Deur open: kind weg? Het open-deuren-beleid op kinderdagverblijven in Nederland

Vergelijkbare documenten
kindercentra NCKO-kwaliteitsmonitor

Rapport Nulmeting pedagogische kwaliteit bij Altijd Lente NCKO-Kwaliteitsmonitor

Child Care Quality in The Netherlands: From Quality Assessment to Intervention K.O.W. Helmerhorst

Pedagogische Kwaliteit & De NCKO-Kwaliteitsmonitor

Professionaliteit in de zorg voor de jeugd

Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek (NCKO)

Preview. Kwaliteit van VVE in de Kinderopvang. Pedagogische doelen. Wat is kwaliteit?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Aan de heer Minister Mr. A.J. de Geus Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus LV Den Haag

Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren

Kwaliteit van Nederlandse kinderdagverblijven: Trends in kwaliteit in de jaren

Pedagogische kwaliteit van de kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2012

Interactievaardigheden in de Kinderopvang

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

Pedagogische kwaliteit van de kinderopvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2012

Opendeurenbeleid. Aanvulling op de brochure Pedagogische kwaliteit van kinderopvang

Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008

Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 2- tot 4-jarigen in Nederlandse peuterspeelzalen in 2013

Inspectierapport Dikkertje Dap (KDV) Gerlachusstraat AK Loon op Zand Registratienummer

Kwaliteit onder druk: De kwaliteit van opvang in Nederlandse kinderdagverblijven in 1995 en 2001

Wat is de pedagogische kwaliteit van onze kinderopvang? Ruben Fukkink Universiteit van Amsterdam

Werkbelevingsonderzoek 2013

Factsheet Pedagogische kwaliteit kinderopvang. Ruben Fukkink & Ellen van Reemst (2013)

Opendeurenbeleid. Aanvulling op de brochure pedagogische kwaliteit van kinderopvang

Children in Flexible Child Care

Ontwikkeling Meetinstrument. Pedagogische Kwaliteit Gastouderopvang

De Nationale Studie Pedagogische Kwaliteit Kinderopvang Eindrapport Project 0 en 1

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Brochure Het Grote Interactiespel voor Kinderdagverblijven 2014

Inspectierapport Doomijn KDV Sterrenkroos (KDV) Sterrenkroos NX ZWOLLE Registratienummer

Behartigen van professionele kwaliteit in kinderopvang, onderwijs en zorg voor jonge kinderen. Pauline Slot Universiteit Utrecht

Beleid Pedagogisch Coach

Inspectierapport Kinderdagverblijf Tembo (KDV) Heresingel ET GRONINGEN Registratienummer

Inspectierapport De Hoepel (KDV) Groenoordlaan 18 A 7322 HW Apeldoorn Registratienummer

Pedagogisch beleid Gastouderbureau Nederland

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

PEDAGOGISCH BELEID PIPELOI pagina 1 van 6

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Pedagogisch beleidsplan 2016

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Inspectierapport De Zeester (KDV) Eendrachtsplein LA Rotterdam Registratienummer

Inspectierapport KDV Minies (KDV) Ringbaan-West 306C 5025VB Tilburg Registratienummer

Inspectierapport KDV Paddington (KDV) Kapelstraat GK BEDUM Registratienummer

Dubbeldamseweg-Zuid 97, 3314 JC Dordrecht,

Observatielijst peuters. Analyse doelen Jonge kind

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Pedagogische kwaliteit van de opvang voor 0- tot 4-jarigen in Nederlandse kinderdagverblijven in 2008

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Wenbeleid Voor de kinderopvang van KieKeBoe

Criteria voor kwaliteit van kinderopvang: Visies van sleutelfiguren

Welbevinden en Stress van Kinderen. in de Kinderopvang

Samenvatting (Summary in Dutch)

Pedagogisch beleid Kinderopvang Haarlem Spelend Groeien

Samenvatting proefschrift verdedigd op 4 november Quality in home-based childcare: Impact and improvement. Dr. Marleen G.

Inspectierapport SKSG Bengelhuus (KDV) (KDV) Noorderweg 61c 9804RL Noordhorn Registratienummer

Nulmeting pedagogische kwaliteit bij Kinderopvang Nederland: Resultaten van de NCKO-Kwaliteitsmonitor

Groeneveld M.G., Vermeer H.J., IJzendoorn M.H. van & Linting M. (2010), Onderzoek in de Gastouderopvang. Leiden: Centre for Child and Family Studies.

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Inspectierapport KDV De Vlinderboom (KDV) Herstallenstraat TE Goirle Registratienummer

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

Kinderopvang 0-4 en peuteropvang

Inspectierapport De Grote Beer (KDV) Grote Beerstraat RG GRONINGEN Registratienummer

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Inspectierapport Het Opstapje (KDV) Schieweg 130d 3038BE Rotterdam Registratienummer

Cliëntenonderzoek Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zutphen 2015

Pedagogisch beleid Kinderdagverblijf de Harlekijn

Inzet beroepskrachten en opvang in stamgroepen

Inspectierapport De Vlindertuin (KDV) Ketelboetershoek JE APELDOORN Registratienummer

Inspectierapport Stichting Kinderdagverblijf Ieni Mini (KDV) Bijdorplaan SX ZOETERMEER Registratienummer

Richtlijn Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

Inspectierapport BSO De Kubus (BSO) Irenestraat XK Druten Registratienummer

Pedagogisch kader Kinderdagverblijf Filios

Pedagogische kwaliteit gemeten in peuterspeelzalen

Samenvatting pedagogisch beleid Kinderopvang Natuurlijk. Doel Doelstelling Doelgroep

Leren & Leven in het Kindcentrum

OPEN DEUREN BELEID 2017

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Inspectierapport Kinderdagverblijf Tembo (KDV) Vechtstraat CS Groningen Registratienummer

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Inspectierapport Kinderdagpaleis Ukkepuk (KDV) Louise de Colignylaan NL Vlaardingen Registratienummer

Betekenis van vaderschap

Rapport Klant Tevredenheid Onderzoek KDV/PSZ 2012.

Pedagogisch beleidsplan

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Pedagogisch Beleid. Nanny Association

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Inspectierapport Het Witte Wiel (KDV) Provincialeweg HG Veldhoven Registratienummer

Meting pedagogische kwaliteit KDV bij KinderRijk 2014: Resultaten van de NCKO-Kwaliteitsmonitor

Inspectierapport. Kids & Zo Amstel B.V. (KDV) Swammerdamstraat 40 H 1091 RV Amsterdam Registratienummer:

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Inspectierapport Jottum! Kinderdagverblijf (KDV) Mondriaanstraat SB EDE GLD Registratienummer

Inspectierapport KDV Robinson De Optimist (KDV) Baarsjesweg VJ Vijfhuizen Registratienummer

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Visie in de praktijk

Inspectierapport 2: De Bron (KDV) Rijksstraatweg 50b 2988BK RIDDERKERK Registratienummer

Terugkoppelingsrapport

Transcriptie:

Deur open: kind weg? Het open-deuren-beleid op kinderdagverblijven in Nederland Doctoraalscriptie pedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen, Universiteit van Amsterdam Kune van der Meer Begeleiding: Prof. Dr. L.W.C. Tavecchio, Dr. R.E.L. de Kruif Amsterdam, augustus 2008

2

Inhoudsopgave Abstract 5 Voorwoord 7 Inleiding 9 Probleemstelling 10 Basisdoelen in de opvoeding 10 Groepsindeling in de kinderopvang 11 Het open-deuren-beleid 12 Theoretisch kader 14 Onderzoeksvragen 17 Methode 18 Steekproef 18 Meetinstrumenten 18 Resultaten 21 Kennis van theoretische en pedagogische achtergronden bij het open-deuren-beleid 22 Invulling van het open-deuren-beleid 24 Vrijheid tijdens het open-deuren-beleid 25 Verantwoordelijkheid van de leidsters 25 Discussie 27 Samenvatting 31 Literatuurlijst 33 Bijlage 37 Vragenlijst open-deuren-beleid 38 3

