Taalvaardigheid van A1 tot en met 4F



Vergelijkbare documenten
Naar een referentieniveau Nederlandse taal voor het primair onderwijs

Referentiekaders. Doorlopende leerlijn Taal en Rekenen (Meijerink) 2. Station en de referentiekaders 6

Doorlopende leerlijnen Nederlands (PO - havo/vwo) 2011

De Taalbrug: 2F van vmbo naar mbo. De doorlopende leerlijn Nederlands

Doorlopende leerlijnen Nederlands (PO - vmbo) 2011

Doorlopende leerlijnen taal

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (3F)

Standaardrapportage (strikt vertrouwelijk)

Taalniveaus CEFR (A1, A2, B1, B2,C1, C2)

De Referentieniveaus Taal. BAVO Eemlanden 14 maart 2012

Nederlands ( 3F havo vwo )

In het vervolg beperken wij ons tot wat met taal te maken heeft.

Leren in het platte vlak: taalonderwijs van punten langs lijnen naar ruimte

Criteria bij ERK methodes

Kerndoelen - ERK. Kerndoelen en Common European Framework of Reference (ERK) 2. Library en ERK 6

Nederlands ( 2F bb kb/gl/tl )

Ronde 8. Referentiekader taal: hoe werkt dat? 1. Inleiding. 2. Wat is het Referentiekader taal?

filmpje bewindslieden (

Nederlands ( 3F havo vwo )

Het ERK onderscheidt 6 taalcompetentieniveaus: van beginner tot nearnative.

Talige startcompetenties in het hoger onderwijs

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

Toelichting M-nummers in relatie tot referentieniveaus Meijerink (4F)

Doorlopende leerlijnen taal: ervaringen met 3 scholen

Werken aan onderwijskwaliteit. Referentieniveaus Taal. Mienke Droop, Heleen Strating, EN Gert Gelderblom, PO-Raad

NIVEAU TAALBEHEERSING MODERNE VREEMDE TALEN VWO/HAVO STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Taal en rekenenen bij kwalificatiedossier Helpende zorg en welzijn

Vaardigheden. 1. Q1000 Spelling- en grammatica 2. Q1000 Nauwkeurigheid 3. Q1000 Typevaardigheid 4. Q1000 Engels taalniveau

Flitsbijeenkomst Steunpunt Taal en Rekenen (10 februari 2012) Handreiking Referentiekader mvt. Van Raamwerk tot Handreiking

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit v.w.o.- h.a.v.o.- m.a.v.o.- v.b.o.

Common European Framework of Reference (CEFR)

Talige startcompetenties Hoger Onderwijs

Mbo, toets je taal! Taalvaardigheid Nederlands beoordelen in competentiegericht onderwijs

Taal en rekenen ook in het praktijkonderwijs Passende Perspectieven. Flitsbijeenkomst januari 2012 Steunpunt Taal & Rekenen vo Els Leenders

TAALDREMPELS OPLEIDINGSVLOER INFORMATICA

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

examenprogramm moderne vreemde talen vmbo gl/tl

Nederlands ( 2F havo vwo )

Talige startcompetenties voor hoger onderwijs

Friese taal en cultuur VWO. Syllabus centraal examen 2010

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

Doorlopende leerlijn vaardigheden Frans ERK (PO - havo/vwo) 2009 Streefniveaus en eindniveaus ERK per vaardigheid

Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

NOT 24 januari 2013 Taal en rekenen, de basis versterkt! Ria van de Vorle (SLO)

A1 A2 B1 B2 C1. betrekking op concrete betrekking op abstracte, complexe, onbekende vertrouwde

Methodeanalyse Talent

Taalontwikkelend lesgeven en het referentiekader taal

NEDERLANDSE TAAL REFERENTIENIVEAU 3F SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN MBO

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

Schrijftaal - Studiewijzer 1. Studiewijzer bij de 1e druk

De school over de drempel met taal!

