. Maar wat levert het nou eigenlijk op? En hoe kom je daar achter? Sommige beroepen uit de sociale sector bestaan al meer dan honderd jaar. Zijn we nu ook honderd jaar wijzer geworden? Deze vragen beantwoordt MOVISIE in het vijfjarige project Effectieve sociale interventies. Een onderdeel van het project Effectieve sociale interventies is het onderzoeksprogramma Inzicht in sociale interventies. In dit onderzoeksprogramma doet MOVISIE in samen werking met universiteiten en andere onderzoeksinstituten onderzoek in de sociale sector. Het doel van de onderzoeken is tweeledig. Enerzijds vergroten ze de kennis over werkzame elementen in de sociale sector. Anderzijds bieden ze inzicht in hoe passende kennis over effectiviteit kan worden verzameld en de rol die kwalitatief onderzoek daarin kan vervullen. Deze onderzoeken starten vanuit de dagelijkse prak tijk. Door observatie op de werkvloer en interviews met de professional, vrijwilliger, cliënt of burger wordt inzicht verkregen in wat wel en niet werkt. Dit rapport is het resultaat van het vijfde onderzoek in het onderzoeksprogramma Inzicht in sociale interventies.

Voorwoord Voor u ligt de eindrapportage van het onderzoek naar maatschappelijke activering, verricht bij vijf Maatschappelijke Activeringscentra, kortweg MAC s genoemd. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van MOVISIE in het kader van het onderzoeksprogramma Inzicht in sociale interventies. In dit programma wordt gekeken welke onderzoeksmethoden geschikt zijn om het effect van werkwijzen in de sociale sector aan te tonen. Evidence based practice / policy making krijgt op deze manier een bredere basis. Er wordt niet alleen gekeken naar klassiek effectonderzoek maar ook naar andere vormen van wetenschappelijk onderzoek. Dat is nodig, want effectonderzoek alleen doet geen recht aan de complexiteit van het werk in de sociale sector. Het blijkt moeilijk om het (bewezen) succes van een bepaalde methode te generaliseren naar een andere context. Succes kan niet los worden gezien van de moeilijk grijpbare alledaagse werk- en overlevingspraktijk van professionals en cliënten (Wagenaar & Prainsack, 2010). Dit onderzoek is een voorbeeld van een andere benadering, waarin juist die praktijken en ervaringen van cliënten en professionals centraal staan (Rensen e.a., 2009; Wagenaar, 2004). Wij proberen de werking van succesvolle activering in de praktijk te begrijpen door de ervaringen van professionals en cliënten naar boven te halen en te interpreteren. Dit onderzoek gaat over wat MAC s teweeg kunnen brengen. Daarmee gaat deze eindrapportage ook over mensen en menselijke relaties. Dat we spreken over werkingsmechanismen, wekt de indruk dat het om een methode gaat die bij juiste toepassing ook bij andere sociale diensten leidt tot succes. Maar feitelijk gaat het om mensen. Mensen die andere mensen (willen) helpen. Mensen die na jaren in de bijstand zijn vastgelopen. Maar ook: mensen die open staan voor hulp. Het gaat over ingrijpende gebeurtenissen in individuele levens, zoals ziekte, scheiding, huiselijk geweld en ontslag. Omstandigheden die maken dat alledaagse activiteiten en werkzaamheden, die voorheen een leven vorm en inhoud gaven en vanzelfsprekend leken, ineens (onneembare) hindernissen zijn geworden. Eén van de onderzoekers weet uit eigen ervaring hoe je binnen een paar maanden tijd niet alleen je werkritme kunt verliezen, maar ook hoe je kunt opzien tegen alledaagse werkzaamheden waar je vóór de ingrijpende gebeurtenis (in dit geval een kind met een levensbedreigende ziekte) je hand niet voor omdraaide. Hoe deze onverwachte en onbedoelde ervaringen je in korte tijd je zelfvertrouwen en eigenwaarde kunnen ontnemen. En dat het dan anderen zijn - familie, vrienden, collega s - die je uit dat beklemmende gevoel van machteloosheid, onzekerheid en gebrek aan perspectief kunnen bevrijden. Nog vóór de analyse van het onderzoeksmateriaal en de toepassing van het theoretisch verklaringsmodel, schreef de onderzoeker over haar persoonlijke re-integratie-ervaring: In mijn beleving was de aandacht, de tijd en de

positieve benadering van mijn nieuwe baas mijn redding. Ik ontdekte waar mijn capaciteiten lagen en werd ervoor geprezen (Balder-van Seggelen & Wagenaar, 2009). Het hadden de woorden van een deelnemer uit een MAC kunnen zijn. Wij bedanken alle cliënten en professionals uit het onderzoek voor hun openhartigheid. Het was lang niet altijd gemakkelijk noch plezierig om het verleden op te rakelen. Niet zelden kwamen de tissues op tafel om het oude verdriet opnieuw te drogen. We ervoeren ook veel dankbaarheid voor de tijd die we namen om naar de verhalen te luisteren en enthousiasme voor deze rapportage. De mensen spraken de hoop uit dat dit rapport zal bijdragen aan meer begrip en ondersteuning voor mensen die zo graag willen maar hulp nodig hebben om oude dromen op te poetsen, vergeten idealen te hervinden en verloren hoop nieuw leven in te blazen. De onderzoekers bedanken Radar voor het idee van het MAC, een in onze ogen geweldig initiatief en voor hun bereidheid mee te denken en mee te werken aan de contacten met en binnen de bezochte MAC s (Almere, Meppel, Culemborg, Alphen aan den Rijn en Arnhem). MOVISIE, in het bijzonder Peter Rensen, bedanken we voor het vertrouwen dat hij in dit onderzoek heeft gesteld en voor de constructieve en plezierige samenwerking. Aan zijn zorgvuldige lezing van eerdere versies van dit rapport hebben wij veel gehad. We hebben geprobeerd een voor de lezer prettig leesbaar rapport te schrijven, waarin de werkingsmechanismen van een MAC als practice based evidence voorbeeld van maatschappelijke activering voelbaar worden. Niet alleen als een wetenschappelijk verklaringsmodel, maar ook als een menselijke ervaring. Hendrik Wagenaar en Corine Balder-van Seggelen, Leiden 2010