4

Abstract This study takes a closer look at the open-door-policy in daycare-centers in the Netherlands. The goal was to clarify what is meant by this policy and how it is carried out in practice. Fifty-one caretakers from an equal number of daycare centers participated by completing a questionnaire on the subject. The results show that most caretakers were aware of the pedagogic background of the open-door-policy. Caretakers enjoy the policy and see it as a positive developmental boost for the children. The majority of centers use the hours to perform certain creative activities that would not fit in the regular setting. The older children are in most cases separated from the younger ones in order to create more freedom in movement. Although not intended for the participation of baby-groups, the open-door-policy is generally also applied to these groups. In only 3/51 centers the rules are adapted to the new situation, which raises concerns about responsibilities as well as safety. These issues deserve further attention. The wellbeing of the children was not taken into account, because of lack of data. 5

6

Voorwoord Met het voltooien van deze scriptie en de aansluitende stage ben ik aan het einde gekomen van mijn loopbaan als student aan de Universiteit van Amsterdam. De laatste 3 jaar heb ik doorgebracht bij het NCKO waar ik zowel mijn scriptie als stage heb doorlopen. Ik wil het hele NCKO-team (in verschillende samenstellingen) heel erg bedanken voor een interessante en leuke tijd. In het bijzonder wil ik mijn dank uitspreken voor Louis Tavecchio en Renée de Kruif. Zij hebben mij de steun en kracht gegeven om mijn studie te voltooien, door in mij te geloven en te motiveren. Ik wil graag Jan en Carla bedanken, die mij al die jaren gesteund hebben, ook wetenschappelijk. Ook mijn neefjes en nichtjes, die mij jaren van ervaring hebben gegeven, en mijn interesse in de ontwikkeling van het jonge kind hebben aangewakkerd. Ik dank ook mijn ouders zonder wie mijn studie überhaupt niet mogelijk was geweest. Ik wil iedereen in mijn omgeving bedanken voor het geduld en de nodige afleiding tijdens deze lange weg. Ik weet nog niet hoe de toekomst eruit ziet, maar jullie zullen er ongetwijfeld deel in hebben. Amsterdam, augustus 2008 Kune van der Meer 7

8

Inleiding Voor dit scriptieonderzoek heb ik meegelopen met het vooronderzoek naar de kwaliteit van de kinderopvang in Nederland door het Nederlands Consortium Kinderopvang Onderzoek. Het NCKO is een samenwerkingsverband tussen de Universiteit van Amsterdam en Radboud Universiteit Nijmegen. Het onderwerp van mijn scriptie betreft het open-deuren-beleid in de kinderopvang. Dit is een vaak gebruikt programma in kinderdagverblijven, waarbij kinderen uit verschillende groepen bij elkaar komen tijdens het vrij spel. Er bestaat in het werkveld veel onduidelijkheid over dit beleid en er is vrijwel geen literatuur beschikbaar over dit programma. In mijn onderzoek zal ik mij dan ook verdiepen in de invulling die kinderdagverblijven geven aan dit programma. Daarnaast zal ik kijken naar de mogelijke gevolgen voor de leidster-kind interactie, en de effecten op het welbevinden en de betrokkenheid van de kinderen. 9

Probleemstelling Er is op het moment een grote interesse in de kinderopvang. Met name de kwaliteit van de kinderopvang speelt een belangrijke rol in het huidige debat rondom de opzet van gratis kinderopvang. Basisdoelen in de opvoeding Hoewel er veel verschillen bestaan tussen de thuissituatie en de situatie op een kinderdagverblijf zijn er bepaalde doelen in de opvoeding en ontwikkeling van het kind die voor beide situaties gelden. Deze vier basis doelen zijn in 2000 door Riksen- Walraven beschreven in haar oratie (Riksen-Walraven, 2000). De vier doelen zijn veiligheid, gelegenheid tot het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competentie, en het ontwikkelen en overdragen van waarden en normen ( cultuur ). Met veiligheid wordt een zowel fysiek als emotioneel veilige basis bedoeld. Dit betekent in de praktijk dat het kind zich veilig voelt in zijn omgeving en er op kan vertrouwen dat bij dreigend gevaar een volwassene in zal grijpen. Dit gevoel ontwikkelt zich gaandeweg en is afhankelijk van de voorgaande ervaringen van het kind en het contact dat het heeft met de omgeving. Tot deze omgeving behoren zowel de pedagogisch medewerkers als de andere kinderen en de inrichting van de omgeving. Door deze veilig en stabiel te houden heeft het kind een veilige basis waar het op kan vertrouwen. De lichamelijke behoeften van het kind vallen ook in deze categorie. Zonder deze verzorging voelt het kind zich niet geborgen en veilig in de omgeving. Het bieden van veiligheid is dus de basis voor alle ontwikkeling van het kind. Alleen in een veilige omgeving kan het kind zich goed ontwikkelen. Vanuit een veilige basis kan het kind de omgeving exploreren en zijn zelfstandigheid ontwikkelen. Door vanuit deze basis zelf problemen op te leren lossen ontwikkelt het kind persoonlijke competentie. Doordat het kind in de kinderopvang te maken krijgt met een groep mensen, zowel andere kinderen als pedagogisch medewerkers, leert het zich te uiten tegenover anderen. Door een stabiliteit in de samenstelling van deze groep mensen leert het kind ze kennen en kan het een sociale relatie met hen aangaan. Hierdoor leren ze sociaal gedrag en 10

kunnen ze empathie ontwikkelen. Door het ontwikkelen van deze sociale competentie kunnen zij zich beter redden in situaties met andere mensen. Doordat het kind zich in een andere omgeving bevindt dan thuis leert het omgaan met verschillen tussen en in deze omgevingen. Het leert dat er thuis andere regels gelden dan op het kinderdagverblijf en leert omgaan met verschillen. Het leert dus omgaan met de verschillende waarden en normen van de omgevingen waarin het zich bevindt. De kinderopvang dient naar al deze doelen te streven. Per leeftijdscategorie is een ander basisdoel van belang. Voor baby s is vooral de veiligheid van belang. Aan de andere doelen komt een baby over het algemeen niet toe. Voor dreumesen is echter juist het exploreren van de ruimere omgeving en het ontwikkelen van autonomie het belangrijkst. Bij het indelen van groepen en de invulling van het programma dient hiermee rekening gehouden te worden. Groepsindeling in de kinderopvang Vergeleken met de ons omringende landen neemt de kinderopvang in de Nederlandse samenleving een speciale plaats in. In Nederland heeft nog lang het standpunt overheerst dat een kind het best af is als het thuis door de moeder wordt opgevoed (Tavecchio, 2004). Veel mensen zijn nog steeds deze mening toegedaan. Doordat de kinderopvang lang als een noodzakelijk kwaad werd gezien is er in beginsel geprobeerd de thuissituatie zoveel mogelijk na te bootsen. Dit heeft geleid tot een vorm van opvang waarin het spel en de huiselijke sfeer voorop staan. Vanuit deze gedachte hebben zich twee soorten groepsindelingen ontwikkeld. De horizontale en de verticale groep. Verticale groepen zijn opgezet vanuit het perspectief dat de situatie die van een groot gezin gelijkt (Van IJzendoorn, 1996). Kinderen van 0 tot 4 jaar vormen samen de groep. Het kind kan dus in principe 4 jaar in dezelfde groep blijven. Deze continuïteit komt de ontwikkelde gehechtheidrelaties met de pedagogisch medewerker(s) ten goede. Ook leert het kind omgaan met kinderen van verschillende leeftijden. In horizontale groepen worden kinderen van een bepaalde leeftijdscategorie opgevangen. Deze categorieën kunnen per dagverblijf verschillen, maar over het algemeen is er een babygroep met kinderen van 0 tot 1,5 jaar, een dreumesgroep met kinderen van 1,5 tot 3 11

