Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 1

Vergelijkbare documenten
De nieuwe W.C.O. regels

Belangrijke aandachtspunten voor cijferspecialisten bij de vernieuwde WCO

Wet van 27 mei 2013 : INLEIDING Wijzigt o.a. Wet 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO) Responsabilisering economische

01/10/ seminarie stagiairs 1

SEMINARIE 05/05/2018. Een inleiding

ADVIES (1) 2015/02 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN

Het handelsonderzoek

ADVIES /08 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN. Onze referte TD/EV/ev

De opsporing van ondernemingen in moeilijkheden

VERZOEKSCHRIFT 1 TOT HET BEKOMEN VAN EEN GERECHTELIJKE REORGANISATIE (artikel XX.41e.v. WER)

Aanbeveling inzake de opdrachten voor de economische beroepsbeoefenaars. kader van de WCO

77, Gulden Vlieslaan 1060 Brussel Tel Fax

Instelling. Onderwerp. Datum

RAAD advies van 7 januari De rol van de commissaris-revisor inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van beursgenoteerde vennootschappen

Be Excellent.be! Detectie, melding, toezichts- en/of bijstandsopdrachten

De vrijwillige ontbinding en vereffening. Wettelijk kader

COMM. TURNHOUT 19 mm 2009 BVBA DANEELS

TITEL 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Detectie, melding, toezichts- en/of bijstandsopdrachten

Beslissing van de Tuchtcommissie Nederlandstalige Kamer (art. 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van het IBR)

0374/08/N Tuchtcommissie van 9 september 2008 (definitieve beslissing)

Vennootschappen ontbinden vóór 1 oktober 14 tegen 10%

Praktische nota bij artikel 618 Wetboek van vennootschappen (interimdividend)

0296/05/N en 0302/05/N Tuchtcommissie van 13 juni 2006 (tussenbeslissing; beroep aangetekend)

Instelling. Onderwerp. Datum

* * * Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de Tuchtcommissie toegezonden dossiers; * * *

De praktische toepassing van de wet: eerste overzicht

De heer ( ), bedrijfsrevisor sedert 15 januari 1995 en ingeschreven in het openbaar register onder het nummer ( ) met als woonplaats ( ).

HOOFDSTUK II. DE VOORAFGAANDE VERSLAGPLICHT

Studiedag Journée d études

se bis kamer Hof van beroep Antwerpen - 1 Arrest ,4 ' _j burgerlijke zaken 1 4 SEP. ~016 8 september / AR/2139 Uitgifte 2016/":}-'Sf~

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

* * * Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de Tuchtcommissie toegezonden dossiers;

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier. Ref: Accom AFWIJKING 2004/1

DE PROCEDURE IN TUCHTZAKEN VAN DE ORDE DER GENEESHEREN

b. De vertegenwoordiger-natuurlijke persoon c. De andere aangestelden d. Het bestuur... 27

401l10/N - Commissie van Beroep van 18 oktober 2010 (defmitieve beslissing)

Bijlage 1 1. INLEIDING EN VERLOOP VAN DE OPDRACHT. Beknopte beschrijving van het verloop van de opdracht 2. DE WAARDERINGS- EN TOEREKENINGSREGELS

VZW: nieuwe ontwikkelingen

VERSLAG VAN DE COMMISSARIS R0403 UITGIFTE VAN AANDELEN ZONDER VERMELDING VAN NOMINALE WAARDE BENEDEN FRACTIEWAARDE

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

FAILLISSEMENT = STAKING VAN BETALING

Rolnummer Arrest nr. 31/2015 van 12 maart 2015 A R R E S T

0377/08/N Tuchtcommissie van 3 februari 2009 (definitieve beslissing)

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

N. LYBAERT, J-P. MAES en K. VAN HULLE, Handboek boekhoud- en jaarrekeningrecht, Brugge, die Keure, 2015,

ADVIES /01 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN

FAILLISSEMENT : De aangifte van de schuldvordering.

Ondernemingsrechtbank Gent. Informatie brochure. Kamer voor ondernemingen in moeilijkheden

OPROEPING VOOR DE GEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN 8 MEI 2018

Externe financiële verslaggeving

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011

Belangrijkste gegevens van het dossier

IBR - nummer verzekeringnemer: (verplicht in te vullen! enkel reeds door het IBR erkende natuurlijke - en/of rechtspersonen kunnen toetreden)

Nieuwe controlenorm Bevestigingen van de leiding van de entiteit

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

KLOKKENLUIDERSREGELING. Regeling inzake het omgaan met een vermoeden van een ernstige misstand binnen het St. Michaël College

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

OPROEPING OM DE GEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN 9 MEI 2017 BIJ TE WONEN

Artikel Criteria toegepast door het Licentiedepartement voor het opstellen van haar verslag gericht aan de Licentiecommissie

Corporate Governance Charter

Outlets in moeilijkheden. gerechtelijke reorganisatie : werkbare oplossing of ongepast?

Bedrijfsrevisor. Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud

0234/2003/N Commissie van Beroep definitieve beslissing. Weigering tot toelating tot de stage profiel van stagemeester

INHOUD AUTEURSLIJST 3 WOORD VOORAF 15. AFDELING 1 De jaarrekening opstellen 17

Vennootschapsvormen en de daaraan gekoppelde keuzes, en risico s. Bruno De Vuyst. VUB Starterseminarie 18 oktober 2007 NV:

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T

Deze 3 verslagen dienen in onderlinge samenhang te worden gelezen en kunnen niet afzonderlijk van elkaar worden gezien of gebruikt.

Regeling melden vermoeden van een misstand in de sector VO

Overheidsopdracht CDC Het ter beschikking stellen van een digitaal wegennetwerk van België die geolokalisatie en navigatie mogelijk maakt

30 april 2015 Ontmoeting met magistraten

Regeling melden (vermoeden van een) misstand of schending integriteit

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Goedgekeurd door de medezeggenschapsraad: [datum] Vastgesteld door het bestuur van de Stichting Gemeentelijk Gymnasium Hilversum: [datum]

De reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag: aanpassing van de regelgeving noodzakelijk?