Inhoudsopgave 1 Inleiding 9 1.1 Leeswijzer 11 2 Arbeidsre-integratie nader beschouwd 14 2.1 Effecten van langdurige werkloosheid: een literatuurverkenning 14 2.2 Afhankelijkheid, gelatenheid en verzet 16 2.3 De effectiviteit van re-integratie-instrumenten 23 2.4 Over persoonlijke competenties en de juiste houding 24 3 Antwoord op de re-integratieproblematiek: Maatschappelijke Activeringscentra 28 3.1 Twee wetten; nieuwe mogelijkheden 28 3.2 Het Maatschappelijk Activeringscentrum 28 3.3 Hoe functioneren MAC s? 30 4 Werkingsmechanismen 34 4.1 Werkingsmechanismen in de literatuur over empowerment 36 4.2 Werkingsmechanismen van empowerment binnen het MAC 39 4.2.1 Participatie 39 4.2.2 Actief Leren 42 4.2.3 Acceptatie 44 4.2.4 Samenwerken 47 4.2.5 Positieve gerichtheid 49 4.2.6 Integraal werken 52 4.2.7 Overige werkingsmechanismen 55 5 Theorieën over empowerment 61 5.1 Inleiding 61 5.2 Empowerment als maatschappelijke emancipatie en hervorming 62 5.3 Empowerment in de gezondheidszorg: empowerment als persoonlijke verworvenheid 67 5.4 Empowerment binnen een MAC: empowerment als individuele emancipatie en maatschappelijke participatie 69

6 De professional in een MAC 71 7 Samenvatting en conclusie 78 Appendix Onderzoeksmethode 84 Literatuur 87

Inleiding 1 De invoering van de Wet werk en bijstand (Wwb) verplaatste het accent van inkomen (uitkering) naar werk. In 2008 volgde de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), opnieuw een wet die meedoen en participatie centraal stelt. De invoering van beide wetten vond plaats in de context van een politiek-maatschappelijke verandering in denken, van verzorgen naar investeren en ondersteunen (Doorten & Rouw, 2006). Van der Veen en Engelen spreken in dit verband van een verandering van verzorgings- of sociale beschermingsstaat naar sociale investeringsstaat (Van der Veen, 2005, Engelen e.a., 2007). Beide wetten beogen aan te sluiten bij ingrijpende veranderingen in het Nederlandse arbeidsbestel. De opmars van deeltijdarbeid en tijdelijke arbeidscontracten hebben de arbeidsparticipatie vergroot, maar ook de onzekerheid rond werk. Een fulltimebaan voor onbepaalde tijd is niet langer een vanzelfsprekendheid. Hoge toelatingseisen en een belastende sociale context (mantelzorg, zorg voor een kind of partner) vergroten de kans op werkloosheid. Terwijl het nieuwe bestel kansen biedt voor de hoger opgeleiden en sociaal vaardigen, hebben laag opgeleiden en mensen met persoonlijke en maatschappelijke problemen minder kansen in de nieuwe, flexibele arbeidsmarkt. Als gevolg van de toenemende eisen aan werknemers loopt de laatste groep het gevaar sociaal uitgesloten te worden op grond van een gebrek aan opleiding en ervaring of vanwege een breuk in het curriculum vitae (Schmid in: Engelen e.a., 2007). In dit kader past het programma Beter in Meedoen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Beter in Meedoen richt zich op innovatieve programma s binnen de Wmo in relatie tot andere beleidsterreinen, bijvoorbeeld de Wwb/Wsw. Deze beleidsterreinen raken in het denken van gemeenten meer en meer verweven. Bij vele sociale diensten groeit de laatste jaren het besef dat er voor de re-integratie van klanten die langdurig afhankelijk zijn van bijstand meer nodig is dan de re-integratietrajecten die met name sinds de inwerkingtreding van de Wwb zijn ingevoerd. Het gaat daarbij niet alleen om het vergroten van de effectiviteit van arbeidsre-integratie. Hoewel re-integratie naar een betaalde baan nog steeds wordt gezien als de ultieme vorm van maatschappelijke integratie, is er de laatste jaren - mede gestimuleerd door de invoering van de Wmo - meer aandacht voor andere vormen van zinvolle maatschappelijke participatie. Hoewel in eerste instantie opgezet als innovatief activeringinstrument voor Wwbers, sluiten de opzet en bedrijfsvoering van het MAC goed aan bij de doelstellingen Inzicht in eigen kracht 9

van de Wmo. Deze wet legt sterk de nadruk op meedoen, op participeren door de hele Nederlandse bevolking (SGBO, 2006). Maatschappelijke ondersteuning is er op gericht om die mensen te ondersteunen die moeite hebben zich zelfstandig te redden of anderszins niet of nauwelijks sociaal participeren. Volgens schattingen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) gaat het mogelijk om vijf miljoen mensen die volgens het Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ) een objectieve behoefte aan hulp zouden hebben (SGBO, 2006). Daarbij varieert de hulp van lichte en tijdelijke ondersteuning tot intensieve en langdurige verpleging. De Wmo richt zich op de lichtere ondersteuning, hetgeen de potentiële doelgroep van kwetsbare burgers terugbrengt tot ruim drie miljoen mensen. De inhoud van de zorg varieert van maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en openbare geestelijke gezondheidszorg tot verslavingsbeleid en maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten hebben de opdracht die ondersteuning vorm en inhoud te geven op verschillende prestatievelden. Met de opzet van een MAC lijken gemeenten vooral aansluiting te zoeken bij het prestatieveld Bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. Gemeenten hebben met de Wmo meer beleidsruimte gekregen om integraal en aangepast aan lokale omstandigheden zoveel mogelijk maatwerk te leveren. Over de achterliggende visie op de Wmo lijkt enig verschil van mening te bestaan. Hoewel het kabinet in de Contourenbrief (TK2003/2004) de onbetaalbaarheid van de AWBZ als argument aanvoert voor invoering van de wet, neemt een meerderheid in de Tweede Kamer afstand van die reden (Van Houten e.a., 2008: 9). In de evaluatiestudie naar de invoering van de Wmo worden twee benaderingen onderscheiden. In de smalle benadering beperken gemeenten zich tot aanpassingen in regelgeving, de organisatie van huishoudelijke hulp en de omgang met subsidieregelingen. In de brede benadering, die een grotere tijdsinvestering vergt, worden zoveel mogelijk voor het onderwerp relevante beleidterreinen aangepast en geplaatst binnen de kaders van de Wmo. Het thema participatie komt in de eerste evaluatie vooral tot uiting in het betrekken van maatschappelijke organisaties, burgers en cliëntenvertegenwoordigende partijen bij de totstandkoming van beleid. Met een MAC gaan gemeenten een stap verder en laten zij een deel van de inhoud van het beleid en de uitvoering over aan burgers zelf. MAC s bieden een vernieuwende aanpak voor diegenen die - om verschillende redenen - het verst van de arbeidsmarkt verwijderd zijn. Zij richten zich op de harde kern van bijstandsgerechtigden; mensen voor wie arbeidsintegratie misschien wel een gewenste, maar niet altijd realistische voorwaarde is voor maatschappelijke integratie. MAC s zijn gebaseerd op het inzicht dat duurzame maatschappelijke en/ of arbeidsintegratie nauwelijks realiseerbaar is zonder de organisatie van persoonlijke randvoorwaarden. Aandacht voor de persoonlijke en sociale context speelt een 10 Inzicht in eigen kracht