en een peutergroep met kinderen van 3 tot 4 jaar. Afhankelijk van het aanbod aan kinderen, de bouw van de locatie en het pedagogisch beleid wordt hier invulling aan gegeven (Van IJzendoorn, 1996). Doordat kinderen van ongeveer gelijke leeftijd de groepsruimte delen, kan het programma aan het ontwikkelingsstadium aangepast worden. Het open-deuren-beleid Voor kinderdagverblijven is het soms moeilijk om te kiezen tussen de verschillende soorten opvang. Veel bieden dan ook beide vormen aan. Zo kunnen de ouders kiezen wat zij het beste achten voor hun kind. Een uitbreiding van deze mogelijke groepsindelingen is het op veel kinderdagverblijven toegepaste open-deuren-beleid (Aarts, 2005). Hierbij worden in verschillende vormen kinderen uit de groepen samengevoegd. Hiermee wordt de kinderen extra ruimte en mogelijkheden geboden die het op de eigen groep niet heeft. Zo krijgt het kind de ruimte om de eigen ontwikkeling te vormen, wat goed past in het huidige kindbeeld dat uitgaat van de potentie en competentie van een kind (Riksen-Walraven, 2004). De behoeften en mogelijkheden van een kind zijn het uitgangspunt bij het ontwikkelen van een beleid in de kinderopvang (Wet kinderopvang, 2004). Uit een artikel in het tijdschrift BOinK (Aarts, 2005) blijkt dat het begrip opendeuren-beleid een onduidelijk begrip is. Hoewel in de toelichting van de beleidsregels bij de Wet Kinderopvang het open-deuren-beleid met name genoemd wordt, is niet aangegeven wat de inhoud van het beleid zou moeten of kunnen zijn (Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang, 2004). Er is alleen vastgelegd dat tijdens een open-deuren-beleid de leidster-kind ratio wordt bepaald over alle aanwezigen in het dagverblijf en niet per groep. In 2004 is naar aanleiding van de nieuwe wet kinderopvang een convenant opgesteld, waarin afspraken worden vastgelegd over de kwaliteit van de kinderopvang. Dit convenant is vastgelegd door de MO-groep, de Branchevereniging en BOinK. Voor de leden van deze verenigingen is het convenant bindend. Hierin wordt veel verwezen naar het open-deuren-beleid, maar er wordt geen definitie gegeven. De enige definitie is te vinden in de Staatscourant van 17-11-2004: 12

Onder open-deuren-beleid verstaan we dat aan kinderen de mogelijkheid wordt geboden hun stamgroep te verlaten en gebruik te maken van verschillende ruimtes. Er moet sprake zijn van een structureel beleid; het incidenteel verlaten van de groep (om bijvoorbeeld op een centrale plek poppenkast te kijken) valt hier natuurlijk niet onder. Deze definitie laat veel ruimte voor interpretatie. In dit scriptieonderzoek wil ik bestuderen hoe het open-deuren-beleid er in de praktijk uitziet, wat de uitgangspunten zijn en wat de gevolgen zijn voor de dagelijkse praktijk van het kinderdagverblijf. Daarnaast is het van belang te bekijken of het open-deuren-beleid andere eisen stelt aan de leidstervaardigheden dan de verantwoordelijkheid over de normale stamgroep 1. Andere eisen aan de leidstervaardigheden kunnen de leidster-kind interactie beïnvloeden. Dit is van belang, omdat deze interacties een groot aandeel hebben in het bepalen van de kwaliteit van de kinderopvang (Riksen-Walraven, 2004). Elk kind reageert anders op een nieuwe situatie en het is van belang of het welbevinden en de betrokkenheid van de kinderen beïnvloed worden door de groepsveranderingen die het open-deuren-beleid met zich mee brengt. Hoewel het open-deuren-beleid de stabiliteit van de groepen in gevaar zou kunnen brengen heeft het samenvoegen ook voordelen. De kinderen leren de anderen kinderen en leidsters van het kinderdagverblijf kennen. Dit heeft vooral op kinderdagverblijven met horizontale groepen een voordeel. De overgang naar een volgende groep wordt minder ingrijpend, omdat het kind de leidsters en kinderen uit de nieuwe groep al kent. Dit komt de stabiliteit van de omgeving van het kind ten goede. 1 De stamgroep is een vaste groep kinderen in een passend ingerichte groepsruimte (Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang 2004). 13

Theoretisch kader Om te beginnen moet eerst bepaald worden, wat het doel van de kinderopvang is. In deze scriptie wordt niet uitgegaan van een bewaarplaats voor kinderen of een simpele verzorgende functie, maar van een educatieve en opvoedkundige taak in de kinderopvang. Er moet sprake van een zekere pedagogische kwaliteit. Dit, omdat vooral de kwaliteit van de kinderopvang bepaalt wat het effect is op het welbevinden en de ontwikkeling van de kinderen (Vandell & Wolfe, 2002). Riksen-Walraven (2004) heeft drie kwaliteitsindicatoren gegeven. De ontwikkeling van de kinderen, de proceskwaliteit en structurele kwaliteit. OUDERS KINDERDAGVERBLIJF Pedagogisch beleid Ruimte, inrichting, materialen Programma Opleiding/training leidsters Pedagogische ondersteuning Voorzieningen voor leidsters Leidsterstabiliteit Leidster-kind ratio Groepsgrootte Groepsstabiliteit Materiële omgeving LEIDSTER Andere kinderen KIND Figuur 1. Factoren die direct of indirect van invloed zijn op het welbevinden en de ontwikkeling van een kind in een kinderdagverblijf (Riksen-Walraven, 2004). De ontwikkeling van de kinderen wordt beïnvloed door de ervaringen op het kinderdagverblijf. Hiernaast wordt de ontwikkeling ook beïnvloed door alle andere ervaringen van het kind (zie figuur 1). Men kan dus niet elk aspect van de ontwikkeling toeschrijven aan de invloed van het kinderdagverblijf. 14

