Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Vergelijkbare documenten
Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen. kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

kortlopende kredieten langlopende kredieten buitenlandse banken1

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN. (bijwerking van 17 februari 2010)

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen. kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen. kredietobservatorium. Links:

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen kredietobservatorium. Links:

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN. (bijwerking van 18 november 2009)

Executive summary. Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen. kredietobservatorium. Links:

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN. (trimestriële bijwerking van 2 mei 2012) Executive summary

Bijdrage van het departement Studiën aan het Observatorium voor krediet aan vennootschappen VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN (bijwerking van 26 mei 2009)

Bijdrage van het departement Studiën aan het Observatorium voor krediet aan vennootschappen VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN

VOORNAAMSTE RECENTE ONTWIKKELINGEN. (trimestriële bijwerking van 20 mei 2011) Executive summary

Het ondernemersvertrouwen stabiliseert in november

Het ondernemersvertrouwen neemt in november verder toe

Ondernemersvertrouwen stabiliseert in februari

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

Afbrokkeling van het ondernemersvertrouwen in augustus

Ondernemersvertrouwen neemt in november zeer licht toe

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

Het ondernemersvertrouwen herstelt zich in november

Kredietverlening aan Nederlandse bedrijven loopt terug

Het bankkrediet aan de particuliere

PERSBERICHT. Eerste publicatie van MFI-rentestatistieken voor het eurogebied 1

Kredietverlening in tijden van financiële crisis Cijfermatig overzicht in het kader van de rondetafel: Banken en Bedrijven

Recente ontwikkelingen in de kredietvoorwaarden van banken

De Nederlandsche Bank. Statistisch Bulletin maart 2009

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

De economische groei bedroeg 0,2 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2018 nam het bbp met 1,4 % toe

WERKGROEP "KREDIETEN AAN DE ONDERNEMINGEN" Syntheseverslag

Banken verlenen recordaantal kredieten aan ondernemingen

De economische groei bedraagt 0,2 % in het eerste kwartaal van 2016

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

Financiële rekeningen van de particulieren, de bedrijven en de overheid

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van Over het hele jaar 2017 neemt het bbp met 1,7 % toe

LICHT HERSTEL VAN DE CONJUNCTUURBAROMETER IN APRIL

Kredietverlening aan Vlaamse ondernemingen

sector 5. Financiële situatie van de private 5.1 Particulieren

Economische vooruitzichten en uitdagingen voor de Belgische economie

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

Een regionale opsplitsing van de sociale balansen

De economische groei bedraagt 0,5 % in het eerste kwartaal van 2017

Recente ontwikkelingen in de Belgische bancaire kredietverlening aan niet-financiële ondernemingen

Groene kredieten stuwen hypotheekmarkt in 2011 naar ongekende hoogte

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

De economische groei bedraagt 0,4 % in het eerste kwartaal van 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Record aan hypothecair krediet in 2017

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

De economische groei bedraagt 0,3 % in het eerste kwartaal van De economische activiteit stijgt met 1,1 % over het hele jaar 2014

Recepten voor duurzame groei Beschouwingen naar aanleiding van het Jaarverslag 2014 van de Nationale Bank van België

Belgische kredietmarkt is niet getekend door kredietschaarste

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Centrale voor kredieten aan ondernemingen

Driemaandelijkse beslissing van de Nationale Bank van België inzake het contracyclische bufferpercentage (1 januari 2016): 0 %

Sterke toename van beleggingen in Duits en Frans schuldpapier. Grafiek 1 - Nederlandse aankopen buitenlandse effecten

Conjunctuurbarometer van de Nationale Bank van België

Kenniscentrum voor Financiering van KMO Centre de Connaissances du Financement des PME VZW. KeFiK-rapport

Lage rentevoeten ondersteunen stijgende vraag naar hypothecaire kredietovereenkomsten in derde trimester

Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

van de recente economische en financiële crisis

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

Financiële rekeningen en financiële markten

Kredietverlening aan het mkb

Financiële instellingen en bedrijven geven minder schuldpapier uit in 2010

PERSBERICHT. DE GECONSOLIDEERDE WEEKSTAAT VAN HET EUROSYSTEEM per 4 januari 2002

Hypothecaire kredietverlening blijft op peil, ondanks afwachtende houding van de Vlaamse koper

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

HALFJAARBERICHT 2015 BNG VERMOGENSBEHEER B.V.