In België geldt er voortaan een nieuwe beroepsnorm Wat en waarom? Frequently Asked Questions

OPROEPING OM DE GEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN 10 MEI 2016 BIJ TE WONEN

OPROEPING VOOR DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS TE HOUDEN OP 18 DECEMBER 2013 VANAF 17 UUR

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier ADVIES- EN CONTROLECOMITÉ OP DE ONAFHANKELIJKHEID VAN DE COMMISSARIS

STATUTEN VAN HET BELGISCH ARBITRAGEHOF VOOR DE SPORT (BAS)

ADVIES /05 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN. Burgerrechtelijke beroepsaansprakelijkheid

1. Voor de onderneming:

Nieuwe wet betreffende de continuïteit van de ondernemingen

Extracten van het wetboek van vennootschappen

Regeling melden vermoeden van een misstand bij de Stichting Onderwijsgroep Zuid-Hollandse Waarden voor Primair en Voortgezet Onderwijs

Document met betrekking tot de selectiecriteria voor opdracht DE/288/2008. " Vervanging van het actief netwerk "

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden

Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord of de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen. Ontwerpadvies 2010/X

Formulier voor de benoeming van een lid van een operationeel orgaan van een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening

Nieuwe IAB-normen & internationale normen Johan De Coster

Hoofdstuk 15 : Insolventieprocedures Het faillissement

Hoofdstuk 14 : Insolventieprocedures De gerechtelijke reorganisatie

UITNODIGING VOOR GEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS

Gecoördineerde statuten Turnkring Volharding Essen vzw (vroeger Socialistische Turnkring Volharding Essen)

Juridisch kader: mededelingenbrieven financiële verslaggeving

Hof van Cassatie van België

DE CIJFERBEROEPEN & HET BEROEPSGEHEIM

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

Transcriptie:

PERSOONLIJKE EERSTE COMMENTAAR OP DE ARTIKELEN 10, 12 EN 17 VAN DE WETGEVING OP DE WCO Deze commentaar werd opgesteld door Luc Ceulemans, raadslid van het IAB. Aangezien deze nog niet besproken werd met het IAB, kan dit in geen geval het IAB binden. 1. COMMENTAAR ARTIKEL 10 1. Gewichtige en overeenstemmende feiten (des faits graves et concordants susceptibles) Wat zijn gewichtige en overeenstemmende feiten? In de parlementaire werken is er bij de bespreking van dit artikel geen enkele verdere uitleg voor. Grasduinen in de overige artikels levert enkele voorbeelden op. a) De wetgever zelf somt er reeds één op in art. 23, 2: het kapitaal voor meer dan de helft verloren. In de stelt de wetgever: Indien de schuldenaar een rechtspersoon is, wordt de continuïteit van zijn onderneming in elk geval geacht bedreigd te zijn wanneer de verliezen het nettoactief hebben herleid tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal. b) De Memorie van Toelichting 1 somt er een ander op en stelt dat de vertragingen van één kwartaal van betalingen aan RSZ en btw reeds een belangrijk alarmsignaal zijn van de problemen van de onderneming. Een achterstand van twee kwartalen wijst meestal op een hopeloze toestand. Het is daarom trouwens dat in het derde en vierde lid van dit artikel 10 WCO de verplichting om aan de griffie melding te maken van de achterstand van RSZ, btw en bedrijfsvoorheffing gebracht wordt van twee kwartalen naar één kwartaal. c) De Memorie van Toelichting 2 stelt in de bespreking van art. 27 dat de ervaring leert dat de continuïteit van de onderneming, los van enige fout, kan worden bedreigd door tekortkomingen bij het beheer ervan die, hoewel kennelijk grof, niet noodzakelijkerwijs fout zijn, of waarvan het foutieve karakter niet is vastgesteld of, rekening houdend met de dringende noodzakelijkheid, niet kon worden vastgesteld op het tijdstip van het verzoek. De ervaring wijst ook uit dat de tekortkomingen in het bestuur ook te wijten kunnen zijn aan onenigheid, wederzijds ernstig onbegrip, kennelijke voortdurende en verlammende uiteenlopende opvattingen binnen de beheersorganen. Daarom wordt het 1 ste lid van art. 27 WCO gesplitst in 2 en wordt in de 1 ste de notie kennelijke grove tekortkoming ingevoerd, waarbij in dit geval de rechtbank voor de duur van de opschorting een of meer gerechtelijke mandatarissen aanstellen, terwijl de oude 1 nu 2 wordt die bepaalt dat wanneer de schuldenaar of een van zijn organen een kennelijke grove fout hebben begaan of blijk geven van kennelijke kwade trouw, de rechtbank voor de duur van de opschorting een voorlopige bestuurder kan aanstellen. d) Voor het overige moeten wij beroep doen op onze beroepskennis. Andere gewichtige en overeenstemmende feiten zijn o.i. bijvoorbeeld: de inlichtingen die de griffie reeds nu verzamelt: beslagen, vonnissen (bij verstek), achterstallen RSZ, BV, belastingen, betalingsachterstand bij leveranciers, banken, te hoge personeelskosten slechte ratio van de brutowinst al dan niet belangrijke debetstand van de lopende rekening van de vennoten te hoge kosten laattijdige facturatie (te hoge) persoonlijke kosten geboekt in de vennootschap te royale levensstijl geboekt in de vennootschap: restaurant- en representatiekosten overdreven managementsvergoedingen overdreven betalingen door de holding aan de werkmaatschappij(en) 1 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001,11. 2 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001,17. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 1