doorslaggevende rol willen deze cliënten, die dikwijls al jaren aan de kant staan, een serieuze kans krijgen om (opnieuw) te integreren in de arbeidsmarkt of de samenleving. Welke methoden MAC s daarbij hanteren en met welke rationale zij dat doen, is één van de vragen die in dit onderzoek wordt beantwoord. Omdat uit eerder onderzoek (Balder-van Seggelen, 2007) de traditionele re-integratieaanpak door cliënten eerder als belemmerend dan stimulerend werd ervaren, laat dit onderzoek bovendien zien op welke wijze de methode van een MAC aansluit op deze officiële doelstellingen van sociale diensten. Op welke wijze deze doelen worden nagestreefd, is de derde onderzoeksvraag die aan bod komt. De analyse van de werking van MAC s maakt duidelijk dat mensen die langdurig afhankelijk zijn van bijstand en voor wie re-integratie naar (on)betaald werk een onbereikbaar vergezicht leek, met de juiste randvoorwaarden kunnen beschikken over competenties en vaardigheden die zij zelf niet meer voor mogelijk hadden gehouden. Door het vergroten van zelfvertrouwen en eigenwaarde worden er ambities en krachten losgemaakt die leiden tot nieuwe initiatieven en perspectieven. Aandacht, gelijkwaardigheid, praktische ondersteuning en positieve feedback zijn voorbeelden van mechanismen en randvoorwaarden die langdurig bijstandsafhankelijke mensen helpen een eerste stap te zetten op weg naar maatschappelijke re-integratie. We zullen in het onderzoek laten zien dat de centrale positie van empowerment binnen het MAC deze opzienbarende resultaten mogelijk maakt. In dit onderzoek staan om die reden de werkingsmechanismen van empowerment centraal. Met werkingsmechanismen bedoelen we een combinatie van interventies (door professionals en cliënten zelf), mechanismen en de effecten daarvan op de cliënt. Wij hopen zo te laten zien hoe men door middel van empowerment de afhankelijkheidsspiraal van de traditionele re-integratieaanpak kan doorbreken. 1.1 Leeswijzer Deze rapportage start met een beschrijving van de problemen in de bestaande, traditionele re-integratieaanpak van de Sociale Dienst. We beginnen met een algemene literatuurverkenning over de effecten van langdurige werkloosheid. Langdurige werkloosheid kan sterk ontwrichtende psychologische gevolgen hebben voor het individu. Dat wordt in de verzakelijkte, op uitstroom en individuele verantwoordelijkheid gerichte wereld van bijstand en arbeidsre-integratie wel eens uit het oog verloren. Als we te rade gaan bij een wat oudere, maar daardoor niet minder belangrijke traditie van sociologisch onderzoek naar (massa)werkloosheid, dan worden we hieraan weer herinnerd (2.1). We vervolgen met een beschrijving van de kenmerken en het effect van de traditionele re-integratieaanpak vanuit het perspectief van de cliënt. Daarbij maken we gebruik van eigen empirisch onderzoek naar de gevolgen van een Inzicht in eigen kracht 11

langdurig verblijf in de bijstand. We richten de aandacht vooral op het proces van psychologische adaptatie en negatieve institutionele socialisatie, waaraan cliënten die langdurig in de bijstand zitten bloot staan. Hiermee krijgen we inzicht in de belevingswereld van langdurig werklozen op het moment dat zij een MAC binnenstappen (2.2). Het onderzoek naar de (geringe) effectiviteit van het traditionele re-integratieinstrumentarium is onderwerp van paragraaf 2.3. We besluiten hoofdstuk 2 met inzichten vanuit de literatuur die aansluiten bij de uitgangspunten van een MAC. In hoofdstuk 3 geven we een toelichting op de benadering van activering in een MAC zoals bedoeld door Radar, het Amsterdamse adviesbureau dat startte met de innovatieve aanpak van het MAC. In MAC s staat empowerment centraal. Empowerment binnen een individueel ontwikkeltraject stelt mensen uiteindelijk in staat de regie over hun eigen leven te voeren. Empowerment is een begrip dat in veel verschillende domeinen wordt gebruikt - volgens sommigen misbruikt - om het belang van individuele economische en maatschappelijke verantwoordelijkheid en het benutten van individuele capaciteiten opnieuw onder de aandacht te brengen (Eyben e.a., 2008; Leonardsen, 2007). In hoofdstuk 4 zetten we werkingsmechanismen van empowerment in MAC s uiteen. We sluiten aan bij de zes werkingsmechanismen van empowerment zoals die worden beschreven door de Belgische onderzoekers Steenssens & Van Regenmortel (2007). Van alle bestudeerde literatuur geven deze twee onderzoekers de meest systematische en integrale kijk op de werking van empowerment. Echter, de basis van dit hoofdstuk wordt gevormd door de tientallen interviews met cliënten van MAC s die wij de afgelopen twee jaar gehouden hebben. In hoofdstuk 5 geven we een kort overzicht van de literatuur over empowerment. In deze rapportage lichten we het gebruik van empowerment op twee terreinen kort toe, om de lezer in te leiden in de reikwijdtes en praktische toepassingen van deze manier van persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling. De conclusie is dat van tevoren overeengekomen, realistische doelstellingen en ambities een al te optimistisch gebruik van empowerment kunnen beteugelen. In hoofdstuk 6 staat de rol van de professional centraal. Empowerment vraagt om een andere dan de traditionele rol van casemanagers, coördinatoren en managers betrokken bij individuele en collectieve ontwikkelingsprocessen. Op basis van de literatuurstudie en het praktijkonderzoek geven we in hoofdstuk 7 antwoord op de vragen die in dit onderzoek centraal staan. 1. Welke methoden worden er binnen een MAC gehanteerd, met welke rationale? 12 Inzicht in eigen kracht

