Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de vaste inrichting of onroerende goederen gelegen buiten de EER en deze binnen de EER.



Vergelijkbare documenten
Personenbelasting - Optimale aangifte woonleningen. Forum for the Future - November Maurice De Mey

Aftrek voor risicokapitaal

Relatie Vennootschap Bedrijfsleider Recente fiscale ontwikkelingen. Luc Maes 24/11/2016

De nieuwe aangifte aanslagjaar 2015

Btw-optimalisering en onroerende verhuur. Bart Buelens

Teruggaaf van btw aan buitenlandse btw-belastingplichtigen

Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting.

FAQ Onroerende inkomsten Nieuwe versie

De woningfiscaliteit grondig door elkaar geschud. 1. Alleen de gewesten zijn nog bevoegd voor de eigen woning... 2

Principe. Daarom heeft de wetgever 2 belangrijke beperkingen ingevoerd. Beperking 1: maximumstand rekening-courant

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd

Fiscale aspecten van woningkredieten na de zesde staatshervorming. Luc De Greef

Human Resources Sixco Policy

1 de uitgaven gedaan voor prestaties betaald met dienstencheques als bedoeld in de artikelen tot ;

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

De waarheid over de notionele intrestaftrek

WETGEVER TREEDT OP TEGEN VOORDELEN IN DE VORM VAN AANDELEN DIE EEN BUITENLANDSE VENNOOTSCHAP TOEKENT AAN WERKNEMERS IN BELGIE

8.7.3 Combinatie oude en nieuwe fiscale korf

1. Deze circulaire heeft betrekking op de anciënniteitspremies die aan werknemers worden toegekend tijdens hun loopbaan bij een werkgever.

SPECIMEN. Bankinformatie. Contactpersoon. AANGIFTE IN DE RECHTSPERSONENBELASTING AANSLAGJAAR 2016 (Inkomsten van het jaar 2015) BIJKOMENDE INFORMATIE

Directe belastingen >> Circulaires >> Personenbelasting / Vennootschapsbelasting. Aan alle ambtenaren INHOUDSTAFEL

RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. minfin.fgov.be. Onderwerp

Hoofdstuk I, Afdeling VI, Afdeling XXIV, Art. 62, Art. 63/11, Art. 120, , Art. 144/2, Art. 200, Art en Bijlage IIbis

Belasting op huurinkomsten: 'De Belgische wetgever staat voor een moeilijke opdracht'

Spotlights - juni 2014

Ambtshalve ontheffing

Titel : Circulaire 2018/C/106 met betrekking tot het arrest nr. 24/2018 van van het Grondwettelijk Hof inzake het

Lexalert : Gespreide belasting meerwaarden - herbelegging via belastingvrije fusie of splitsing kan!

SOFISK Aangifte personenbelasting 2014 : stilte voor de storm van volgend jaar.

Algemene Administratie van de Fiscaliteit Operationele Expertise en Ondersteuning Dienst PB Personenbelasting


Instelling. Onderwerp. Datum

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling.

I. INLEIDING.

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Aanslagjaar Inkomsten 2015

AANGIFTE PERSONENBELASTING INKOMSTEN 2018 (aanslagjaar 2019)

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

9.7.3 Combinatie oude en nieuwe fiscale korf

Notionele intrestaftrek

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

Omzetting van de Europese richtlijn naar het Belgisch recht

De Tax Shelter voor het investeren in startersvennootschappen. Bewijsregeling thans gepubliceerd.

Eindejaarspremie. Verplichting tot betalen van een eindejaarspremie

Voor welke belastingplichtigen geldt die vrijstelling? Iedere aan de Belgische personenbelasting onderworpen belastingplichtige komt in aanmerking.

Instelling. Onderwerp. Datum

AUTEURSRECHTEN EN FISCALITEIT

WEBINAR Aangifte 2016

RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN

Bankinformatie. Contactpersoon. AANGIFTE IN DE RECHTSPERSONENBELASTING AANSLAGJAAR 2019 (Inkomsten van het jaar 2018) BIJKOMENDE INFORMATIE

Aftrek voor risicokapitaal

Vak III. inkomsten van onroerende goederen. uitgangspunt bij de belastbare grondslag. België. Kadastraal Inkomen. Brutohuur. Buitenland.

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Leuven dd. 4 maart Rol nr A - Aanslagjaar 1994

TOELICHTING 275 C VOORAFGAANDE OPMERKINGEN TOELICHTINGEN

Energiebesparende uitgaven Groene lening. Inkomsten 2011 (aangifte 2012) Federale Overheidsdienst FINANCIEN


De maaltijdcheques zijn onderworpen aan een bijzondere regeling zowel op fiscaal vlak als op het vlak van sociale zekerheid.

