Bijlage Vragenlijst Definitie Bestemmingsplan: Bestemmingsplan buitengebied Bunnik 2011 1 Op bladzijde 29 van het bestemmingsplan staat: Bij niet-agrarische bedrijven in het buitengebied en op verspreide locaties in de kernen wordt uitgegaan van de bestaande en vergunde situatie. Bij veranderingen/vernieuwingen moet een verplaatsing naar een regulier bedrijventerrein worden overwogen. Hoe heeft de gemeente dit overwogen? 2 3.8 van het bestemmingsplan beschrijft de huidige situatie en de toekomstige ontwikkelingen voor niet-agrarische bedrijven. In deze paragraaf staat op bladzijde 72 van het bestemmingsplan: Voor niet agrarische bedrijven is het vigerende beleid dat deze niet aan het landelijk gebied zijn gebonden en daarom binnen het stedelijk gebied en/of op een bedrijventerrein thuishoren. Het oprichten van een nieuw niet-agrarisch bedrijf is niet mogelijk. Hoe kan het dat de gemeente dit standpunt naast zich neerlegt? Waarom wordt er medewerking verleend? 3 Op bladzijde 72 van het bestemmingsplan staat: Ten gevolge van niet-agrarische bedrijvigheid kan echter ook overlast voor de omgeving optreden (verkeersdruk, milieubelasting, verrommeling). Uit de afbeelding op de laatste pagina van deze vragenlijst blijkt dat de afstand tussen het bedrijfspand en een geluidsgevoelig object maar 40 meter bedraagt. Hoe gaat de gemeente aantonen dat het nieuwe niet-agrarisch bedrijf geen milieubelasting c.q. geluidsbelasting veroorzaakt op de woningen aan de Rijnseweg? Kan de gemeente aantonen dat er wordt voldaan aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit? Voor de situatie geldt dat de afdeling 2A van hoofdstuk VI en artikel 111a van de Wet geluidhinder van toepassing is. Bij een nieuwe situatie moet er t.a.v. de bestaande en nabij gelegen woningen een geluidtoetsing worden uitgevoerd. Het gaat hier immers om het nieuw te vestigen bedrijf. Maar ook de reconstructie van de verkeerssituatie van de Rijnseweg geeft aanleiding de geluidinwerking op de gevels te toetsen. En bij overschrijding moeten de nodige maatregelen worden doorgevoerd. Wordt de weg verlegd? Zo ja, is er sprake van akoestische reconstructie? Zo ja, is er onderzoek verricht en getoetst aan de gevoelige objecten? Heeft de gemeente de beschikking over een rapportage waaruit blijkt of de situatie voldoet aan de Wet geluidhinder? Uit de discussienota van 1 oktober 2015 blijkt dat de heer Bokelman van de gemeente opdracht heeft gekregen om onderzoek te verrichten naar de verkeerssituatie. Heeft de gemeente de beschikking over een rapportage van de verkeersstudie van de heer Bokelman? 4 Op bladzijde 72 van het bestemmingsplan staat: nieuwe bedrijven moeten zich (onder voorwaarden) kunnen vestigen in vrijkomende agrarische en niet-agrarische bedrijfsbebouwing. Waarom kan het bedrijf zich niet vestigen in de bestaande opstal? Hier biedt het bestemmingsplan immers wel ruimte voor.
