Jaaroverzicht 2008 Jaaroverzicht 2008



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen

De gemeente heeft hoger beroep ingesteld. Zo nodig kan bij de Raad van State meteen worden gezegd wat u zelf precies van de aanvraag vindt.

Ringweg 4 en 4a (herstel)

Notitie. Beleid ten behoeve van. Ontheffingen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening

c) de belangen die mogelijk invloed kunnen ondervinden van de installatie van bodemenergiesystemen

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

BESTEMMINGSPLAN WESTELIJK BUITENGEBIED, PARTIËLE HERZIENING NIJKERKERSTRAAT 35 - BIJZONDERE PARTICULIERE BEGRAAFPLAATS LANDGOED BIJSTEIN

Zienswijzennota. Bestemmingsplan Croddendijk 5a

Buitengebied e wijziging (Broekstraat 23 Wehl)

Collegevoorstel. Advies: Wij stellen u voor bijgaand besluit vast te stellen

Beleidsregels binnenplans afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 1 Wabo)

ADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

Buitengebied 2002 Wehl 22e wijziging (Broekstraat 1)

werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen,

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

Bouwplan voor het realiseren van een werktuigenberging

Projectbesluit Watermolendijk 3 Eelde

Raadsinformatiebrief. De gemeenteraad van Albrandswaard. Betreft: Mandatering afdoening planschade Buijtenland aan provincie. Geachte raadsleden,

Na overleg met de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Indieningsvereisten ruimtelijke plannen gemeente Wierden

7. Bij de planvaststelling heeft de raad (voor zover in casu relevant) besloten om:

Toelichting 'Wijzigingsplan Eerste Weg 4' te Nieuw- en Sint Joosland

Vaststellen bestemmingsplan Elshout herziening Kapelstraat 14

Samenvatting: Inleiding: Afweging: Advies:

Musselkanaal. Bijlagen bij de toelichting NL.IMRO BP0602- vastgesteld: 29 oktober 2007 goedgekeurd: 24 juni 2008 onherroepelijk: 30 juli 2009

BELEIDSREGEL NIET-ZELFSTANDIGE WOONRUIMTEN (KAMERVERHUUR)

Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden. concept

1. Aanleiding. 2. Omgevingsaspecten

ONTWERP OMGEVINGSVERGUNNING

OMGEVINGSVERGUNNING kruising N737 Vliegveldstraat/Oude Vliegveldweg te Deurningen

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

ECLI:NL:RVS:2017:1997

H o e v e r d e r m e t b e s t e m m i n g s p l a n n e n v o o r h e t l a n d e l i j k g e b i e d n a d e

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Bestemmingsplan Buitengebied Zundert, vormverandering agrarisch bouwblok Hazeldonksestraat 2B, Rijsbergen. Toelichting/ ruimtelijke onderbouwing

GEMEENTE OLDEBROEK PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN STRUCTUURVISIE CONCEPT, DECEMBER 2014 KENMERK

ECLI:NL:RVS:2011:BT6665

op de verzoeken om (opheffing van) een voorlopige voorziening in de zaken tussen

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

ECLI:NL:RVS:2009:BK0125

OMGEVINGSVERGUNNING. Lubrizol Advanced Materials Resin BV

Ruimtelijke onderbouwing. Aanleg carpoolvoorziening Noorderhogeweg Drachten

VASTGESTELD Wijzigingsplan bestemmingsplan Halfweg Hee Hoofdweg, ten westen van de Richel

Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Beverwijk,

Afvalverbrandingsinstallatie SITA ReEnergy Roosendaal BV te Roosendaal

Afdeling bestuursrechtspraak. Afdeling; Uw kenmerk. lichandelcnd ambtenaar

Bijlage 9: Motivering niet vaststellen beeldkwaliteitscriteria Landgoed de Klauwenhof en nieuw woonkavel aan de Lange Klauwenhof Didam.

Raad van State Postbus EA DEN HAAG. uw kenmerk /1 IR2

8 juli 2014 Mevrouw B. Bartelds mei 2013 Projectomgevingsvergunning

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van. A.H.K. van Viegen (PvdD), A. van Hunnik (GL) en H. van Dieren (SGP/CU) (d.d. 4 mei 2017) Nummer 3292

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Motivering besluit ontwerp-vvgb windturbinepark Waardpolder

ECLI:NL:RBUTR:2005:AT5464

Omgevingsvergunning locatie Harterinkdijk 19 Sinderen

Definitieve beschikking

ECLI:NL:RVS:2017:2173

Commissie van advies voor de bezwaarschriften Gemeente Landerd

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Publiek. De overwegingen die aan dit besluit ten grondslag liggen worden verderop in dit document per activiteit vermeld.

gelet op het bepaalde in artikel lid 1, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

ECLI:NL:RVS:2012:BY7283

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

Oprichting van een reststoffen energiecentrale (REC) te Harlingen door Omrin Toetsingsadvies over de aanvullende milieu-informatie

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Verklaring van geen bedenkingen van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen

PERMANENTE BEWONING VAN RECREATIEWONINGEN

Uitbreiding van de Hydrocrackerinstallatie

OIVIGEVINGSVERGUNNING. Gasunie Transport Services (GTS)

Havenkwartier Zeewolde

Provinciale weg N231; Verkeersintensiteit, geluid en luchtkwaliteit 1

Denk op tijd aan m.e.r.

O M G E V I N G S V E R G U N N I N G (ONTWERP)

REACTIENOTA OVERLEG EN INSPRAAK BESTEMMINGSPLAN BEDRIJVENPARK DRACHTEN-AZEVEN. 9 juni 2011

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292

Bestemmingsplan Landelijk Gebied Vlist, gemeente Krimpenerwaard

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN. 1. Inleiding

Veehouderij en volksgezondheid

Toelichting op de Coördinatieverordening

Omgevingsvergunning. De overwegingen om te komen tot dit besluit staan in de bijlage welke een onderdeel is van dit besluit.

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Notitie Beoordeling zienswijzen aanvraag omgevingsvergunning Hupselse dwarsweg nabij voormalig nummer 2 in Eibergen

Aanmeldnotitie Besluit Mer

VOORSTEL AAN DE GEMEENTERAAD

2017/53151 gemeente Zaanstad Burgemeester & Wethouders

ECLI:NL:RVS:2006:AW1261

899824/ Motivering besluit ontwerp-vvgb windturbinepark Groetpolder

: Vaststelling bestemmingsplan windpark Eemshaven

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2010:BK9955

Beslisdocument college van Peel en Maas

Motorcrossterrein Arnhem


NOTITIE TOEPASSING PARKEERNORMEN

Transcriptie:

Jaaroverzicht 2008

Over de StAB De StAB is een onafhankelijk deskundige die in opdracht van de rechter verslag uitbrengt over geschillen op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, natuur, bouw en planschade; kortweg het omgevingsrecht. Niet de juridische, maar de inhoudelijke kant van een zaak staat centraal in de deskundigenberichten van de StAB. Doordat onze deskundigen een verscheidenheid aan kennis in huis hebben, zijn we in staat de diverse kanten van een zaak te belichten. De meeste opdrachten komen van de administratieve rechter. Steeds vaker schakelen echter ook de straf- en civiele rechter de StAB in. Meestal neemt de rechter het initiatief om de StAB in te schakelen, maar ook de andere partijen die betrokken zijn bij een zaak, kunnen de rechter vragen de StAB in te schakelen. Werkwijze van de StAB Om advies uit te kunnen brengen, doet de StAB altijd dossieronderzoek. Daarnaast bezoeken onze deskundigen de belanghebbenden en de locatie, tenzij de rechter anders aangeeft. Resultaat van ons onderzoek: een deskundigenbericht dat met de technische informatie en het beleidsmatige kader een ordenende en verdiepende functie voor het procesdossier biedt. Ons deskundigenbericht maakt het dossier verder toegankelijk via een overzicht van de feiten, ingediende beroepsgronden, stellingen van partijen en andere aspecten. Vaak wordt de situatie geïllustreerd met beeldmateriaal. Het deskundigenbericht is zo opgezet dat het dient als handvat voor de behandeling van de zaak ter zitting. Foto omslag: StAB laat zich voorlichten over de aanleg van de Tweede Maasvlakte.