I. BEREKENING VAN HET GEMIDDELD PERSONEELSBESTAND A. Alle personeelsleden. Gemiddeld personeelsbestand in A1 =... B A2 =... B2...

Tax shelter voor startende ondernemingen

Beslissing ET van 19 december 2012 Nieuwe regels inzake opeisbaarheid van btw Overgangsbepalingen

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

MEMO BEDRIJF IN FALING WAT NU?

Deel 1 - Bijzondere fiscale aftrek eigen woning (de zgn. woonbonus) als u leent voor uw verbouwing. 2. Voorwaarden waaraan de lening moet voldoen

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

a) Mijn inkomsten overschrijden het grensbedrag niet en zijn niet verbonden met mijn beroepsactiviteit als zelfstandige of bedrijfsleider

Inhoud Hoofdstuk 1 BTW-belastingplicht Hoofdstuk 2 Maatstaf van heffing, belastbaar feit en tijdstip van opeisbaarheid

Auteur. Federale Overheidsdienst Financiën. Onderwerp

Tax Alert Maart In deze editie:

'Vooraf erkend persoon' : (soms) ontheven van zijn hoofdelijkheid

Fiscale aspecten van de vergoeding van officials. Jan LAMMENS

De individuele pensioentoezegging

Niet verhuurde onroerende goederen die in het buitenland zijn gelegen Begrip huurwaarde.

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN advies 2017/XX Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling

Regeling met België inzake ontslaguitkeringen

Inhoudstafel. Woord vooraf 13. Hoofdstuk 1 Recht op aftrek, herziening van de aftrek en gemengde btw-belastingplicht 15

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen dd. 16 december 2005

De BTW-regeling van toepassing inzake de deeleconomie

INHOUD. Huwelijk en fiscus

Uitbreiding toepassingsgebied belastingneutrale zetelverplaatsing & andere fiscale bepalingen aangenomen in Parlement

Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten

Deel 1. Btw-analyse van het zakelijk recht in de drie fazen 11. Hoofdstuk 1. Waarom een analyse van de drie fazen? 13

Contactcenter van de Federale Overheidsdienst Financiën: tel (normaal tarief) AFSCHRIFT. te bewaren door de belastingplichtige

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 19 maart 2003

Hof van Cassatie van België

SPECIMEN. Bankinformatie. Contactpersoon. AANGIFTE IN DE RECHTSPERSONENBELASTING AANSLAGJAAR 2015 (Inkomsten van het jaar 2014) BIJKOMENDE INFORMATIE

Taksreglement betreffende het gebruik van een woonplaats door een bewoner die niet in de bevolkingsregisters is ingeschreven.

Zaak C-446/04. Test Claimants in the FII Group Litigation tegen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/02 Belastingkrediet voor kosten van onderzoek en ontwikkeling. Advies van 21 maart

FAQ - TAX REFORM. 1. Hoe weet men of de drempel van de aan roerende inkomsten overschreden wordt?

De zesde staatshervorming personenbelasting

Hof van Cassatie van België

Nieuwsbrief 2016/1. Fiscale voordelen 2 e woning

Wat zijn de belangrijke nieuwigheden?

Checklist aangifte personenbelasting inkomsten aanslagjaar 2014

Rolnummer Arrest nr. 156/2014 van 23 oktober 2014 A R R E S T

Transcriptie:

Tax Het Argenta-arrest: een stand van zaken In het Argenta-arrest heeft het Europese Hof Van Justitie de voormalige berekeningswijze van de notionele intrestaftrek, waarbij het netto-actief van buitenlandse vaste inrichtingen wordt uitgesloten van de berekeningsbasis, veroordeeld als strijdig met de Europese vrijheid van vestiging. Naar aanleiding hiervan werden voor tal van belastingplichtigen (die over een buitenlandse vaste inrichting of onroerend goed beschikken) ambtshalve ontheffingen ingediend, teneinde het teveel aan betaalde belasting terug te vorderen. De fiscus heeft als reactie op voornoemd arrest, met ingang vanaf aanslagjaar 2014, een nieuwe berekeningsmethode ingevoerd voor de notionele intrestaftrek met betrekking tot buitenlandse vaste inrichtingen (zie TLS-Newsflash 2014-05). Hoewel deze nieuwe berekeningsmethode, toegevoegd in artikel 205 quinquies WIB 92, uitdrukkelijk in werking treedt met aanslagjaar 2014, past de fiscus de nieuwe berekeningsmethode ook toe voor het verleden. Hierin werd de fiscus echter door (recente) rechtspraak teruggefloten. In de nieuwe berekeningsmethode van de notionele intrestaftrek wordt het eigen vermogen dat toerekenbaar is aan vaste inrichtingen of onroerende goederen gelegen in landen waarmee België een overeenkomst tot voorkoming van dubbele belasting heeft afgesloten (hierna verdragslanden ), niet langer uitgesloten uit de berekeningsbasis van de NIA. In plaats daarvan dient de aftrek zélf te worden beperkt met het deel dat berekend wordt op het eigen vermogen van die vaste inrichtingen of onroerende goederen. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de vaste inrichting of onroerende goederen gelegen buiten de EER en deze binnen de EER. Buiten EER Indien de vaste inrichting of het onroerend goed niet gelegen is binnen de EER en de daaruit verkregen inkomsten op grond van het verdrag in België vrijgesteld zijn, geldt de algemene proportionele vermindering van de aftrek voor risicokapitaal. In essentie komt dit erop neer dat de aftrek wordt verminderd met het deel ervan dat verband houdt met het eigen vermogen dat toerekenbaar is aan de vaste inrichting of het onroerende goed in kwestie. Deze vermindering wordt bepaald door de nettowaarde van dit buitenlands eigen vermogen te vermenigvuldigen met het toepasselijk tarief van de aftrek. Binnen EER Indien de vaste inrichting of het onroerend goed wel gelegen is binnen de EER en de daaruit verkregen inkomsten bij verdrag zijn vrijgesteld, speelt de specifieke vermindering van de aftrek. Deze vermindering is gelijk aan het laagste bedrag van de volgende bedragen: De algemene proportionele vermindering zoals toepasselijk voor verdragslanden buiten de EER (zie supra); of Het positief resultaat van de vaste inrichting, het onroerend goed of de rechten met betrekking tot dergelijk onroerend goed, zoals vastgesteld in het WIB92 (art. 205quinquies, al. 1 WIB92). Dit betekent dat als de NIA m.b.t. de inrichting of het onroerend goed gelegen in het buitenland (EER) hoger is dan de winst die voortvloeit uit die activa, het overschot wél in aftrek mag komen van de Belgische winst. Bijgevolg verliest een vennootschap met vaste inrichting of onroerend goed in de EER waarmee België een verdrag heeft, in tegenstelling tot het verleden, niet meer het deel van de aftrek berekend op de verlieslatende inrichtingen of onroerende goederen. Nieuwe berekeningsmethode ook van toepassing voor het verleden De fiscus is echter de mening toegedaan dat de nieuwe berekeningsmethode ook van toepassing is voor het verleden en niet uitsluitend vanaf aanslagjaar 2014. Zo wordt in de Circulaire 19/2014, als gevolg van dit arrest, bepaald dat Voor de

bepaling van de aftrek voor risicokapitaal kan, voor wat de vennootschappen betreft die over één of meer vaste inrichtingen in een andere lidstaat van de EER beschikken waarvan de inkomsten vrijgesteld zijn krachtens overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting, een beroep worden gedaan op de berekeningsmethode zoals ingevoegd door art. 8, W 21.12.2013. Rechtspraak in voordeel van belastingplichtige De rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen fluit de fiscus echter terug in haar vonnis van 12 december 2014, waarin wordt gesteld dat de nieuwe berekeningsmethode niet kan worden toegepast voor voorgaande aanslagjaren. De rechtbank van Brugge (9 april 2014) kwam eerder dat jaar tot eenzelfde conclusie. Deze rechtspraak is goed nieuws voor de belastingplichtigen, alhoewel dient opgemerkt dat de fiscus zich niet neerlegt bij deze vonnissen en hoger beroep heeft aangetekend. Wordt ongetwijfeld vervolgd Jasper Van Dyck & Annick Vanbylen TAX Department