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

Winstgroei en buffers ondersteunen investerings herstel

NATIONALE REKENINGEN Derde kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

ECONOMISCHE INDICATOREN VOOR BELGIE

NATIONALE REKENINGEN Eerste kwartaal. Kwartaalaggregaten. Instituut voor de Nationale Rekeningen

RESULTATEN CONJUNCTUURENQUETE 1STE HELFT 2018

Beantwoording Kamervragen 2009Z

Grafiek 1: Korte-termijn MFI-depositorentetarieven en een vergelijkbaar marktrentetarief (procenten per jaar; tarieven voor nieuwe contracten)

PERSBERICHT Brussel, 11 september 2015

Sterke groei van renovatiekredieten

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015

Hypothecair krediet : het recordjaar 2010

PERSBERICHT Brussel, 19 januari 2016

Resultaten Conjunctuurenquête jaar 2017

Willemstad, mei Resultaten Conjunctuurenquête 2016

Uitdagingen voor het Europees monetair beleid en het Belgisch economisch beleid na de crisis

Spaarmiddelen en financiering van de Belgische economie

Transcriptie:

Observatorium voor krediet aan niet-financiële vennootschappen de Berlaimontlaan 14 BE-1000 Brussel Tel. +32 2 221 26 99 Fax +32 2 221 31 97 BTW BE 0203.201.340 RPM Brussel 2016-12-02 Links: kredietobservatorium Executive summary In het derde kwartaal van 2016 is de toename van de kredietverlening aan niet-financiële ondernemingen door de ingezeten banken in België licht vertraagd. Eind september bedroeg het jaar-op-jaar veranderingspercentage van deze kredieten 3,7 %, tegen 4,0 % in juni. Deze daling is volledig toe te schrijven aan het verloop van de kredieten op korte en middellange termijn. Het groeitempo van de kortlopende kredieten (minder dan een jaar) is afgenomen en kwam eind september uit op 1,2 %, tegen 1,7 % op het einde van het voorgaande kwartaal. Dat van de kredieten op middellange termijn (tussen een en vijf jaar) is eveneens gedaald en beliep 2,8 % in het derde kwartaal van 2016, tegen 3,8 % in het voorgaande kwartaal. De groei van de langlopende kredieten (meer dan vijf jaar) bleef daarentegen stabiel op 5,1 %. De kredietgroei wordt nog steeds ondersteund door de lage rentetarieven die van toepassing zijn op nieuwe bankkredieten. Deze tarieven zijn al bij al in de buurt gebleven van die van juni 2016. De kortetermijnrentes, die dezelfde tendens volgen als de geldmarktrente, hebben zich gestabiliseerd op 1,73 % voor wat de leningen van minder dan 1 miljoen betreft, terwijl ze zeer licht zijn toegenomen voor de leningen van meer dan 1 miljoen, namelijk tot 1,50 %. De rentetarieven op middellange termijn (tussen een en vijf jaar) zijn tussen eind juni en eind september eveneens gematigd toegenomen, tot 1,63 %. De gemiddelde rente op langlopende kredieten (meer dan vijf jaar), tot slot, bleef onveranderd op 1,81 %. De door de banken gehanteerde kredietvoorwaarden bleven in het derde kwartaal van 2016 relatief soepel, wat de kredietverlening aan de niet-financiële ondernemingen ten goede kwam. Volgens de gegevens die door de vier grote Belgische banken werden verstrekt in het kader van de enquête van het Eurosysteem naar de bancaire kredietverlening, kan deze situatie worden toegeschreven aan de verhoging van de concurrentiedruk, alsook aan de afgenomen risicoperceptie. Bovendien maakten de banken gewag van een stabilisering van de kredietvraag ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Deze vraag zou aan meerdere factoren toe te schrijven zijn, en dan vooral aan de toegenomen financieringsbehoeften in verband met investeringen, fusies en overnames, en schuldherschikkingen tegen de achtergrond van het lage rentepeil. Daarentegen zouden de door andere bankinstellingen toegekende leningen en het beroep op marktfinanciering de vraag getemperd hebben. Voor het vierde kwartaal van 2016 verwachten de Belgische banken dat hun kredietverleningscriteria onveranderd zullen blijven, en voorspellen ze een nieuwe toename van de vraag naar leningen van de ondernemingen. De ondernemingen, van hun kant, beschouwen de algemene kredietvoorwaarden nog steeds als gunstig. Voor het eurogebied als geheel nam de kredietverlening aan ondernemingen in het derde kwartaal van 2016 toe tot 1,8 %, tegen 1,7 % in het voorgaande kwartaal. Het kredietverloop blijft echter sterk verschillen tussen de lidstaten. Anderzijds maakten de banken uit de monetaire unie tijdens deze periode gewag van een stabilisering van hun voorwaarden voor bedrijfskredieten en van een toename van de vraag naar krediet. Voor het vierde kwartaal van 2016 verwachten ze een lichte verstrakking van de kredietvoorwaarden en een stijging van de vraag naar krediet. 1