Inhoud 1 Voorwoord 3 2 Thema s 4 Nieuwe kolencentrales 6 Luchtverontreiniging op Curaçao 11 Nieuwe vragen aan de StAB 17 Nieuwe landgoederen 21 3 StAB in ontwikkeling 25 4 Van de Raad van Toezicht 28 5 Van de Ondernemingsraad 30 6 Bedrijfsvoering 32 7 Accountantsverklaring 37 Colofon 40 jaarverslag 2008 StAB 1

5 StAB bezoekt gebied grondwaterwinning in Ootmarsum 2 jaarverslag 2007 2008 StAB

H1 Voorwoord De leidraad in het jaaroverzicht 2008 is perspectief. Perspectief heeft diverse betekenissen: een of meer invalshoeken kiezen, maar ook vooruitzicht of toekomst hebben. Ik noem juist deze betekenissen, omdat ze van toepassing zijn op de StAB. Om te beginnen op ons werk. Onze invalshoek moet neutraal en objectief zijn. Neutraal in relatie tot de partijen in een geding, objectief als het gaat om de beoordeling van het geschil binnen het juridisch kader. Dat is een moeilijk perspectief, want het verlangt uitsluiting van persoonlijke invalshoeken van onze deskundigen en een zakelijk optreden in situaties waarin verschillende partijen juist empathie verwachten. Voortdurend de eigen deskundigheid up-to-date houden en interne toetsing moeten waarborgen dat de StAB haar bijzondere bijdrage aan de rechtsbescherming in het omgevingsrecht kan blijven leveren. De StAB heeft ook perspectief in de zin van toekomst. De StAB zal als deskundige worden genoemd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de nieuwe Waterwet. Dat is een erkenning van de waarde die onze organisatie heeft bewezen onder de Wet op de ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer. Een waarde die we echter in elk advies weer moeten bewijzen. De rechter is immers niet verplicht de StAB om advies te vragen. Door onze organisatie, werkwijze en externe presentatie aan te passen, is de aansluiting bij de algemene ontwikkeling in professionele organisaties behouden. De StAB hoopt daarmee voorbereid te zijn op de toekomst. In dit jaaroverzicht kunt u lezen hoe de StAB in 2008 aan haar perspectief heeft gewerkt. Ik hoop dat u al lezend ook tot de volgende conclusie komt: de StAB verdient perspectief! Mr. G.P.I.M. Wuisman, Directeur jaarverslag 2008 StAB 3

H2 Thema s Wat speelde er in 2008? Aan de hand van vier belangrijke thema s geeft de StAB een beeld van haar adviesrol. nieuwe kolencentrales luchtverontreininging op CuraÇao 4 jaarverslag 2008 StAB

nieuwe vragen aan de stab landgoederen jaarverslag 2008 StAB 5

THEMA: Nieuwe kolencentrales In 2008 heeft de overheid vergunningen afgegeven voor de nieuwbouw van vier kolengestookte elektriciteitscentrales. Het gaat om milieuvergunningen van de provincies Groningen en Zuid-Holland en lozingsvergunningen van Rijkswaterstaat. Zoals te verwachten was, hebben diverse milieugroeperingen gedetailleerde, technische bezwaren ingediend. Voor al deze nieuwe centrales heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Raad van State) de StAB om advies gevraagd over zowel de beroepen tegen de lozingsvergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewateren) als de milieuvergunning (Wet milieubeheer). Ook heeft de StAB advies uitgebracht over enkele gasgestookte centrales die gemoderniseerd gaan worden, zoals de Clauscentrale van Essent in Maasbracht. De plannen Verschillende energiebedrijven hebben plannen voor nieuwe kolengestookte elektriciteitscentrales. E.On wil een poederkoolcentrale bouwen van 1.100 MW. Electrabel wil een vergelijkbare centrale bouwen van 800 MW. Beide centrales komen op de Maasvlakte in het Rijnmondgebied. In de Eemshaven (provincie Groningen) wil Nuon een zogeheten multifuelcentrale (kolen en gas) bouwen van 1.100 MW. Op dezelfde locatie wil RWE een poederkoolcentrale bouwen van 1600 MW. Een eerder initiatief van Essent om in Geertruidenberg een poederkoolcentrale van 800 tot 1.000 MW te bouwen, is ingetrokken. De nieuwe centrales zullen oudere vervangen en moeten voorzien in de toegenomen vraag naar stroom. Als de centrales in bedrijf zijn, kunnen ze voorzien in ongeveer een kwart van de toekomstige Nederlandse elektriciteitsbehoefte. De totale investeringskosten zijn 5 tot 6 miljard euro, een bedrag dat de enorme omvang van deze projecten onderstreept. De bouw van kolencentrales is omstreden omdat kolenstook leidt tot veel meer CO 2 -uitstoot dan bijvoorbeeld gasstook. De milieugroeperingen zijn fel tegen de bouw van kolengestookte centrales, die volgens haar ook onnodig zijn. Er zou ingezet moeten worden op meer duurzame technieken. Het ministerie van VROM stelt dat de centrales niet de klimaatdoelstellingen en het streven naar vermindering van de CO 2 uitstoot mogen verstoren. Het ligt echter op de weg van de energiebedrijven om ervoor te zorgen dat de CO 2 -uitstoot wordt beperkt door toepassing van nieuwe technieken. Het ministerie zet hierbij in op het instrument van de CO 2 -emissiehandel. Bedrijven kunnen dan rechten kopen om een bepaalde hoeveelheid CO 2 te mogen uitstoten. Als in de toekomst de CO 2 - emissie veel geld gaat kosten, is de verwachting dat bedrijven maatregelen nemen om de uitstoot te beperken. Ook stelt VROM dat, op basis van de huidige Wet milieubeheer, initiatieven voor de bouw van kolencentrales niet kunnen worden tegengehouden. Niet de overheid, maar de energiebedrijven bepalen immers welk type centrale ze willen bouwen. 6 jaarverslag 2008 StAB

1 Duurzame energie versus kolencentrale. Diverse milieugroeperingen vinden dit niet ver genoeg gaan en hebben een actieprogramma opgezet om de bouw van de centrales te voorkomen. Samen met onder andere de Stichting Natuur en Milieu heeft Greenpeace beroep ingesteld bij de Raad van State. Het gaat hier om bezwaren tegen de milieuvergunningen en de lozingsvergunningen. Ook tegen de verleende vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet lopen bezwaarprocedures. De milieubeweging is verder van mening dat als de centrales er toch komen, er strengere voorwaarden moeten worden opgenomen in de vergunningen dan nu is gebeurd. Werkwijze Vanwege de grote omvang van het werk en de te verwachten overlap van beroepsgronden heeft een vaste groep van vijf ervaren StAB-adviseurs de adviezen opgesteld. Daardoor is het mogelijk om in de advisering één duidelijke lijn te volgen en de adviezen zonder vertraging uit te brengen. Bij de voorbereiding van het advies hebben de StAB-adviseurs uitgebreid gesproken met delegaties van E.ON, RWE, Electrabel, Nuon, de vergunningverleners, de provincies Groningen (RWE, Nuon) en Zuid-Holland/DCMR (Electrabel, E.ON). Ook waren er gesprekken met Rijkswaterstaat en de appellanten. De StAB is in haar adviezen niet ingegaan op de bezwaren van de milieugroeperingen om kolencentrales uit oogpunt van duurzaam energiebeleid of het klimaatbeleid te verbieden. Dit komt omdat in beroep alleen de verleende vergunningen ter beoordeling staan, waarbij de Raad van State moet uitgaan van de grondslag van de aanvragen om vergunning. De voorschriften in de vergunning moeten een voldoende hoog beschermingsniveau garanderen van het milieu waarbij tenminste de beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast die voor een bepaald type installatie voorhanden zijn (hier dus de aangevraagde kolencentrales). De StAB heeft de vergunningen vooral hierop getoetst. En dus niet zozeer op de vraag of alternatieven beter zijn. jaarverslag 2008 StAB 7