betere controle op het beleid door bijvoorbeeld zelf (meer) aanwezig te zijn slechte liquiditeits-, rendabilteits- of solvabiliteitsratio s het niet-naleven van de alarmbelprocedure voorzien in het Wetboek van vennootschappen Het volstaat o.i. niet door eenvoudig te stellen dat er bijvoorbeeld een slechte liquiditeitspositie is: u zal deze liquiditeitspositie moeten verklaren met cijfers van toepassing op de onderneming en trouwens voorstellen formuleren hoe deze liquiditeitspositie kan verbeterd worden. Maar daarover meer. overeenstemmend betekent bovendien dat er nog andere feiten dienen opgesomd te worden! 2. De continuïteit van de onderneming in het gedrang kunnen stellen Hier eveneens laat de wetgever in de bespreking van dit artikel na van wanneer juist de continuïteit in gevaar is. In enkele artikels geeft zij wel enige verduidelijking: a) volgens het ongewijzigd art. 16 kan de onderneming in zijn geheel of een deel ervan in moeilijkheden zijn of zelfs een (deel van een) activiteit. b) volgens het ongewijzigd art. 17, 2, 1 kan de continuïteit onmiddellijk of op termijn bedreigd zijn. Voor het overige worden door de wetgever geen duidelijke criteria opgegeven over het moment van de tot standkoming van deze verplichting. De beroepsbeoefenaar zal dus op basis van een geheel van overeenstemmende en gewichtige feiten moeten oordelen wanneer de continuïteit van de onderneming in gevaar kan komen. 3. In uitoefening van hun opdracht Dit is de eerste opdracht voorzien in de WCO: het verzamelen van gewichtige en overeenstemmende feiten. In uitoefening van hun opdracht betekent duidelijk dat er niet speciaal een opdracht van moet gemaakt worden. Een collega die slechts jaarlijks het dossier ontvangt of de onderneming bezoekt, kan nooit aansprakelijk gesteld worden voor nieuwe feiten die het jaar voordien gebeurd zijn, nadat hij voor de laatste keer de onderneming bezocht heeft. Deze verplichting is weggelegd voor de externe accountant, de externe belastingconsulent, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor. Het betreft hier in elk geval een verplichting, waaraan niet ontkomen kan worden! Internen krijgen deze opdracht niet. Vermits stagiairaccountants en stagiairbedrijfsrevisoren de werkzaamheden van erkende boekhouders mogen uitoefenen, zonder trouwens ingeschreven te zijn op het tableau van de beoefenaars van het beroep van erkende boekhouder of op de lijst van de stagiairs BIBF 3, krijgen zij o.i. ook deze informatieverplichting. De stagiairbelastingconsulenten en de stagiairboekhouders(fiscalisten) krijgen a contrario hebben deze informatieverplichting niet. 4. Verwijzing naar art. 138 W. Venn. De Raad van State vermeldt in haar bespreking: De preventieve regeling die ingevoerd wordt bij het nieuwe artikel 10, vijfde lid, is ingegeven door artikel 138 van het Wetboek van Vennootschappen. Artikel 138 W. Venn.: bespreekt de werkwijze wat de commissarissen moeten doen indien zij, ter gelegenheid van hun controlewerkzaamheden, gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen die de continuïteit van de onderneming in het gedrang kunne brengen. Zij moeten het bestuursorgaan hiervan op een omstandige wijze inlichten stelt dat het bestuursorgaan moet beraadslagen over de maatregelen die worden genomen om de continuïteit van de onderneming te vrijwaren gedurende een redelijke termijn 3 Art. 48 Wet 22 april 1999. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 2

stelt dat indien binnen een maand na de kennisgeving de commissarissen niet werden ingelicht over de te nemen maatregelen of indien deze onvoldoende zijn, de commissarissen de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel kunnen inlichten stelt bovendien dat indien geen commissarissen benoemd zijn, het bestuursorgaan, wanneer gewichtige en overeenstemmende feiten de continuïteit van de onderneming in gevaar stellen, moet beraadslagen over de te nemen maatregelen om de continuïteit van de onderneming gedurende een redelijke termijn te vrijwaren. De redelijke termijn, bepaald in dit artikel, wordt nu gepreciseerd als een jaar. Bovendien wordt opgemerkt dat de opdracht in artikel 138 W. Venn. uitgevoerd moet worden door de commissaris in functie is en dit tijdens een zuivere controleopdracht, en wanneer er geen commissaris is, het bestuursorgaan verantwoordelijk is voor de beraadslaging over de te nemen maatregelen om de continuïteit van de onderneming gedurende een redelijke termijn te vrijwaren. De eerste opdracht, als omschreven in de WCO, is nu een informatieverplichting voor de leden van een van de drie cijferberoepen, zoals hierboven in punt 3 omschreven, die in de loop van een andere opdracht gewichtige en overeenstemmende feiten vaststellen die de continuïteit van de onderneming in gevaar kunnen brengen. 5. De cliënt inlichten op een omstandige wijze Dit is de tweede opdracht voor de externe accountant, de externe belastingconsulent, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor. Het is duidelijk een verplichting! Ook hier wordt deze informatieverplichting opgelegd aan de stagiairaccountants en de stagiairbedrijfsrevisoren, om reden hoger aangehaald onder punt 3. Interne accountants, interne belastingconsulenten, stagiairbelastingconsulenten, interne erkende boekhouders en stagiairboekhouders(fiscalisten) zijn uitgesloten van deze opdracht. Waarom de externe belastingconsulent gezegend wordt met deze opdracht is ons een raadsel. Art. 38 van onze organieke wet somt de functies van hem op, waarbij deze uitsluitend fiscaal gericht zijn. Hij zal trouwens meestal na de feiten komen. Volgens de Memorie van Toelichting 4 kan die mogelijkheid de handelsonderzoeken aanzienlijk vooruithelpen. De economische beroepsbeoefenaars verplichten om een initiatief te nemen, is nodig voor een efficiënte preventie van de discontinuïteit. Het volstaat dus duidelijk niet dat u uw cliënt enkel inlicht over het feit dat zijn onderneming in gevaar is. U dient dit te doen op omstandige wijze. 6. Welke inlichtingen Ook hier laat de wetgever alles in het gewisse. De beroepsbeoefenaar zal zich moeten baseren op zijn beroepskennis en bijvoorbeeld de inlichtingen opgesomd onder punt 1, maar dan specifiek voor de onderneming. Wij denken aan het volgende precieze inlichtingen: verwijzing naar de gewijzigde wet op de continuïteit van de onderneming vermelden dat deze gewijzigde wetgeving in het voordeel is van de cliënt, vermits ook hij zal willen dat zijn zaak goed draait, zonder moeilijkheden. Veel van deze moeilijken komen trouwens van mismanagement, soms omdat de bedrijfsleider veel te goed is voor zijn personeel, soms omdat hij onwetend is, soms omdat hij daarvoor de tijd niet neemt om zijn zaak terdege te controleren opsomming van de gewichtige en overeenstemmende feiten specifiek voor deze onderneming, zoals bij wijze van voorbeeld gesteld onder punt 1 feiten die bovendien de continuïteit van de onderneming in gevaar brengen gevolgen bij mogelijk later faillissement, nu de onderneming werd ingelicht en zij passende maatregelen had moeten nemen 7. Nieuwe feiten 4 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 11. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 3