De proceskwaliteit (rechts in figuur 1) kan worden samengevat als de kwaliteit van de ervaringen die kinderen opdoen in het kinderdagverblijf in interactie met de omgeving. De ontwikkeling van kinderen vindt vervolgens plaats in de interacties tussen de kinderen en de directe omgeving (Bronfenbrenner & Morris, 1998). In een kinderdagverblijf vinden interacties plaats tussen het kind en de leidster, het kind en de andere kinderen en het kind en de materiële omgeving. Dit leidt tot verschillende soorten ontwikkeling. De persoonlijke competentie ontwikkelt zich door de interactie met de materiële omgeving en leeftijdsgenoten. De sociale competentie ontwikkelt zich in de interacties met leeftijdsgenoten en de leidster. De leidster heeft de grootste invloed op de ontwikkeling van het kind. Het jonge kind heeft meer interacties met de leidster dan met andere kinderen. Daarnaast bepaalt de leidster voor een groot deel de samenstelling van de groep en de mogelijkheden van de interacties. Zij bepaalt waar het kind mee speelt en hoe het aanwezige materiaal gebruikt wordt. De leidster heeft dus de grootste invloed op de proceskwaliteit van de kinderopvang. Het meten van de ontwikkeling van een kind is geen directe indicator van de kwaliteit van een kinderdagverblijf, maar kan wel een goed beeld geven. Men kan uit de gedragingen van een kind merken wat het welbevinden en de betrokkenheid zijn. Als het kind blij en tevreden is, en geconcentreerd speelt, kan men ervan uit gaan dat de kwaliteit redelijk hoog ligt (Ridley, McWilliam & Oates, 2000). Voor het meten van de proceskwaliteit wordt gebruik gemaakt van de Early Childhood Environment Rating Scale-Revised (ECERS-R; Harms, Clifford & Cryer, 1998) en de Infant Toddler Environment Rating Scale-Revised (ITERS-R; Harms, Cryer&Clifford, 2003). Deze instrumenten zijn in het verleden herhaaldelijk gebruikt en zijn betrouwbaar en valide gebleken (Peisner-Feinberg & Burchinal, 1997). In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van versies die door het NCKO zijn vertaald en in de validiteitstudie valide gebleken zijn (De Kruif, Vermeer, Fukkink, Riksen-Walraven, Tavecchio, Van IJzendoorn & Van Zeijl, 2007). Naast de proceskwaliteit zijn er nog de structurele factoren (links in figuur 1). Deze factoren hebben meer afstand tot het kind, maar beïnvloeden de proceskwaliteit en 15

daarmee ook het kind. Onder de structurele factoren valt onder meer het pedagogisch beleid. Hierin wordt bepaald wat de regels en visie zijn van het kinderdagverblijf. De materiele omgeving, de inrichting van de ruimte, is ook een structurele factor. Leidsterstabiliteit, een andere structurele factor, zorgt voor de aanwezigheid van een vertrouwde leidster voor de kinderen. Voor de ontwikkeling van kinderen is stabiliteit van belang. Door een stabiele, betrouwbare omgeving hebben kinderen een veilige basis, van waaruit ze vrijuit kunnen exploreren (Riksen-Walraven, 2000). Ook groepsstabiliteit bepaalt hoe vaak dezelfde kinderen aanwezig zijn in de groep. Door regelmatig met dezelfde kinderen in de groep te zijn, ontstaan er relaties onderling wat leidt tot een gevoel van veiligheid bij het kind (Aureli & Colecchia, 1996). De leidster-kind ratio bepaalt hoeveel tijd en aandacht de leidster aan een kind kan geven. Kinderen zijn meer ontspannen en ontwikkelen zich beter bij een lage leidsterkind ratio (Vandell & Wolfe, 2002). Groepsgrootte is van belang voor de dynamiek van een groep. Een grotere groep is onrustiger en vereist meer discipline. Dit laat minder ruimte over voor positieve sensitieve interacties onderling (Gevers Deynoot-Schaub & Riksen-Walraven, 2002). In een kinderdagverblijf heeft een kind interacties met leidsters, andere kinderen en de materiële omgeving. Al deze factoren veranderen tijdens het open-deuren-beleid. Aan de aanwezige omgevingen worden nieuwe toegevoegd, namelijk die van de andere groepen, leidsters en kinderen die meedoen met het open-deuren-beleid. Door deze nieuwe invloeden ontstaat er een nieuwe situatie. Dit kan zowel een negatieve als een positieve situatie zijn. Door de nieuwe situatie kan het gevoel van veiligheid en de stabiliteit van de groep op het spel komen te staan. Daarentegen is het voor de persoonlijke en sociale ontwikkeling van het kind wellicht juist goed om de horizon te verbreden. Om te onderzoeken of dit het geval is, zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd. 16

Onderzoeksvragen 1. Wat is het open-deuren-beleid? Er zijn verschillende invullingen van wat het open-deuren-beleid is. Wat betekent de uitvoering van het open-deuren-beleid in de praktijk. 2. Wat zijn de redenen van het toepassen van het open-deuren-beleid? Het oorspronkelijke doel van het open-deuren-beleid is het uitbreiden van de ervaringswereld van de kinderen door een nieuwe omgeving en contact met andere groepen. Is dit in de praktijk de reden voor het invoeren of is er een meer praktische reden voor het open-deuren-beleid? Is de reden van het beleid bekend bij de leidsters? 3. Het open-deuren-beleid heeft een negatieve invloed op de leidster-kind interactie. Uit onderzoek (Gevers Deynoot-Schaub & Riksen-Walraven, 2002) is gebleken dat leidsters bij grote groepen kinderen minder sensitief zijn en meer disciplinaire actie moeten ondernemen. Het open-deuren-beleid beleid zou dus een negatief effect moeten laten zien op leidster-kind interacties. 4. Het open-deuren-beleid beïnvloedt de betrokkenheid en het welbevinden van de kinderen. Door het samenvoegen van groepen ontstaat er een andere dynamiek. Dit heeft invloed op de betrokkenheid van het kind. Doordat er meer ruimte is en meer kinderen zijn, neemt de betrokkenheid bij het spel toe. Het welbevinden van kinderen is afhankelijk van de vertrouwdheid met de omgeving en de leidster (Fukkink & Van IJzendoorn, 2004). 17

Methode Steekproef Voor deze studie is gebruik gemaakt van de gegevens van de huidige voorstudie van het NCKO waarin ik meeloop. In deze studie werden 30 verticale groepen op 30 verschillende kinderdagverblijven bezocht, verspreid over heel Nederland. Deze kinderdagverblijven werden aselect gekozen per regio. Hierna zijn er brieven verstuurd met informatie en gegevens over het onderzoek. Naast deze 30 verblijven zijn van nog 51 kinderdagverblijven gegevens verzameld met betrekking tot het open-deuren-beleid. Hiervoor zijn 250 kinderdagverblijven benaderd. Deze zijn verstuurd aan alle kinderdagverblijven van de drie grootste organisaties in Nederland (SKON, Humanitas en Catalpa). Aan deze kinderdagverblijven is een aangepaste vragenlijst gestuurd. Daarnaast is de vragenlijst per e-mail verstuurd aan nog 26 organisaties in Noord Holland. Meetinstrumenten In de NCKO-studie is gebruik gemaakt van vertaalde versies van de Early Childhood Rating Scale-Revised (Ecers-R, Harms, Clifford, & Cryer, 1998), de Infant Toddler Environment Rating Scale-Revised (ITERS-R, Harms, Cryer, & Clifford, 2003) en de Caregiver Interaction Scale (CIS, Arnett, 1989). ITERS-R EN ECERS-R De ITERS-R en de ECERS-R zijn in de Verenigde Staten ontwikkeld om de kwaliteit in kinderdagverblijven te kunnen beoordelen. Beide instrumenten zijn internationaal herhaaldelijk betrouwbaar en valide gebleken en hebben voorspellende waarde (Peisner- Feinberg &Burchinal, 1997; Harms,2003; Harms,1998;Tietze 2001). Deze meetinstrumenten meten alleen de proceskwaliteit. De ITERS-R is ontwikkeld om de kwaliteit te meten bij groepen met kinderen tot 2,5 jaar. De ECERS-R meet de kwaliteit bij groepen met kinderen tussen de 2,5 en 5 jaar. Beide schalen hebben een gelijk uitgangspunt. Ze bestaan uit 7 subschalen die verdeeld zijn over respectievelijk 39 en 43 items. De subschalen zijn: Ruimte en meubilering, individuele zorg, taal, activiteiten, 18