5 4.5 van het bestemmingsplan beschrijft hoe niet agrarische bedrijven bestemd worden in de huidige situatie, wat de uitbreidingsmogelijkheden zijn en ingeval van bedrijfsbeëindiging. In deze paragraaf staat op bladzijde 92 van het bestemmingsplan: Ingeval van bedrijfsbeëindiging, dan wel in die gevallen waarin handhaving van de bestaande bedrijfsfunctie minder wenselijk is, is door middel van een afwijking via het verlenen van een omgevingsvergunning de mogelijkheid gecreëerd om een ander soort bedrijf toe te staan. Voorwaarde hierbij is dat daardoor in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen ongunstiger situatie mag ontstaan dan voorheen het geval was. Ook de wijziging van een bedrijfsbestemming naar een woonbestemming is mogelijk, maar dan via een wijzigingsbevoegdheid. Wat zijn de voorwaarde van de gemeente dat er in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht geen ongunstiger situatie ontstaat? Waarom grijpt de gemeente deze bedrijfsbeëindiging niet aan om de bedrijfsbestemming voor 100% om te zetten naar een woonbestemming in plaats van gedeeltelijk? Stelling 1: Als de huidige bedrijfsbestemming wordt opgesplitst ontstaat er in milieuhygiënisch opzicht een ongunstiger situatie. Omdat de situatie een keer ontstaat dat de woning en het bedrijfspand verschillende eigenaren krijgen. De toekomstige eigenaar van de woning kan, vanuit milieuhygiënisch oogpunt, hinder hebben van de geluidsoverlast afkomstig van het bedrijf. Gevolg is dat het klachten regent bij de omgevingsdienst en hierdoor het ambtelijk apparaat onnodig veel wordt belast. Accepteert de gemeente dit risico? Stelling 2: Als de huidige bedrijfsbestemming wordt opgesplitst ontstaat er in ruimtelijk opzicht een ongunstiger situatie. Ook hier geldt dat de situatie een keer ontstaat dat de woning en het bedrijfspand verschillende eigenaren krijgen. Gevolg is dat er verrommeling optreedt Hoe gaat de gemeente uitsluiten dat er geen verrommeling optreedt? Uit punt 3 bleek al dat het bestemmingsplan dit liever niet wenst. 6 6.5 van het bestemmingsplan geeft een toelichting op de artikelen in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels. In deze paragraaf staat op bladzijde 124 van het bestemmingsplan: Artikel 6 Bedrijf: Deze bestemming omvat zowel de niet-agrarische bedrijven als de loonbedrijven. De niet-agrarische bedrijven zijn voor hun bedrijfsvoering niet aangewezen op het buitengebied en zouden ook op een bedrijventerrein uit de voeten kunnen. Om die reden hebben zij op de huidige locatie slechts beperkte uitbreidingsmogelijkheden. Als het bedrijf verder wil groeien, moet het worden verplaatst naar een bedrijventerrein. In een tabel in de regels is aangegeven wat de omvang van de huidige bebouwing is en in hoeverre deze kan worden uitgebreid. Voor de meeste bedrijven geldt dat het plan geen uitbreidingsmogelijkheden kent. Waarom houdt de gemeente zich hier niet aan? 7 Uit: 2.3.3 Structuurvisie 2005 2015 (streekplan Utrecht 2005-2015) Het provinciaal ruimtelijk beleid dat voor Bunnik van toepassing is, is verankerd in de Structuurvisie 2005-2015 (vastgesteld door Provinciale Staten op 13 december 2004). Deze structuurvisie betreft feitelijk het Streekplan Utrecht 2005-2015, maar ingevolge de Invoeringswet ruimtelijke ordening wordt het Streekplan nu aangemerkt als structuurvisie. Belangrijke hoofdlijnen van het provinciale beleid zijn onder andere: Het ruimtelijk ontwikkelingsbeleid is gericht op het versterken van zowel de (cultuurhistorische) identiteit, de landschappelijke diversiteit als de vitaliteit van het landelijk gebied en op de kwaliteit van de natuur en de ecologische samenhang.