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO

Referentiekader Moderne Vreemde Talen in het mbo. 30 september 2010

CONCEPT. Tussendoelen Engels onderbouw vo havo/vwo

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

PORTFOLIO NEDERLANDS NAAM: OPLEIDING: KLAS: Portfolio Nederlandse taal, deel 1 Versie Pagina 1

Ko observatielijst/ Kern(tussen)doelen TULE SLO Van November 2006

Inhoudsopgave. 1 Inleiding en achtergronden Leesvaardigheid 33

Hoe maak ik een instellingsexamen Nederlands? s-hertogenbosch, 27 november 2018 Charlotte Jacobs

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR (ELEMENTAIR) HAVO

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO. Syllabus centraal examen 2015

Profiel Academische Taalvaardigheid PAT

Friese taal en cultuur HAVO. Syllabus centraal examen 2011

Duits in de beroepscontext A1

NIVEAU TAALBEHEERSING MODERNE VREEMDE TALEN HAVO EN VWO

Niveaubeschrijving Talige Startcompetenties Hoger Onderwijs Spreken op C1

Profiel Professionele Taalvaardigheid

Werkopdracht vijfde ontwikkelsessie. Opbrengsten ontwikkelsessie 5. Wat zijn bouwstenen?

NEDERLANDS (3F) HAVO SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2016 NADER VASTGESTELD

Referentieniveaus taal en rekenen Primair onderwijs

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

NEDERLANDSE TAAL REFERENTIENIVEAU 3F SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN MBO. ingangsdatum 1 augustus 2016

SAMENVATTING DIGITALE VELDRAADPLEGING. Syllabus Nederlands 2014 vmbo

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Profiel Academische Taalvaardigheid

Referentiekaders taal en Goed Gelezen!

Engels is 'a piece of cake' met een Cambridge Certificate

Kan ik het wel of kan ik het niet?

C2-taken uitvoeren met een B2-niveau: kunst- en vliegwerk?

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

PTA Nederlands HAVO Belgisch Park cohort

NEDERLANDS VWO (4F) SYLLABUS CENTRAAL EXAMEN 2016 NADER VASTGESTELD

NEDERLANDS VMBO. Syllabus GT centraal examen November

Taal in beeld/ Spelling in beeld (tweede versie) Kerndoelanalyse SLO

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

Taal in beeld Spelling in beeld

SLO-kerndoelanalyse Alles-in-1/Alles apart. Uitgeverij Alles-in-1

LANDSEXAMEN MAVO

NEDERLANDS VMBO. Syllabus BB, KB en GT centraal examen 2012

PTA Nederlands KBL Bohemen, Kijkduin, Statenkwartier Waldeck cohort

Lees voor gebruik eerst de uitgebreide handleiding, deel 2: Werken met beoordelingsmodellen productieve vaardigheden.

(Vak)teksten lezen in vmbo - mbo - Handleiding

SPAANSE TAAL EN LITERATUUR ELEMENTAIR HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

PTA Nederlands TL/GL Bohemen, Houtrust, Kijkduin, Media&Design cohort

Engels, vmbo gltl, Liesbeth Pennewaard kernen subkernen Context (inhoud) taalvaardigheidsniveau CE of SE Eindterm niveau GL/TL Exameneenh eid Lezen

Curriculumontwikkelingen in het talenonderwijs Rick de Graaff

DATplus. Kerndoelanalyse SLO

PTA Nederlands BBL & KBL Kijkduin, Statenkwartier (Vakcollege Techniek) cohort

PTA Nederlands TL/GL Bohemen, Houtrust, Kijkduin, Media&Design cohort

PTA Nederlands BBL Kijkduin, Statenkwartier Waldeck cohort

Transcriptie:

Taalvaardigheid van A1 tot en met 4F Vergelijking van de beschrijvingen van taalvaardigheidsniveaus zoals gegeven in het Europees Referentiekader, door de Commissie Meijerink en in de notitie Talige Startcompetenties Hoger Onderwijs Marianne Boogaard, Associate lector Ontwikkelingsgericht Onderwijs, INHolland mei 2010 Voor de samenstelling van de INHolland-taaltoets is gebruik gemaakt van een beschrijving van niveaus van taalvaardigheid die aansluit op het Europees Referentiekader (ERK) 1. Inmiddels zijn er nog enkele andere, voor het HBO relevante, publicaties verschenen die beschrijvingen geven van taalvaardigheidniveaus. Ten eerste is dat het rapport van de commissie Meijerink (2008), waarin een doorgaande lijn wordt geschetst voor de taal- en rekenvaardigheden van leerlingen binnen het Nederlandse onderwijssysteem. Ten tweede is dat de publicatie Talige startcompetenties in het Hoger Onderwijs (2009) door de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO). Beide publicaties waren nog niet verschenen toen de INHolland-taaltoets werd ontwikkeld. Om de scores van studenten op de taaltoets goed te kunnen interpreteren, binnen zowel een internationale context, als de context van het Nederlandse onderwijssysteem, is het zinvol na te gaan wat de verschillen en overeenkomsten zijn tussen enerzijds de niveau-indicaties van het Europees Referentiekader, cq de INHollandtaaltoets, en anderzijds de niveau-indicaties zoals de commissie Meijerink die hanteert. In dit hoofdstuk schetsen we in het kort de belangrijkste doelstellingen van de drie genoemde publicaties, en geven we aan het slot een overzicht van de parallellen in de taalniveaus zoals ze worden gedefinieerd. 1. Het Europees Referentiekader Achtergrond en doelstellingen Een belangrijke doelstelling van de Raad van Europa is het bevorderen van meer eenheid in Europa door het ontplooien van gemeenschappelijke activiteiten op cultureel gebied. Nu bestaan er nogal wat verschillen tussen de onderwijsstelsels in de verschillende aangesloten landen. Die verschillen maken een goede uitwisseling van kennis over het moderne vreemde talenonderwijs een lastige zaak. Met het ERK heeft men geprobeerd een gemeenschappelijke beschrijving te geven van drie verschillende taalvaardigheidsniveaus, uitgaande van de vraag: welke kennis en vaardigheden hebben leerders nodig om een taal doeltreffend te kunnen gebruiken voor communicatie? Op basis van die omschrijvingen is het vervolgens mogelijk om te komen tot een gezamenlijke uitwerking van lesprogramma s, leerplannen en examens in heel Europa. Kort samengevat is het Europees Referentiekader ontwikkeld met het oog op de drie toepassingen: 1. De planning van taalleerprogramma s op zo n manier dat een goede doorgaande lijn ontstaat tussen voorafgaande kennis en verder leren, met name bij de overgang van basisonderwijs, naar middelbaar onderwijs en van middelbaar naar hoger onderwijs. 2. Duidelijkheid bij taalcertificering over de inhoud van examenprogramma s en de gehanteerde beoordelingscriteria 3. Bevordering van zelfgestuurd leren door taalleerders door handvaten te bieden voor het ontwikkelen van bewustzijn van eigen taalkennis, het stellen van haalbare en waardevolle doelen, goede selectie van leermaterialen en zelfbeoordeling. 1 De afkorting ERK staat voor: Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen: Leren, Onderwijzen, Beoordelen. 1

Belangrijk is verder om te bedenken dat het Europees Referentiekader is ontwikkeld met het oog op het onderwijs in de moderne vreemde talen. Dat is een ander perspectief dan beheersing van de moedertaal, hoewel natuurlijk voor alle Europese talen geldt dat ze zowel moedertaal kunnen zijn voor de één als moderne vreemde taal voor een ander. Niveau-indeling Voor de beschrijving van de beheersingsniveaus is in het ERK gekozen voor een indeling in drie algemene niveaus: A (basisgebruiker), B (onafhankelijk gebruiker) en C (vaardig gebruiker). Elk van die niveaus is weer verdeeld zijn in twee vertakkingen, of eigenlijk subniveaus. (Zie schema 1) Schema 1: Niveau-indeling Gemeenschappelijk Europees Referentiekader Niveau Beschrijving A1 Basisgebruiker A2 B1 Onafhankelijk gebruiker B2 C1 Vaardig gebruiker C2 Dit kader van in totaal zes niveaus lijkt voldoende voor het beschrijven van wat Europese taalleerders zouden moeten of kunnen leren. Overigens zijn vervolgens ook weer verdere onderverdelingen te maken, zoals B2+ wat zoveel betekent als: Het niveau is duidelijk hoger dan B2, maar nog niet voldoende voor C1- niveau. De opbouw van de beschrijvingen is zo dat elke niveaubeschrijving inhoudt dat alles wat voor lagere niveaus is beschreven eveneens wordt beheerst. Er is steeds gelet op twee aspecten: - taalomvang: wat moet je kunnen, in welke contexten en voor welke doelen? - taalcomplexiteit en mate van correctheid : hoe goed moet je het kunnen? Uitgangspunt bij het bepalen van een taalvaardigheidsniveau is dat wat de taalleerder al kan in de betreffende taal. De descriptoren zijn daarom opgesteld in de vorm van can-do-statements (ik/hij kanstellingen). Negen redenen om te werken met het ERK: 1. Internationaal vergelijkbare taalniveaus: de taalprestaties van leerlingen worden in het buitenland herkend en erkend. 2. Vervolgstudie of werk in het buitenland: aantoonbare taalcompetentieniveaus. 3. Mogelijkheid tot zelfbeoordeling: leerlingen kunnen met behulp van de can do-statements hun eigen taalbeheersing beoordelen. 4. Mogelijkheid tot zelfplanning: leerlingen kunnen niet alleen bepalen wat zij kunnen, maar ook wat ze moeten leren om hun taalcompetentie verder te ontwikkelen in de verschillende vaardigheden en domeinen. 5. Levensecht leren: de can do-statements beschrijven situaties waarvan leerlingen zich kunnen voorstellen dat zij zich in een vreemde taal zullen moeten redden; hierdoor wordt het leerproces een stuk realistischer. 6. Inzicht in beheersingsniveaus van deelcompetenties: een taal kan worden geleerd voor specifieke doelstellingen (zoals het lezen van publicaties over bepaalde onderwerpen, het werken of studeren in het buitenland); om te kunnen handelen in bepaalde domeinen (zoals vakantie, werk, school of universiteit); of om teksten te produceren bestemd voor een specifiek publiek (van leeftijdgenoten tot officiële instanties). Het ERK maakt dit inzichtelijk. 2