Wanneer u uw cliënt heeft ingelicht, geeft o.i. een nieuw feit geen aanleiding tot een nieuwe informatieverplichting. Wanneer evenwel dit nieuw feit zwaarder doorweegt dan de door u opgesomde, zouden wij wel een bijkomende brief, liefst aangetekend of ondertekend voor ontvangst, schrijven en deze met de cliënt bespreken. 8. Formeel wijzen op de verplichtingen van de cliënt Volgens Memorie van Toelichting 5 op art. 10, 5 de lid is het niet voldoende om de cliënt op een omstandige wijze in te lichten, maar moet u ook de cliënt formeel wijzen op zijn verplichtingen ter zake. Dit is dan de derde opdracht voor de externe accountant, de externe belastingconsulent, de externe erkend boekhouder, de externe erkend boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor, met dezelfde extensies en uitsluitingen als omschreven in punt 3. 9. Verstrenging regels bij mogelijk later faillissement Overeenkomstig art. 9 van de faillissementswet is elke onderneming verplicht om binnen een maand nadat zij opgehouden heeft te betalen, daarvan aangifte te doen ter griffie van de Rechtbank van Koophandel. De niet tijdige aangifte van de staking van betaling leidt echter niet automatisch tot de aansprakelijkheid van het bestuursorgaan. Het bestuursorgaan is pas aansprakelijk wanneer hij wist of had moeten weten dat de vennootschap haar betalingen had gestaakt en dat haar krediet aan het wankelen was gebracht 6. Om een bestuurdersfout te weerhouden dient men te bewijzen dat de bestuurder wist of had moeten weten dat de voorwaarden van het faillissement vervuld waren voordat de Rechtbank van Koophandel het faillissement ambtshalve uitsprak 7 8. Wanneer nu de onderneming werd ingelicht over de gewichtige en overeenstemmende feiten die de continuïteit van de onderneming in het gedrang kunnen brengen, zal deze nadien moeilijker kunnen verdedigen dat zij niet wist of behoorde te weten dat de faillissementsvoorwaarden eventueel vervuld waren. Dit is vooral het geval, indien zij geen passende herstelmaatregelen heeft trachten te implementeren! 10. Verplichtingen cliënt Cliënt dient binnen een termijn van een maand vanaf die kennisgeving de nodige maatregelen te nemen om de continuïteit van de onderneming voor een minimumduur van twaalf maanden te waarborgen. Die maatregelen kunnen voortkomen van de aanbevelingen die deze beroepsbeoefenaars hebben gedaan ingevolge art. 12, 1, 5 de lid van deze wet (zie punt 1 en 6) of andere die de cliënt zelf neemt. Voor de bewijslast stellen wij voor dat de raad van bestuur of de zaakvoerder zich hierover beraden en een schriftelijk verslag opstellen van deze vergadering. Dit schriftelijk verslag is minstens een element ter ontlasting van de beheerraad t.o.v. de algemene vergadering en ook t.o.v. de rechter die nadien moet oordelen over de implementatie van de herstelmaatregelen in de onderneming. 11. Verantwoordelijkheid beroepsbeoefenaars Volgens de Memorie van toelichting 9 zullen de genoemde beroepsbeoefenaars het bewijs moeten kunnen leveren en dat moet dus bewaard worden dat zij het bestuursorgaan of de cliënt omstandig hebben ingelicht en dat zij daarenboven aansprakelijk ook ten aanzien van derden zijn als zij het bestuursorgaan niet formeel gewezen hebben op hun verplichtingen. Dit bewijs zal in voorkomend geval moeten worden geleverd als de cliënt niet de vereiste maatregelen heeft genomen. Het is dus best dat de beroepsbeoefenaar door zijn cliënt schriftelijk laat bevestigen dat hij geïnformeerd werd. Dit zou ook kunnen door verzending per aangetekend schrijven of per drager, waarna de cliënt nadien op het dubbel voor ontvangst tekent na de bespreking. 5 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 12. 6 Cass. 22 september 1988, AR 8124, Arr. Cass. 1988-89, 91, Bull. 1989, 80, JT 1989, 110, Pas. 1989, I, 80, RCJB 1990, 203 en Rev. prat. soc. 1989, 180; Cass. 7 september 1990, TRV 1991, 86, noot M. WYCKAERT. 7 Brussel 24 februari 2000, JDSC 2002, 126. 8 Pacioli, Bert Bekaert, 2013. 9 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 11. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 4