VERLOOP VAN DE KREDIETVERLENING AAN ONDERNEMINGENIN HET DERDE KWARTAAL VAN 2016 1. Kredietvolume Het jaar-op-jaar veranderingspercentage van de kredietverlening door ingezeten banken aan Belgische ondernemingen bleef gedurende het derde kwartaal van 2016 1 licht onder dat van het tweede kwartaal. Het bedroeg eind september 3,7 %, tegen 4,0 % eind juni. Deze ontwikkeling weerspiegelt de afname van de nettokredietstroom tijdens het derde kwartaal ten opzichte van dezelfde periode in 2015. De seizoengezuiverde kredietstroom blijft hoog en bedraagt bijna 1 miljard (tegen 0,1 miljard in het tweede kwartaal), wat evenwel een daling is in vergelijking met de twee laatste kwartalen van 2015 en het eerste kwartaal van 2016. De kredietgroei verschilt echter afhankelijk van de looptijd van de kredieten, en blijft sterker voor de kredieten op lange en middellange termijn. Het groeitempo van de kortlopende kredieten (minder dan een jaar) is afgenomen en kwam eind september uit op 1,2 %, tegen 1,7 % op het einde van het voorgaande kwartaal. Dat van de kredieten op middellange termijn (tussen een en vijf jaar) vertraagde eveneens, tot 2,8 % in het derde kwartaal van 2016, tegen 3,8 % in het voorgaande 1 De gegevens met betrekking tot het verloop van de kredietverlening door ingezeten banken aan nietfinanciële vennootschappen in België worden nu opgesteld volgens de methodologie van het ESR 2010. Deze wijziging heeft geleid tot veranderingen in de kredietgegevens en tot een breuk in de gegevensreeks over de tussen november en december 2014 uitstaande bedragen. 2