7. Doorlopende leerlijnen: met de can do-statements zijn deze gemakkelijker te realiseren. De competentieprofielen in het mbo zijn al geijkt aan het ERK. De SLO heeft een aanbodsleerlijn beschreven voor de verschillende talen en leerjaren vmbo, havo en vwo. Klik hier voor de aanbodslijn. 8. Mogelijkheid om te differentiëren: leerlingen kunnen werken aan die aspecten van taal waar zij (meer) training in nodig hebben. 9. Internationale examens: de school kan ervoor kiezen om een internationaal erkend certificaat te laten behalen (zoals Cambridge, Goethe, DELF, DELE), dat ook gekoppeld is aan het ERK. bron: www.erk.nl Voor het beschrijven van de taalvaardigheidsniveaus is gewerkt met illustratieve descriptoren : korte voorbeeldomschrijvingen. Gelet is op: positieve formuleringen, concreetheid, helderheid, bondigheid en onafhankelijkheid. Al deze criteria komen voort uit onderzoek naar toetsing en beoordeling. Vervolgens is er een groot (Zwitsers) onderzoek uitgevoerd waarin gekeken is naar taalvaardigheidsschalen die al beschikbaar waren, analyse van videomateriaal waarop ervaren taaldocenten niveaus van taalvaardigheid met elkaar bespreken, beoordeling van de kwaliteit van de gekozen descriptoren enzovoort. Nu is het enorm complex om de menselijke taal als geheel te beschrijven. De context speelt een belangrijke rol: het maakt uit of er sprake is van mondelinge dan wel schriftelijke communicatie. Het maakt uit of er voornamelijk een beroep gedaan wordt op de luistervaardigheid, of dat het ook de bedoeling is dat de taalleerder deelneemt aan een gesprek. En het maakt uit in welk domein de communicatie plaatsvindt en met wie: persoonlijke gesprekken zijn anders dan professionele, en die zijn weer anders dan gesprekken in het educatieve of in het publieke domein. Het Europees Referentiekader geeft per niveau een beschrijving van zes aspecten van taalvaardigheid: Luisteren Lezen Gesprekken voeren: productief Gesprekken voeren: receptief Spreken Schrijven (Complete beschrijvingen te vinden via: www.erk.nl) B2-niveau bij de entree in het HBO Er zijn (nog) geen streefniveaus Nederlands beschreven als het gaat om eindexameneisen havo of vwo. Voor het Engels als moderne vreemde taal geldt als streefniveau bij de eindexamens havo: niveau B1 voor alle zes de aspecten van taalvaardigheid. Het eindexamen vwo staat gelijk aan een minimale beheersing van het Engels op niveau B2. In de Nederlandse context geldt B2 als minimaal niveau van beheersing van het Nederlands voor een student die start met een HBO-opleiding. Aangenomen wordt dat studenten met een lager niveau van taalvaardigheid in het Nederlands daardoor belemmeringen zullen ondervinden tijdens hun studie. Voor elk taalvaardigheidsniveau is zowel een globale niveaubeschrijving beschikbaar, als een meer gedetailleerde per taalvaardigheidsaspect. Voor niveau B2 luidt de globale beschrijving: Kan de hoofdgedachte van een ingewikkelde tekst begrijpen, zowel over concrete als over abstracte onderwerpen, met inbegrip van technische besprekingen in het eigen vakgebied. Kan zo vloeiend en spontaan reageren dat een normale uitwisseling met moedertaalsprekers mogelijk is zonder dat dit voor een van de partijen inspanning met zich meebrengt. Kan duidelijke gedetailleerde tekst produceren over een breed scala van onderwerpen; kan een standpunt over een actuele kwestie uiteenzetten en daarbij ingaan op de voor- en nadelen van diverse opties. De beschrijvingen voor lezen en schrijven zijn hieronder opgenomen ter illustratie. 3