2. Welke operationele doelstellingen worden er in de verschillende MAC s gehanteerd? 3. Hoe sluiten de gehanteerde methoden aan op de officiële doelstellingen? 4. Wat zijn de werkingsmechanismen in de aanpak die MAC s hanteren? 5. Welke effecten hebben deze werkingsmechanismen op de cliënten en deelnemers van het MAC? Wat is er anders aan een MAC? Je zit al jaren in de bijstand. De gesprekken die je voerde, bijvoorbeeld in het kader van een re-integratietraject, hebben behalve stress tot nu toe niets opgeleverd. Je hebt je erbij neergelegd dat je voorlopig, zeker zolang de kinderen klein zijn, niet meer aan het werk zult komen. Je casemanager heeft je aangemeld bij een Maatschappelijk Activeringscentrum. Tot je verbazing zijn er geen cursussen. Je kunt in feite direct aan de slag. Je wordt, enigszins tot je verbazing, getraind in het afnemen en verwerken van interviews. Samen met je collega s in het MAC inventariseer je aan de hand van interviews onder buurtbewoners aan welke activiteiten behoefte is. In het MAC maak je daarvoor plannen, je werkt ze uit en zet activiteiten op. In overleg met de coördinatoren en collega s van het MAC verdeel je taken en maak je afspraken over je inzet in uren. Je bepaalt grotendeels zelf wat je doet en hoe je dat doet. Je bent beland op de plek waar je werk mag doen dat je kunt, dat je leuk vindt en dat voor jou haalbaar is. Als deelnemer in een MAC kies je in overleg met een begeleider welke activiteit je verder onderneemt. Je besluit schilderles te nemen. Dat heb je altijd al willen doen. Langzaamaan druppelen de andere cliënten en deelnemers binnen. Er wordt koffie en thee gedronken en verschillende mensen vragen hoe het met je gaat. Dan loopt de instructrice binnen, zelf ook klant. Ze geeft uitleg over het mengen van kleuren en andere kneepjes van het schilderen. Allerlei materialen liggen klaar op tafel. Cliënten en deelnemers pakken hun werk van de vorige keer op. Tijdens de schilderles wordt er gezellig gekletst. Persoonlijke ervaringen en herinneringen aan een uitje van de week ervoor worden uitgewisseld. Na verloop van tijd sta je zelf voor de klas en blijk je goed leiding te kunnen geven. Nooit geweten. Mensen komen naar je toe en vragen om raad bij het schilderen. Je zelfvertrouwen groeit. Dat blijft ook bij je collega s niet onopgemerkt. Je wordt uitgenodigd om te praten over een jaarcontract als activeringsmedewerker. Dit is een voorbeeld van een traject binnen een MAC. De beschrijving is gebaseerd op verhalen van de klanten die meededen aan dit onderzoek. Het MAC is voor velen een prettige en constructieve manier om de eigen krachten te (her)vinden. Deze innovatieve vorm van maatschappelijke participatie realiseert activering op maat voor iedere klant. Inzicht in eigen kracht 13

Arbeidsre-integratie nader beschouwd 2 2.1 Effecten van langdurige werkloosheid: een literatuurverkenning Als mensen langer dan een paar jaar werkloos zijn, wordt de kans om (weer) aan het werk te gaan steeds kleiner (Engbersen, 1990). In een samenleving waarin de meeste mensen hun inkomen, maatschappelijke zelfstandigheid en gevoel van eigenwaarde ontlenen aan arbeid in loondienst, en waarin zowel economische voorspoed als maatschappelijke cohesie gemeten worden in termen van werk, is dit een vraagstuk dat vanzelfsprekend veel aandacht trekt van beleidsmakers en wetenschappelijk onderzoekers. Daarbij hebben onderzoekers zich vooral gericht op de gevolgen en de oorzaken of achtergronden van werkloosheid. Een voorbeeld van het eerste is het onderzoek van de sociologen Jahoda, Lazarsfeld en Zeisel naar de effecten van massawerkloosheid in het Oostenrijkse dorp Marienthal (2002). Deze beroemde studie is door de breedte van haar opzet, de combinatie van onderzoeksmethoden en het actieonderzoekachtige karakter, zelfs 70 jaar na dato nog actueel. Voor vele decennia is hiermee de toon gezet voor onderzoek naar de effecten van langdurige werkloosheid. De onderzoekers combineerden statistische gegevens, casestudies, enquêtes en historische beschrijvingen van het dorp en zijn omgeving. Ze schetsten daarmee een indringend beeld van de gevolgen van massawerkloosheid op het individu en zijn gemeenschap. De belangrijkste uitkomst is dat langdurige werkloosheid resulteert in berusting. De onderzoekers beschreven berusting als het gaandeweg verdwijnen van perspectief. De inwoners van Marienthal hadden geen plannen meer, zagen geen toekomst voor zichzelf, koesterden geen hoop op verbetering en beperkten zich, als gevolg van structurele armoede, sterk in hun behoeften. De onderzoekers beschreven ook een toenemende desintegratie van tijdsbesef, toenemende spanningen in het gezin, gevoelens van wanhoop, depressie en demoralisering en een wijdverbreide apathie en passiviteit in de dorpsgemeenschap. Deze nadelige effecten van werkloosheid werden toegeschreven aan het wegvallen van de niet-materiële opbrengsten van arbeid, zoals tijdstructurering, sociale status, individuele ontplooiing, een gevoel van vervulling en maatschappelijke integratie. Hoewel deze opbrengsten van arbeid in principe ook op andere manieren kunnen worden bereikt, blijkt compensatie van een gevoel van sociaal isolement, gebrek aan persoonlijk welbevinden, beperkte maatschappelijke betrokkenheid en het ontbreken van een zinvolle tijdsbesteding onvoldoende gewaarborgd zonder een betaalde baan (Jahoda e.a., 2002, zie ook Hoff & Jehoel-Gijsbers, 1998: 33). 14 Inzicht in eigen kracht