Na de vaststelling van bepaalde gewichtige en overeenstemmende feiten de cliënt opzeggen is geen optie: u hebt de feiten vastgesteld: u dient derhalve de informatieverplichting op te volgen. Voor de contractuele aansprakelijkheid is het belangrijk dat de beroepsbeoefenaar al dan niet deze gewichtige en overeenstemmende feiten had kunnen vaststellen en dat hij al dan niet de cliënt heeft ingelicht. Uiteraard dient de discontinuïteit van de onderneming mede veroorzaakt te zijn door het niet (tijdig) navolgen van de informatieverplichting en dient het oorzakelijk verband tussen de schade en deze fout bewezen te worden 10. M.a.w. is de schade groter omdat u de onderneming niet (tijdig) geïnformeerd hebt? Quid indien u de informatieverplichting wel deed en de cliënt uw raadgevingen niet opvolgde? Voer voor de rechtbank! 12. Dekking door polis IAB of gelijkaardige polis Het niet-naleven van de informatieverplichting is een fout van de beroepsbeoefenaar in de uitoefening van de verzekerde activiteiten. De schade die hieruit voortvloeit is dan ook gedekt door de huidige polis. Volgens art. 4 van de polis zijn alle activiteiten van de accountant en de belastingconsulent gedekt die omschreven zijn, in art. 34 en 38 van de organieke wet, alsook de activiteiten die door het IAB als verenigbaar worden beschouwd. Maken geen deel uit van de verzekerde activiteiten: elk gerechtelijk mandaat, behalve de gerechtelijke expertise elk mandaat van minnelijk vereffenaar elk mandaat van bestuurder van vennootschappen (al dan niet voorlopig) elke activiteit van sociaal secretariaat de activiteiten van zaakvoerder of sterkmaker de verplichtingen te vervullen in hoedanigheid van aansprakelijk vertegenwoordiger van buitenlandse belastingplichtigen bij de Belgische overheden inzake BTW, milieubelastingen, belastingen op verzekeringsverrichtingen, tewerkstelling van buitenlandse werknemers. 13. Quid na een jaar (of andere termijn) en er loopt nog geen gerechtelijke reorganisatie We gaan van de veronderstelling uit dat u als beroepsbeoefenaar voldaan hebt aan uw informatieverplichting aan de (beheerraad van de ) cliënt en dat uw cliënt de nodige maatregelen heeft uitgewerkt om de continuïteit van zijn onderneming te garanderen. Blijkt nu dat deze maatregelen onvoldoende waren of dat er gewijzigde omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de continuïteit nog steeds in gevaar is. Hoewel de wetgever hier, eens te meer, niets over zegt, lijkt het ons duidelijk dat de ganse procedure moet herhaald worden. De continuïteit is op dat moment in gevaar, dus o.i. dient u opnieuw de informatieverplichting na te leven en aanbevelingen te doen en moet uw cliënt binnen de maand na uw schrijven de nodige maatregelen nemen om de continuïteit van zijn onderneming te garanderen tijdens de volgende twaalf maanden. 14. Inlichten van de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel Dit is dan de vierde opdracht voorzien in de wet WCO. Indien de schuldenaar binnen een termijn van een maand vanaf die kennisgeving niet de nodige maatregelen treft om de continuïteit van de onderneming voor een minimumduur van twaalf maanden te waarborgen, kan de externe accountant, de externe belastingconsulent of de bedrijfsrevisor de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel daarvan schriftelijk inlichten. Externe erkende boekhouders en externe erkende boekhouders-fiscalisten, en dus ook hun stagiairs, zijn vrijgesteld van deze informatieverplichting. De Memorie van Toelichting 11 stelt in dit verband: Het zou overmatig zijn de erkende boekhouders en de erkende boekhouders-fiscalisten rechtstreeks of onrechtstreeks te verplichten derden in te lichten over de toestand van de onderneming. De Memorie van Toelichting zegt in dit verband dus niet waarom: er wordt enkel gesteld: het zou overmatig zijn! 10 Art. 1382 B.W. 11 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 12. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 5

Bij afleiding worden ook de stagiairaccountants en stagiairbedrijfsrevisoren uitgesloten van de informatieverplichting aan de Voorzitter van Rechtbank van Koophandel, vermits de erkende boekhouders deze infoverplichting niet hebben en zij de activiteiten van deze boekhouders mogen uitoefenen. Ook op de stagiairbelastingconsulent rust deze verplichting niet. Internen zijn sowieso uitgesloten bij wet. Wat betreft de externe accountants, de externe belastingconsulenten en de bedrijfsrevisoren stelt de Memorie van Toelichting 12 : Dit geldt in mindere mate voor de externe accountants, de externe belastingsconsulenten en de revisoren. Het zou niet in verhouding staan met de aard van hun beroepsactiviteit om de externe accountants, belastingsconsulenten, en revisoren te verplichten de rechtbank steeds in te lichten over de toestand van de onderneming. Zij kunnen dat doen. Het is hier dus duidelijk geen verplichting. Uiteraard daar enkele bedenkingen bij. Quid als zij de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel: niet inlichten; omdat zij oordelen dat dit nog niet nodig is, en er volgt een faillissement? te vroeg inlichten en de cliënt ondervindt daardoor schade? inlichten terwijl het niet nodig was? Het spreekt voor zich dat elke beroepsbeoefenaar voor zich zal moeten oordelen of de gewichtige en overeenstemmende feiten ernstig genoeg zijn en in welke mate (het bestuursorgaan van) de cliënt de maatregelen die hij voorstelt al dan niet opvolgt om de continuïteit van de onderneming gedurende een jaar te garanderen. Dezelfde opmerking m.b.t. het hoger in punt 11 gestelde over art. 1382 B.W. (te bewijzen: fout, schade en oorzakelijk verband). Ook hier zal onze verzekeringspolis de eventuele schade dekken, vermits de informatieverplichting een fout is van de beroepsbeoefenaar in de uitoefening van de verzekerde activiteiten. De parlementaire werken spreken trouwens nergens over deze verhoging van de aansprakelijkheid voor de externe accountants, de externe belastingconsulent en de bedrijfsrevisoren! 15. Beroepsgeheim en inlichting aan de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel Art. 10, 5 de lid bepaalt duidelijk in fine: In dat geval is artikel 458 van het Strafwetboek niet toepasselijk, waardoor het beroepsgeheim wordt opgeheven. Indien een lid van een beroepsgroep dat uitgesloten is van deze informatieverplichting, zoals omschreven in punt 14, toch de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel zou informeren, overtreedt deze duidelijk zijn beroepsgeheim! Dus duidelijk niet doen. 16. Aanbeveling voor het IAB en het IBR De Memorie van Toelichting 13 stelt in fine op de bespreking van dit artikel: Niets staat eraan in de weg dat hun beroepsregels hen aanzet om de overheid in bepaalde gevallen in te lichten Prachtig: hetgeen de wetgever nalaat (duidelijke criteria opgeven wanneer niet of wel de Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel moet worden ingelicht), wordt nu in de schoenen geschoven van het Instituut! Het IAB beraadt er zich momenteel over haar standpunt. Dit artikel betreft de kamers voor handelsonderzoeken. 1. Rechter mag inlichtingen inwinnen * ** 2. COMMENTAAR ARTIKEL 12 Dit is dan de vijfde taak opgelegd door de wet WCO: inlichtingen geven aan de rechter. 12 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 12. 13 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 12. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 6