Schema 2: Beschrijving niveau B2, lezen, Europees Referentiekader Lezen B2 Kwalitatieve niveaucriteria Onderwerp Alledaagse onderwerpen en onderwerpen die aansluiten bij het eigen vakgebied Woordgebruik en zinsbouw Tekstindeling Tekstlengte Er zijn geen beperkingen mits woordenboeken e.d. voor handen zijn Er zijn geen beperkingen Speelt geen rol Schema 3: Beschrijving niveau B2, schrijven-tekstkenmerken productief, Europees Referentiekader Schrijven B2 Tekstkenmerken productief Onderwerp De onderwerpen kunnen algemeen, wetenschappelijk of beroepsmatig van aard zijn of te maken hebben met vrijetijdsbesteding Woordenschat en woordgebruik Grammaticale correctheid Spelling en interpunctie Coherentie Voldoende taal om duidelijke beschrijvingen te geven en meningen te verkondigen over de meeste algemene onderwerpen Vertoont een vrij uitgebreide beheersing van de grammatica. Er zijn geen fouten die de begrijpelijkheid in de weg staan Duidelijke, begrijpelijke lopende tekst waarbij tekstconventies zoals indeling in paragrafen en standaard lay out zijn toegepast. Spelling en interpunctie zijn redelijk accuraat maar kunnen invloeden van de moedertaal bevatten Een gelimiteerd aantal middelen voor tekstcohesie is aangewend om de uitingen van de schrijver te verbinden tot een heldere, coherente tekst, hoewel dat in een lange tekst niet altijd even goed is gelukt. 2. De Drempelniveaus van de Commissie Meijerink In opdracht van het Ministerie van OCW heeft de Commissie Meijerink in 2008 een advies opgesteld voor het Nederlandse onderwijs over de vraag wat leerlingen op het gebied van taal en rekenen zouden moeten kennen en kunnen wanneer zij op de drempel staan van de overgang van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs, en van het voortgezet onderwijs naar ofwel het mbo, ofwel het hbo. De Commissie Meijerink heet officieel overigens: de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen. De aanleiding voor het formuleren van die doorlopende leerlijnen was de zorg over de taal- en rekenvaardigheid van Nederlandse leerlingen. De wens is om via verbetering van de afstemming tussen de verschillende onderwijsniveaus tot betere prestaties te komen (onder andere bij internationale vergelijkingen). De opdracht voor de Expertgroep was ten eerste om referentieniveaus te bepalen, ten tweede om te adviseren over doorlopende leerlijnen. Er is gekozen voor het opstellen van een algemene niveau-indeling met vier drempels, zowel voor taal als voor rekenen (zie schema 4). De eerste drempel ligt bij de overgang vanuit het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs, de vierde drempel beschrijft het eindniveau vwo bij de overgang naar het wetenschappelijk onderwijs. De commissie adviseert daarbij om op een later moment ook de vervolgdrempels te beschrijven, namelijk die van eind mbo, hbo en wo. Maar zover is het nog niet. 4