De aangifte personenbelasting voor aanslagjaar 2015 Wat is er gewijzigd? Het aangifteformulier voor aanslagjaar 2015 (inkomsten 2014) werd gepubliceerd in bijlage bij het KB van 3 april 2015. In vergelijking met vorig jaar telt de aangifte 43 nieuwe codes. Deze zijn voornamelijk het gevolg van de 6e staatshervorming en de daaruit voortvloeiende nieuwe fiscale bevoegdheden voor de gewesten. Op heden is de uiterste indieningsdatum van de aangifte voor aanslagjaar 2015 nog niet gekend. Hierna volgt een overzicht van de voornaamste wijzigingen aan het aangifteformulier. Nieuwe nummering Als gevolg van de 6e staatshervorming is de nummering van enkele codes op het aangifteformulier gewijzigd. Alle uitgaven die in aanmerking komen voor een federale belastingvermindering beginnen met 1 (voor de belastingplichtige) en 2 (voor de partner). Alle uitgaven die in aanmerking komen voor een gewestelijke belastingvermindering beginnen met 3 (voor de belastingplichtige) en 4 (voor de partner). Voornamelijk voor vak IX van het aangifteformulier met betrekking tot de woningkredieten is dit onderscheid van belang. Als men voor de eigen woning bijvoorbeeld een lening heeft lopen die werd afgesloten na 1 januari 2005 en die in aanmerking komt voor de woonbonus, dient men nu in de aangifte code 3370/4370 (de gewestelijke woonbonus) in te vullen, en niet langer code 1370/2370 (de federale woonbonus) zoals vorig jaar. Woningfiscaliteit De woningfiscaliteit werd het meest ingrijpend gewijzigd als gevolg van de 6e staatshervorming. Sinds aanslagjaar 2015 zijn de gewesten namelijk bevoegd om fiscale voordelen te verlenen voor de uitgaven voor de eigen woning. Voor het verlenen van fiscale voordelen m.b.t. andere onroerende goederen blijft de federale overheid bevoegd. Vak IX van het aangifteformulier werd dan ook uitgebreid met een rubriek B voor de uitgaven die betrekking hebben op de eigen woning (gewestelijke bevoegdheid) en een rubriek C voor uitgaven die geen betrekking hebben op de eigen woning (federale bevoegdheid). De eigen woning is de woning waarvan de belastingplichtige eigenaar is én waarin hij/zij ook zelf woont (behoudens enkele uitzonderingen zoals het niet betrekken van de woning om beroeps- of sociale redenen, de stand van de bouwwerkzaamheden,...). Een niet-eigen woning is een woning waarvan de belastingplichtige eigenaar is, maar die hij/zij niet zelf betrekt, zoals een tweede verblijf aan de kust of een appartement dat wordt verhuurd. Ook het deel van de eigen woning dat gebruikt wordt voor beroepsdoeleinden kwalificeert als niet-eigen woning. Of een woning kwalificeert als een eigen woning moet dag op dag worden beoordeeld. Voor de woning die in de loop van het jaar niet langer de eigen woning is, doordat men bijvoorbeeld verhuist naar een nieuw aangekochte woning, zullen de uitgaven m.b.t. het woonkrediet moeten worden uitgesplitst over rubriek B (voor de periode waarin de woning kwalificeerde als eigen woning ) en rubriek C (voor de periode waarin de woning niet langer kwalificeerde als eigen woning ). Men moet in dat geval dus zelf gaan bepalen welke kapitaal- en interestaflossingen er gebeurd zijn vóór en ná het moment waarop de woning niet langer als eigen woning kan beschouwd worden, om een correcte uitsplitsing ervan te kunnen doen over beide rubrieken. Ook indien men zijn eigen woning gedeeltelijk voor het uitoefenen van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt, zal men de uitgaven voor de lening moeten opdelen tussen rubriek B en C. In vak III van de aangifte, dat handelt over de inkomsten van onroerende goederen, is de code voor de opname van het kadastraal inkomen van de eigen woning verdwenen. Deze schrapping is te verklaren door het feit dat het onroerend inkomen uit de eigen woning vanaf aanslagjaar 2015 steeds vrijgesteld is. Enkel wie nog een hypothecaire lening heeft lopen waarvan de interesten in aanmerking komen voor de gewestelijke belastingvermindering voor de bijkomende en/of gewone interesten, moet het kadastraal inkomen nog opnemen in de aangifte in vak IX onder rubriek B punt 3, a. De belastingadministratie heeft deze informatie namelijk nodig voor de berekening van de gewestelijke belastingvermindering voor de onroerende voorheffing en voor de gewestelijke belastingvermindering voor bijkomende interesten. Belastingverminderingen