In de kamer voor handelsonderzoeken wordt het onderzoek toevertrouwd aan hetzij een rechter in de rechtbank, de voorzitter uitgezonderd, hetzij een rechter in handelszaken. Het is deze rechter die ingevolge art. 12, 1, 5 de lid WCO inlichtingen mag inwinnen bij de externe accountant, de externe belastingconsulent, de externe erkend boekhouder, de extern erkende boekhouder-fiscalist en de bedrijfsrevisor van de schuldenaar. Hier worden dus uitgesloten: de internen de stagiairaccountants en de stagiairrevisoren: zij mogen wel de taken van de erkende boekhouder uitoefenen, maar worden hier bij wet uitgesloten de stagiairbelastingconsulenten de stagiairboekhouders en de stagiairboekhouder-fiscalisten Deze rechter mag vragen stellen nopens: de aanbevelingen die de beroepsbeoefenaar gedaan heeft aan de schuldenaar en, in voorkomend geval, de maatregelen die uw cliënt genomen heeft om de continuïteit van zijn onderneming gedurende twaalf maanden te waarborgen. Het is niet voorzien dat deze rechter eventueel sancties kan opleggen indien de beroepsbeoefenaar zijn informatieverplichting niet (volledig) nakomt. 2. Beroepsgeheim Ook hier wordt de beroepsbeoefenaar ontlast van zijn beroepsgeheim. De wetgever stelt duidelijk in fine van dit lid dat in dat geval artikel 458 van het Strafwetboek niet van toepassing is. Wanneer de rechter een uitgesloten lid van deze informatieverplichting, zoals hoger gesteld, toch inlichtingen vraagt, dan dient deze categorie van beroepsbeoefenaars zich te beroepen op het beroepsgeheim en mag zij deze inlichtingen niet overmaken. 3. Bezoek ter plaatse van de rechter In de oude wetgeving was voorzien dat de rechter zich van ambtswege naar de zetel van de onderneming kan begeven, indien uw cliënt tot tweemaal niet verschijnt na een oproeping. Nu wordt gesteld in het 7 de lid van 1 dat hij dat kan nadat uw cliënt slechts éénmaal niet is verschenen. De memorie van Toelichting 14 stelt hierover: De voorwaarde van een dubbele oproeping biedt een overdreven bescherming aan de schuldenaar en veroorzaakt veel tijdverlies. Veel ondernemingen geven geen gevolg aan de oproeping van de kamer voor handelsonderzoek. In dat geval heeft het weinig zin om een tweede oproeping te sturen. Het is aangewezen dat de rechter de mogelijkheid krijgt om na gebrek aan reactie op de eerste oproeping ter plaatse polshoogte te nemen. Het betreft slechts een mogelijkheid en geen verplichting, het komt aan de rechter toe om te beslissen of een bezoek ter plaatse nuttig kan zijn. Op grond van de vaststellingen ter plaatse kan de rechter de situatie beter inschatten en onderzoeken of een overzending van het dossier naar het openbaar ministerie aangewezen is. Deze mogelijkheid doet geen afbreuk aan de rechten van de schuldenaar, aangezien de rechter steeds de mogelijkheid van overzending naar het openbaar ministerie heeft los van enig bezoek ter plaatse. Verder wordt in dit lid de procedure vereenvoudigd: geen bijstand van de griffier meer nodig bij het bezoek ter plaatse rechter kan geheel alleen proces-verbaal van zijn bevindingen en van de afgelegde verklaringen opstellen. 4. Einde termijn onderzoek rechter In de oude wetgeving was geen termijn bepaald waarin de rechter zijn onderzoek moest afsluiten. De nieuwe wet bepaalt nu duidelijk in 4 dat de rechter zijn onderzoek beëindigt binnen de vier maanden. 14 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 12. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 7

De Memorie van Toelichting 15 stelt in dit verband: Een maximumduur voor de handelsonderzoeken zal de rechter aansporen sneller een virtueel faillissement te ontwaren en aldus onrechtstreeks de weg te effenen voor een dagvaarding van het openbaar ministerie of een toepassing van artikel 8 van de Faillissementswet. De termijn van vier maanden is die waarbinnen het onderzoek en het verslag van de rechter moeten worden afgesloten. Binnen deze vier maanden moet hij bovendien: zijn verslag opstellen over de gedane verrichtingen zijn conclusies eraan toevoegen Dit verslag dient: toegevoegd bij de verzamelde gegevens medegedeeld aan o de kamer voor handelsonderzoeken o de Voorzitter van de rechtbank o het openbaar ministerie 5. Bijkomend onderzoek door de kamer voor handelsonderzoek De kamer voor handelsonderzoeken kan beslissen het onderzoek te verlengen voor een duur die niet langer dan vier maanden mag bedragen (fine van 4 WCO). 1. Op straffe van niet-ontvankelijkheid * ** 3. COMMENTAAR ARTIKEL 17 De verplichtingen bij het openen van de procedure voor het bekomen van een gerechtelijk akkoord worden duidelijk verzwaard. Naast de verhoging van het rolrecht (1 000,00 ) (in voege vanaf een datum bepaald door de Koning en ten laatste op 31/12/2014), moeten nu alle stukken toegevoegd worden bij de opening van het dossier. In de aanhef van 2 van art. 17 wordt nu duidelijk bepaald dat alle stukken bij de neerlegging van het verzoekschrift aan de rechtbank voor het openen van een procedure van gerechtelijk reorganisatie dienen bijgevoegd te worden, dit op straffe van niet-ontvankelijkheid. De vroegere gewoonte om bepaalde stukken (5 tot en met 9 ) binnen de veertien dagen vanaf de neerlegging van het verzoekschrift neer te leggen, wordt afgeschaft. De oude 4 wordt geschrapt. De Memorie van Toelichting 16 verduidelijkt in dit verband: Om misbruiken tegen te gaan en om duidelijk te maken dat de procedure niet kan worden geopend als bepaalde elementaire gegevens niet samen worden neergelegd met het verzoek wordt hier een sanctie (van niet-ontvankelijkheid) expliciet in de wet neergeschreven. Verder bepaalt de Memorie van Toelichting 17 dat: de verplichting alle gegevens samen neer te leggen geen significante inhoudelijke appreciatie vanwege de griffie vraagt, de schuldenaren ook zo nodig door de griffier kunnen worden gewaarschuwd voor de gevolgen van een onvolledig verzoek, de griffier dusdoende niet buiten zijn rol als griffier zal treden bij het neerleggen van een elektronisch verzoek, wanneer dit mogelijk zal zijn, het systeem automatisch ook voor onvolledigheid zal kunnen waarschuwen. Tenslotte vermeldt de Memorie van toelichting 18 dat de beoordeling van de niet-ontvankelijkheid niet in de weg staat dat de overdracht onder gerechtelijk gezag nog steeds kan op dagvaarding van de procureur des 15 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 12. 16 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 13. 17 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 13. 18 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 13. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 8