interacties, programma en faciliteiten voor ouders en staf. De items worden beoordeeld op een 7-puntsschaal. Elk oneven punt (1,3,5,7) heeft een beschrijving waaraan voldaan moet worden. De even punten (2,4,6) gelden als zogenaamde halve punten. Vanaf een 3 wordt er voldaan aan de minimale eisen voor de betreffende categorie. Elk item krijgt zo een score, waarna per categorie een gemiddelde wordt berekend. CIS De Caregiver Interaction Scale brengt de leidster-kind interacties in kaart. De CIS bestaat uit 26 items die worden beoordeeld op een 4-puntsschaal (1 niet van toepassing ; 4 zeer van toepassing ). In het instrument staat de sensitiviteit van de leidster in de dagelijkse omgang centraal. De CIS is een internationaal gevalideerd instrument en is betrouwbaar en valide bevonden (Van IJzendoorn e.a.,1996; Tietze, 1996; Peisner-Feinberg e.a., 1999). NCKO-kindschalen Welbevinden Het welbevinden van de kinderen is gemeten met de NCKO-Welbevindenschaal (NCKO, 2004 e ). De voor deze schaal gebruikte definitie van welbevinden is: Een algemene positieve toestand waarin een kind zich bevindt (Balledux, 2002, p.23). Het welbevinden van de kinderen wordt gescoord op een 7-puntsschaal. Een hoge score betekent dat er duidelijke aanwijzingen van welbevinden te zien zijn. Een lage score betekent dat er vooral onbehagen aanwezig is en geen welbevinden. Een neutrale score van 4, geeft aan dat er geen onbehagen is, maar er ook geen aanwijzingen voor welbevinden zijn. Betrokkenheid De betrokkenheid van de kinderen is gemeten met de Leuvense Betrokkenheidschaal (Laevers e.a., 2003). Signalen van betrokkenheid zijn onder meer: concentratie, mimiek en houding, persistentie, nauwkeurigheid, reactietijd en voldoening. 19

De betrokkenheid wordt gemeten op een 5-puntsschaal. Een hoge score betekent dat een kind grote betrokkenheid toont. Een lage score betekent dat een kind zich niet inzet voor wat hij/zij doet ofwel niets doet. Een neutrale score van 3 betekent dat het kind wel vasthoudt aan een bepaalde activiteit maar geen signalen van echte betrokkenheid laat zien. Schalen leidstervaardigheden NCKO Alle schalen worden gemeten op een 7-puntsschaal. Hierin betekent een hoge score dat er volledig voldaan wordt aan alle eisen en een lage score dat er in geen enkel opzicht aan voldaan wordt. De schalen zijn sensitieve responsiviteit, respect voor autonomie, praten en uitleggen, ontwikkelingsstimulering en begeleiden van interacties. Vragenlijst open-deuren-beleid kinderdagverblijven Deze vragenlijst is samengesteld op basis van artikelen in BOINK en Tijdschrift Kinderopvang. Het doel van de vragenlijst is een inventarisatie van wat het open-deurenbeleid in de praktijk van het kinderdagverblijf betekent. 20

Resultaten Van de 306 verstuurde vragenlijsten over het open-deuren-beleid zijn er 51 ingevuld teruggekomen. Alle respondenten gaven aan een open-deuren-beleid toe te passen en hebben het grootste deel van de vragen beantwoord, zodat deze alle geschikt zijn voor analyse. De kinderdagverblijven die geen open-deuren-beleid toe passen hebben de vragenlijst niet ingevuld. In dat licht is de respons hoog. Van de 30 centra die naast de open-deuren-beleid vragenlijst ook de andere vragenlijsten hebben ontvangen zijn er slechts 5 volledig teruggekomen. Dit is een te klein aantal om conclusies te trekken over de betrokkenheid en het welbevinden van de kinderen, gemeten met de NCKO-Welbevindenschaal (2004e) en de Leuvense Betrokkenheidsschaal (Laevers, 2003) in relatie tot het open-deuren-beleid. Dit onderdeel wordt hier derhalve verder niet besproken. In tabel 1 wordt de leeftijdsverdeling aangegeven per groep, waarbij duidelijk wordt dat er ook diverse groepen zijn die weliswaar genoemd zijn naar een categorie, maar qua leeftijdsverdeling niet de officiële definitie hanteren (bijvoorbeeld 13 babygroepen met een leeftijd van 18 tot 30 maanden). Voor de interpretatie van het open-deuren-beleid in relatie tot de leeftijd is dan ook uitgegaan van de werkelijke leeftijd en niet van de groepen, zoals door de leidsters aangegeven. 21

Tabel 1 Leeftijdsverdeling kinderen Leeftijden in Babygroepen Dreumesgroepen Peutergroepen Verticale groepen maanden Totaal 26 11 41* 51 0-18 13 0 0 0 0-30 0 8 0 2 18-30 13 1 0 0 18-36 0 2 0 0 18-48 0 0 13 1 24-48 0 0 26 0 0-48 0 0 0 48 * leeftijd niet gegeven Dik gedrukt : officiële leeftijdscategorie Kennis van theoretische en pedagogische achtergronden bij het open-deuren-beleid Zoals boven reeds genoemd hebben alle 51 respondenten een open-deuren-beleid op het moment van enquêtering. Van de 51 respondenten heeft 43 aangegeven of ze op de hoogte waren van de uitgangspunten van het open-deuren-beleid. De overige 8 hebben deze vragen niet ingevuld. Naast de directe vraag of ze op de hoogte waren van de uitgangspunten van het open-deuren-beleid, werd de leidsters gevraagd deze te benoemen. De leidsters die aangaven wel op de hoogte te zijn, maar niet in staat bleken deze correct te benoemen, zijn uiteindelijk als niet op de hoogte bestempeld. Uit de resultaten (tabel 2) blijkt dat slechts 17 van de 43 leidsters op de hoogte zijn van de theoretische achtergronden van het open-deuren-beleid. Een groter deel van de respondenten (31 van de 43) blijkt de pedagogische redenen te kunnen noemen voor het uitvoeren van het open-deuren-beleid. De kennis van de uitgangspunten van het open-deuren-beleid zou afhankelijk kunnen zijn van de ervaring die de leidsters hebben met de uitvoering ervan. Zo zou kennis weggezakt kunnen zijn als het beleid al lang geleden is ingevoerd. Daarnaast is ervaring van minder dan een jaar misschien reden dat de leidsters heel goed op de hoogte zijn. Om dit te kunnen bepalen zijn de kinderdagverblijven onderverdeeld in 3 groepen. De groepen zijn zo ingedeeld dat er verschillende categorieën zijn voor de kinderdagverblijven die op het moment van toetsing (december 2006) korter dan een jaar 22

met het open-deuren-beleid hadden gewerkt, en de kinderdagverblijven die er al langer dan vijf jaar (2002-2006) mee bezig waren. Zo kan gekeken worden of de bekendheid met de theoretische uitgangspunten van het beleid afhangt van het aantal jaren dat ermee gewerkt wordt (tabellen 2 en 3). Tabel 2. Samenhang aantal jaren ervaring met open-deuren-beleid en kennis van theoretische achtergronden sinds wanneer start odb* kennen de leidsters de theoretische achtergrond nee ja Totaal vanaf 2006 4 4 8 2002-2006 16 12 28 1996-2002 6 1 7 Total 26 17 43 Tabel 3. Samenhang aantal jaren ervaring met open-deuren-beleid en kennis van pedagogische redenen sinds wanneer start odb* kennen de leidsters de pedagogische achtergrond nee ja Totaal vanaf 2006 2 6 8 2002-2006 7 21 28 1996-2002 3 4 7 Total 12 31 43 * odb=open-deuren-beleid Uit bovenstaande tabellen kan worden afgeleid dat het lijkt of leidsters op kinderdagverblijven die al langer met het open-deuren-beleid werken minder kennis hebben van de theoretische achtergronden van het open-deuren-beleid, aangezien slechts 1 van de 7 kdv s hierop een juist antwoord gaf. Er kunnen (ook na het samenvoegen van de gegevens van de twee groepen met de kortste ervaring) geen conclusies uit deze gegevens worden getrokken aangezien dit verschil niet significant was (Mann-Whitney, p=.14). Dit heeft mogelijk te maken met de kleine aantallen. 23

