Perceptie & Visueel Bewustizijn deeltentamen

Vergelijkbare documenten
Perceptie & Visueel Bewustzijn

1. Welke rol heeft Cajal gespeeld in de geschiedenis van de Neurowetenschappen?

A Rewarding View on the Mouse Visual Cortex. Effects of Associative Learning and Cortical State on Early Visual Processing in the Brain P.M.

Nederlandse samenvatting GABAerge neurotransmissie in de prefrontale cortex

Staat alles in het brein vast?

Neuropsychologie les 5 Objectherkenning

Nederlandse samenvatting

Gating Neuronal Activity in the Brain Cellular and Network Processing of Activity in the Perirhinal-entorhinal Cortex J.G.P.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

HOOFDSTUK 2 VISUELE PERCEPTIE. Deel I. Basic process in visual perception

(1) bottom-up, (2) top-down, (3) bottom-up, (4) top-down. (1) bottom-up, (2) top-down, (3) top-down, (4) bottom-up

Nederlandse samenvatting. De invloed van illusies op visueelmotorische

NEDERLANDSE SAMENVATTING

The Neurochemical Correlate of Consciousness: Exploring Neurotransmitter Systems Underlying Conscious Vision A.M. van Loon

Visuele Waarneming. Wat levert kennis over visuele waarneming op voor de KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE?

Cognitive Neuroscience - hoofdstuk 4. Cognitive Neuroscience - hoofdstuk 5. Enkele kernbegrippen

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Verwerking van echte en geïmpliceerde beweging

Dit zijn voorbeelden van examenvragen, gekopieerd van de examens van voorgaande jaren.

Elektrofysiologische correlaten voor een auditief verwerkingsprobleem bij mensen met dyslexie

Nederlandse samenvatting

Chapter 13. Nederlandse samenvatting. A.R.E. Potgieser

Hoe kijken wij en welke informatie wordt doorgegeven aan onze hersenen. Prof. dr. Maarten Kamermans

Cannabinoid Receptor Function in the Medial Prefrontal Cortex F.S. den Boon

Het oog als zintuig en de osteopatische benadering van visus problemen bij het paard

Samenvatting in het Nederlands. Samenvatting

Samenvatting en Conclusie 165

Chapter 9. Samenvatting

Hoofdstuk 3: Aandacht


De Hersenen. Historisch Overzicht. Inhoud college de Hersenen WAT IS DE BIJDRAGE VAN 'ONDERWERP X' AAN KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE?

18. Gegeven zijn de volgende uitspraken: I. Tyrosine is de precursor van serotonine II. Een overmaat aan serotonine kan leiden tot agressief gedrag.

H7: Cellen om te zien, horen, ruiken en proeven

De ziekte van Parkinson is een neurologische ziekte waarbij zenuwcellen in een specifiek deel van de

Neuropsychology of colour vision 199. Chapter 12 Summary and Conclusion Samenvatting in het Nederlands

Nederlandse samenvatting. Verschillende vormen van het visuele korte termijn geheugen en de interactie met aandacht

3. Van welke structuren is het het meest waarschijnlijk dat je ze bij een rat in één (rechte) coronale doorsnede vindt?

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel

Wat baby s zien. Visuele Cortex

Inhoud 1 Functionele anatomie 13 2 Mentale basisfuncties 33

Representatie van de akoestische wereld in de hersenen: normale en abnormale ontwikkeling van tonotopische mappen in het auditieve systeem

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting

Zelfstudie: Hoofdstuk 2: Visuoperceptuele verwerking

5. Waarop berust de werking van het neurotoxine BOTOX als anti- rimpel middel?

Het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel (hersenen en ruggenmerg) en het perifere zenuwstelsel. Figuur 3.7 boek p. 68.