Konings, van een schuldeiser of van eenieder die belang heeft om het geheel of een gedeelte van de onderneming te verwerven op basis van art. 59, 2 van de W.C.O en in de gevallen daarin bepaald. Overeenkomstig deze aanhef wordt de tekst van 2 van artikel 41 geschrapt dat bepaalde dat de rechtbank ambtshalve kon beslissen de procedure van gerechtelijke reorganisatie te beëindigen indien bepaalde stukken niet binnen de veertien dagen werden neergelegd. 2. Elektronisch adres In 2, 3 wordt de verwijzing naar art. 46 Ger. W. m.b.t. het gerechtelijk elektronisch adres, geschrapt. Er wordt nu vermeld dat de schuldenaar, trouwens op straffe van niet-ontvankelijkheid, zijn elektronisch adres dient te vermelden, waarbij hij, zolang de procedure loopt, kan worden bereikt en waaruit hij de ontvangst kan melden van de ontvangen mededelingen. De Memorie van Toelichting 19 vermeldt in dit verband: Het begrip gerechtelijk elektronisch adres is nog niet ingevoerd door een algemene wetgeving ter zake. In afwachting is het geraadzaam genoegen te nemen met een alternatief systeem. De schuldenaar moet elektronisch kunnen bereikt worden gelet op de krappe termijnen die in de wet bepaald zijn. Blijkbaar is het de wetgever ontgaan dat ook een elektronische handtekening bestaat, die bijvoorbeeld gebruikt wordt bij Biztax, Tax-on web, Belcotax, BTW, publicatiebalansen, Wat de ouderen moeten doen die niet beschikken over een e-mailadres is o.i. een raadsel. 3. Twee recentste jaarrekeningen In de oude wetgeving werd in art. 12, 2, 4 bepaald dat de schuldenaar de twee recentste jaarrekeningen moest toevoegen. Het komt veel voor dat de ondernemingen in moeilijkheden hun laatste jaarrekeningen niet publiceerden. Sommigen meenden dat zij deze jaarrekening niet moesten toevoegen, juist omdat ze niet gepubliceerd of goedgekeurd werden door de algemene vergadering. Nu wordt duidelijk bepaald dat het de twee recentste jaarrekeningen betreft die statutair hadden moeten neergelegd worden. De Memorie van toelichting vermeldt: De omstandigheid dat de jaarrekening niet gepubliceerd is, betekent niet dat de onderneming of een deel van de onderneming niet voor een toepassing van de wet in aanmerking komt. De wet heeft niet de bedoeling a priori debiteuren uit te sluiten, maar wil dit alleen doen na een eerste nazicht. Bovendien dient een derde jaarrekening bijgevoegd indien het boekjaar voorbij is, ook al werd deze nog niet neergelegd of goedgekeurd door een algemene vergadering. Wanneer u bijvoorbeeld afsluit op 31 december van elk jaar, is er duidelijk een verschil in benadering tussen de aanvraag van een WCO indien dit gebeurt op 30 december of op 2 januari van het daarop volgend jaar. Op 2 januari is het boekjaar voorbij en dient u ook de jaarrekening van het voorbije boekjaar bij te voegen De bedoeling van de wetgever is duidelijk: hij wil de meest recentste informatie. Hoe we dit praktisch gaan organiseren, is wel de vraag. De vermelding in de Memorie: maar wil dit alleen doen na een eerste nazicht is hiermee niet te rijmen. 4. Een boekhoudkundige staat die het actief en passief weergeeft en de resultatenrekening die maximum drie maanden oud is De notie boekhoudkundige staat van activa en passiva is gekend bij de externe accountants en bedrijfsrevisoren. Ook in dit geval mag deze staat maximum drie maanden oud zijn op het moment dat de buitengewone algemene vergadering beslist over de wijziging. Wanneer een verslag dient opgesteld voor een vereffening dient deze staat gecontroleerd en besproken te worden na een volkomen controle. De confrater zal zich moeten uitspreken over het getrouwe beeld. Ook wanneer er een omzetting is waarbij dient nagegaan of het netto-actief van de vennootschap hoger is dan het minimum van het kapitaal vereist door het W. Venn. en of er geen overwaardering is van het netto actief - of een fusie of splitsing moet zulke staat opgesteld en gecontroleerd worden door een externe accountant of bedrijfsrevisor, waarbij evenwel geen volkomen controle nodig is. 19 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 13. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 9