Terwijl de onderzoekers van Marienthal de werkloze heel nadrukkelijk in de context van zijn gemeenschap en in het perspectief van de arbeidsmarkt plaatsen, zien we in later onderzoek de blik steeds meer verschuiven naar de werkloze zelf. We ontmoeten zogenaamde fasentheorieën waarin de voortschrijdende ontreddering van de werkloze wordt beschreven (Hoff & Jehoel-Gijsbers, 1998) en typologieën, waarin juist wordt geponeerd dat mensen zeer uiteenlopend op werkloosheid reageren, variërend van algehele terugtrekking tot het calculerend bespelen van sociale zekerheidsregelingen (Engbersen, 1989). Deze vernauwing van het perspectief naar de (kenmerken) van de werkloze heeft veel te maken met de enorme expansie van het sociale zekerheidsstelsel na de Tweede Wereldoorlog. Hierdoor veranderde de aard van het denken over werkloosheid. Nu de werkloze nauwelijks meer hoeft te vrezen voor diepe armoede en er tevens talloze programma s bestaan om hem of haar te helpen bij het vinden van een nieuwe baan, wordt langdurige werkloosheid bijna automatisch toegeschreven aan een kenmerk of tekort van het individu. Dat kan een gebrekkige of verkeerde opleiding zijn of een stoornis in de persoonlijkheid. Hoe dan ook, omdat langdurige werkloosheid zich nu manifesteert tegen de achtergrond van een uitgebreid sociaal vangnet is, in vergelijking met de situatie tijdens het onderzoek in Marienthal, de visie erop van karakter veranderd. Werkloosheid wordt gezien als een tijdelijk verschijnsel, als gevolg van voorbijgaande fricties in de arbeidsmarkt. Als het individu zich maar voldoende inspant en voldoende verantwoordelijkheidsbesef toont, kan hij of zij dit ongemak weer snel achter zich laten. In de moderne economie wordt werkloosheid feitelijk gezien als onnodig en moreel onaanvaardbaar. Het belang van een betaalde baan is in de loop van de tijd niet minder belangrijk geworden en het gebruik van een uitkering ook niet meer vanzelfsprekend (Hoff & Jehoel-Gijsbers, 1998: 159). In onderzoek uit 2007 wordt dat beeld opnieuw bevestigd (Soethout e.a., 2007). Zowel de samenleving als het individu moet goede redenen hebben om een arbeidsloos inkomen te rechtvaardigen (Stone, 1984). Interessant genoeg wordt in theorieën over langdurige werkloosheid weinig aandacht geschonken aan de zogenaamde iatrogene aspecten van het sociale zekerheidsstelsel. Wie langer dan een jaar werkloos is, of slechts voor een gering deel arbeidsongeschikt wordt verklaard, komt automatisch in de bijstand terecht. Wie niet op eigen kracht nieuw betaald werk vindt, krijgt van de Sociale Dienst een oproep om mee te werken aan een re-integratietraject. Uit onderzoek dat wij in 2007 en 2008 hebben uitgevoerd, blijkt dat de organisatie van bijstand en re-integratie bepaalde immanente effecten heeft die het voor een aanzienlijke groep cliënten moeilijk maken zich te ontworstelen aan een leven van werkloosheid. Die effecten werken bijstandsafhankelijkheid in de hand. Daarmee zeggen we niet dat een Wwb-uitkering langdurige werkloosheid veroorzaakt. Het effect is subtieler, maar daarom niet minder krachtig. Uit ons onderzoek Inzicht in eigen kracht 15

blijkt dat de institutionele omgeving van de bijstand op twee manieren bijdraagt aan (het in stand houden) van langdurige werkloosheid. Ten eerste via de ineffectiviteit van traditionele re-integratieprogramma s voor een bepaalde groep bijstandsgerechtigden en ten tweede door een verlies aan individuele autonomie als gevolg van de psychologische aanpassing die een langdurig verblijf in de bijstand vergt. Beide effecten hangen met elkaar samen. Zoals we zullen laten zien, is de traditionele re-integratieaanpak het meest effectief bij de kansrijke bijstandsgerechtigden : mensen die in feite op eigen kracht de aansluiting bij de arbeidsmarkt wel weten te vinden. Juist bij de harde kern, de groep die vanwege etniciteit, gebrekkige kwalificaties of persoonlijke problematiek geen werk kunnen vinden, schiet de traditionele aanpak om allerlei redenen tekort. Voor langdurig werklozen is het tweede, institutionele, effect van belang. Een langdurig werkloze beweegt zich in verschillende omgevingen: economisch, sociaal, persoonlijk en institutioneel. Al deze invloedssferen kunnen bijdragen aan het ontstaan of het in stand houden van werkloosheid. Een economische recessie, het gebrek aan een sociaal netwerk en bepaalde persoonlijkheidskenmerken kunnen het risico op werkloosheid vergroten. Dit geldt ook, zo zullen wij laten zien in de volgende paragraaf, voor de institutionele omgeving van de Wwb. Daarbij komt, hoe langer iemand in de bijstand zit, des te groter is de plaats die deze institutionele omgeving in zijn leven inneemt. De levenshorizon vernauwt zich. Het bestaan draait om de contacten met de casemanager en de correspondentie met de Sociale Dienst, eventuele misverstanden die daar uit voortvloeien, gevoelens van onbegrip, administratieve fouten en de gevolgen daarvan voor de cliënt, et cetera. Door institutionalisering verliest het individu gaandeweg een deel van zijn autonomie die hij, indien hij werkt en zijn eigen inkomen verdient, ontleent aan de sociale en persoonlijke levenssfeer. Er ontstaat tegen de bedoeling in een vorm van afhankelijkheid. De negatieve ervaringen met bijstandsbureacratie gaan een centrale rol spelen in de betekenisverlening die het individu anders ontleent aan huwelijk, gezin, werk en eventuele maatschappelijke betrokkenheid. De institutionele omgeving van de bijstand draagt bij aan het in stand houden van langdurige werkloosheid. MAC s presenteren zich als een innovatief antwoord op de teleurstellende ervaringen met de gebruikelijke re-integratieaanpak binnen de oude bijstandswet en de huidige Wwb in de laatste tien jaar. In de volgende paragraaf bespreken wij ons onderzoek naar de gevolgen van langdurige bijstand en wat wij noemen de traditionele re-integratieaanpak. 2.2 Afhankelijkheid, gelatenheid en verzet De traditionele re-integratieaanpak kenmerkt zich, ondanks een retoriek die de klant centraal stelt, grotendeels door uniformiteit in de benadering van cliënten. 16 Inzicht in eigen kracht