De efferente innervatie van het binnenoor

Serotonergic Control of the Developing Cerebellum M. Oostland

Brain Oscillations and Synchrony in Neurocognitive Systems J. van Driel

Scene Statistics: Neural Representation of Real-world Structure in Rapid Visual Perception I.I.A. Groen

Het brein maakt deel uit van een groter geheel, het zenuwstelsel. Schematisch kan het zenuwstelsel als volgt in kaart worden gebracht:

I. inleiding: bijzonderheden

Werkhouding in de klas : meer dan alleen maar concentratie. Fabienne De Boeck Jeugdarts Gent, 18 januari 2018

Methoden hersenonderzoek

Waarneming. Hoe het werkt, wat er mis kan gaan, en wat expertise doet. Edward de Haan. University of Amsterdam

MC-antwoorden tentamen neurowetenschappen, 23 oktober 2009

Het (talen)lerende brein Een inleiding op neuroplasticiteit, tweetaligheid en cognitieve controle

de verzwakkingscorrectie uit te voeren op basis van de berekende verzwakkingscorrectie.

Neuro-imaging of visual field defects Boucard, Christine

De hersenen. 1. Anatomie en ontwikkeling 2. De grote hersenen

Waarom kijkt iedereen boos? Vergelijkend onderzoek van de hersenen van mensen met een depressie

De ziekte van Parkinson (ZvP) is een progressieve aandoening van de hersenen

Tentamen Neuroanatomie en Fysiologie 1008 mei 2007

Wie kiest er eigenlijk: wij of onze hersenen?

Wat is Geluid? Jos Klaps

H2 Bouw en functie. Alle neuronen hebben net als gewone cellen een gewone cellichaam.

CVI. Visuele informatie verwerking. Hand-out

Rol in leren en geheugen en veranderingen die optreden bij de ziekte van Alzheimer

Nederlandse samenvatting

Neurorevalidatie ITON IN VOGELVLUCHT

HET DOVE BABYBREIN: HANS KLOK ONDER DE ILLUSIONISTEN

Nederlandse samenvatting List of publications Curriculum Vitae Dankwoord. Chapter 7

HOOFDSTUK 3 PATROONHERKENNING. Deel 1. Object- en gezichtsherkenning

HOOFDSTUK 4 DIRECTE PERCEPTIE. Deel 1. Perceptie, Beweging en Actie

Hoe werkt het gehoor? Bert van Zanten Klinisch-Fysicus/Audioloog Hoofd KNO-Audiologisch Centrum

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Neurocognitive Processes and the Prediction of Addictive Behaviors in Late Adolescence O. Korucuoğlu

Talking Heads: De Anatomie van de Taal. Rik Vandenberghe K.U. Leuven Dienst Neurologie, UZ Gasthuisberg

Nederlandse samenvatting

Neuropsychologie les 7 Aandacht. 1. Wat is aandacht?

niet aangeboren hersenletsel. Hersenen en gedrag, een veelomvattend werkterrein: Dit komt tot uitdrukking in.. Neuroplasticiteit:

Speaking of Reading. The Role of Basic Auditory and Speech Processing in the Manifestation of Dyslexia in Children at Familial Risk B.E.

Visuele informatie voor perceptie in bewegingshandelingen

BREINBREKERS EN ILLUSIES

Slide 2: Vandaag zullen we het hebben over de dorsale route. Eerst het thema schetsen en wat we bedoelen met spatiale cognitie.

Nederlandse Samenvatting

filosofie vwo 2016-II

Hoofdstuk 1: Electrofysiologie van het hart

HET VISUEEL SYSTEEM (2)

Nederlandse samenvatting Borderline-persoonlijkheidsstoornis (BPS) is een ernstige psychische stoornis, die vaak voorkomt bij mensen met een

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s

H6: zintuigcellen. Zintuiglijke waarneming

a p p e n d i x Nederlandstalige samenvatting

NEDERLANDSE SAMENVATTING

College van Dijk Maandag 11 november 2013 Eric Sietsema

Nederlandse samenvatting Neuroplasticiteit ten grondslag aan heroïne verslaving

Aandacht, controle & motoriek Tentamen 2012

Transcriptie:

Vraag 1. Beschouw de volgende stellingen over het visuele systeem. Stelling 1: Een neglect beïnvloedt typisch beide helften van het visuele veld. Stelling 2: Een neglect wordt (tenminste gedeeltelijk) veroorzaakt door een defect in het attentiesysteem van de hersenen. Vraag 2. Maak de volgende zin af: Wanneer er een geluid aangeboden wordt met twee verschillende frequenties dan 1. wordt in één bepaalde zenuwvezel met deze twee verschillende frequenties actiepotentialen afgegeven. 2. wordt in één bepaalde zenuwvezel grotere en kleinere actiepotentialen afgegeven. 3. wordt in één bepaalde zenuwvezel grotere en kleinere receptorpotentialen afgeven. 4. worden in twee verschillende zenuwvezels actiepotentialen afgegeven. Vraag 3. Welke van de onderstaande opties is een binoculaire cue voor visuele diepteperceptie? 1. Occlusie. 2. Lineair perspectief. 3. Retinale dispariteit. 4. Familiar- size' (bekendheid met de grootte van een object). Vraag 4. Welke van onderstaande uitspraken over het lichaam- geestprobleem ( mind- body problem') is NIET waar? 1. Dualisten zien de geest en het lichaam als twee aparte entiteiten. 2. Volgens monisten is er een wisselwerking tussen lichaam en geest. 3. Er zijn verschillende vormen van materialisme. 4. Volgens functionalisten kunnen mentale fenomenen gerealiseerd worden in verschillende fysieke structuren (bijvoorbeeld in de hersenen, in computers, etc.). Vraag 5. Beschouw de volgende stellingen over hemisferische specialisatie. Stelling 1: Het corpus callosum verbindt beide hemisferen en zorgt dat er informatie uitgewisseld kan worden tussen de hemisferen. Stelling 2: In split brain patiënten geeft de rechterhemisfeer vaak een verklaring voor acties die uitgevoerd en gestuurd worden door de linkerhemisfeer.

Vraag 6 Welke stelling over de 'lateral geniculate nucleus (LGN) is correct? 1. De LGN bevat 4 cellagen. 2. De ene helft van de LGN lagen krijgt informatie ( input') van het ipsilaterale oog, de andere helft van het contralaterale oog. 3. De ene helft van de LGN cellagen krijgt informatie van M- type retinale ganglion cellen; de andere helft van de P- type retinale ganglioncellen. 4. De meest LGN neuronen zijn oriëntatie selectief Vraag 7. Welke van de volgende beweringen is waar: 1. De synchronie hypothese stelt dat neuronen synchroon vuren indien zij elementen representeren die bij hetzelfde object behoren. 2. Gestalt principes worden mogelijk geïmplementeerd door vuurfrequentie van Grandmothercellen met dezelfde sterkte te moduleren. 3. Horizontale verbindingen in V1 zijn hiërarchisch georganiseerd en een belangrijk neuro anatomisch correlaat van het 'association field'. 4. Perceptuele organisatie is automatisch en kan niet door aandacht, geheugen of cognitie worden beïnvloed. Vraag 8. Maak de volgende zin af over transductie in de auditieve haarcellen: Wanneer de basilaire membraan omhoog beweegt 1. stroomt kalium de haarcel in en hyperpolariseert de membraan van de cel. 2. stroomt kalium de haarcel uit en hyperpolariseert de membraan van de cel. 3. stroomt kalium de haarcel in en depolariseert de membraan van de cel. 4. stroomt kalium de haarcel uit en depolariseert de membraan van de cel. Vraag 9. Ons bewustzijnsniveau wordt sterk beïnvloed door neuromodulatoire systemen in de hersenstam (reticulaire formatie). Welke neurotransmitter speelt hierbij een rol? 1. Glutamaat. 2. GABA. 3. Noradrenaline. 4. Glycine. Vraag 10. Binoculaire rivaliteit wordt vaak gebruikt om neuronale correlaten van bewustzijn te bestuderen. Beschouw de volgende stellingen. Stelling 1: Binoculaire rivaliteit wordt veroorzaakt doordat er aan elk oog een andere stimulus gepresenteerd wordt. Stelling 2 Het feit dat activiteit in area V1 correleert met visuele bewustwording tijdens binoculaire rivaliteit, bewijst dat je alleen V1 nodig hebt voor je bewustwording.