In de structuurvisie / het streekplan wordt een onderscheid gemaakt tussen vier typen landelijk gebied. Deze verschillende typen bevinden zich ook in het plangebied van Bunnik. Rijnseweg 1 behoort bij Landelijk gebied 3: Ten noorden van Bunnik en in de omgeving van Odijk ligt Landelijk gebied 3. Hier is een verweving van functies aan de orde, door de provincie omschreven als een mozaïek van gescheiden functies. Voor landbouw en recreatie geldt dat nieuwvestiging slechts mogelijk is als onderdeel van een integraal plan, waaruit de ruimtelijke kwaliteitswinst blijkt. De landbouw is van belang als drager van landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden. Een deel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) ligt in dit gebied. Buiten de EHS is versterken van de natuurwaarden onder voorwaarden mogelijk door middel van rood voor groen, zoals nieuwe buitenplaatsen en landgoederen. Door destijds aan Van Asch toestemming te geven voor vestiging van een hoveniersbedrijf werd deze hoofdlijn al geweld aangedaan. Met de vestiging van een handelsfirma wordt een onomkeerbaar proces gestart van het aanleggen van een bedrijvenpark tussen de Kromme Rijn en station Driebergen. Het dal van de Kromme Rijn is dan voorgoed verleden tijd. Heeft het College de moed de Raad hiervan te doordringen? 8 Het college doet het voorkomen of dat de nieuwe bewoner iets inlevert aan grond om de toerit naar de kruising nog breder te maken. Op de kaart iets hier niets van te zien, alleen de bestaande berm verdwijnt. Kan het College dit beamen? 9 Het type bestemming Wonen-plus wordt aan het bestemmingsplan toegevoegd. Alleen zijn in het bestemmingsplan hier geen regels voor opgenomen. Hoe definieert de gemeente Wonen-Plus? Zijn alle bedrijfsfuncties in de milieucategorie 1 en 2 toegestaan of wordt zoals in de brief aan de raad wordt voorgesteld een nadere aanduiding opgenomen t.a.v. opslag van groente en fruit? In het huidige bestemmingsplan wordt wel productiegeboden detailhandel toegestaan (zie ook de definitie hiervan in artikel 1). Hoe wordt daar in de nieuwe situatie mee omgegaan? 10 Gelet op het voorgestelde oppervlakte van het bijgebouw kan in twijfel worden getrokken of de woonfunctie niet ondergeschikt is aan de bedrijvigheid. Maar wat zijn de risico s als die ondergeschiktheid omdraait: Kans op fruithandel aan huis of fruitplukdagen, dus extra verkeer die in de berm parkeren (Denk aan situatie ter hoogte van de kersen- en kersbomenverkoop aan de Odijkerweg). Extra landbouwmachines ten behoeve van onderhoud terrein Wordt ook geregeld dat geen buitenopslag gaat plaatsvinden? Hoe wordt omgegaan met stalling van bedrijfsvoertuigen en machines? Vindt dit allemaal plaats in dat ene bijgebouw dat gerealiseerd gaat worden? Hoe gaat de gemeente productiegebonden detailhandel uitsluiten? 11 Verruimen bebouwingsmogelijkheden Er wordt in het geldende bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om een ander type bedrijf toe te staan, maar onder de voorwaarde dat het gezamenlijke oppervlak aan gebouwen niet wordt
vergroot en bovendien de hoogte maten niet toenemen (artikel 6.5 onder a) bijv. Nu wordt een ander type bedrijvigheid toegestaan, via de constructie van Wonen-Plus, waarbij ineens wel wordt toegestaan dat de bebouwing toeneemt. In de brief van het college aan de raad wordt gesteld dat de bebouwing in beperkte mate toeneemt. Echter is er sprake van vervijfvoudiging van oppervlakte ( 70 wordt 350). Een paardenbak mag daarbij niet worden meegenomen in de overwegingen, aangezien dit geen gebouw betreft. Dit is toch weer een verdere vergroting t.o.v. het geldende bestemmingsplan Hoe ziet de gemeente dit? 12 Wat betreft de bestemming van de overige gronden. Er wordt in de brief aan de raad gesteld dat de woonbestemming kleiner zal zijn dan de bedrijfsbestemming. Hoe zien zij dit voor zich? Wordt aansluiting gezocht bij de wijzigingsbevoegdheid van Bedrijf naar Wonen, waarbij de overige gronden van het voormalig bestemmingsvlak bedrijf de aangrenzende agrarische bestemming krijgen? 13 Op de digitale kaart is onduidelijk waar het bouwvlak ligt. Het doel van het bouwvlak is om het doorzicht te bewaken ten opzichte van de overige bebouwing. Kan de gemeente het fysieke bestemmingsplan laten zien, om te beoordelen waar het bouwvlak ligt?