Bevindingen Op één na zijn alle zaken nog in behandeling bij de Raad van State. Omdat de inhoud van de adviezen alleen bekend is bij betrokken partijen en niet openbaar is, gaan we in het navolgende slechts globaal in op de strekking van de adviezen. CO 2 -opslag en afvang De appellanten waren van mening dat de vergunning niet verleend had mogen worden, omdat er geen voorzieningen waren voorgeschreven voor de CO 2 -opslag en -afvang. In het StAB-verslag staat dat het ontbreken daarvan de verlening van een milieuvergunning niet in de weg kan staan omdat dergelijke voorzieningen nog niet op de gewenste schaalgrootte beschikbaar zijn. Ook kan er geen plafond worden opgenomen voor de hoogte van de CO 2 -uitstoot, omdat de Wet milieubeheer dat niet toestaat. Hoewel bekend is dat kolenstook een veel ongunstiger uitstoot heeft dan bijvoorbeeld gasstook, kan een provincie op dit punt een gevraagde milieuvergunning niet weigeren. Door het instrument van de CO 2 -emissiehandel is de kans groot dat, als de methoden na 2015 beschikbaar komen, de energiebedrijven alsnog CO 2 gaan afvangen en opslaan. De centrales zijn daar in principe nu al op aangepast. Toepassing van de beste beschikbare technieken Uit het onderzoek van de StAB is gebleken dat de vergunningen van alle poederkoolcentrales strenge normen bevatten voor de uitstoot van stikstofoxiden, zwaveldioxide en stof. Deze kunnen alleen worden gehaald met een uitgebreide rookgasreiniging. De normen vallen binnen de prestatierange die overeenkomt met toepassing van de BBT zoals de Wet milieubeheer voorschrijft. Het gaat dus 5 StAB op locatiebezoek 8 jaarverslag 2008 StAB

niet om verouderde maar om de meest moderne kolencentrales. Wel zijn wellicht in een aantal gevallen nog strengere normen haalbaar, zowel bij toepassing van de vergunde technieken als verdergaande technieken. Omdat de jurisprudentie rond het begrip BBT nog niet helemaal is uitgekristalliseerd en er nog geen uitspraak ligt, is onduidelijk of dit ook consequenties zou moeten hebben voor voor de besluiten waarbij de vergunningen zijn verleend. Daarom moest de StAB zich op dat moment beperken tot de feiten en omstandigheden. Dat geldt ook voor de vraag of er aanleiding is om verdergaande maatregelen te treffen dan overeenkomend met BBT. Poederkoolcentrale of kolenvergassercentrale Volgens de appellanten werken de centrales van E.ON, Essent RWE en Elektrabel allemaal volgens een verouderde technologie en had er moeten worden gekozen voor een moderne kolenvergassercentrale zoals Nuon in de Eemshaven zal bouwen. Deze is volgens de appellanten veel schoner. De StAB heeft de haalbare emissies van beide typen centrales vergeleken. Daaruit kwam naar voren dat een kolenvergasser ten opzichte van een poederkoolcentrale nog steeds enkele milieuvoordelen heeft, maar dat de verschillen veel kleiner zijn dan een aantal jaren geleden. Daar staan hogere kosten tegenover. Ook zijn wereldwijd nog maar vier centrales van dit type gebouwd en is de benodigde techniek niet algemeen beschikbaar. Bij kolenvergassers is, volgens de literatuur, nog geen sprake van BBT, maar van een zogeheten emerging technology (opkomende techniek). Voor de Raad van State is nagegaan of er, aan de hand van criteria uit de jurisprudentie, wellicht aanleiding is verder te gaan dan BBT. Uiteindelijk is het aan de Raad van State om hierover een oordeel uit te spreken. Natuurwaarden Met name in het geval van de E.On-centrale heeft Greenpeace bezwaar gemaakt tegen de gevolgen van de centrale voor gevoelige natuur in de omgeving, zoals de duingebieden. Het gaat hierbij vooral om de gevolgen van de neerslag van verzurende stoffen die bij de kolenstook vrijkomen en die natuurwaarden kunnen aantasten. Volgens Greenpeace heeft de provincie de gevolgen niet goed onderzocht. De StAB heeft vastgesteld dat voor de aangewezen natuurgebieden de meeste bezwaren aan de orde moeten komen in het kader van de Natuurbeschermingswet, waarvoor aparte vergunningen zijn verleend. Voor de overige gebieden is wel een toets nodig in de milieuvergunning. De StAB heeft steeds nauwkeurig nagegaan of sprake was van dergelijke niet-aangewezen natuurgebieden. Dat bleek bij de E.On het geval te zijn. Bovendien heeft de StAB enkele kritische kanttekeningen geplaatst bij de manier waarop de provincie de situatie heeft beoordeeld. Lozing van koelwater Alle centrales gebruiken zeewater als koelmiddel. De bekende koeltorens zijn dan niet nodig. Ongeveer de helft van de energie uit de kolen moet worden weggekoeld met zeewater, de rest wordt omgezet in elektriciteit. De grote hoeveelheid warmte jaarverslag 2008 StAB 9

kan het zeewater plaatselijk opwarmen, met mogelijk negatieve gevolgen voor het ecosysteem. Met driedimensionale modellen kan deze opwarming berekend worden, mits de plaats van de lozingspunten precies vast ligt. Appellanten hebben bezwaar tegen het gebruik van chloor in het koelwater. Centrales voegen chloor toe, om te voorkomen dat mosselen en dergelijke zich afzetten in het koelsysteem en het rendement van de centrale verkleinen. Dat leidt tot een hoge kostenpost. Chloor leidt echter ook tot de vorming van giftige broomverbindingen die het ecosysteem kunnen verstoren. Er is ook een techniek waarbij het koelwater korte tijd wordt verhit, het zogeheten thermoshocken. De mosselen gaan dan dood zonder chemicaliën te gebruiken. Volgens de milieubeweging zou dan geen chloor nodig zijn. Uit het onderzoek van de StAB is gebleken dat zowel chloordosering als thermoschocken als BBT kan worden beschouwd. In het geval van chloordosering moeten dan wel strenge lozingseisen worden opgenomen. Verder is naar voren gekomen dat thermoshocken geen volledige oplossing is van het probleem. Centrales die deze methode toepassen, moeten nog steeds chloor toevoegen, maar wel minder. de normen niet streng genoeg of had de provincie te weinig onderzoek gedaan. Uit de uitspraak valt af te leiden dat de vergunning relatief eenvoudig kan worden gerepareerd. Wel moet de procedure helemaal opnieuw worden doorlopen. Als tegen het nieuwe besluit ook weer beroep wordt ingesteld, zal de bouw van de centrale met minimaal ruim een jaar worden vertraagd. Tot slot bleek dat Nuon pas ná vergunningverlening de exacte ligging van de lozingspunten zou kiezen. Omdat daardoor onduidelijk is waarvoor vergunning is verleend, heeft de Raad van State al eerder op 27 augustus 2008 de lozingsvergunning (zaaknummer 200706675/1) voor de centrale in de Eemshaven vernietigd. Uitspraak Op 3 december 2008 is alleen uitspraak gedaan over de milieuvergunning voor de multi-fuelcentrale van Nuon (zaaknummer 200706095/1) in de Eemshaven.De milieubeweging is gedeeltelijk in het gelijk gesteld. Voor wat betreft de stoffen SO 2, zware metalen, dioxinen en fluoriden waren 10 jaarverslag 2008 StAB