Beter gezegd: de traditionele aanpak richt zich vooral op de organisatie in plaats van op de cliënt. Dat vertaalt zich onder meer in een beperkt aanbod van standaard re-integratie-instrumenten (one size fits all) en een voor de cliënt weinig transparante organisatie. Een ander kenmerk van de traditionele aanpak is een unilaterale benadering van de cliënt: er wordt vooral tegen en over en veel minder met de cliënt gesproken. Onderzoek van Balder-van Seggelen (2007) naar dergelijke traditionele re-integratietrajecten bevestigt de discrepantie tussen de ervaringen van cliënten en de doelstellingen van de aangeboden programma s. Veel cliënten blijken nauwelijks te beseffen wat een re-integratietraject inhoudt en doen meestal gelaten mee omdat ze vrezen dat anders hun uitkering in gevaar komt. Ondanks een vocabulaire van maatwerk en op de cliënt afgestemde trajecten bestaat de intake meestal uit het eenzijdig verstrekken van informatie door een medewerker van de Sociale Dienst. In de praktijk staan niet de situatie van de cliënt maar de kenmerken van de organisatie en de voorwaarden waaronder de organisatie functioneert voorop. Organisatieprocedures zijn zo ingewikkeld, resulteren in zoveel afstemmingsproblemen en vergen zoveel tijd, dat cliënten dikwijls lang moeten wachten op een antwoord, verkeerd worden voorgelicht of de dupe zijn van fouten van de organisatie. Slechts een beperkt aantal re-integratieroutines bepaalt het aanbod aan trajecten. ( Toen heb ik voor de derde keer een sollicitatiecursus moeten volgen. ) Verder constateren we dat het grote verloop onder consulenten cliënten regelmatig met nieuwe contactpersonen confronteert, aan wie ze hun hele verhaal opnieuw moeten vertellen. Het effect op de houding van cliënten ten opzichte van re-integratie en op hun capaciteiten om op een constructieve wijze met het re-integratietraject om te gaan is, zoals te verwachten valt, ronduit desastreus. Wij zien twee algemene effecten: het ontbreken van een duidelijk beeld over richting en verloop van het re-integratietraject en, als gevolg daarvan, een gebrek aan persoonlijke betrokkenheid van de cliënt bij het re-integratietraject. Het volgende citaat is illustratief voor beide effecten: Vraag: Wat dacht je op dat moment toen ze je vertelde over zo n traject en wat er in zit? Kun je je dat nog herinneren? Cliënt: Nou, ik had op dat moment willen zeggen van, ik snap er echt, ik snap er echt geen bal van. Maar ja, dan denk je bij jezelf van ja, wat heb ik eigenlijk voor keuze. Dit moet! Vraag: In hoeverre heb je overwogen om dat re-integratietraject, waar jij zelf eigenlijk een andere invulling aan had willen geven, niet te tekenen? Cliënt: Dat dorst ik op de een of andere manier niet omdat je, nou zul je zeggen daar komt ze weer omdat je bang bent dat het sancties voor je uitkering heeft. Inzicht in eigen kracht 17

Van als jij het ergens niet over eens bent, dat hun dan zeggen, maar ja, jij bent een lastig persoon, we gaan jou eens even twee maanden lang 10% per maand korten. En dan kunnen ze wel zeggen ja, daar kan je bezwaar tegen maken bij burgemeester en wethouders, maar dat duurt ook weken voordat je daar eens een antwoord op krijgt of dat je voor die raadshuppelepup moet verschijnen (Cliënt: Balder-van Seggelen, 2007). Dit citaat laat zien dat de cliënt het re-integratieplan niet begreep en uit angst voor een sanctie daar niets van durfde te zeggen. De gevolgen voor de betrokkenheid van de cliënt bij de re-integratie laten zich raden. Het eenrichtingsverkeer in de communicatie tussen de casemanager en de cliënt wordt geïllustreerd door het volgende citaat: Cliënt: Hij zegt: dan hebben we een plan voor u in dat re-integratieproject. Dus ik kon weer aan de gang gaan. We hebben een plantenveredelingsbedrijf voor u. Ik zeg: joh, weet je wat dat is? Hij zegt nee. Ik zeg nou, zal ik je dat vertellen, dan komen er trays van 8, 16 of 24 potjes voorbij en dan heb je een bak met 10.000 dingetjes. Na drie uur tijd loop je naar het raam, je slaat je kop erdoor en het is afgelopen! Dat geloof ik niet. Man, ik heb m n leven lang op. gewerkt. Dan ga ik toch dat imbecielenwerk niet doen! Dat soort ideeën (Cliënt: Balder-van Seggelen, 2007). Het gaat hier om veel meer dan de richting van de communicatie. In feite staat de zeggenschap over de eigen re-integratie centraal. De cliënt wil zijn ervaring inbrengen in het gesprek maar krijgt daar niet de kans voor. Het resultaat is dat hij zich niet serieus genomen voelt en afhaakt. Er wordt geen beroep gedaan op de werkervaring en mogelijkheden van de cliënt. Hierdoor is er geen sprake van een constructieve samenwerking tussen cliënt en casemanager. Integendeel, de cliënt verschanst zich in zijn boosheid en afwijzing. De ondoorzichtigheid van de organisatie (in dit geval een re-integratiebureau) komt naar voren in het volgende citaat: Cliënt: Ja, nou, dan kwam ik op de afgesproken tijd en dan werd er weer gevraagd: Waar gaat uw voorkeur naar uit? En daar werden dan afspraken over gemaakt. Maar nooit echt het is nooit gekomen tot van nou hier hier is dan wat wil je? Hier is dan je opleiding en je kunt beginnen. Het is allemaal voorbereidend werk geweest. En toen was het alweer afgelopen. Toen was dat bureau alweer afgestoten (Cliënt: Balder-van Seggelen, 2007). 18 Inzicht in eigen kracht

Uit de interviews blijkt dat veel cliënten op den duur met gelatenheid reageren op een dergelijke situatie. Ze begrijpen het niet en ze kunnen er geen invloed op uitoefenen. Al deze gevoelens komen samen als de organisatie een fout maakt. Cliënt: Ik ging elk jaar naar controle en ik nam de loonstrook van mijn zoon mee en ik moet elke maand een briefje invullen of hij gewerkt heeft en hoe lang of zo. Dat deed ik iedere keer en toch heeft zij een fout gemaakt. Drie tot vier keren heeft ze een fout gemaakt, mijn contactpersoon. En ze heeft het ook toegegeven, maar ik kom er niet onderuit. Ik kom er echt niet onderuit. En de laatste keer was er ook een hulp met mij meegegaan van jeugdzorg en toen heb ik haar nadrukkelijk gezegd, we zaten ook zo aan tafel met z n drieën, maak alsjeblieft niet meer zo n fout. Nee, ik maak die fout niet meer, je kan op me rekenen bla bla bla, zei ze. Later maakt ze weer diezelfde fout met wat mijn zoon betreft! Ik kreeg dus 20%, in plaats van 10%. Want 10% moet mijn zoon mij vergoeden omdat hij toen thuis woonde. Hij woont sinds september niet meer thuis. Dus door hun fout heb ik extra stress en wrok en boos, kwaadheid, woede (Cliënt: Balder-van Seggelen, 2007). In grote, complexe organisaties worden fouten gemaakt. Dat is onvermijdelijk. Echter, bijstandscliënten hebben weinig financiële marge. Bovendien voelen de meesten zich sterk afhankelijk van de Sociale Dienst. We zien dan ook dat fouten niet alleen rechtstreekse financiële gevolgen hebben, maar ook veel emoties oproepen: angst, boosheid, frustratie en uiteindelijk cynisme en een gevoel van onmacht. Het is niet onze bedoeling om hier de sociale diensten van Nederland aan de schandpaal te nagelen, en zeker niet om de inzet en toewijding van de casemanagers in twijfel te trekken. Daarvoor is het onderzoek nog te weinig systematisch en diepgaand (zie Balder-van Seggelen, 2007 voor een uitgebreider onderzoek naar de traditionele re-integratieaanpak dat gelijksoortige uitkomsten laat zien). Bovenstaande citaten gaan over de problemen met een bepaalde, veel voorkomende, routinematige aanpak van re-integratie. Deze aanpak kan gezien worden als een standard operating procedure (Allison & Zelikow, 1999); een organisatieroutine, een vanzelfsprekende manier van werken. En dat is precies de tragiek ervan. Ondanks de inspanningen en toewijding van de casemanagers (en daarvan hebben we veel voorbeelden gezien) is het resultaat pover. Voorop gesteld dat het hier gaat om een groep moeilijk bemiddelbare cliënten (Divosa, 2008: 21), wekken de citaten de suggestie dat de traditionele aanpak juist averechts werkt. Uit de verhalen komt het beeld naar voren dat re-integratietrajecten Inzicht in eigen kracht 19