kwartaal, terwijl het stijgingstempo van de langlopende kredieten (meer dan vijf jaar) stabiel bleef op 5,1 %. Voor hun financiering kunnen de Belgische ondernemingen eveneens een beroep doen op buitenlandse banken 2. De kredietstromen vanuit de niet-ingezeten banken kunnen worden geanalyseerd aan de hand van de financiële rekeningen die de Bank opstelt op basis van de statistieken van de betalingsbalans 3. Ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar is de kredietverlening door de buitenlandse banken in het tweede kwartaal van 2016 al met al afgenomen: jaar-op-jaar beliepen de nettotransacties vanuit de banken van het eurogebied (uitgezonderd België) -1,2 miljard (voor een uitstaand bedrag van in totaal 12,0 miljard), terwijl de nettostromen van de door overige buitenlandse banken verstrekte kredieten over dezelfde periode minder negatief waren ( -0,1 miljard, voor een uitstaand bedrag van 5,0 miljard). Bijgevolg is het jaar-op-jaar veranderingspercentage van de totale bancaire kredietverlening, waarbij rekening wordt gehouden met alle verstrekte bancaire kredieten aan Belgische ondernemingen, in het tweede kwartaal van 2016 uitgekomen op 2,3 %, vergelijkbaar met het resultaat van het eerste kwartaal. In het eurogebied is de kredietverlening aan ondernemingen tijdens het derde kwartaal van 2016 toegenomen. In september bedroeg het jaar-op-jaar veranderingspercentage 1,8 %, tegen 1,7 % aan 2 3 Het begrip buitenlandse (of niet-ingezeten) bank berust op het concept van territorialiteit. Dochterondernemingen en bijkantoren van buitenlandse banken die beschikken over een inrichting in België, worden beschouwd als ingezeten banken. De kredietverlening door buitenlandse banken omvat dus alleen de kredietverstrekking door in het buitenland gevestigde instellingen. Deze gegevens zijn later beschikbaar dan die over de kredietverlening door de ingezeten banken. Ze bestrijken momenteel een periode tot het tweede kwartaal van 2016. 3

het einde van het voorgaande kwartaal. Dit gemiddelde veranderingspercentage voor het eurogebied verhult echter nog steeds een sterke heterogeniteit: terwijl de meeste landen, waaronder Frankrijk (5,1 %), Finland (4,2 %) en Duitsland (3,2 %), een positieve jaar-op-jaar groei van het bankkrediet aan ondernemingen vertonen, blijft die groei in andere landen negatief. Dit geldt onder meer voor Ierland (-2,4 %), Nederland (-2,1 %), Portugal (-1,6 %), Spanje (-1,0 %) en Griekenland (-0,2 %). De statistieken van de Kredietcentrale voor ondernemingen 4, die zowel betrekking hebben op de toegestane kredietlijnen als op de opgenomen kredieten bij de ingezeten banken, geven een beeld van het verloop van het krediet op basis van de grootte van de kredietnemende ondernemingen, maar ook volgens de bedrijfstak en het gewest waartoe ze behoren. 4 De deelnemende instellingen leveren continu data aan de Centrale voor kredieten aan ondernemingen. De reeksen kunnen worden herzien, en dat over een periode van een jaar. In de grafieken die in deze toelichting worden gebruikt, worden enkel de gegevens vóór juni 2015 als definitief beschouwd. Deze gegevens zijn in overeenstemming met de methodologie van het ESR 2010 vanaf december 2014. 4

Volgens de statistieken van de Kredietcentrale bedroegen de door de ingezeten kredietinstellingen aan niet-financiële vennootschappen toegestane kredietlijnen eind september 2016 in totaal 172,6 miljard. Het effectief door de ondernemingen aangewende kredietvolume beliep 123,0 miljard. Die leningen werden overwegend verstrekt aan kleine ondernemingen die, eind september, goed waren voor 70,0 miljard toegestane en voor 58,8 miljard opgenomen kredieten. Daarnaast werden kredieten toegestaan aan middelgrote ondernemingen voor een bedrag van 34,2 miljard, waarvan 25,3 miljard aan kredieten werd opgenomen. Tot slot hadden de grote ondernemingen voor 56,0 miljard toegestane kredieten en voor 28,5 miljard opgenomen kredieten uitstaan. 5 Het gemiddeld opgenomen kredietbedrag berekend voor de bedrijven die effectief leningen aangingen beliep 13,9 miljoen voor de grote ondernemingen, 2,1 miljoen voor de middelgrote ondernemingen en 0,2 miljoen voor de kleine ondernemingen. De aanwendingsgraad van de kredieten, die het bedrag van de opgenomen kredieten relateert aan dat van de toegestane kredieten, geeft weer hoe intens de ondernemingen gebruik maken van hun kredietlijnen. Algemeen beschouwd is de aanwendingsgraad omgekeerd evenredig met de bedrijfsgrootte. Dat zou kunnen worden verklaard door het feit dat er voor kleine ondernemingen 5 De som van de aan de kleine, middelgrote en grote ondernemingen verstrekte leningen is kleiner dan het totaal van de opgetekende toegestane of aangewende kredieten. Een bepaald aantal ervan wordt immers verleend aan ondernemingen waarvoor geen informatie over de grootte beschikbaar is (omdat ze hun balans nog niet hebben neergelegd of die niet moeten neerleggen). De aan deze ondernemingen verstrekte kredieten bedroegen in september 2016 in totaal 12,4 miljard voor de toegekende kredieten en 10,4 miljard voor de opgenomen kredieten. 5