Schema 4: Niveau-indeling Commissie Meijerink Niveau Basiskwaliteit Drempel 1 Eind primair onderwijs Van po naar vo 2 Eind vmbo Van vo fase 1 naar vo fase 2/van vmbo naar mbo 3 Eind mbo-4 en havo Van vo en mbo naar ho 4 Eind vwo Van vo naar wo Voor het formuleren van de drempelniveaus voor taal is ondermeer gebruik gemaakt van Raamwerk Nederlands (v)mbo (Bohnen, 2007), en de niveaubeschrijvingen in het Europees Referentiekader. Verder is uitgegaan van de kerndoelen en de eindtermen in examenprogramma s. Men heeft ernaar gestreefd om realistische en haalbare eisen te formuleren om het onderwijs niet op te zadelen met mooie, maar in praktijk onmogelijk bereikbare vergezichten. Om die reden zijn voor elke drempel ook steeds twee typeringen gegeven: F staat voor fundamentele kwaliteit, dat wil zeggen: voor het niveau dat voor alle leerlingen minimaal bereikt moet worden. S staat voor streefkwaliteit, dat wil zeggen, voor het niveau dat bereikt moet worden voor de leerlingen die meer aankunnen. Het streefniveau komt altijd overeen met de beschrijving van het volgende F- niveau. Dat betekent bijvoorbeeld dat de basisschool voor leerlingen die meer aankunnen, moet streven naar het bereiken van de fundamentele kwaliteiten zoals beschreven voor drempelniveau F2 (de overgang van onderbouw naar bovenbouw voortgezet onderwijs, dan wel de overgang van vmbo naar mbo). Van studenten die willen doorstromen naar het hbo geldt dus dat zij minimaal taalvaardig moeten zijn op niveau 3F. Letterlijk staat daarover in het hoofdrapport van de commissie Meijerink: Niveau 3F in onze niveaubeschrijvingen beschrijft de basiskwaliteit voor eind mbo-4, en is gekoppeld aan B2 uit het Raamwerk Nederlands. Dit is het niveau dat mbo-4 deelnemers in de nieuwe kwalificatiestructuur moeten beheersen aan het eind van hun opleiding. (p26) Ook de commissie Meijerink heeft gekozen voor het beschrijven van zes aspecten van taalvaardigheid. De indeling is net iets anders dan die in het ERK, waar bijvoorbeeld voor lezen geen onderscheid wordt gemaakt tussen zakelijke en fictionele of literaire teksten, en waar mondelinge taalvaardigheid is opgesplitst in vier aspecten: spreken, luisteren, gesprekken voeren productief en receptief. In schema 5 zijn de domeinen aangegeven zoals die gehanteerd worden in de formulering van de drempelniveaus. Schema 5: De domeinen van taalvaardigheid zoals onderscheiden door de Commissie Meijerink Drempelniveaus Meijerink Domein 1: Mondelinge taalvaardigheid Gespreksvaardigheid Luisteren Spreekvaardigheid 5

Domein 2 Leesvaardigheid Zakelijke teksten Fictionele en literaire teksten Domein 3 Schrijfvaardigheid Schrijven De INHolland-taaltoets bestaat (tot nu toe) uit twee onderdelen, namelijk lezen en schrijven. Uitgaande van niveau 3F is de algemene beschrijving voor deze domeinen weergegeven in schema 6. Voor beide niveaus geldt dat er naast deze algemene beschrijving ook een meer gedetailleerde beschrijving beschikbaar is. De gedetailleerde beschrijving voor leesvaardigheid op niveau 3F bevat ook informatie over: tekstkenmerken en type teksten (informatief, instructies en betogend) en de eisen waaraan de student moet voldoen als het gaat om leestechniek, woordenschat, tekstbegrip, interpretatie, reflectie, samenvatten, opzoeken, en het beoordelen van de betrouwbaarheid van de informatie in de tekst. De gedetailleerde beschrijving voor schrijfvaardigheid op niveau 3F bevat ook informatie over: de taken die de student moet kunnen uitvoeren: correspondentie, formulieren, berichten, advertenties en aantekeningen, verslagen, werkstukken, samenvattingen en artikelen, vrij schrijven. Daarnaast is beschreven aan welke kenmerken de geschreven teksten moeten voldoen als het gaat over: samenhang, doelgerichtheid, afstemming op het leespubliek, woordgebruik en woordenschat, spelling en interpunctie, en leesbaarheid. Schema 6: Algemene beschrijvingen voor niveau 3F leesvaardigheid zakelijke teksten en schrijfvaardigheid, volgens de Commissie Meijerink Drempelniveaus Meijerink : niveau 3F Domein 2 Leesvaardigheid zakelijke teksten Kan een grote variatie aan teksten voor opleidingsgebonden, beroepsgebonden en maatschappelijke onderwerpen zelfstandig lezen. Leest met begrip voor geheel en detail. Domein 3 Schrijfvaardigheid Kan gedetailleerde teksten schrijven over opleidings- en beroepsgebonden en maatschappelijke onderwerpen waarin informatie en argumenten uit verschillende bronnen bijeengevoegd en beoordeeld worden. 6