THEMA: LUCHTVERONTREINIGING OP CURAÇAO De StAB heeft in 2008 geadviseerd in twee rechtbankzaken op Curaçao. Unieke zaken, omdat het de eerste keer was dat de StAB zich buiten de grenzen van Nederland begaf. Centraal in beide zaken stond de omvang van de luchtverontreiniging door de Isla Raffinaderij en de energiecentrale CUC, die stoom en elektriciteit aan de raffinaderij levert en op hetzelfde terrein ligt. De StAB-deskundigen hebben vastgesteld dat berekeningen een beter inzicht in de omvang van de luchtverontreiniging geven dan metingen. Vervolgens hebben ze gemotiveerd waarom de toetsing aan de normen direct buiten het raffinaderijterrein zou moeten plaatsvinden. Tot slot hebben de deskundigen de maatregelen aangegeven die nodig zijn om de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen te beperken tot het niveau waarop aan de normen uit de verleende hindervergunning wordt jaarverslag 2008 StAB 11

12 jaarverslag 2008 StAB

voldaan. De invloed van de weersomstandigheden op de resultaten heeft geleid tot nadere onderzoeksvragen aan de StAB. Wat voorafging De Isla Raffinaderij, gelegen ten noorden van Willemstad, is sinds 1918 in werking. Tot 1985 was de raffinaderij eigendom van de Koninklijke Shell groep, waarna ze eigendom werd van het Eilandgebied Curaçao. Isla is de Venezolaanse huurder van de raffinaderij. Omdat de wind op Curaçao bijna altijd vanuit het oosten/noordoosten waait, wordt de verontreinigde lucht vrijwel altijd dezelfde kant opgeblazen en worden mogelijk steeds dezelfde mensen aan schadelijke stoffen blootgesteld. In het verleden hebben diverse Nederlandse en internationale instanties al onderzoeken gedaan naar Isla en de luchtkwaliteit op Curaçao. Eisers zijn de afgelopen jaren rechtszaken gestart, omdat zij menen dat alle onderzoeken tot op heden niet tot afdoende vervolgacties hebben geleid. Twee adviesaanvragen In de tweede helft van 2007 heeft de StAB twee adviesaanvragen ontvangen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao. Het eerste verzoek kwam van de administratieve rechter (bestuursrecht). Het ging om een beroep van de locale milieugroepering stichting Schoon Milieu op Curaçao (SMOC). Het beroep richtte zich tegen het Bestuurscollege van Curaçao, dat had geweigerd handhavend op te treden tegen overschrijdingen van de Hindervergunningen van Isla en van de elektriciteitsmaatschappij CUC. De rechter heeft acht onderzoeksvragen gesteld gericht op het meten van de luchtkwaliteit in relatie tot de Isla Raffinaderij. Het tweede verzoek kwam van de civiele rechter. In deze zaak vorderen de Stichting Humanitaire Zorg Curaçao (SHZC), SMOC en een aantal omwonenden, dat het Gerecht Isla beveelt om een eind te maken aan de overschrijdingen van de normen. De rechter heeft een aantal specifieke vragen gesteld gericht op de vermindering van de bijdrage van Isla aan de luchtverontreiniging door zwaveldioxide en fijn stof. Werkwijze In december 2007 hebben twee deskundigen van de StAB onderzoek gedaan op Curaçao. Zij hebben gesproken met vertegenwoordigers van de verschillende partijen en belanghebbenden. Tijdens het tweedaagse bezoek aan de raffinaderij hebben de deskundigen zich verdiept in de werkwijze van Isla en de omvang van de uitstoot van de verontreinigende stoffen. Ook hebben ze het benedenwindse gebied bezocht. In de eerste helft van 2008 heeft de StAB de deskundigenberichten uitgebracht. Door de verschillen in het juridische kader (administratief en civiel) is de wijze van rapportage ook verschillend. In de administratieve zaak is, zoals veelal gebruikelijk, het deskundigenbericht na het uitbrengen meteen naar de partijen gestuurd. Partijen kunnen via de rechter reageren. In de Isla-zaak is de reactie van SMOC aanleiding geweest voor de rechter om de StAB om een nader advies te vragen. Hierin is een aantal aspecten verder jaarverslag 2008 StAB 13

toegelicht om onduidelijkheden over de interpretatie te voorkomen. In de civiele zaak is, op verzoek van de rechter, eerst een conceptverslag uitgebracht, waarop partijen konden reageren. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Inhoudelijk hadden de reacties vooral te maken met de berekende concentraties en de praktische en financiële uitvoerbaarheid van de maatregelen. Daarnaast hebben de StAB-deskundigen het verzoek gekregen hun bevindingen tijdens een zitting van de rechtbank te komen presenteren. Dat is vrij uniek: de StAB is wel vaker als deskundige aanwezig bij een zaak, maar het presenteren van de bevindingen was nieuw. Begin juli 2008 hebben de StAB-deskundigen hun bevindingen in de civiele zaak toegelicht tijdens de zitting van het Gerecht. Ook zijn vragen van de rechter en van de partijen beantwoord. Bevindingen De belangrijkste conclusie van het deskundigenbericht in de administratieve zaak is dat metingen op leefniveau geen goed beeld geven van de individuele bijdragen van de verschillende bedrijven op het Isla-terrein. Er wordt op te weinig locaties gemeten en de metingen zijn onvolledig. Ook al zou er sprake zijn van een goed meetnet, dan nog is niet duidelijk welke bron verantwoordelijk is voor welk deel van de vervuiling. Een meting geeft niet aan wat de herkomst van de vervuiling is (industrie, verkeer, achtergrond), maar geeft alleen het totaal van de samenstellende concentraties op leefniveau aan. Op het punt van vergunninghandhaving schieten metingen daarom tekort. Om deze reden heeft het de voorkeur de concentraties luchtverontreinigende stoffen op leefniveau te berekenen. Hiermee worden de bijdragen van de afzonderlijke bronnen aan de concentraties op leefniveau bepaald. Als ook de achtergrondconcentraties bekend zijn, kunnen de berekende waarden vergeleken worden met de meetwaarden over een periode van een jaar. De StAB-deskundigen hebben bij de Isla Raffinaderij onderscheid gemaakt in de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen (met name zwaveldioxide en fijn stof) bij een normale bedrijfsvoering en de uitstoot van restgassen via de fakkels. Bij de normale bedrijfsvoering is vooral de uitstoot van zwaveldioxide van belang. De uitstoot via de fakkels leidt vooral tot een verhoging van de concentraties fijn stof (roet door onvolledige verbranding). De belangrijkste conclusies van het StABonderzoek zijn: 1 Tussen de bevindingen van de StAB en die van Isla trad een verschil op in de berekende concentraties op leefniveau. Uit een onderlinge vergelijking van de invoergegevens is gebleken dat alleen de gebruikte weerkundige gegevens op een aantal punten verschillen. Uit beide berekeningen komt een overschrijding van de jaargemiddelde norm voor zwaveldioxide naar voren. De StAB berekent echter hogere concentraties en daarmee een hogere mate van overschrijding. Het verschil in de berekende concentraties heeft consequenties voor de aard en omvang van de maatregelen die genomen moeten worden om te voldoen aan de norm op leefniveau. 14 jaarverslag 2008 StAB