nauwelijks alternatieve financieringsvormen bestaan; het kan echter ook wijzen op een negatief verband tussen de omvang van het kredietnemende bedrijf en de beoordeling van het risico door de kredietinstellingen. Eind september 2016 beliep de aanwendingsgraad van de kredieten 84,0 % voor de kleine ondernemingen, 74,0 % voor de middelgrote en 50,8 % voor de grote ondernemingen. Ten opzichte van een jaar eerder (eind september 2015) is de aanwendingsgraad sterk toegenomen voor de middelgrote ondernemingen 6, namelijk met 3,1 procentpunt, wat kan worden toegeschreven aan zowel de daling van de bedragen van de toegestane kredieten als aan de toename van de opgenomen kredieten. De aanwendingsgraad liep dan weer licht terug voor de kleine ondernemingen, namelijk met zowat 0,6 procentpunt, terwijl die van de grote ondernemingen sterker afnam, met 2,2 procentpunt. Deze vermindering van de aanwendingsgraad voor de grote bedrijven houdt rechtstreeks verband met de sterke toename tussen september en december 2015 van de toegestane kredietlijnen aan ondernemingen uit de verwerkende nijverheid in het kader van fusie- en overnameactiviteiten. De aanwendingsgraad verschilt ook aanzienlijk afhankelijk van de bedrijfstak. Zo beschikken de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid over de grootste marges inzake 'niet-aangewend' krediet, zoals de structureel lagere aanwendingsgraad doet vermoeden. De ondernemingen uit de 6 Die uitgesproken verhoging van de aanwendingsgraad voor de middelgrote ondernemingen vloeit voort uit de neerwaartse herziening van de bedragen die worden uitgegeven aan een onderneming die zich bezighoudt met de financiering van de renovatie. Door zijn indeling in de bouwnijverheid, is de impact op de aanwendingsgraad van deze bedrijfstak ook duidelijk. 6