cliënten overkómen. Het re-integratietraject lijkt uit de lucht te vallen. De cliënt ondergaat het lijdzaam, vaak onder stil protest. Frequente wisselingen in contactpersonen, ieder met zijn of haar eigen persoonlijke inschatting van de (on)mogelijkheden van cliënten om (weer) aan het werk te gaan, wekken bovendien de indruk dat de keuze voor een (deel)traject willekeurig is. De cliënt ziet de verplichting tot deelname als extern gestuurd door heersende regels en wetgeving. Het belangrijkste is het effect dat de traditionele aanpak heeft op de motivatie en persoonlijke capaciteit voor re-integratie. We lazen over verschillende ervaringen bij een CWI of Sociale Dienst waarbij mensen zich ondergeschikt gemaakt voelden aan de bureaucratie. Dat geeft mensen een gevoel van machteloosheid en uitzichtloosheid. Hun perspectief neemt af. De contacten met instanties als CWI en Sociale Dienst worden dan als extra belastend ervaren. Cliënten voelen zich angstig en stellen zich defensief, passief of antagonistisch (symbolisch verzet) op. Uit sommige uitlatingen blijkt dat cliënten afhaken, er geen geloof meer in hebben, zich onzichtbaar maken voor de organisatie en in het ergste geval ronduit cynisch worden. We horen in onze interviews dat cliënten zich uiteindelijk neerleggen bij de gevoelens van machteloosheid en afhankelijkheid. Een ander kenmerk van de traditionele aanpak is dat deze weinig doet aan het sociale isolement waarin veel cliënten verkeren. In de verhalen van deelnemers in een MAC lazen we dat velen op een dood spoor terecht waren gekomen. Soms door een scheiding of door het faillissement van een (eigen) bedrijf, maar ook door ziekte. Achteraf blijken mensen niet altijd even goed doordachte of overwogen beslissingen te nemen. Dat kunnen beslissingen zijn die grote consequenties hebben voor hun toekomstige arbeidsmogelijkheden. Vooral na ingrijpende levensgebeurtenissen als een scheiding of het verlies van werk, krijgen mensen van het ene op het andere moment te maken met een voor hen onbekende wereld, die van de uitkeringsafhankelijkheid. Een wereld die vele beperkende consequenties met zich brengt: minder geld, afhankelijkheid en zeker na verloop van tijd - na de zoveelste afwijzing op een sollicitatie - verlies van zelfvertrouwen. Gebrek aan financiën en een slinkend sociaal netwerk bleken in sommige verhalen te resulteren in een sociaal isolement: Als je geen geld hebt ben je snel geïsoleerd. Als je geen geld hebt om een cadeautje te kopen voor een verjaardag ga je niet. Je kunt mensen thuis niet uitnodigen omdat je je schaamt voor je oude troep. Het verschil is er wel tussen mensen die nog familie hebben en mensen die dat niet hebben... Mensen die nog familie hebben, onderhouden hun contacten beter. Dat is makkelijker. De drempel is kennelijk lager. Vrienden is toch lastiger, meer schaamte denk ik 20 Inzicht in eigen kracht

(Cliënt: Balder-van Seggelen, 2007). Op een gegeven moment lijkt re-integratie mijlenver verwijderd te liggen van het huidige bestaan. Mensen lijken terecht te zijn gekomen in een maatschappelijk niemandsland. Dikwijls zijn zij nog verwikkeld in de afhandeling van problemen uit het verleden, zowel financieel als psychologisch. En ergens in dat proces waarin een heroriëntatie op het leven gewenst zou zijn, komt in de beleving van de cliënt nieuw naderend onheil op hem of haar af, als een soort zwaard van Damocles. Uit zelfbescherming, onzekerheid, angst en overlevingsdrang trekken klanten zich terug of zij passen zich (opnieuw) aan en vervallen in oude patronen. We hoorden verhalen van mensen die moeite hadden zich staande te houden door emoties, onzekerheid en een gebrek aan zelfvertrouwen. Vraag: In die afgelopen vier jaar ben je niet bezig geweest met zoeken naar werk? Cliënt: Nee, ik had een dagtaak aan het aan mezelf werken. Daar had ik mijn handen aan vol en ik kon er niets meer bij hebben. Ik ging twee keer per week naar een psycholoog, maar buiten die gesprekken was ik er ook heel erg mee bezig. Het werkte buiten die gesprekken enorm door. Het was alsof ik mijn hele leven heb moeten verwerken. En dat was ook wel moeilijk hoor. Veel mensen hadden zoiets van hoe kun je daar nou zo mee bezig zijn? Maar ik had zoiets van het kan gewoon niet anders, ik moet dit gewoon eerst doen. Vraag: Heb je onbegrip ervaren? R: Ja, veel mensen hebben ideeën over hoe ik mijn leven zou moeten leven en daar kan ik niet aan voldoen en dat is lastig. En nu weer het laatste stapje om aan het werk zien te komen. Maar dat is lastig (Cliënt: Balder-van Seggelen, 2007). Eerder onderzoek (onder andere Kroft e.a., 1989, Engbersen, 1990) toonde bovendien aan dat langdurig werkloze mensen geneigd zijn andere, nieuwe doelstellingen in hun leven te zoeken. Vormen van accommodatie om de financiële en psychologische effecten van een leven zonder werk zijn bijvoorbeeld zwartwerken, berusting en het actief op zoek gaan naar nieuwe betekenisvolle activiteiten (Kroft, 1989: 276). Ook dit onderzoek bevestigt het belang van het adresseren van de persoonlijke situatie als voorwaarde voor het in een later stadium bespreken van re-integratie. Daarmee zeggen we niet dat deze cliënten participatie op de arbeidsmarkt zouden willen ontlopen. Integendeel, veel cliënten geven aan graag te willen werken. Echter, persoonlijke omstandigheden staan een snelle re-integratie vaak in de weg. Onderzoek naar de achtergronden van onbenut arbeidspotentieel onder een brede doelgroep van werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten bevestigt dat beeld Inzicht in eigen kracht 21