Vraag 11. Welke van de volgende onderdelen van de cochlea speelt een rol bij het creëren van tonotopie? 1. Scala vestibuli. 2. Scala tympani. 3. Membraan van Reisner 4. Basilair membraan. Vraag 12. Welke van de onderstaande hersengebieden lijken volgens neuropsychologische laesieonderzoeken niet nodig voor visueel bewustzijn? 1. De primaire visuele cortex (area V1). 2. De infero- temporele cortex. ' 3. De pariëtale cortex. 4. De prefrontale cortex. Vraag 13. Hoe worden kleuren gedetecteerd door de retina? 1. Door rhodopsine receptoren in staafjescellen die gestimuleerd worden door licht van een specifieke golflengte. 2. Door opsine receptoren in kegeltjescellen die gestimuleerd kunnen worden door licht van een specifieke golflengte. 3. Door GABA receptoren in horizontale cellen waardoor selectieve activatie van ganglioncellen plaatsvindt. 4. Door GABA receptoren in bipolaire cellen waardoor selectieve activatie van ganglion cellen plaatsvindt. Vraag 14. Welke van de onderstaande beweringen is waar? 1. Lokalisatie van een laagfrequente geluidsbron (< 1.000 Hz) in het horizontale vlak vindt plaats in de mediale superiore olijfkern (MSO). 2. Lokalisatie van een hoogfrequente geluidsbron (>20.000 Hz) in het horizontale vlak vindt plaats in de laterale superiore olijfkern (LSO). 3. Lokalisatie van een laagfrequente geluidsbron (< 2.000Hz) in het horizontale vlak vindt plaats in de laterale superiore olijfkern (LSO). 4. Lokalisatie van een hoogfrequente geluidsbron (> 2.000 Hz) in het verticale vlak vindt plaats in de mediale superiore olijfkern (MSO). Vraag 15. Het binding probleem ( binding problem') wordt veroorzaakt doordat: 1. Neuronen niet slechts op één feature (bijvoorbeeld vorm. kleur of beweging) reageren maar op meerdere features tegelijk, waardoor het voor het brein onduidelijk is aan welk feature een neurale operatie gebonden is. 2. Verschillende features op verschillende plekken in het brein verwerkt worden, waardoor het onmogelijk is deze features in één keer waar te nemen. 3. Verschillende neuronen op hetzelfde feature reageren, waardoor niet meer duidelijk is welk neuron nou welk feature representeert. 4. Features die in de buitenwereld bij elkaar horen ook in het brein tezamen gerepresenteerd moeten worden.