horeca of de vastgoedsector vaak kmo's wenden daarentegen meestal een groter gedeelte van de hun ter beschikking gestelde kredietlijnen aan. Eind september 2016 bedroeg de aanwendingsgraad van de kredieten 84,9 % voor de ondernemingen uit de horeca en 85,9 % voor die uit de vastgoedsector. Hij had een middelgrote waarde voor de ondernemingen uit de handel (72,5 %) en hij was het laagst in de bouwnijverheid en in de industrie (respectievelijk 63,6 % en 54,9 %). Ten opzichte van eind september 2015 daalde de aanwendingsgraad in de meeste bedrijfstakken, als gevolg van een relatief krachtiger stijging van de kredietlijnen, behalve in de bouwnijverheid, waar hij met 2,1 procentpunt toenam als gevolg van een daling van de toegekende kredieten. Wat de gewesten betreft, blijft de aanwendingsgraad in Vlaanderen en in Wallonië gemiddeld beschouwd hoger dan in Brussel, voornamelijk omdat heel wat hoofdzetels van grote ondernemingen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd zijn. Eind september 2016 bedroeg hij 73,6 % in het noorden van het land en 76,1 % in het zuiden. In Brussel beliep hij 57,7 %. Vergeleken met de situatie van september 2015, is de aanwendingsgraad van de kredieten in Vlaanderen en Wallonië licht toegenomen (met respectievelijk 0,5 en 1,0 procentpunt), terwijl hij in Brussel opnieuw achteruitging, namelijk met 1,7 procentpunt, als gevolg van de hierboven vermelde sterke toename van de toegekende kredieten. 2. Rentetarieven De rentetarieven die de Belgische banken en de banken van het eurogebied op de nieuwe bedrijfskredieten toepassen, zijn een van de voornaamste determinanten van de kredietkosten die de niet-financiële vennootschappen worden aangerekend. Ze worden verzameld via de MIR-enquête (zie http://www.mfiir.be). De rentetarieven van de ECB zijn onveranderd gebleven sinds 16 maart 2016, de effectieve datum vanaf wanneer de centrale beleidsrente werd vastgelegd op 0 %, terwijl de rente op de depositofaciliteit en de rente op de marginale beleningsfaciliteit werden vastgesteld op respectievelijk -0,40 % en 0,25 %. Bijgevolg zijn de korte referentietarieven op de geldmarkt niet significant veranderd in het derde kwartaal. De driemaands OIS-rente 7 is slechts met 3 basispunten toegenomen ten opzichte van haar niveau eind juni en bedroeg op 30 september -0,35 %. De langetermijnrentes zijn daarentegen gevoelig gedaald; de rendementen op Belgische vijfjaars overheidsobligaties zijn in het derde kwartaal opnieuw teruggelopen, tot -0,49 % eind september 2016 (tegen -0,38 % eind juni). Voor de tienjaars overheidsleningen bedroeg dat rendement eind september 0,12 %, tegen 0,28 % eind juni. De rentes voor nieuwe bankkredieten op korte termijn zijn ook relatief stabiel gebleven, en volgen zo dezelfde tendens als het renteverloop op de geldmarkt. Ten opzichte van het voorgaande kwartaal bleven de tarieven voor kredieten met een waarde van minder dan 1 miljoen onveranderd op 1,73 %. De tarieven voor de leningen met een hogere waarde zijn met 3 basispunten toegenomen en bereikten opnieuw het peil van eind maart, namelijk 1,50 %. De kosten voor kredieten op middellange termijn (kredieten met een rentevaste periode van een tot vijf jaar en een waarde van 7 Rente op de daggeldrenteswaps (overnight indexed swap - OIS). Het gaat om de rente op de leningen aan banken met een zeer gunstige rating (prime banks). 7

minder dan 1 miljoen) stegen tussen eind juni en eind september met 2 basispunten en kwamen uit op 1,63 %. Het tarief voor langlopende leningen (kredieten met een rentevaste periode van meer dan vijf jaar en een waarde van minder dan 1 miljoen), tot slot, bleef in het derde kwartaal stabiel op 1,81 %. De indicatieve marge van de banken op de kredieten op middellange en lange termijn (benaderd aan de hand van de verschillen tussen de rente op kredieten aan ondernemingen en de OIS-rente 8 op respectievelijk drie of zeven jaar) is nog licht toegenomen ten opzichte van het einde van het tweede kwartaal. Ze werd geraamd op 207 basispunten in september voor de kredieten op middellange termijn (tegen 204 in juni) en op 204 basispunten voor de leningen op lange termijn (tegen 195). De geraamde marge voor de leningen op korte termijn 9 is tijdens dezelfde periode dan weer licht toegenomen, tot 201 basispunten (tegen 200 eind juni). In het eurogebied zijn de tarieven voor bankkredieten al met al afgenomen. De tarieven voor kortlopende leningen daalden met 1 en 6 basispunten, al naargelang het leenbedrag minder of meer dan 1 miljoen beliep, tot 2,35 et 1,33 %. Het banktarief voor kredieten met een rentevaste periode tussen een en vijf jaar en een waarde van minder dan 1 miljoen is eveneens met 6 basispunten verminderd, tot 2,41 %. Tot slot bedroeg de rente op kredieten met een looptijd van meer dan vijf jaar en een waarde van minder dan 1 miljoen 1,86 % (-11 basispunten in vergelijking met het einde van het voorgaande kwartaal). 8 9 De rente op kortlopende bankkredieten werd vergeleken met de eenjaars OIS, de kredieten op middellange termijn met de driejaars OIS en de langlopende kredieten met de zevenjaars OIS. De indicatieve marge op de kortetermijnkredieten is een gewogen gemiddelde van de marges op de kortetermijnkredieten van meer of minder dan 1 miljoen. De weging wordt berekend op basis van een afgevlakt gemiddelde over twaalf maanden van de brutokredietstromen (MIR-gegevens). 8