De pedagogische redenen voor het uitvoeren van het open-deuren-beleid zijn beter bekend. Er zijn geen verschillen tussen de verschillende ervaringsgroepen van de leidsters (Mann-Whitney, p=.55). Invulling van het open-deuren-beleid Om te onderzoeken welke groepen meedoen aan het open-deuren-beleid is hier specifiek naar gevraagd. Dit is van belang omdat men aanneemt dat het open-deuren-beleid voor baby s minder geschikt is. Baby s hebben meer regelmaat en rust nodig dan de grotere kinderen. Op de vraag wie er meedoen met het open-deuren-beleid heeft 1 leidster niet geantwoord. In de 50 overige kinderdagverblijven nemen de peuters deel aan het open-deuren-beleid. Op 45 kinderdagverblijven laat men de dreumesen meedoen en op 35 kunnen ook de baby s meedoen. Zoals boven aangegeven is hierbij uitgegaan van de werkelijke leeftijden en niet van de indeling in groepen zoals door de leidsters aangegeven. Kinderen tussen 0 en 18 maanden worden hierbij gedefinieerd als baby s. Na analyse van de ruimtes die gebruikt worden voor het open-deuren-beleid blijkt dat er geen structuur terug te vinden is in de ruimtes die gebruikt worden. Alle ruimtes worden even vaak gebruikt, er zijn ook geen ruimtes die structureel niet worden gebruikt. Alle kinderdagverblijven maken hierin een eigen afweging, afhankelijk van de bouw van het pand. De meeste dagverblijven passen het open-deuren-beleid enkele keren per week toe. In totaal komt het per kinderdagverblijf op ongeveer één tot drie uur per week. Ook een aanzienlijk aantal kinderdagverblijven voegt een aantal uur per dag de groepen samen. Daarnaast zijn er nog twee kinderdagverblijven gevonden die de gehele dag de deuren tussen de groepen open laten staan. Tabel 4 geeft de verdeling weer. Tabel 4 Verdeling van uren open-deuren-beleid per dag 3 uur per dag 3-6 uur per dag 6-9 uur per dag 34 15 2 24

Vrijheid tijdens open-deuren-beleid Op de vragen over de locatie en bezigheden tijdens het spelen heeft 1 leidster geen antwoord gegeven. De meeste kinderen (40/50) mogen zelf kiezen waar ze gaan spelen en met wie. In sommige gevallen beperkt de leidster het aantal locaties. Het zelf mogen kiezen van een speelplek heeft niets te maken met de activiteiten die worden aangeboden. Op 38 van de 50 kinderdagverblijven worden wel speciale activiteiten aangeboden tijdens de uren van het open-deuren-beleid. In de meeste gevallen zijn dit creatieve activiteiten zoals knutselen, muziek maken, schilderen, bakken of dat alles volgens een maandelijks thema. Op 3 van de 51 kinderdagverblijven moeten de kinderen altijd meedoen met het opendeuren-beleid. Als het kind er niet goed op reageert zijn er geen alternatieven en mag het kind niet terug naar de eigen groep. Bij de overige 48 respondenten is dit wel het geval. Daar mogen de kinderen zelf aangeven of ze de groep willen verlaten of niet. Verantwoordelijkheid van de leidsters Tabel 5 Aantal leidsters per kind aantal kdv s waarbij dit voorkomt percentag e Valide Percentage Cumulatief Percentage aantal 5 10 19,6 21,3 21,3 kinderen 6 18 35,3 38,3 59,6 per leidster 7 16 31,4 34,0 93,6 8 2 3,9 4,3 97,9 11 1 2,0 2,1 100,0 Total 47 92,2 100,0 Missing 4 7,8 Totaal 51 100,0 Vier leidsters hebben de vraag over de leidster-kind ratio niet beantwoord. Tabel 5 laat zien dat er vrijwel altijd (94%) 1 leidster per 7 of minder kinderen is. Dit is in overeenstemming met de GGD normen. In drie kinderdagverblijven is echter de leidsterkind ratio veel te laag om de veiligheid van de kinderen te garanderen (namelijk 8 of 11 kinderen per leidster). 25

Eén leidster heeft geen antwoord gegeven op de vraag over de regels tijdens het opendeuren-beleid. Van de overige 50 leidsters geven 44 aan dat de regels en verantwoordelijkheden hetzelfde zijn als wanneer de groep op zichzelf is. Twee groepen hebben geheel geen regels tijdens het open-deuren-beleid. Hier zijn ook de kinderen geheel vrij en zijn er ook geen regels over bijvoorbeeld het opruimen of over het geluidsniveau. Bij één andere groep zijn de regels voor de kinderen strenger. Hier mogen de kinderen nadat ze een activiteit hebben gekozen niet meer iets anders gaan doen. Zij moeten dan mee blijven doen met deze activiteit. Op de overige drie kinderdagverblijven zijn de brandveiligheidsregels en verantwoordelijkheden van de leidster aangepast aan de situatie. Zo geven twee leidsters aan dat er iemand word aangewezen om op de kleinsten te letten en in de gaten te houden of deze niet terug zouden moeten naar de eigen groep. 26

Discussie Uit de beschikbare gegevens ontstaat een helder overzicht van de praktijk van het opendeuren-beleid in kinderdagverblijven. Door gebrek aan gegevens zijn er echter geen uitspraken mogelijk betreffende het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen in verband met het open-deuren-beleid*. Uit de gegevens blijkt dat leidsters niet goed op de hoogte zijn van de theoretische achtergrond van het open-deuren-beleid. Dit hoeft geen probleem te zijn. Het opendeuren-beleid wordt vaak opgelegd vanuit een overkoepelende organisatie of door een leidinggevende. Uiteindelijk gaat het er in de praktijk om dat het goed wordt uitgevoerd en de kennis van de theorie is hiervoor wellicht niet onmisbaar. De pedagogische redenen om het open-deuren-beleid toe te passen kunnen de leidsters in ongeveer driekwart van de gevallen wel noemen. Dit wijst op een pedagogisch inzicht waarmee de leidsters met behulp van de eigen ervaring de gaten in de kennis invullen. Ze zien hoe de kinderen reageren op de veranderingen die plaats vinden en trekken hieruit conclusies over de voor- en nadelen ervan. De resultaten laten zien dat veel kinderdagverblijven (35/50) de baby s mee laten doen met het open-deuren-beleid. Baby s hebben veel behoefte aan rust en regelmaat. Dit is moeilijk te realiseren tijdens een open-deuren-beleid. Het doel van open-deuren-beleid is dat kinderen de verschillende ruimtes verkennen, wat betekent dat er een druk verkeer kan ontstaan in een ruimte. Hierdoor kan rust moeilijk gehandhaafd worden. Ook hebben baby s een ander leefritme dan oudere kinderen. Ze slapen meer en eten vaker. Het is ingewikkelder om dit ritme vol te houden als men op kinderen van verschillende leeftijden en in verschillende ruimtes moet letten. Veel leidsters gaven zelf ook aan dat zij het open-deuren-beleid voor baby s geen geschikte situatie vinden. Op sommige kinderdagverblijven is dan ook een aparte babyruimte tijdens het open-deuren-beleid. Vijf kinderdagverblijven voeren elke dag 6 tot 9 uur een open-deuren-beleid. Dit betekent dat de gehele dag de deuren open staan. Deze kinderdagverblijven gaven ook aan geen speciale activiteiten aan te bieden. Dit wijst erop dat het openen van de deuren geen 27