Ook een aantal uitgaven die recht geven op belastingverminderingen (zoals de belastingvermindering voor dienstencheques, ) werden geregionaliseerd. De belastingplichtige die in 2014 uitgaven deed voor dakisolatie, moet dit jaar wel aandachtig zijn bij het invullen van de aangifte. Waar vorig jaar de betaalde uitgave moest worden ingevuld, dient dit jaar het bedrag van de belastingvermindering zelf te worden vermeld in code 3317. Het in te vullen bedrag is 30% van de betaalde uitgave, met een maximum van 3.040 per woning. Belastingkrediet voor winwinleningen Een nieuw vak XI werd ingevoerd voor het belastingkrediet voor de Vlaamse winwinleningen. De verplaatsing van deze winwinleningen van vak X m.b.t. belastingverminderingen naar een nieuw vak werd gedaan omwille van de formele omzetting van belastingvermindering naar belastingkrediet. Meldingsplicht buitenlandse rekeningen Net zoals vorig jaar dienen belastingplichtigen in hun aangifte personenbelasting aan te geven in welke landen zij op enig ogenblik in het belastbaar tijdperk titularis waren van een buitenlandse rekening. Vanaf aanslagjaar 2015 moet men ook aankruisen of de gegevens m.b.t. de in 2014 aangehouden buitenlandse rekeningen gemeld werden bij het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank van België (CAP). In principe werd reeds vanaf aanslagjaar 2012 de verplichting ingevoerd om de gegevens m.b.t. buitenlandse rekeningen bij het CAP te melden. Aangezien deze melding niet kon plaatsvinden omdat het CAP nog niet was opgericht, werd deze verplichting uitgesteld. Intussen werd aangekondigd dat de belastingplichtigen die via hun aangifte voor de aanslagjaren 2012, 2013 en/of 2014 hebben aangegeven een buitenlandse rekening te hebben, binnenkort via een brief zullen worden uitgenodigd om de gegevens betreffende deze rekeningen te melden bij het CAP. De te melden gegevens betreffen de naam en het rijksregisternummer van de titularissen, het IBAN nummer, de naam van de bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling, de BIC code, het land en de begin- en einddatum van de rekening. Voor de in 2014 aangehouden buitenlandse bankrekeningen zal men deze melding spontaan moeten doen én ten laatste gelijktijdig met het indienen van de aangifte. In het nieuwe aangifteformulier dient men immers te bevestigen dat de melding van de buitenlandse rekeningen waarvan men in 2014 op enig ogenblik titularis was bij het CAP werd gedaan. Een rekening dient slechts één keer te worden gemeld. Men dient een onveranderde rekening dan ook niet jaarlijks opnieuw te melden. Wanneer de rekening wordt afgesloten, dient men het CAP wel in te lichten over de afsluiting en de datum van afsluiting van die rekening. De belastingplichtige kan de melding zelf in orde brengen (elektronisch of op papier) of kan hiervoor een lasthebber aanstellen om de melding voor hem te voldoen. Anjulie De Wit & Ellen Jamar TAX Department

Legal Openbaar ministerie is belanghebbende in het kader van artikel 634 W.Venn. (gerechtelijke ontbinding) Recent sprak het Hof van Cassatie zich uit over de mogelijkheid van het openbaar ministerie om een vordering in te stellen tot ontbinding ( gerechtelijke ontbinding ) van een naamloze vennootschap waarvan het netto-actief gedaald is tot beneden 61.500 euro en art. 634 W.Venn. bijgevolg van toepassing is. Krachtens art. 634 W.Venn. (en art. 333 W.Venn. voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid) kan elke belanghebbende de ontbinding van de naamloze vennootschap vorderen voor de rechtbank van koophandel van zodra het netto-actief van deze vennootschap gedaald is tot beneden 61.500 euro (6.200 euro voor de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid). Wanneer art. 633 W.Venn. ook van toepassing blijkt, wanneer ten gevolge van het geleden verlies het netto-actief gedaald is tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal, zal het bovendien nodig zijn om een algemene vergadering bijeen te roepen die zich zal moeten uitspreken over het al dan niet voortzetten van de activiteiten. De rechter dient de gerechtelijke ontbinding niet meteen uit te spreken, maar kan beslissen om de vennootschap een termijn toe te staan om haar de mogelijkheid te geven om deze toestand te regulariseren. Algemeen gesteld zal er nood zijn aan een kapitaalinbreng om het netto-actief aan te zuiveren. Prompte actie is noodzakelijk gezien elke belanghebbende de ontbinding van de vennootschap kan vorderen. De vraag die dan rijst is wie beschouwd kan worden als belanghebbende. De insteller van de vordering moet kunnen aantonen dat hij een persoonlijk, reeds verkregen en dadelijk belang heeft bij de ontbinding. Deze belanghebbende kan in het bijzonder een aandeelhouder zijn (ook de minderheidsaandeelhouder), een schuldeiser (in de mate dat hij een concreet belang kan aantonen naast zijn gewone hoedanigheid), en uitzonderlijk ook een concurrent van de vennootschap. De toestand van de vennootschap moet evenwel leiden tot een concreet nadeel voor deze concurrent en de vordering moet rechtmatig zijn. Bijzonder is echter dat met de uitspraak van het Hof van Cassatie van 17 oktober 2014 ook bevestigd wordt dat het openbaar ministerie de mogelijkheid heeft om dergelijke vordering in te stellen. Het Hof is namelijk van mening dat dergelijke toestand van de vennootschap het handelsverkeer ernstig kan aantasten en bijgevolg de openbare orde raakt. Het O.M. vrijwaart in dit geval slechts de belangen van de maatschappij en van de economische openbare orde. Uit de voorbereidende werkzaamheden blijkt inderdaad dat het openbaar ministerie volgens de wetgever wel degelijk werd aangewezen als iemand die als een belanghebbende kan worden beschouwd en die een vordering zou kunnen instellen overeenkomstig huidig art. 634 W.Venn. Tot slot geldt conform voormelde uitspraak van het Hof van Cassatie dat wanneer de vordering van het openbaar ministerie, die in het algemeen belang optreedt, wordt afgewezen, het O.M. niet veroordeeld kan worden tot de gehele gerechtskosten. Ter attentie van het O.M. geldt immers een bijzondere regeling die onverenigbaar is met de toepassing van de gemeenrechtelijke bepalingen inzake de gerechtskosten. Met deze uitspraak bevestigt het Hof van Cassatie dus zowel eerdere lagere rechtspraak alsook de bedoeling van de wetgever. Voor vennootschappen die zich in dergelijke toestand bevinden is het bijgevolg aan te raden om zo snel mogelijk maatregelen te treffen om hun netto-actief terug boven de ondergrens van 61.500 euro te brengen. Nick Berckmans & Sofie Lambeens Legal Department