2 Voor de aard en omvang van de maatregelen die moeten worden genomen, is het verder relevant waar de beoordeling plaatsvindt. Gelet op het doel van de kwaliteitsstandaard - het beschermen van de volksgezondheid - is de StAB van mening dat de beoordeling op het hoogst belaste - vrij toegankelijke - punt buiten het Isla-terrein voor de hand ligt. De beoordeling zou dan plaats moeten vinden ter hoogte van de Joodse begraafplaats. Deze locatie volgt ook uit de omschrijving van het beoordelingspunt in de documenten die bij de vergunning horen. 3 De StAB maakt geen keuze voor de uiteindelijke maatregelen; deze keus is aan Isla. Wel heeft de StAB een aantal mogelijke maatregelen en de effecten daarvan gepresenteerd. Om aan de norm voor zwaveldioxide op leefniveau te voldoen, zal Isla een keuze moeten maken uit een combinatie van maatregelen die betrekking hebben op het verbeteren van apparatuur, het toevoegen van hulpstoffen, het verlagen van het zwavelgehalte in de brandstoffen en het plaatsen van apparatuur voor het verwijderen van de zwavel in de uit te stoten stoffen. 5 Beeld raffinaderij vanaf de begraafplaats jaarverslag 2008 StAB 15

4 Om de concentratie van fijn stof te beperken, is het belangrijk dat de omvang, frequentie en duur van het fakkelen beperkt wordt. Daarbij heeft de StAB maatregelen genoemd die leiden tot het verbeteren van de werking van de apparatuur en het vergroten van de opvangcapaciteit van apparatuur. Ook maatregelen als het nuttig inzetten van restgassen en het beperken van de afhankelijkheid van de elektriciteitscentrale van CUC, leiden tot een vermindering van het fakkelen. 5 Als er toch restgassen verbrand moeten worden (bij calamiteiten), moet dit onder de best mogelijke omstandigheden gebeuren. Hiervoor zijn maatregelen nodig zoals het afstemmen van het fakkelsysteem, de toe te voegen hoeveelheid stoom op het aanbod en het beperken van de productie bij uitval van apparatuur. 6 Maatregelen als het nuttig inzetten van restgassen en het verbeteren van apparatuur voor de verwijdering van zwavel, hebben naast positieve milieueffecten ook een positief economisch effect voor Isla. Ook blijken maatregelen die leiden tot een verbeterde werking van apparatuur in sommige gevallen zowel effecten op de reductie van de concentratie zwaveldioxide op leefniveau te hebben als tot een beperking van het gebruik van de fakkel te leiden. Vervolgonderzoek Om de aard en omvang van de maatregelen vast te kunnen stellen, moet er duidelijkheid komen over welke weerkundige gegevens het best passend zijn. Zoals hiervoor al is aangegeven, vinden Isla en StAB verschillende uitkomsten voor de concentraties op leefniveau. Dit is toe te schrijven aan het verschil in meteorologische gegevens die bij de verspreidingsberekeningen zijn gebruikt. Het gaat hierbij niet zozeer om windrichting en windsterkte (deze zijn goed bekend), maar om de laagsgewijze opbouw van de atmosfeer in Curaçao. Die is van belang om de verspreiding van de emissies goed te kunnen voorspellen. De StAB heeft tijdens de zitting het verzoek gekregen om dit nader uit te zoeken. Daarnaast is ons gevraagd een nadere uitwerking van de kosten te geven in relatie tot maatregelen die nodig zijn ter vermindering van de concentraties op leefniveau en van het fakkelen. De problematiek van de weerkundige gegevens heeft ook consequenties voor de conclusies in de administratieve zaak. Mede daarom heeft de administratieve rechter de bevindingen in de civiele zaak ook in zijn zaak betrokken. Voor de admini stratieve zaak is de vraagstelling in die zin uitgebreid dat de rechter ook inzicht wil krijgen in de bijdrage van CUC aan de concentraties op leefniveau en dat hij de aanvullende bevindingen over de weerkundige gegevens bij de resultaten betrokken wil zien. Voor de weerkundige kwestie heeft de StAB externe deskundigheid ingeschakeld. De bevindingen daaruit zijn verwerkt in een nader advies in beide procedures. 16 jaarverslag 2008 StAB

THEMA: Nieuwe vragen aan de StAB Steeds vaker doen de rechtbanken een beroep op de specialistische kennis van de StAB. Voor de StAB betekent dit: nieuwe vragen en soms ook andere werkwijzen en onderzoeksmethoden. Ook krijgen we steeds vaker het verzoek een controlemeting te doen. En naast advies aan civiele rechters hebben we ook advies uitgebracht in een aantal strafzaken. Oplossing of illegale stort? In een aantal strafzaken heeft de StAB een deskundigenbericht uitgebracht over de volgende vraag: moet het toepassen van bouwstoffen gezien worden als het (illegaal) storten van afvalstoffen waarbij de onderliggende bodem al dan niet vervuild zou zijn geraakt? Deze vraag speelde bij de Noord-Zuidlijn in Amsterdam. Bij de aanleg van de Noord-Zuidlijn is bentonietslurry en jetgroutspoil (cementmengsel met grond) vrijgekomen met de weggegraven ondergrond. Kenmerk van beide stoffen is dat ze een hoog ph-gehalte (= ph van 13) en een hoog watergehalte hebben. Als het water in de bodem dringt, kan dit effect hebben op in dit geval het ecosysteem. Onderzoek laat zien dat zeer basische vloeistoffen een acute invloed hebben op ecosystemen. Basisch water zorgt ervoor dat voedingsstoffen voor planten worden vastgelegd in de bodem. Planten kunnen hierdoor niet bij de voeding en sterven af door een gebrek aan voedingsstoffen. Om een liter zeer basisch water met alleen regenwater te neutraliseren, is een grote hoeveelheid regenwater nodig. Het kan dus enige tijd duren voordat de bodem weer ph-neutraal (= ph van 6 à 7) is. jaarverslag 2008 StAB 17

De stoffen die vrijkwamen bij de Noord- Zuidlijn zijn deels opgeslagen in een bassin om te ontwateren en zijn deels afgevoerd naar een voormalige stortplaats. Het water in het bassin zou geneutraliseerd worden met zoutzuur. Daarna zou het water op het oppervlaktewater worden geloosd. De vaste fractie zou, na ontwatering, als deklaag worden gebruikt bij een voormalige afvalstortplaats. Het geneutraliseerde water zou geloosd worden in het riool. Het bassin bleek echter niet vloeistofdicht te zijn waardoor het zeer basische water op een gegeven moment over de weg in de aangrenzende berm stroomde. Het deel dat naar een voormalige afvalstortplaats was getransporteerd, bleek niet alleen basisch, maar ook erg zout te zijn. De rechter wilde voor beide situaties weten of er milieuschade was ontstaan en zo ja, welke milieuschade. Het water dat was weggestroomd uit het bassin, belandde grotendeels op het wegdek en verdampte uiteindelijk. De rest, een klein deel, is mogelijk in de bodem terechtgekomen. Waarschijnlijk is 18 jaarverslag 2008 StAB