Schema 7: Gedetailleerde beschrijving voor niveau 3F leesvaardigheid, Commissie Meijerink LEESVAARDIGHEID Tekstkenmerken De teksten zijn relatief complex, maar hebben een duidelijke opbouw die tot uiting kan komen in het gebruik van kopjes. De informatiedichtheid kan hoog zijn. Tekstsoorten Informatieve teksten, zoals voorlichtingsmateriaal, brochures van instanties (met meer formeel taalgebruik), teksten uit (gebruikte) methodes, maar ook krantenberichten, bijsluiters van medicijnen, zakelijke correspondentie, ingewikkelde schema s en rapporten over het eigen werkterrein. Instructieve en betogende teksten, waaronder teksten uit de methodes, opiniërende artikelen, reclameteksten, en complexe instructies. Verhalende teksten (zie fictie) Kenmerken van taakuitvoering Techniek en woordenschat (=2F): Op dit niveau is de woordenschat geen onderscheidend kenmerk van leerlingen meer. De woordenschat van de leerling is voldoende om teksten te lezen, en wanneer nodig kan de betekenis van onbekende woorden uit de vorm, de samenstelling of de context afgeleid worden. Begrijpen: Kan tekstsoorten benoemen. Kan de hoofdgedachte (in eigen woorden) weergeven. Begrijpt en herkent relaties als oorzaak-gevolg, middel-doel, opsomming e.d.. Maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken, meningen en feiten. Interpreteren: Trekt conclusies naar aanleiding van een (deel van de) tekst. Trekt conclusies over de intenties, opvattingen en gevoelens van de auteurs. Maakt onderscheid tussen standpunt en argument. Maakt onderscheid tussen drogreden en argument. Evalueren/reflecteren: Kan het doel van de schrijver aangeven als ook de talige middelen die gebruikt zijn om dit doel te bereiken. Kan de tekst opdelen in betekenisvolle eenheden en kan de functie van deze eenheden benoemen. Kan de argumenten in een betogende tekst op aanvaardbaarheid beoordelen. Kan de informatie in een tekst beoordelen op waarde voor zichzelf en anderen. Samenvatten: Kan een tekst beknopt samenvatten voor anderen. Opzoeken: Kan de betrouwbaarheid van bronnen beoordelen, vermeldt bronnen. Kan snel informatie vinden in langere rapporten of ingewikkelde schema s. 3. Talige startcompetenties in het hoger onderwijs Een derde document dat relevant is als het gaat om taalvaardigheid in het hoger onderwijs, is de notitie Talige startcompetenties in het hoger onderwijs, die is samengesteld door de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) in opdracht van het Nederlands/Vlaams Platform Taalbeleid Hoger Onderwijs. De achtergrond van deze notitie ligt vooral in het hoger onderwijs zelf. De auteurs constateren dat docenten in het hoger onderwijs zich geconfronteerd zien met hiaten in de taalvaardigheid van studenten. Die hiaten zijn met name zichtbaar in de schrijfproducten van studenten, waarin veelvuldig onduidelijke en onjuist geformuleerde zinnen voorkomen. De eigenlijke problematiek gaat verder: taalvaardigheid is immers een belangrijke voorwaarde voor studiesucces, en uiteindelijk ook voor goede kansen van afgestudeerden op de arbeidsmarkt. 7