pedagogisch onderbouwd doel heeft. Het is mogelijk dat hier de deuren open staan om de extra vierkante meters van de gang en andere plaatsen mee te kunnen nemen in het berekenen van het maximale aantal kinderen dat aanwezig mag zijn op een kinderdagverblijf. In dat geval zouden er financiële motieven aan ten grondslag liggen. Veel kinderdagverblijven bieden speciale activiteiten aan tijdens het open-deuren-beleid (38/50). Deze activiteiten zijn meestal gericht op de oudere kinderen. De kinderen mogen meestal zelf kiezen welke activiteit ze willen gaan doen en ook bepalen ze zelf wanneer ze klaar zijn. In drie kinderdagverblijven mogen de kinderen echter niet zelf kiezen wat ze gaan doen of stoppen als ze niet meer willen. In 1 kinderdagverblijf zijn kinderen verplicht mee te doen aan het open-deuren-beleid. Ze moeten de stamgroep verlaten en mogen pas na een bepaalde tijd weer terug. Bij de meeste kinderdagverblijven hebben de kinderen een grote mate van keuzevrijheid in locatie en spelmateriaal. Dit is het doel van het open-deuren-beleid en daarom van groot belang. De kinderdagverblijven die de kinderen de vrijheid ontnemen om van mening te veranderen ofwel de kinderen geen keuze geven, voeren het open-deurenbeleid niet naar behoren uit en lijken andere doelen te hebben bij het openen van de deuren van de groepen. Gelukkig is dit slechts in een minderheid van de gevallen zo. Gezien de situatie op een kinderdagverblijf anders is tijdens het open-deuren-beleid is het van belang dat de regels daarop aangepast worden. In slechts weinig van de kinderdagverblijven (3/50) is dit het geval. Doordat de kinderen tussen de ruimtes rondlopen hebben ze contact met andere leidsters. Dit betekent dat de vaste leidster bepaalde gebeurtenissen niet mee krijgt, die dan ook niet aan de ouders doorgegeven kunnen worden. Dit betekent dat er niemand geheel op de hoogte is van de belevenissen van het kind. Daarnaast is een aangepast vluchtplan in geval van nood van groot belang, omdat de leidsters niet weten waar elke kind zich bevind. Om de veiligheid te kunnen garanderen, is het dus van belang dat leidsters ofwel verantwoording dragen over een ruimte ofwel over een bepaalde groep kinderen. 28

Het is wenselijk kinderdagverblijven op de hoogte te stellen van de gevolgen van het open-deuren-beleid voor bijvoorbeeld het vluchtplan en regels over de verantwoordelijkheid van de leidster. Het lijkt erop dat veel leidsters het belang niet zien van een aanpassing van de regels bij een verandering van de situatie. Concluderend is uit dit onderzoek gebleken dat in een meerderheid van de gevallen de leidsters van kinderdagverblijven op de hoogte zijn van de pedagogische achtergronden van het open-deuren-beleid, door informatie of eigen invulling. De meeste kinderdagverblijven vullen de uren van het open-deuren-beleid ook naar behoren in met het aanbieden van speciale activiteiten. Problemen doen zich met name voor, door de te grote participatie van baby s en een gebrek aan aanpassing van regels tijdens de uren van het open-deuren-beleid. Het is aan te bevelen om op grond van dit onderzoek de kinderdagverblijven die een open-deuren-beleid willen voeren hiervan beter op de hoogte te brengen, bijvoorbeeld door het vervaardigen van een informatieve brochure. Deze conclusies hebben betrekking op de praktische uitvoering van het open-deurenbeleid. Het belangrijkste in de kinderopvang is dat de kinderen er wel bij varen, en dit is mede afhankelijk van de tevredenheid en kundigheid van de leidsters. In dit onderzoek is deze kant van de situatie niet belicht door gebrek aan respons uit het veld. Toekomstig onderzoek zou zich dus ook moeten richten op de gevolgen van het open-deuren-beleid voor de kinderen en voor de leidsters. *Het welbevinden en de betrokkenheid van kinderen moeten in persoon beoordeeld worden en konden daardoor niet meegenomen worden bij de kinderdagverblijven die per post en e-mail zijn benaderd. Gebrek aan eerder onderzoek maakt ook vergelijking van de resultaten met eerdere uitkomsten onmogelijk. 29

30

Samenvatting In dit onderzoek staat het open-deuren-beleid op kinderdagverblijven in Nederland centraal. Er is een inventarisatie gemaakt van de invulling van dit programma op 51 kinderdagverblijven verspreid door Nederland. Hiervoor is een vragenlijst verstuurd die ingevuld werd door de leidsters op een groep met het beleid. Uit de resultaten blijkt dat veel dagverblijven de uren van het open-deuren-beleid gebruiken om groepsoverstijgende creatieve activiteiten te ondernemen. Ook worden veel leeftijdsgerichte activiteiten ondernomen op deze momenten. De meeste kinderdagverblijven gebruiken alle beschikbare ruimtes en laten alle kinderen participeren in het programma. De leidsters zijn over het algemeen tevreden met het open-deuren-beleid en zien veel voordelen in het programma voor de kinderen. Of die er ook zijn is in dit onderzoek niet meegenomen. 31

32

Literatuur Aarts, M. (2005). Open deuren: meer bevrediging, uitdaging en plezier. BOinK 12, 8-9. Arnett, J. (1989). Caregivers in day-care centers: Does training matter? Journal of Applied Developmental Psychology, 10, 541-552. Aureli, T, Colecchia, N. (1996). Day care experience and free play behavior in preschool children. Journal of applied developmental psychology, 17, 1-17. Balledux, M. (2005). Werken aan welbevinden. Evalueren door observeren. 3e druk. Amsterdam: SWP. Beleidsregels Kwaliteit Kinderopvang (2004). Bronfenbrenner, U., & Morris, P.A.(1998). The ecology of developmental processes. In: W. Damon & R.M. Lerner (Eds.), Handbook of Child Psychology (Fifth edition). Volume 1: Theoretical models of human development (pp. 993-1028). New York: Wiley. Convenant Kwaliteit Kinderopvan, (2004). Fukkink, R. & van IJzendoorn, M.H. (2004). Dertig jaar onderzoek naar de Nederlandse kinderopvang: centrale thema s. In: Van IJzendoorn, M.H., Tavecchio, L.W.C., & Riksen-Walraven, M., De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Boom. Gevers Deynoot-Schaub, M. & M. Riksen-Walraven (2002). Kwaliteit onder druk: De kwaliteit van opvang in Nederlandse kinderdagverblijven in 1995 en 2001. Pedagogiek, 22, 109-124. Harkness, S. & Super, C.M. (1999). From parents cultural belief systems to behavior. In: L. Eldering & P. Leseman (Eds), Effective early education. Crosscultural perspectives. New York, London: Falmer Press. Harms, T., Clifford, R.M., & Cryer, D. (1998). Early Childhood Environment Rating Scale-Revised. New York: Teachers College Press. Harms, T., Cryer, D., & Clifford, R.M. (2003). Infant/Toddler Rating Scale- Revised. New York: Teachers College Press 33