Bescherming van software: wat wel en wat niet? In de vorige editie van de TLS-Newsflash werd uiteengezet hoe u als onderneming software kan verwerven. Vandaag wordt een update gegeven over wat dan juridisch onder software wordt verstaan en hoe dergelijke computerprogramma s juridische bescherming kunnen genieten onder de Softwarewet. Deze laatste wet is gebaseerd op het auteursrecht. De Softwarewet voorziet als voornaamste principe dat een computerprogramma beschermd wordt, indien dit programma een eigen schepping van de maker is. Het moet daarbij wel gaan om de uitdrukkingswijze van een computerprogramma. Er wordt alleen de bescherming van de specifieke uitdrukkingswijze van het werk beoogd en andere auteurs worden in voldoende mate vrij gelaten om soortgelijke of zelfs identieke programma s tot stand te brengen, mits zij zich van plagiaat onthouden. Hetgeen dan weer niet beschermd wordt, zijn de ideeën of beginselen aan de grondslag van een computerprogramma. Toegepast geeft dit in recente rechtspraak dat de source- en objectcode wel onder de Softwarewet valt, terwijl dat niet het geval is voor andere typische elementen in de software-wereld: de Graphical User Interface, de functionaliteiten, de programmeertaal, de gebruikshandeling en formats van gegevensbestanden. Elk van deze valt in principe niet onder de Softwarewet. Dit wil niet zeggen dat één van deze elementen niet onder de bescherming van het gewone auteursrecht kan vallen, maar daarvoor gelden andere regels. Zo zal er bij computerprogramma s een automatische overdracht plaatsvinden van de rechten van de werknemer naar de werkgever, tenzij dat anders overeengekomen is. Dat is niet zo bij het gewone auteursrecht waar dit in se bij de werknemer blijft. Een belangrijke kanttekening bij de automatische overdracht naar de werkgever, is dat deze regel niet doorgetrokken kan worden naar de statutaire zaakvoerders en de vennootschap. Het is de statutaire zaakvoerder die in principe titularis blijft van de rechten op het computerprogramma. Samengevat zien bovenstaande regels er als volgt uit: WEL NIET Principes Bescherming wanneer computerprogramma oorspronkelijk, d.i. Ideeën of beginselen aan de grondslag van een computerprogramma een eigen schepping van de maker, is Uitdrukkingswijze van een computerprogramma Alleen de specifieke uitdrukkingswijze Toepassingen Source- en objectcode Graphical User Interface Functionaliteiten Programmeertaal Gebruikshandleiding Titularis Natuurlijke persoon of groep natuurlijke personen die het computerprogramma gemaakt heeft WG-WN-relatie: automatische overdracht naar WG (onderling afwijken mogelijk) Formats van gegevensbestanden Automatische overdracht van een statutaire zaakvoerder