De opdrachtgevers van deze notitie willen toe naar het ontwerpen van een verantwoord taalbeleid, ook voor het hoger onderwijs, met aandacht voor zowel het begin- als eindniveau. De eerste voorwaarde is dan dat er duidelijkheid is over de gewenste of vereiste startcompetenties. Voor het formuleren daarvan is ten eerste uitgegaan van de indeling zoals gebruikt in het Europees Referentiekader. Omdat de notitie uitsluitend betrekking heeft op het hoger onderwijs, worden niveaubeschrijvingen gegeven op niveau B2 en C1 (nl. HBO en WO-instroomniveau) voor vijf aspecten van taalvaardigheid. (Het verschil met het ERK is dat in deze notitie de beschrijvingen voor gesprekken voeren productief en receptief uit het ERK, zijn samengenomen in een niveaubeschrijving voor spreken ). De beschrijvingen zijn zo gemaakt dat ze onafhankelijk zijn van de studierichtingen, maar wel onderscheid maken tussen hbo (B2) en universitair niveau (C1). De algemene beschrijvingen zijn steeds ontleend aan het ERK. Daarnaast is aangesloten op het rapport van de commissie Meijerink. Wel maken de auteurs daarbij de kanttekening dat zij hebben gestreefd naar een strakkere overeenkomst van de beschrijvingen bij vergelijkbare vaardigheden, zoals spreken en schrijven. Evenals in beide andere publicaties wordt ook bij de beschrijving van de Talige Startcompetenties Hoger Onderwijs, gebruik gemaakt van een zo consequent mogelijk volgehouden cumulatieve opbouw: wat op niveau B2 wordt genoemd, wordt op C1-niveau bekend verondersteld. Interessant is tot slot dat de niveaubeschrijvingen in de Talige Startcompetenties Hoger Onderwijs zijn uitgebreid ten opzichte van het ERK. Dat was ook mogelijk, doordat de context in dit geval duidelijk gemarkeerd is: taalvaardigheid van studeren in het hoger onderwijs. En dat correspondeert goed met de doelstelling dat het ERK een basis zou moeten bieden voor nuancering van de descriptoren voor specifieke contexten. Aan de in het ERK onderscheiden aspecten van taalvaardigheid zijn er drie toegevoegd, namelijk: taalleerstategieën (inclusief planning en monitoren/herstellen), attitude en studievaardigheden in complexe taaltaken. Schema 8: Overzicht Talige Startcompetenties in het hoger onderwijs Niveau-beschrijvingen voor B2 en C1-niveau ERK Domeinen Schrijven Lezen Spreken Luisteren Gesprekken voeren Uitbreiding t.o.v. ERK Gewenste taalvaardigheid Taalleerstrategieën Taalleervermogen en attitude Studievaardigheden en complexe taaltaken 4. Samenvattend overzicht 8

Tot slot is in schema 9 samengevat welke niveaus gehanteerd zijn als uitgangspunten voor de INHollandtaaltoets. Het onderdeel Lezen in de Taaltoets heeft betrekking op het lezen van studieteksten, populair wetenschappelijke teksten en op zowel het intensief (nauwkeurig, met aandacht voor details) lezen daarvan, als het extensief lezen (gericht op snel de benodigde informatie kunnen terugvinden). De toets Lezen bestaat uit in totaal 50 items, waarvan er 25 zijn geformuleerd op niveau B2 volgens het ERK (respectievelijk drempelniveau 3F volgens de systematiek van de Commissie Meijerink), en 25 op niveau C1 (ERK), respectievelijk 4F (Meijerink). De opgaven voor het onderdeel schrijven zijn geformuleerd op niveau B2 (ERK), respectievelijk 3F (Meijerink). Voor de beoordeling zijn richtlijnen geformuleerd op niveau B1 (resp. 2F), B2 (resp 3F) en C1 (resp 4F). Schema 9: Vergelijking van de drie beschrijvingen van taalvaardigheid, toegepast op de INHollandtaaltoets ERK Meijerink Startcompetenties Lezen: studieteksten, populair wetenschappelijke teksten intensief en extensief lezen 25 items B2 3F B2 (HBO-instroom) 25 items C1 4F C1 (WO-instroom) Schrijven: herkennen, inzicht, toepassen Trap 1 & 2: elk 22 items (receptief) Trap 3: 6 items (productief) Beoordelingsniveau B1 2F (?) Opdrachten op: B2 3F B2 (HBO-instroom) Beoordelingsniveau C1 4F C1 (WO-instroom) Gebruikte documenten Het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen, Taalunie (2006). www.erk.nl (Europees Referentiekader Talen) Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008). Over de drempels met taal en rekenen, eindrapportage van de commissie Meijerink Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen (2008) Over de drempels met taal. De niveaus voor de taalvaardigheid. Onderdeel van de eindrapportage van de Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen Stichting Leerplan Ontwikkeling (2009). Talige startcompetenties Hoger Onderwijs. Hasselt, M. van & Bakker, M. (2008). Checklist Taaltaken ten behoeve van doorlopende taalleerlijnen vmbo-mbo. Rotterdam: CED-groep. Bohnenn e.a. (2007). Het Raamwerk Nederlands. CINOP 9

(gericht op (v)mbo, aansluitend op ERK (=Europees Referentiekader) ook wel: CEF(R) = Common European Framework of Reference for Languages: Learning, Teaching, Assesment 10