Vraag 16. Benoem de onderstaande Gestalt wetten: 1. I. Closure II. Similafity; III. Connectedness; IV. Good continuation. 2. I. Closure; II. Symmetry; III. Good continuation; IV.. Proximity. 3. I. Proximity; II. Similarity; lll. Connectedness; IV. Symmetry. 4. I. Proximity; II. Similarity; III. Good continuation; IV. Closure. Vraag 17. Een patiënt met optie ataxia' kan. 1. visuele informatie gebruiken om handelingen uit te voeren, maar niet om objecten te herkennen. 2. visuele informatie gebruiken om objecten te herkennen, maar kan geen visuele informatie gebruiken om handelingen te leiden. 3. de ogen niet meer bewust ergens op richten, maar de ogen kunnen nog wel op een andere locatie gericht worden nadat de aandacht onbewust 'getrokken' wordt. 4. de ogen welbewust ergens op richten, maar er zijn geen onbewuste oogbewegingen meer maken. Vraag 18. De thalamus is een belangrijk schakelstation in de hersenen om sensorische informatie over te brengen naar de cortex. Beschouw de volgende stellingen over deze informatieoverdracht. Stelling 1: De thalamus bevat alleen kernen die sensorische informatie doorgeven. Stelling 2: Langzame thalamo- corticale oscillaties (< 3 Hz) zorgen voor de sensorische informatieoverdracht van de periferie naar de cortex. Vraag 19. Beschouw de volgende stellingen over de bovenste olijfkern ( superior olive'). Stelling 1: De laterale bovenste olijfkern bepaalt de locatie van een geluidsbron met behulp van interaurale tijdsverschillen. Stelling 2: De cellen in de mediale bovenste olijfkern zijn tonotopisch georganiseerd. Welke van de onderstaande beweringen is correct? 1. Stelling 1 en 2, zijn beide correct. 4. Stelling l en 2 zijn beide niet correct.

Vraag 20. In onderzoek van Patrick Vuilleumier werd gebruik gemaakt van het repetition suppression effect om het bestaan van view- invariant' en view- dependent representaties te onderzoeken. Dit repetition suppression effect' houdt in dat: 1. als de aandacht van de ene naar de andere locatie verplaatst wordt, de BOLD response op de eerste locatie sterker is dan op de tweede locatie. 2. als de aandacht van de ene naar de andere locatie verplaatst wordt, de BOLD response op de tweede locatie sterker is dan op de eerste locatie. 3. als een stimulus herhaald aangeboden wordt, de BOLD response op de stimulus lager is in de tweede dan in de eerste presentatie. 4. als een stimulus herhaald aangeboden wordt, de BOLD response op de stimulus hoger is in de tweede dan in de eerste presentatie. Vraag 21. Waardoor wordt nachtblindheid bij de oogafwijking Retinitis pigmentosa veroorzaakt? 1. Dit wordt veroorzaakt door geleidelijke afbraak van eiwitten in de ooglens. 2. Dit wordt veroorzaakt door geleidelijke afbraak van kegeltjes fotoreceptorcellen in de retina. 3. Dit wordt veroorzaakt door geleidelijke afbraak van staatjes fotoreceptorcellen in de retina. 4. Dit wordt veroorzaakt door het langzaam afsterven van oogzenuwen door verhoging van de druk op de bloedvaten in de oogkamer. Vraag 22. Farah en McClelland deden een simulatie studie waarmee zij aantoonden dat categorie- specifieke herkenningsproblemen voort kunnen komen uit een semantisch systeem dat georganiseerd is op eigenschappen van de objecten, namelijk 1. verbale versus visuele eigenschappen. 2. elementaire versus complexe eigenschappen. 3. concrete versus abstracte eigenschappen. 4. visuele versus functionele eigenschappen. Vraag 23. Boer WJ kan de koppen van zijn eigen schapen nog wel herkennen, maar geen bekende gezichten meer. Dit geeft ondersteuning aan het idee dat prosopagosie 1. een verstoring is van within- category' herkenning. 2. een verstoring is van configurationele' herkenningsprocessen. 3. een stimuluscategorie- specifieke aandoening is. 4. een verstoring is van deelsgewijze' herkenningsprocessen.