VAT Geen btw-aftrekbeperking meer op hotel-, restaurant- en cateringkosten bij publicitaire evenementen De fiscus was al eerder teruggefloten door het Hof van Cassatie in de discussie over de kwalificatie als kost van onthaal dan wel als publicitaire kost. Het administratief standpunt werd op dat gebied aangepast, maar de fiscus bleef voet bij stuk houden wat betreft de aftrekbaarheid van btw op spijzen en drank ingeval van reclamekosten. Met een recente administratieve beslissing komt er nu een einde aan een lange periode van rechtsonzekerheid en juridische betwistingen. De fiscus verzet zich niet langer tegen de aftrekbaarheid van de btw geheven van hotel-, restaurant- en cateringkosten die gemaakt worden in het kader van een publicitair evenement. De administratieve beslissing van 13 maart 2015 (E.T.124.247) beschrijft de voorwaarden om de aftrek te rechtvaardigen. Tijdens een controle zal de onderneming geval per geval moeten bewijzen dat volgende voorwaarden vervuld zijn: 1. De onderneming moet het evenement zelf organiseren en in het bezit zijn van een factuur. De aftrek moet gestaafd worden door middel van een factuur met alle verplichte vermeldingen. Het voorleggen van een ontvangstbewijs of kasticket volstaat voor de fiscus niet. De onderneming moet kunnen aantonen dat de factuur werkelijk betrekking heeft op het publicitair evenement. 2. De genodigden op het evenement zijn bestaande of potentiële klanten. Uit Cassatierechtspraak (Cache Cache, dd. 11.03.2010) blijkt dat het niet van belang is of de reclame al dan niet rechtstreeks tot de eindgebruiker van het goed of de dienst gericht is. Ook wanneer de genodigden geen eindklanten maar tussenpersonen zijn is volgens het Hof voldaan aan deze voorwaarde. 3. Het evenement moet hoofzakelijk en rechtstreeks tot doel hebben om de verkoop van welbepaalde producten of diensten te bevorderen. Wanneer de btw wordt gerecupereerd op kosten gemaakt voor het organiseren van een feest, bijeenkomst, voorstelling, etc. zal de fiscus argumenteren dat het kosten van onthaal betreft die principieel niet aftrekbaar zijn (artikel 45 3, 4 WBTW). Om de aftrek te rechtvaardigen moet de onderneming kunnen aantonen dat het niet gaat om kosten van onthaal maar om reclamekosten. Gaat het om reclamekosten, dan is de btw immers wel aftrekbaar, nu ook met zekerheid voor spijzen en dranken. Kosten van onthaal zijn door het Hof van Cassatie (Sanoma, dd.08.04.2005) gedefinieerd als kosten die louter gemaakt worden voor het onthaal, ontvangst, vermaak en ontspanning van aan het bedrijf vreemde bezoekers met het oog op het bestendigen of verstevigen van zakelijke relaties. Meer algemeen gaat het over kosten gemaakt voor het creëren van een algemene gunstige atmosfeer ten overstaan van de onderneming. Later heeft Cassatie kosten van reclame gedefinieerd (Cache Cache, dd. 11.03.2010) als kosten die hoofdzakelijk en rechtstreeks tot doel hebben de eindkoper in te lichten over het bestaan en de hoedanigheden van een product of dienst met de bedoeling de verkoop ervan te bevorderen. Deze definitie is door de fiscus overgenomen. Ook het Hof van Justitie heeft in twee zaken (C-68/92 en C-73/92, dd.17.11.1993) een invulling gegeven aan het begrip dienst op het gebied van reclame. Er is sprake van een reclamedienst als het gaat om een promotieactiviteit die neerkomt op een boodschap om het publiek in te lichten over het bestaan en de kwaliteiten van het aangeprezen product of dienst met als doel de verkoop ervan te doen toenemen. Bovendien heeft het Hof van Cassatie in het verleden geoordeeld dat het niet noodzakelijk is dat er effectief goederen worden verkocht op het publicitair event.

Door de nieuwe beslissing kan de btw gerecupereerd worden op kosten voor logies-, spijzen en drank op voorwaarde dat het publicitair karakter kan bewezen worden. Gelet op de zware bewijslast, de feitelijke beoordeling van de voorwaarden en de argwaan van de fiscus is het aan te raden om geval per geval, een geheel van bewijzen te verzamelen vooraleer over te gaan tot het terugvragen van btw. Ook de btw die in het verleden niet in aftrek werd genomen kan toch nog gerecupereerd worden. Concreet gaat het over facturen waarvan het recht op aftrek is ontstaan na 1 januari 2012. Als aan de bovenstaande voorwaarden voldaan is kan de btw opgenomen worden in rooster 62 van de btw-aangifte. Ineke Couck & Karen Truyers VAT Department