de milieuschade zeer beperkt gebleven. Wat hierbij meespeelt, is het feit dat de bodem al jarenlang vervuild was en gesaneerd zou worden. Complicerende factor bij de voormalige stortplaats was de zware vervuiling van die stortplaats zelf. Hoe erg is het dat er enige vervuiling aan de bestaande stortplaats wordt toegevoegd? Het zoute water was op zich niet het probleem, want door verdunning met het grondwater werd het zout snel geneutraliseerd. Ook de grond die uiteindelijk als deklaag is gebruikt, bevat veel minder basisch materiaal na de ontwatering. Er zal tijdelijk geen plantengroei mogelijk zijn maar na enige tijd zal deze plantengroei zich herstellen. In geen van beide zaken heeft de rechter nog uitspraak gedaan. Parkeerdrukmeting Bij een appartementencomplex moeten in beginsel voldoende parkeerplaatsen op het eigen terrein aanwezig zijn. Is dat niet het geval, dan moeten de bewoners parkeren in de omgeving. Dit kan zolang er genoeg plek voor de andere bewoners overblijft. Maar hoe meet je of dat zo is? Bij een bouwproject in Alkmaar ontstond discussie over het aantal benodigde parkeerplaatsen dat daadwerkelijk nodig zou zijn. De discussie ontstond nadat er op het eigen terrein te weinig parkeerplaatsen konden worden aangelegd. De rechtbank Alkmaar schakelde de StAB in voor een parkeerdrukmeting. Daarbij moest, in een representatieve periode, van een aantal straten het aantal auto s worden geteld gerelateerd aan het aantal beschikbare parkeerplaatsen in die straten. Zowel de gemeente als de omwonenden hadden metingen gedaan. De uitkomsten verschilden enigszins. Eerst heeft de StAB geïnventariseerd hoeveel parkeerplaatsen er na de bouw zouden zijn. Uit de inventarisatie bleek dat er veel meer parkeerplaatsen zouden worden aangelegd dan in de stukken stond: 146 versus 134. Nog voor de werkelijke meting was het probleem dus in feite al opgelost. Als extra controle zijn in een periode van 14 dagen op een aantal avonden (zoals bepaald door de rechtbank), volgens een jaarverslag 2008 StAB 19

gebruikelijk protocol, tellingen gedaan. De resultaten lagen het dichtst bij de gegevens van de gemeente. Er is nog geen uitspraak gedaan. Waar ligt de grens? Het afgelopen jaar hebben de rechtbanken regelmatig een beroep gedaan op onze specialistische kennis van geodesie (landmeetkunde). Vooral bij bestemmingsplannen en bouwvlakken kan het belangrijk zijn in het terrein reconstructies hiervan uit te voeren. In een aantal civiele zaken ging het om ruimtelijke ordeningskwesties waarbij discrepanties werden geconstateerd tussen het terrein en bestemmingsplankaarten (waarop een bouwvlak stond aangegeven). Met oude kadastrale veldwerken werden die situaties gereconstrueerd en werd aangegeven hoe het bouwvlak ten opzichte van de kadastrale begrenzing zou moeten liggen. De StAB kreeg ook vragen over grensgeschillen, meestal in het buitengebied bij agrarische percelen. Met luchtfoto s en oude kadastrale veldwerken zijn de oorspronkelijke grenzen gereconstrueerd. Daarbij bleek in één geval dat een van de partijen de bestaande grenssloot op sommige plaatsen (bewust) enige decimeters had verplaatst. In een ander geval was er sprake van gebouwen die niet meer hun oorspronkelijke vorm hadden (zoals op de kaart was vermeld) en van grenzen die anders lagen dan op grond van afstandsmetingen werd aangenomen. Geluidsmeting In 2008 breidde de StAB haar diensten en expertise uit met geluidsmetingen. Bij het bepalen van de geluidsnormen speelt het achtergrondgeluid vaak een grote rol. In principe mogen activiteiten waarvoor een vergunning is gevraagd niet leiden tot een hoger heersend geluidsniveau. Om de hoogte van dit niveau vast te stellen, wordt onder andere bij woningen gemeten. Een van de zaken waarover de StAB zich boog, was het meten van het verschil in achtergrondniveau tussen de voorzijde (openbare weg) en de achterzijde (schoolplein) van woningen. Doel van de meting: bepalen of het verschil in geluidsniveau tussen voorzijde en achterzijde zodanig is dat de geluidbelasting van spelende kinderen aan de geluidsnormen moet worden getoetst of niet. Op 17 december 2008 heeft de Raad van State in de uitspraak over deze kwestie (zaaknummer 200801480/1) bepaald dat het verschil in geluidniveau zodanig is dat in dit geval het stemgeluid van de spelende kinderen niet mag worden uitgesloten van een beoordeling van de door de school veroorzaakte geluidsbelasting. 20 jaarverslag 2008 StAB

THEMA: Nieuwe landgoederen In 2008 heeft de StAB vrij veel verslagen uitgebracht in beroepsprocedures over bestemmingsplannen voor landelijke gebieden. Veruit de meeste beroepen waren gericht tegen de bestemmingsregelingen voor agrarische bedrijven, recreatiewoningen en niet- of semiagrarische bedrijven. De diversiteit in buitengebiedzaken was dus bijzonder groot. Eén onderwerp dat eruit sprong, was een bestemmingsplanregeling voor de stichting van nieuwe landgoederen. De StAB heeft een verslag uitgebracht aan de Raad van State over de beroepen tegen een bestemmingsregeling van de gemeente Arnhem voor bestaande en nieuwe landgoederen. Provinciaal landgoederenbeleid Gelderland Het provinciale beleid van Gelderland is bedoeld om het stichten van nieuwe landgoederen makkelijker te maken. Een van de voorwaarden uit het streekplan is dat een nieuw landgoed moet bijdragen aan de landschappelijke en ecologische kwaliteit en aan de toegankelijkheid en aantrekkelijkheid voor recreanten (vooral wandelaars). De definitie van een nieuw landgoed in het streekplan is: een openbaar toegankelijk bos- en/of natuurcomplex (al dan niet met overige gronden) met daarin een woongebouw van allure met in beginsel maximaal drie wooneenheden en een minimale omvang van het nieuwe bos of natuurgebied van 5 ha. jaarverslag 2008 StAB 21

Nieuwe landgoederen kunnen worden gesticht in gebieden die op de streekplankaart zijn aangegeven als het Groenblauwe raamwerk (EHS-verweving, EHS-verbindingszones) en in het Multifunctioneel gebied. Ze kunnen niet worden gesticht in EHS-natuur, waardevol open gebied, bij weidevogel- en ganzengebieden van provinciaal belang of in het concentratiegebied voor intensieve teelten. Het is mogelijk om landgoederen te stichten met een veelvoud van 5 ha openbaar toegankelijk bos en/of natuurterrein; daarop mag een woongebouw met een veelvoud van drie wooneenheden wordt gebouwd. Het woongebouw moet wel passen bij de kwaliteiten van de plek. De hoofdfunctie van het nieuwe gebouw of de nieuwe gebouwen is wonen. Bij initiatieven voor een nieuw landgoed moet sprake zijn van een totaalvisie, inclusief inrichtingsplan, beeldkwaliteitsplan en exploitatieopzet. Behalve de bestemmingsplanwijziging moet de gemeente met de initiatiefnemer een privaatrechtelijke overeenkomst, met kettingbeding, afsluiten over de inrichting en beheer van het nieuwe landgoed. Het streekplan schrijft voor dat deze overeenkomst bij het bestemmingsplan moet worden gevoegd. Bestemmingsplan Buitengebied Arnhem- Noord 2007 In het bestemmingsplan Buitengebied Arnhem-Noord 2007 was op twee manieren vormgegeven aan deze mogelijkheid. In de eerste plaats was een bestemming 5 locatie nieuw landgoed Laag Erf 22 jaarverslag 2008 StAB