Vraag 24. Beschouw de volgende stellingen over het EEG. Stelling 1: Meteen EEG kun je de metabole activiteit van neuronen meten. Stelling 2: De amplitude van een EEG zal afnemen wanneer vele neuronen onder de EEG elektrode hun activiteit synchroniseren. Vraag 25. Wat is het effect van lichtinval op fotoreceptorcellen in de retina? 1. De fotoreceptorcellen worden gedepolariseerd door activatie van ionkanalen in het buitensegment. 2. De fotoreceptorcellen worden gehyperpolariseerd door inactivatie van ionkanalen in het buitensegment. 3. In de fotoreceptorcellen worden actiepotentialen opgewekt in het binnensegment. 4. Door lichtinval wordt de afgifte van de transmitter glutamaat in het binnensegment verhoogd. Vraag 26. Stel je voor dat je selectief alle M- type cellen in de lateral geniculate nucleus' (LGN) deactiveert. Welke van de volgende effecten verwacht je dan? 1. Area V4 zal niet meer actief zijn. 2. De perceptie van hoge spatiële frequenties zal verslechteren. 3. De blobs van de primaire visuele cortex (area V 1) zullen niet meer actief zijn. 4. De perceptie van beweging zal verslechteren. Vraag 27. Hieronder staan enkele bevindingen/effecten in het onderzoek naar gezichtsherkenning. Welke stellingen ondersteunen het idee dat bij gezichtsherkenning gebruik wordt gemaakt van configurationele processen? Stelling I: Sommige mensen hebben een selectieve verstoring in het herkennen van gezichten. Stelling II: Inversie effect. Stelling lll: Thatcher illusion. 1. Stelling I en II, maar niet stelling III. 2. Stelling I en III maar niet stelling II. 3. Stelling II en III maar niet stelling I. 4. Stelling I, II en III. Vraag 28. Welke van de onderstaande factoren speelt GEEN rol in frequentiecodering van een auditieve stimulus in de auditieve zenuw? 1. Het aantal neuronen dat vuurt. 2. Phase- locking'. 3. Tonotopie. 4. Karakteristieke frequentie van een auditieve vezel.

Vraag 29. Beschouw de volgende stellingen over de 'Theory of Mind'. Stelling 1: Je hebt de Theory of Mind' nodig om te kunnen reflecteren over hoe je een wiskunde vraagstuk dat je hebt opgelost. Stelling 2: Kinderen ontwikkelen het vermogen tot een 'Theory of Mind op hun 10 e levensjaar. Vraag 30. Als in het boek van Gazzaniga geschreven wordt dat er een dubbele dissociatie is gevonden, dan wordt daarmee verwezen naar een bepaald patroon van verstoringen in (gedragsmatige) vaardigheden in patiënten. Over welke bevinding gaat dit? 1. Een patiënt heeft twee vaardigheden, die gewoonlijk samengaan, allebei niet meer. 2. Een patiënt heeft vaardigheid A en B nog wel, maar vaardigheid C en D niet meer. 3. De ene patiënt /groep patiënten heeft vaardigheid A niet maar B wel, terwijl een andere patiënt / groep patiënten vaardigheid A niet meer heeft maar C nog wel. 4. De ene patiënt / groep patiënten kan vaardigheid A nog wel maar B niet, terwijl een andere patiënt / groep patiënten vaardigheid B nog kan maar A niet. Vraag 31. Er wordt soms onderscheid gemaakt tussen hard problems' en easy problems' van bewustzijn. Beschouw de volgende stellingen. Stelling 1: Het lastige probleem ( the hard problem') is verklaren hoe de mentale toestanden ( states') van het brein beschreven kunnen worden. Stelling 2: Begrijpen hoe mensen visuele stimuli onderscheiden is een easy problem Welk uitspraak over stelling 1 en 2 is correct? 2. Stelling l is correct en stelling 2 is niet correct. 4. Stelling l en 2 zijn beide niet correct. Vraag 32. Welke visuele stoornis is een typisch gevolg van een laesie in het bovenste gedeelte van de rechter primaire visuele cortex (area V1)? 1. Simultanagnosia. 2. Ipsilaterale hemianopia. 3. Een verstoring in de linker- onderkant van het visuele veld. 4. Prosopagnosia.