Social Vakantiegeld bedienden enkele begrippen Tijdens de maanden april, mei en juni ontvangen de meeste bedienden hun dubbel vakantiegeld. Tijd dus om even stil te staan bij het begrip/de berekening (kostprijs) van het vakantiegeld. Belangrijk is vooreerst te weten dat de uitbetaling van het vakantiegeld voor de bedienden rechtstreeks gebeurt door de werkgever. Arbeiders krijgen evenwel hun vakantiegeld uitbetaald door de vakantiekas (aan wie de werkgever bijdragen betaalt ter financiering). 1. Vakantiegeld tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst a. Enkelvoudig vakantiegeld Begrip Het enkelvoudig vakantiegeld is het loon dat de bediende ontvangt tijdens de periode dat hij vakantie neemt. Zijn loon wordt dan gewoon doorbetaald. Hij zal ook recht hebben op alle voordelen die hij normaal geniet, bv. het privégebruik van zijn bedrijfswagen of gsm. Voorbeeld Toegepast op een bediende met een bruto maandloon van 3.000 geeft dit volgend resultaat: Enkelvoudig VG Berekeningsbasis Loon loopt gewoon door bij opname vakantie Berekening 136,36/dag (22werkdagen) 47,73 Patronale lasten ± 35%) b. Dubbel en aanvullend vakantiegeld Begrip Het dubbel en aanvullend vakantiegeld is een supplement bovenop het maandloon dat de bediende ontvangt. Dit wordt uitbetaald op het ogenblik dat de bediende zijn hoofdvakantie neemt, maar in de praktijk gebeurt de uitbetaling meestal voor alle bedienden van de onderneming tegelijk, in de maand mei, juni of juli. In het algemeen gesteld bedraagt het dubbel en aanvullend vakantiegeld 92% van het brutoloon van de maand waarin het dubbel en aanvullend vakantiegeld wordt uitbetaald, eventueel in verhouding tot het aantal maanden dat de bediende tijdens het lopende kalenderjaar in dienst is bij de werkgever. Berekeningsbasis Als basisregel geldt dat bezoldigingen die onderworpen zijn aan RSZ opgenomen worden in de berekeningsbasis, zoals bijvoorbeeld het maandloon, ploegenpremies, overuren, Volgende bezoldigingen worden evenwel uitgesloten van de berekeningsbasis: ecocheques, maaltijdcheques, nietrecurrente resultaatsgerichte bonussen, het voordeel in natura voor privégebruik van de bedrijfswagen, werkgeversbijdragen voor de groeps- en hospitalisatieverzekering, onkostenvergoedingen, eindejaarspremies, Voorbeeld Toegepast op een bediende met een bruto maandloon van 3.000 geeft dit volgend resultaat:

Berekeningsbasis Berekening Patronale lasten (±35 %) Inhoudingen werknemer Dubbel VG 3.000 3.000 x 85% = 2.550 892,50 333,29 RSZ + exceptionele voorheffing Aanvullend VG 3.000 3.000 x 7% = 210 73,50 Exceptionele voorheffing Belangrijk (en wat in de praktijk niet steeds wordt toegepast) is dat ook het variabel loon (commissies, andere periodieke premies, ) verdiend tijdens de 12 maanden die voorafgaan aan de maand waarin het dubbel vakantiegeld wordt uitbetaald ook in aanmerking dient te worden genomen voor de berekening van het dubbel vakantiegeld! 2. Vakantiegeld te betalen bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst (zowel in de situatie van ontslag door de werkgever, als ontslagname door de bediende) Begrip Als een werknemer uit dienst gaat, zal de werkgever vakantiegeld uit dienst moeten betalen. Enerzijds zullen de nog niet opgenomen, maar op basis van de tijdens het vorige kalenderjaar opgebouwde vakantiedagen moeten uitbetaald worden onder de noemer saldo vakantiegeld en anderzijds zal er vervroegd vakantiegeld uit dienst betaald moeten worden voor de vakantie die de werknemer in het lopende jaar opgebouwd heeft. Het saldo vakantiegeld bedraagt 15,34% op alle lonen die tijdens het vorige kalenderjaar bij de werkgever verdiend werden. Het vervroegd vakantiegeld uit dienst bedraagt 15,34% op alle lonen die werden verdiend door de bediende tijdens het lopende jaar waarin de arbeidsovereenkomst met de werkgever werd beëindigd. Voorbeeld Bijvoorbeeld de werknemer gaat na 10 jaar op 30 september uit dienst bij de werkgever en heeft een bruto maandloon van 3.000. Hij heeft nog 5 van de 20 wettelijke vakantiedagen over en het dubbel vakantiegeld werd in mei betaald.

Vakantiegeld uit dienst Berekeningsbasis Berekening Patronale lasten (± 35%) vervroegd enkelvoudig VG 27.000 x 7,67%= 2070,90 724,82 loon onderworpen aan RSZ vervroegd dubbel VG en 27.000 x 6,80%= 1836 642,60 fictief loon (bv. voor een periode bevallingsrust) vervroegd aanvullend VG 27.000 x 0,87% = 234,90 82,22 saldo enkelvoudig VG loon onderworpen aan RSZ 36.000 x 7,67% x (5/20)= 690,3 241,60 en saldo dubbel VG reeds ontvangen in mei geen RSZ fictief loon saldo aanvullend VG reeds ontvangen in mei geen RSZ Conclusie Aan de hand van vragen van onze klanten begrijpen we dat de termen rond vakantiegeld niet altijd duidelijk zijn, bepaalde loonelementen onterecht niet meegenomen worden in de berekeningsbasis van het vakantiegeld (waarop ook sociale inspecties standaard op controleren), vaak geschrokken wordt van de kostprijs van het vakantiegeld bij de uitdiensttreding van een bediende, Mochten jullie hieromtrent vragen hebben, neem gerust contact op met het social team. Emilie Ickroth & Anne-Line Servaes Social Team