landgoed opgenomen die voorzag in: woondoeleinden; behoud of herstel van de cultuurhistorische, natuur- of landschapswaarden; wegen voor bestemmingsverkeer; verblijfsrecreatief gebruik van kampeermiddelen. Vreemd genoeg hadden bestaande landgoederen de bestemming landgoed niet gekregen. Deze terreinen waren bestemd volgens het bestaande gebruik of de bestaande functie, bijvoorbeeld tot natuurgebied, bos en/of agrarische doeleinden. Hierdoor staan de bestaande landgoederen niet op de plankaart, met uitzondering van pas gestichte landgoederen. In de tweede plaats was in het plan een wijzigingsregeling opgenomen. Daarmee konden de bestemmingen voor agrarisch gebruik, bos en/of wonen van enkele terreinen die op de plankaart speciaal waren aangeduid, worden veranderd in de bestemming landgoed. Voorwaarden voor deze wijziging waren (o.a.): maximaal vijf woningen; maximaal 1.000 m 3 inhoud per woning. Zowel de bestemming landgoed als de aanduiding van de wijzigingsregeling waren toegekend op verzoek van de grondeigenaren. Dit was gebeurd op basis van zogenoemde masterplannen die de eigenaren bij de gemeente hadden ingediend. In de masterplannen stonden de doelstellingen voor het gebied, de beoogde inrichting en het aantal en de ligging van nieuwe woongebouwen. Gedeputeerde Staten (GS) keurden de bestemming landgoed goed, omdat deze voldeed aan de provinciale voorwaarden voor nieuwe landgoederen. Dat gold in hun ogen echter niet voor de voorschriften voor de wijzigingsbevoegdheid, omdat de voorwaarden voor landgoedstichting uit het streekplan niet expliciet waren overgenomen. Ook voldeden de beoogde locaties volgens GS niet (geheel) aan deze voorwaarden. Omwonenden gingen in beroep om de goedkeuring door GS van de bestemming Landgoed aan te vechten. Heel begrijpelijk. De eigenaren van de terreinen waarvoor in het plan een wijzigingsregeling was opgenomen waarover GS een negatieve beslissing hadden genomen, vochten deze beslissing op hun beurt aan. Op verzoek van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de StAB de gevolgen voor de appellanten beschreven van de planregelingen voor nieuwe landgoederen en de besluiten hierover van GS. De StAB is daarbij ook nagegaan (uiteraard voorzover de beroepen daartoe aanleiding gaven): wat de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten zijn van de beoogde vestigingslocaties; in hoeverre deze kwaliteiten (negatief) worden beïnvloed door de mogelijkheden van de planregeling; en of deze mogelijkheden voldoen aan de criteria die in het streekplan zijn gesteld. De uitspraak De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kwam op 26 november 2008 (zaaknummer 200708245/1) tot de jaarverslag 2008 StAB 23

conclusie dat aan de meeste provinciale voorwaarden voor de bestemming landgoed was voldaan. Hiervoor toetste de Afdeling expliciet aan de kwalificatie van de beoogde locatie in het streekplan (een van de provinciale voorwaarden). Ook gaf de Afdeling aan dat bestaande woningen niet hoeven te worden meegerekend bij de bepaling van het maximumaantal nieuwe wooneenheden. Tevens heeft de Afdeling overwogen dat een woongebouw met meerdere wooneenheden iets anders is dan drie afzonderlijke (of vrijstaande) woningen. De initiatiefnemer was inmiddels al uitgegaan van één woongebouw, precies wat de gemeente ook voor ogen had. De planregeling maakte echter ook drie afzonderlijke (vrijstaande) woningen mogelijk. Daarom onthield de Afdeling goedkeuring aan het bouwvlak voor de woningen op de plankaart en het hierop toegesneden onderdeel van de voorschriften. Over de beroepen tegen de onthouding van goedkeuring aan de wijzigingsregeling oordeelde de Afdeling als volgt. GS hadden terecht geëist dat de provinciale voorwaarden expliciet in deze regeling moesten worden opgenomen, omdat elders in de voorschriften stond dat een wijzigingsplan niet aan GS ter goedkeuring hoefde te worden voorgelegd. De provincie zou een wijzigingsplan voor een nieuw landgoed dus ook niet meer kunnen toetsen. In het ene geval was bovendien sprake van een bestaand landgoed waarvoor GS terecht meenden dat het beleid voor nieuwe landgoederen niet van toepassing is. Ook werd niet voldaan aan de oppervlakte-eis van 5 ha, omdat 13 van de 15 ha van het bestaande landgoed in de EHS-natuur liggen. In het andere geval hadden GS volgens de Afdeling terecht het standpunt ingenomen dat compensatie van bosaantasting voor een nieuw landgoed (of een hierop gepland woongebouw) alleen mag plaatsvinden op het te stichten landgoed. Bovendien lag de beoogde locatie helemaal binnen het beoogde Natura 2000-gebied Veluwe; hierdoor was vóór de planvaststelling - en niet pas in het kader van een wijzigingsplan - een onderzoek vereist naar de effecten van een nieuw landgoed op de natuurwaarden. Zo n onderzoek was niet uitgevoerd. Eerder had de Afdeling de stichting van een nieuw landgoed bij Klarenbeek zelfstandig getoetst aan de criteria van het Streekplan Gelderland 2005, het overige streekplanbeleid en het reconstructieplan Veluwe (3 september 2008, zaaknummer 200706698/1 (gemeente Voorst)). Dat nieuwe landgoed voldeed aan de gestelde criteria van het provinciaal beleid (voor zover het de onderwerpen in beroepen betrof). In deze zaak had de StAB overigens geen advies uitgebracht. Conclusie: de Afdeling rekent tot in detail na (uiteraard voorzover dit in beroep wordt gevraagd) of het provinciaal bestuur bij zijn beslissing over een bestemmings- of wijzigingsregeling voor een nieuw landgoed op de juiste wijze zijn eigen beleidsregels heeft toegepast. Uit de uitspraken komt duidelijk naar voren dat de stichting van een nieuw landgoed geen gemakkelijke opgave is. Zeker niet in de landschappelijk aantrekkelijke gebieden waar zo n landgoed qua beoogde functies op zijn plaats zou zijn. 24 jaarverslag 2008 StAB

H3 StAB in ontwikkeling De ontwikkeling van de StAB die in 2007 startte is in 2008 voortgezet. Uiteraard is nieuwe wetgeving van grote invloed op het werk van de StAB-deskundigen. Daarnaast heeft de StAB buiten de eigen organisatie in de schijnwerpers gestaan en is de StAB zelfs tegen het licht gehouden in een proefschrift. Organisatieontwikkelingen genomen van de ST-Groep die de StAB daarbij anderhalf jaar heeft begeleid. Ook is de nieuwe huisstijl geïntroduceerd en in alle interne en externe communicatiemiddelen doorgevoerd. De adviesdruk in 2008 heeft ook het onderhoud van het StAB-kennissysteem onder druk gezet. In de begrotingsbespreking met VROM is dit een belangrijk onderwerp geweest. VROM heeft ermee De StAB presenteert op Curaçao In 2008 heeft de StAB voor het eerst aan het Gerecht in eerste aanleg van het Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen advies uitgebracht in een kortgeding over de Isla-olieraffinaderij. Centraal in deze zaak stond de vraag of de raffinaderij voldoet aan de milieunormen. Op verzoek van de rechter hebben twee adviseurs hun bevindingen gepresenteerd tijdens de zitting in Willemstad op Curaçao. De StAB heeft van de gelegenheid gebruikgemaakt om de President van het Hof te vragen of de StAB het Hof op dezelfde manier als de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van dienst kan zijn. Dezelfde vraag is aan het ministerie van Buitenlandse zaken gesteld vanwege de regeling van de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk. Organisatie ontwikkelt verder De StAB heeft in 2008 de introductie van het organisatiemodel van werken in teams afgerond. In december is afscheid jaarverslag 2008 StAB 25