(Van Echteld & Hoff, SCP, 2008). De meeste mensen (92% van de werklozen) zouden gewoon willen werken. Daarmee is niet gezegd dat een uitgebreide analyse en bespreking van de persoonlijke situatie een voorwaarde is voor re-integratie, maar wel dat de persoonlijke omstandigheden op een pragmatische wijze een rol zouden moeten spelen in het re-integratieproces. In de beschrijving van de werkingsmechanismen van empowerment in hoofdstuk 4 wordt duidelijk wat wij bedoelen met de formulering op pragmatische wijze. Maar eerst gaan we dieper in op de effecten van langdurige werkloosheid. Met de bedoeling de persoonlijke en maatschappelijke context te verduidelijken waarin klanten geacht worden te re-integreren. Samenvattend: conceptualisering van het fenomeen langdurige werkloosheid blijkt een lastige opgave die sterk beïnvloed wordt door heersende opvattingen over werk, economie en de inrichting van de sociale zekerheid. Eigenlijk moeten we constateren dat we onvoldoende inzicht hebben in de manier waarop langdurig werklozen zich in onze samenleving aanpassen aan een leven in de bijstand en de gevolgen daarvan voor de kansen op re-integratie. Daar is ook weinig belangstelling voor in het wetenschappelijk onderzoek naar bijstand en langdurige werkloosheid. In vergelijking met de klassieke studie van Jahoda e.a. (2002) over de werklozen van Marienthal, worden veel eigentijdse theorieën van werkloosheid gekenmerkt door een vrij beperkt economisch of individualistisch perspectief. Bovendien wordt de theorievorming gedreven door het uitgangspunt dat het niet hebben van betaald werk uit economisch, maatschappelijk en moreel oogpunt ongewenst is, en dat de werkloze om die reden zo snel mogelijk weer aan werk geholpen moet worden. Het hiervoor genoemde onderzoek van Kroft e.a. (1989), maar ook dat van Van Echteld & Hoff (1998), beschrijft de uiteenlopende manieren waarop langdurige bijstandscliënten zich aanpassen aan een beperkt budget, een overdaad aan tijd, verminderde sociale contacten, de afhankelijkheid van de bijstandsbureaucratie en in het algemeen een gebrek aan levensperspectief. We weten echter weinig over de manier waarop dit alles zich vertaalt. Bijvoorbeeld in een ander zelfbeeld, een bepaald beeld van de samenleving en de eigen plaats daarin, een andere kijk op de wereld die wordt bestendigd door bepaalde gedragspatronen en de inbedding in een milieu van lotgenoten. Eigen onderzoek (Baldervan Seggelen, 2007) suggereert dat de (sociaal-)psychologische mechanismen en gedragspatronen die een dergelijke aanpassing vergt veel diepgaander en hardnekkiger zijn dan we misschien vermoeden. Feddema en Hulsbergen stellen op grond van hun onderzoek: Naast de gebruikelijke, minder dominant gebleken aspecten, als arbeidsmarktgedrag, inkomensstrategie en verwachtingen, zijn van belang vooral arbeidsfase, levensfase, oorsprong, fysieke en sociale (on)afhankelijkheid en leefmilieu. Deze aspecten staan niet op zichzelf. De betekenis van een afzonderlijk aspect is gelegen in de combinatie met een of meer van de andere aspecten 22 Inzicht in eigen kracht

(Feddema & Hulsbergen, 1991: 112). Deze vooringenomenheid van het onderzoek heeft twee onfortuinlijke gevolgen voor het denken over re-integratie. In de eerste plaats is er is niet of nauwelijks aandacht voor de mogelijkheden en potenties van werklozen (Feddema & Hulsbergen, 1991). Ten tweede is er onvoldoende aandacht voor de invloed van de situationele en sociale context van een individu dat re-integreert. Wat is bijvoorbeeld de invloed van een buurt, de sociaal-culturele achtergrond en het sociale netwerk op de kans op het vinden van werk? Feddema en Hulsbergen refereren aan een studie van Spruit en Tazelaar (1987), waaruit blijkt dat het vinden van een baan in belangrijke mate samenhangt met de omvang van het sociale netwerk. Hoe dan ook, wij zijn van mening dat succesvolle re-integratie vereist dat we meer inzicht krijgen in het effect dat een langdurig verblijf in de bijstand heeft op het subjectief wereldbeeld van het individu. En vooral hoe bepaalde denk-, gevoels- en gedragspatronen doorbroken kunnen worden opdat het individu zich weer openstelt voor de mogelijkheid van werk en maatschappelijke betrokkenheid. Ondanks de beperkingen die er aan eerder genoemde benaderingen van langdurige werkloosheid kleven, komen er wel elementen van deze benaderingen terug in studies naar de effectiviteit van re-integratie-inspanningen. We geven een indruk van de uitkomsten van deze onderzoeken in de volgende paragrafen. 2.3 De effectiviteit van re-integratie-instrumenten De aandacht voor de kenmerken van het individu in het vertoog over langdurige werkloosheid is vooral zichtbaar in de het onderzoek naar re-integratie-instrumenten. Onder re-integratie, of actief arbeidsmarktbeleid, verstaan we: Het beleid dat gericht is op herintreding van werklozen door informatieverstrekking, monitoring en incentives voor werkzoekenden (waaronder sancties op inactief zoekgedrag), bemiddeling, scholing, instroomsubsidies voor werkgevers en gesubsidieerde arbeid (De Koning e.a., 2005: 1). In algemene zin is de traditionele re-integratie een weinig effectief instrument. Voor ongeveer een derde van de cliënten eindigt het re-integratietraject in een baan, waarvan een groot deel nog niet eens duurzaam (Den Uyl, 2007). Welke re-integratie-instrumenten zijn effectief? Uit een literatuuronderzoek van 130 studies naar de effectiviteit van vijf re-integratie-instrumenten blijken prikkels (incentives), bemiddeling en instroomsubsidies het meest effectief te zijn. Gesubsidieerde arbeid lijkt het minste effect te hebben (De Koning e.a., 2005: 47). Op basis van het onderzoek zijn echter nauwelijks harde conclusies te trekken over verschillen in effect per doelgroep. Re-integratie-inspanningen lijken bij vrouwen beter te werken Inzicht in eigen kracht 23