Vraag 33. Hoe wordt laterale inhibitie opgewekt in bipolaire cellen? 1. Door lichtinval op de surround van hun receptoire (receptieve) veld worden horizontale cellen geactiveerd, wat vervolgens een tegengesteld effect opwekt in bipolaire cel activiteit. 2. Door lichtinval op de surround van hun receptoire (receptieve) veld worden Na/Ca ionkanalen in het buitensegment geïnactiveerd, waardoor bipolaire cellen worden geremd. 3. Door lichtinval op de surround van hun receptoire (receptieve) veld worden OFF center bipolaire cellen geactiveerd, waardoor hyperpolarisatie optreedt. 4. Door lichtinval op de surround van hun receptoire (receptieve) veld worden ON center bipolaire cellen geactiveerd, waardoor depolarisatie optreedt. Vraag 34 Maak de volgende zin af: Het corticale gebied MT... 1. is een onderdeel van de ventrale visuele stroom ( pathway ). 2. analyseert de globale richting van bewegende patronen met behulp van zogenaamde pattern cells'. 3. is nodig voor color constansy. 4. Komt voor in resusapen, maar niet in de mens. Vraag 35. De Ames room laat onder andere zien dat... 1. als de twee ogen elk een ander beeld van een bepaalde situatie krijgen, kan ons visuele systeem fouten maken in het inschatten van diepte. 2. als ons visuele systeem onjuiste aannames maakt over waargenomen diepte, kan dit resulteren in vreemde visuele illusies. 3. als ons visuele systeem onjuiste aannames maakt over object constantie, kan dit resulteren in fouten in het bijsturen van handelingen (navigeren). 4. als ons visuele systeem conflicterende informatie krijgt over beweging ( movement ), kan dit resulteren in fouten in object constantie. Vraag 36. Wat is een nadeel van het gebruik van 'view- dependent' representaties bij het herkennen van een object? 1. Het biedt geen oplossing voor het kunnen waarnemen van diepte. 2. Het biedt geen oplossing voor het herkennen van objecten van verschillende gezichtspunten. 3. Het is een zware belasting van het perceptuele geheugen. 4. Het is een zware belasting van het aandachts- systeem. Vraag 38. Beschouw de volgende stellingen over het visuele systeem. Stelling 1: Laesies in de pariëtale cortex veroorzaken blindsight Stelling 2: Laesies in de vroege visuele cortex (area V1/V2) veroorzaken achromatopsia.

Vraag 38. Hoe heet een verstoring in het herkennen van objecten, waarbij een patiënt niet meer kan herkennen welk object visueel is aangeboden, maar nog wel het plaatje redelijk kan natekenen? 1. apperceptive agnosia 2. prosopagnosia. 3. integrative agnosia. 4. associative agnosia. Vraag 39. Maak de volgende zin af Goodale & Milner concludeerden dat de dorsale visuele stroom ('pathway') toegang moet hebben tot visuele informatie over de vorm van objecten, omdat patiënt D.F., bij wie een laesie in de ventrale visuele stroom geconstateerd is, 1. afzonderlijk getoonde voorwerpen kan identificeren, maar tegelijkertijd getoonde voorwerpen niet. 2. een intacte constante factor ('object constancy') heeft. 3. haar visuo- motor vermogens, die visuele vormverwerking vereisen, nog intact zijn. 4. goed presteert in een matching task waarin gevraagd wordt een object in haar hand zo te oriënteren, dat de oriëntatie overeenkomt met een ander getoond object. Vraag 40. Beschouw de volgende stellingen over visuele backward masking Stelling I: Proefpersonen kunnen vaak gemaskerde stimuli detecteren. Stelling II: Gemaskerde stimuli veroorzaken activiteit in wijdverspreide regio s van het brein. Welke uitspraak over stelling I en stelling II is correct? 1. Stelling I en II zijn beide correct. 2. Stelling I is correct en stelling II is niet correct. 3. Stelling I is niet correct en stelling II is correct. 4. Stelling I en II zijn beide niet correct.