9

3. Enquêtes naar de kredietvoorwaarden De enquête van het Eurosysteem naar de bancaire kredietverlening (zie http://www.nbb.be/doc/dq/bls/nl/bls_home.htm) verschaft kwalitatieve informatie over het verloop van de toekenningsvoorwaarden van en de vraag naar bankkredieten, alsook over de factoren die aan deze ontwikkelingen ten grondslag liggen. In het derde kwartaal van 2016 wijzen de antwoorden van de vier Belgische grootbanken die bij deze enquête worden ondervraagd op een stabilisering van de kredietverleningscriteria voor de ondernemingen. De kredietinstellingen van het eurogebied maakten, over het geheel genomen, eveneens gewag van ongewijzigde criteria. Op dat vlak is de heterogeniteit tussen de lidstaten van het eurogebied binnen de perken gebleven. In de meeste landen hebben de banken hun kredietverleningscriteria overwegend onveranderd gehouden. Alleen de Griekse en de Oostenrijkse banken hebben de criteria verstrakt, terwijl de Duitse en Sloveense kredietinstellingen ze enigszins hebben versoepeld. In België beschouwen de ondervraagde banken de toename van de concurrentiedruk (de druk die uitgaat van de andere bankinstellingen en van de financiële markten) en de verbetering van de risicoperceptie (in het bijzonder de vooruitzichten inzake de algemene economische bedrijvigheid en die inzake de sector of de ondernemingen) als gunstige factoren voor de kredietverleningscriteria. 10

Het behoud van de kredietvoorwaarden in het derde kwartaal van 2016 ging gepaard met positieve ontwikkelingen voor verscheidene monetaire en niet-monetaire determinanten. De rapporterende banken meldden immers een daling van de marges zowel op de standaardkredieten als op de meest risicodragende kredieten, ongeacht of ze werden aangeboden aan grote ondernemingen of aan kmo s. De kredietinstellingen deelden eveneens mee dat ze, over het geheel genomen, de voorwaarden inzake de waarborgvereisten en de clausules in de kredietovereenkomsten hadden versoepeld. Al met al verwachten de Belgische banken voor het vierde kwartaal van 2016 dat hun kredietvoorwaarden stabiel zullen blijven, terwijl die van het eurogebied een lichte verstrakking voorspellen. In België deelden de banken bovendien mee dat de kredietvraag in het derde kwartaal van 2016 stabiel bleef, zowel die van de grote ondernemingen als van de kmo's. Volgens de ondervraagde kredietinstellingen is deze vraag toe te schrijven aan een reeks factoren, met name de toename van de financieringsbehoeften in verband met investeringen, fusies en overnames en aan schuldherschikkingen tegen de achtergrond van het lage rentepeil. De door andere bankinstellingen toegekende leningen en het beroep op marktfinanciering via de uitgifte van schuldbewijzen zouden daarentegen een omgekeerde invloed hebben uitgeoefend door de vraag enigszins af te remmen. Voor het vierde kwartaal van 2016 verwachten de Belgische banken een nieuwe stijging van de vraag naar leningen van de ondernemingen, zowel van de kmo's als van de grote ondernemingen. 11

De banken uit het eurogebied maakten dan weer gewag van een toename van de kredietvraag in het derde kwartaal van 2016, die zowel door de grote ondernemingen als door de kmo's werd geschraagd. Die hogere vraag zou toe te schrijven zijn aan de stijging van de financieringsbehoeften verbonden aan een hele reeks factoren (rentepeil, fusies en overnames, schuldherschikking, voorraadbeheer en beheer van het bedrijfskapitaal, alsook investeringen). Ze zou evenwel licht zijn getemperd als gevolg van de beschikbare alternatieve financieringsmogelijkheden. De kredietinstellingen uit het eurogebied verwachten voor het vierde kwartaal van 2016 een nieuwe versnelling van de vraag naar krediet, zowel van de grote ondernemingen als van de kmo's. 12