Van IJzendoorn, M.H. (1996). Verticale of horizontale groepsindeling? In: M. Hopman (red). Opvoeden in kindercentra: visies, wetenschappelijke ontwikkelingen en praktijk. Utrecht: De Tijdstroom. Van IJzendoorn, M.H., Tavecchio, L. W. C., Verhoeven, M. J. E., Reiling, E. J., & Stams, G. J. J. (1996). De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Nederlands Tijdschrift voor Opvoeding, Vorming en Onderwijs, 12, 286-313. Van IJzendoorn, M.H., Tavecchio, L.W.C., & Riksen-Walraven, M. (2004). De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Boom. Kruif, R.E.L. de, & Tavecchio, L.W.C. (2004). Instrumenten voor meting van kwaliteit van kinderopvang: beschrijving en evaluatie. In M.H. van IJzendoorn, L.W.C. Tavecchio, & J.M.A. Riksen-Walraven (Red.). De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Boom. Kruif, R.E.L. de, Reiling, E.J. & Tavecchio, L.W.C. (2006). Early Childhood Environment Rating Scale NL. Nederlandse vertaling van Harms, T., Clifford, R. M. & Cryer, D. (1998) Early Childhood Environment Rating Scale Revised. Universiteit van Amsterdam. Kruif, R.E.L. de, Reiling, E.J. & Tavecchio, L.W.C. (2006). Infant/Toddler Environment Rating Scale NL. Nederlandse vertaling van Harms, T., Cryer, D. & Clifford, R. M. (2003) Infant/Toddler Environment Rating Scale Revised. Universiteit van Amsterdam. Kruif, R.E.L. de, H.J. Vermeer, R.G. Fukkink, J.M.A. Riksen-Walraven, L.W.C. Tavecchio, M.H. van IJzendoorn, & J. van Zeijl (2007). De nationale studie pedagogische kwaliteit kinderopvang. Eindrapport project 0 en 1. Amsterdam: NCKO. Laevers, F., Aerden, I., De Bruyckere, G.,Moons, J. & Silkens, K. (2003). Belevingsonderzoek bij het jonge kind in opvangsituaties buiten huis. Eindrapport. Leuven: Expertisecentrum Ervaringsgericht Onderzoek. NCKO (2004d). NCKO-Leidsterschalen. Amsterdam: NCKO NCKO (2004 e ). NCKO-Welbevindenschaal. Amsterdam: NCKO Peisner-Feinberg, E.S., Burchinal, M.R., Clifford, R.M., Yazejijan, N., Culkin, M.L., Zelazo, J., Howes, C., Byler, P., Kagan, S.L., Rustici, J. (1999). The 34

children of the Cost, Quality and Outcome Study go to school: Technical Report. Chapel Hill, NC: University of North Carolina. Ridley, S..M., McWilliam, R.A. & Oates, C.S. (2000). Observed engagemens as an indicator of child care program quality. Early education and development, 11, 133-146. Riksen-Walraven, M. (2000). Tijd voor kwaliteit in de kinderopvang. Amsterdam: Vossiuspers AUP. Riksen-Walraven, M. (2004). Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang: doelstellingen en kwaliteitscriteria. In: M.H. van IJzendoorn, L.W.C. Tavecchio & M. Riksen-Walraven. De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Boom. Staatscourant van 17-11-2004. Tavecchio L.W.C. (2004). De plaats van kinderopvang in de Nederlandse samenleving: geschiedenis, beleid, sociale context. In: Van IJzendoorn, M.H., Tavecchio, L.W.C., & Riksen-Walraven, M., De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang. Amsterdam: Boom. Vandell, Deborah Lowe/Wolfe, Barbara (2002): Child care quality: Does it matter and does it need to be improved? University of Wisconsin-Madison; Institute for Research on Poverty. (http://www.welfareinfo.org/reauthorization_childcare:research.htm) Wet kinderopvang, (2007). 35

36

Bijlage Vragenlijst Open-Deuren-Beleid 37

FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Afdeling Pedagogiek en Onderwijskunde Postbus 94208 1090 GE Amsterdam Prinsengracht 130 Amsterdam, 16 maart 2009 Betreft: vragenlijst open-deuren-beleid Contactpersoon: Kune van der Meer Tel.nr. 06-14330572 Geachte leid(st)er, In het kader van mijn studie pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam schrijf ik mijn scriptie onder begeleiding van Prof. Dr. Tavecchio. Het onderwerp van mijn scriptie is het open-deuren-beleid op kinderdagverblijven. Hierover is maar weinig bekend. Graag wil ik in kaart brengen wat het open deuren beleid in de praktijk inhoudt. Daarom vraag ik uw medewerking bij mijn onderzoek. Bijgevoegd is een vragenlijst die een overzicht geeft van de mogelijkheden van het open deuren beleid. Graag wil ik u vragen deze lijst in te vullen. De gegevens zullen anoniem verwerkt worden. Dat betekent dat ik met codes zal werken waardoor de antwoorden niet terug te voeren zijn naar uw naam. Ook in mijn scriptie zal ik geen namen van leidsters of kinderdagverblijven noemen. Bij voorbaat dank voor uw medewerking. Vriendelijke groet, Kune van der Meer Universiteit van Amsterdam 38

Algemene vragen 1. Naam kinderdagverblijf: 2. Datum: 3. Ingevuld door (naam en functie): 4. Welke leeftijd heeft de groep waar u op staat? 5. Hoe lang bestaat dit kinderdagverblijf? jaar 6. Hoeveel groepen heeft dit kinderdagverblijf? groepen 7. Hoe zijn deze groepen samengesteld? babygroepen, leeftijd van tot maanden dreumesgroepen, leeftijd van tot maanden peutergroepen, leeftijd van tot maanden verticale groepen, leeftijd van tot maanden anders, namelijk: groepen, leeftijd van tot maanden 39

Vragenlijst open-deuren-beleid Wij hebben een open-deuren beleid: o ja o nee Het open-deuren beleid wordt toegepast sinds:.-.- Vanuit welk theoretisch oogpunt is het open-deuren-beleid opgezet? Vanuit welk pedagogisch oogpunt is het open-deuren-beleid opgezet? Zijn de leidsters op de hoogte van dit uitgangspunt? o ja o nee 40

(Het is mogelijk per vraag meerdere antwoorden aan te kruisen) Tijdens het open-deuren beleid zijn de volgende groepen samen: o alle groepen o enkele groepen o anders, nl.. zijn de volgende leeftijden samen: o baby s o dreumesen o peuters o anders, nl openen we de deuren naar: o alle speelruimtes o enkele speelruimtes o de gang o buiten o anders, nl.. zijn de groepen samen gedurende: o de hele dag o enkele uren per dag ( uur) o enkele uren per week (.uur) o 1 keer per week o tijdens het eten o tijdens het halen en brengen van de kinderen o anders, nl. 41

Tijdens het open-deuren beleid spelen de kinderen: o waar ze willen o op door de leid(st)er bepaalde plekken o anders, nl. spelen de kinderen: o in vastgelegde groepjes o in zelfbepaalde groepjes o alleen o anders, nl.. zijn er speciefieke activiteiten o nee o ja, nl. Een leidster heeft verantwoording voor: o een bepaalde ruimte o de kinderen van de eigen stamgroep o een aangewezen groep kinderen o anders, nl Zijn er specifieke afspraken over de verantwoordelijkheid van de leidster? o ja o nee Doen alle kinderen mee met het open deuren beleid? o ja o nee, omdat. 42

Wat gebeurt er met een kind dat niet meedoet tijdens het open-deuren-beleid? Wat gebeurt er als een kind niet wel vaart bij het open-deuren beleid? Hoeveel leidsters zijn er beschikbaar tijdens het open deuren beleid?.. leidsters voor kinderen Ik zie het werken met het open-deuren-beleid als o een verrijking van mijn werkomgeving o een zware opdracht o een welkome afwisseling o anders, nl Voor de kinderen vind ik het open-deuren-beleid Tijdens het open-deuren-beleid zijn de regels o hetzelfde o anders, nl..... 43

Heeft u nog opmerkingen of suggesties?............ 44