ingestemd dat de StAB in 2009 de personele capaciteit krijgt om de driemaandentermijn weer te kunnen halen en om de achterstand in het kennissysteem weg te werken. Via de teamplannen voor 2009 is gewaarborgd dat daarvoor tijd wordt vrijgemaakt. Het werken in teams heeft aanleiding gegeven om de organisatie op drie belangrijke punten aan te passen. Het gaat om een nieuw HRM-systeem, een aanpassing van de kantoorinrichting en het herijken van de werkprocessen. In 2008 is een start gemaakt met de aanpassingen, die in 2009 tot het gewenste resultaat moeten leiden. Nieuwe regelgeving Grondexploitatieplan nieuwe uitdaging Op het gebied van de regelgeving is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) wel de belangrijkste. Via een interne opleiding en studiegroep zijn de adviseurs vertrouwd gemaakt met de nieuwe wet. Met de Wro is het systeem van de toelatingsplanologie vervangen door een systeem van ontwikkelingsplanologie. Door deze andere benadering van de ruimtelijke ontwikkeling heeft de financierbaarheid van ruimtelijke plannen een prominente plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming. Aspecten van planeconomie gaan in de toekomst deel uitmaken van de plannen waarover de StAB advies uitbrengt. De adviseurs van de StAB zullen zich hiervoor de benodigde expertise eigen maken. StAB verankerd in Wabo en Waterwet Met de Wabo op komst is in 2007 begonnen de contacten met de rechtbanken te intensiveren. Zij zullen de eerstelijns geschilbeslechters zijn op het terrein van het omgevingsrecht. In 2008 heeft de StAB deze lijn voortgezet, ook al zal de Wabo na 2009 in werking treden. De StAB zal in de Wabo worden genoemd 26 jaarverslag 2008 StAB

als de deskundige waarop de rechter een beroep kan doen. Hetzelfde zal gebeuren in de komende Waterwet. De StAB participeert in het opleidingstraject dat de Studiecentrum Rechtspleging (SSR) aanbiedt aan de rechtbanken om zich voor te bereiden op de de Wabo en de Waterwet. StAB en de buitenwereld Gerechtelijk deskundige in de spotlights Het jaar 2008 kan met recht het jaar van de gerechtelijke deskundige worden genoemd. Motor is het wetsvoorstel over deskundigen in het strafrecht geweest. Onder andere de Schiedammer moordzaak heeft een discussie losgemaakt over de kwaliteit van de deskundige en de blijvende waarborging van die kwaliteit. In navolging van de Stichting Landelijk Register Gerechtelijk Deskundigen (LRGD), heeft het ministerie van Justitie vanwege de komende Wet deskundigen in strafzaken het initiatief genomen om het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (NRGD) in te stellen, in eerste instantie voor deskundigen in het strafrecht. Het LRGD en NRGD hebben afgesproken toe te werken naar één register voor alle rechtsgebieden. De StAB neemt actief deel aan de ontwikkeling van beide registers, de StAB kan immers adviesvragen vanuit alle rechtsgebieden krijgen. Daarnaast volgen de StAB-adviseurs de cursus Gerechtelijk Deskundige van het Juridisch PAO te Leiden. Zo zorgt de StAB ervoor dat de StAB-deskundigen aan de eisen blijven voldoen. StAB belangrijk onderwerp in proefschrift Op woensdag 13 februari 2008 is Taco Leemans gepromoveerd aan de Rijksuniversiteit Leiden op zijn proefschrift De toetsing door de bestuursrechter in milieugeschillen. De dissertatie besteedt ruime aandacht aan de ontstaansgeschiedenis van de StAB en haar rol als deskundige in milieugeschillen van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Andere rechters, in het bijzonder de rechters die de Wabo-zaken zullen behandelen, krijgen zo een helder beeld van de werkwijze van de StAB. Leemans brengt in zijn proefschrift een aantal uitdagingen voor de StAB in beeld. Eén daarvan is de aanwezigheid op de zitting, wat op dit moment alleen in uitzonderingssituaties gebeurt. Nieuwe Raad van Advies Op aangeven van VROM heeft de StAB zich in 2008 de instelling van een Raad van Advies voorbereid. De Raad zal vanaf 2009 gaan functioneren. Met de Raad zal periodiek worden gesproken over maatschappelijke ontwikkelingen die belangrijk zijn voor het werk van de StAB. Bij de keuze van de leden is gekeken naar hun achtergrond in relatie tot het werkveld en de onafhankelijkheid van de StAB. In de Raad zitten de volgende personen: ir. J.J. de Graeff, algemeen directeur van Natuurmonumenten; ir. N.G. Ketting, Voorzitter Commissie voor de milieueffectrapportage; mw F. Ravestein, oud-lid van de Tweede kamer, thans burgemeester van de gemeente Opsterland; jhr. Ir. C.J.A. Reigersman, oud vicevoorzitter RvB BAM; mw N.P.J.L. Verbugt, zelfstandig adviseur ruimtelijke ordening, oud-lid van de Tweede Kamer. jaarverslag 2008 StAB 27

H4 Van de Raad van Toezicht De Raad van Toezicht (RvT) houdt toezicht op het beleid van de directie en de algemene gang van zaken bij de StAB. Daarnaast adviseert de RvT de directie en heeft ze een belangrijke klankbordfunctie. Aftreden twee leden RvT Per 1 september 2008 zijn mevrouw mr. E.H.C. Salomons (lid) en de heer Prof. Mr. J.W.J. Besemer (voorzitter) afgetreden omdat hun maximale termijn van het lidmaatschap voorbij was. De voorzittershamer is overgenomen door mevrouw mr. J.A.M Kroese-Duijsters. Zij was al lid van de RvT. Op dit moment bestaat de RvT uit drie personen: twee leden (mevrouw drs. F.C. Giskes en de heer Prof. Dr. C. Backes) en de voorzitter. Drie is het statutair minimumaantal voor de RvT. Dit aantal is het resultaat van de afspraak die de RvT in 2007 maakte om het aan de nieuwe RvT over te laten of drie personen voldoende zijn. Op www.stab.nl staan de werkzaamheden van de leden van de RvT. Vergaderingen en overleg met de ondernemingsraad De RvT bespreekt het concept van de begroting en het concept jaaroverzicht met de bestuurder. Naast het financiële beheer van de stichting komen dan ook de doelmatigheid van het functioneren van de StAB en de kwaliteitsborging van de producten ter sprake. Uiteraard is de RvT geïnformeerd over de voortgang van het werken in teams, dat in 2007 werd ingevoerd. Bij deze nieuwe werkwijze hoort ook het werken aan de hand van jaarplannen van de teams en het managementteam. Uit de besprekingen van de RvT met de bestuurder over het StAB-plan 2008 2012 zijn een paar aanpassingen van het plan naar voren gekomen. De interne structuurwijziging heeft niet alleen gevolgen voor de werkwijze van de StAB, maar ook voor het HRM-systeem, de werkprocessen en de huisvesting. In 2008 is een begin gemaakt met de vernieuwing van deze zaken. De RvT vergaderde in 2008 vier keer en was twee keer aanwezig bij het overleg tussen de Ondernemingsraad (OR) en de bestuurder. Verder nam de voorzitter van de RvT deel aan het bestuurlijk overleg met de plaatsvervangend Secretaris- Generaal van het ministerie van VROM. Gespreksonderwerpen waren de jaarrekening 2007 en de begroting 2009. De RvT heeft onder andere gesproken over de volgende onderwerpen. Code Goed bestuur uitvoeringsorganisaties De directeur van de StAB en de RvT zijn verantwoordelijk voor een goede public governance-structuur van de organisatie. Ze leggen daarom in dit jaaroverzicht verantwoording af op basis van de Code goed bestuur uitvoeringsorganisaties. Vanwege de omvang van de StAB wordt de code aangepast uitgevoerd (meer hierover 28 jaarverslag 2008 StAB