Uit de in oktober 2016 door de Bank uitgevoerde enquête 10 blijkt dat de bedrijfsleiders de algemene toekenningsvoorwaarden voor bankkrediet al tweeënhalf jaar als gunstig beoordelen. Van de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid, de bouwnijverheid en de diensten aan ondernemingen bestempelde 39,9 % de toekenningsvoorwaarden voor nieuwe bankkredieten als gunstig, terwijl 6,3 % ze als ongunstig beschouwde. Al met al kwam het nettosaldo van de antwoorden van de bedrijfsleiders uit op 33,6 %, meer dan in het voorgaande kwartaal (32,2 %). Daarmee staat de tevredenheid in de drie beschouwde bedrijfstakken (industrie, diensten aan ondernemingen en de bouwnijverheid) op een historisch zeer hoog peil. De tevredenheid over het 10 In deze enquête wordt de ondernemingen verzocht twee vragen te beantwoorden. De eerste vraag betreft de kredietvoorwaarden op het ogenblik van de enquête ('Lijken de voorwaarden om bij de banken krediet op te nemen u momenteel: gunstig, neutraal of ongunstig?'). In de toelichting worden de antwoorden op die vragen behandeld onder de titel 'Algemene voorwaarden'. De tweede vraag gaat over de tijdens het kwartaal vóór de enquête vastgestelde ontwikkelingen (verbetering, stabilisatie of verslechtering van de voorwaarden) en de antwoorden worden uitgesplitst volgens specifieke criteria (rentetarieven, andere bankkosten, kredietvolume, gevraagde waarborgen). De antwoorden op die vraag worden criterium per criterium toegelicht. 13

renteverloop, gemeten aan de hand van het saldo van de positieve en negatieve opinies, blijft over het geheel genomen positief, en is vergelijkbaar met de resultaten van de enquête die in juli werd gehouden (16,7 %, tegen 16,9 %). Een grote meerderheid van de bedrijfsleiders (75,0 %) beschouwde dit rentecriterium tijdens de laatste ronde van de enquête evenwel als neutraal. Met betrekking tot de niet-monetaire kredietvoorwaarden maakten de ondernemers in de drie bedrijfstakken overwegend gewag van een verslechtering op het vlak van de bijkomende kosten. Hun beoordeling van de voorwaarden in verband met het kredietvolume en de gevraagde waarborgen is daarentegen al bij al stabiel gebleven. Er zij overigens opgemerkt dat het saldo van de antwoorden voor het kredietvolume en de gevraagde waarborgen in het derde kwartaal van 2016 hoger ligt dan het gemiddelde sinds 2009 (toen de kwartaalenquête begon), terwijl het saldo voor de bijkomende kosten in de buurt van dat gemiddelde ligt. De tevredenheid over de kredietvoorwaarden neemt toe bij de middelgrote en bij de grote ondernemingen, wat kan worden verklaard door een relatieve verbetering van de voorwaarden in verband met de gevraagde waarborgen voor de ene en inzake het kredietvolume voor de andere. De algemene tevredenheid bij de kleine of bij de zeer grote ondernemingen is grosso modo stabiel gebleven ten opzichte van het voorgaande kwartaal, op een peil dat nog altijd veel hoger ligt dan het gemiddelde sinds 2009. In totaal bedroeg het saldo van de gunstige beoordelingen van de kredietvoorwaarden in oktober 27,7 % voor de kleine ondernemingen, 39,7 % voor de middelgrote ondernemingen, 37,7 % voor de grote ondernemingen en 42,9 % voor de zeer grote ondernemingen. Tot slot, hoewel de kredietverleningscriteria over het algemeen vergelijkbaar zijn met die van het voorgaande kwartaal, wordt evenwel voor alle ondernemingscategorieën een duidelijke verslechtering opgetekend van de voorwaarden inzake de bijkomende kosten. 14

15