Dit was zo opgenomen in de oude wetgeving en wordt nu bevestigd, evenwel in andere bewoordingen. 5. Opgesteld onder toezicht van een bedrijfsrevisor, een externe accountant, een externe erkend boekhouder of een extern erkende boekhouder-fiscalist De huidige tekst van art. 17, 2, 5 wet WCO heeft een hele voorgeschiedenis gehad. In het ontwerp 20 stond: een boekhoudkundige staat die het actief en het passief weergeeft en de resultatenrekening daterend van maximum drie maanden eerder. De schuldenaar voegt aan het verzoekschrift een verklaring toe waarin een externe accountant of bedrijfsrevisor zijn oordeel geeft over de vraag of de staat een getrouw beeld geeft van de toestand en de resultaten van de schuldenaar. M.a.w. de externe accountant of de bedrijfsrevisor zou een verklaring moeten afgeven waarin zijn oordeel over het getrouw beeld voorkomt, waarbij een volkomen controle noodzakelijk was. De boekhouding van ondernemingen die in moeilijkheden zijn kenmerkt zich veelal door hun onvolledigheid en zijn meestal onbetrouwbaar. Bovendien heeft een eenmanszaak geen volledige boekhouding en is bijvoorbeeld een overzicht van de schulden, meer bepaald de leveranciers, helemaal niet bestaand. De collega die verzocht zou worden hierover een volkomen controle te moeten uitvoeren staat m.a.w. voor een onmogelijke taak: het getrouw beeld is in dit geval meestal niet te bevestigen. De initiële tekst werd door twee amendementen afgezwakt. o Vooreerst het amendement van de heer Wilrycs 21 die de ontwerptekst voorstelde te wijzigen in: een boekhoudkundige staat die het actief en het passief weergeeft en de resultatenrekening daterend van maximum drie maanden eerder, voorbereid onder toezicht van een bedrijfsrevisor, een externe accountant, een externe erkende boekhouder of een externe erkende boekhouder-fiscalist;. Zijn verantwoording luidde: Om misbruiken te vermijden en tegelijkertijd een redelijke drempel in te bouwen die niet van aard is bonafide debiteurs af te schrikken is het geraadzaam een objectivering te vragen van die stukken. Met die objectivering zullen ook de verrichtingen kunnen worden opgespoord die hebben plaatsgegrepen buiten de normale marktvoorwaarden. Om de rechten van alle schuldeisers te beschermen moet hier speciale aandacht aan worden geschonken. Door een wetgevingstechnische fout in artikel 2, 17, van de in 2007 gewijzigde wet van 22 juli 1953 inzake het beroep van revisor, worden de volgende toelichtingen aangebracht in de wettekst. Op het vlak van objectivering is het nuttig dat een bedrijfsrevisor, externe accountant of een externe erkende boekhouder tussenbeide komt bij de controle op de in te dienen financiële situatie. Die controleopdracht zal bestaan uit de controle van een boekhoudkundige staat die een actieve en passieve staat omvat, een resultatenrekening alsook een staat van de door het beheersorgaan vastgelegde rechten en plichten die niet verder teruggaat dan drie maanden vanaf de indiening van het verzoekschrift. De bovenvermelde professional zal verslag uitbrengen over de financiële staat door vooraf aan te geven of de staat op het gebied van de aangegeven resultaten niet onsamenhangend is en of er geen kennelijke overwaardering is van het nettoactief. Deze opdracht is dan ook een beperkte controleopdracht. Er moet speciale aandacht worden besteed aan de handelaars, natuurlijke personen, die krachtens de wet van 17 juli 1975 niet zijn verplicht om een dubbele boekhouding op te stellen. In dat geval moeten zij een inventaris van de activa, passiva en verplichtingen opstellen, alsook een resultatenrekening opgesteld volgens het volledige schema die niet verder teruggaat dan drie maanden vanaf de indiening van het verzoekschrift. 20 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 42. 21 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/002, 1, 2. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 10

o Ook hier worden een aantal termen gebruikt die de wetgever nadien heeft afgezwakt: controleopdracht, geen kennelijke overwaardering is van het nettoactief, beperkte controleopdracht en opgesteld volgens het volledige schema. Een tweede amendement was dit van Z. Demir 22. Zij stelde voor het woord oordeel te vervangen door het woord advies. Haar verantwoording luidde: Deze nieuwe bepaling - die artikel 17 van de WCO wijzigt houdt in dat zowel de externe accountant als de bedrijfsrevisor een verklaring kunnen geven met daarin een oordeel over de vraag of de boekhoudkundige staat een getrouw beeld weergeeft van de toestand en de resultaten van de schuldenaar. Dit betekent echter een inbreuk op het wettelijk monopolie van de bedrijfsrevisor (zie de definitie van revisorale opdracht in artikel 2, 17, van de wet van 22 juli 1953: onverminderd het bepaalde in artikel 4 van deze wet, elke opdracht die ertoe strekt een deskundig oordeel te vellen over de getrouwheid en de waarachtigheid van een jaarrekening, van een tussentijdse financiële staat, van een waardering of van andere economische en financiële informatie, verschaft door een onderneming of een instelling ). Het gaat hier dan ook om een oneerlijke mededinging tussen de bedrijfsrevisor en de accountant, vermits laatstgenoemde niet moet voldoen aan de (internationale) normen inzake certificering van financiële overzichten en het publiek toezicht door de Kamer van verwijzing en instaatstelling. Daarom stellen wij voor om het woord oordeel te vervangen door het woord advies. Finaal is het dus geworden dat de staat die het actief en passief weergeeft en de resultatenrekening die maximum drie maanden oud is moet opgesteld worden onder toezicht (établis sous la supervision ) van een bedrijfsrevisor, een externe accountant, een externe erkend boekhouder of een extern erkende boekhouderfiscalist. Dit is dan de zesde opdracht, begrepen in de wet WCO. Het is dus duidelijk een samenstellingsopdracht en geen controleopdracht meer. Bovendien mag die ook opgesteld worden onder toezicht van erkende boekhouders en erkende boekhouders-fiscalisten. Volgende beroepsbeoefenaars worden dus uitgesloten van dit toezicht: de internen de stagiairaccountants en de stagiairbedrijfsrevisoren, die wel de activiteiten van boekhouder mogen uitoefenen, maar bij wet uitgesloten worden de externe belastingconsulenten en de stagiairbelastingconsulenten de stagiairboekhouder en de stagiairboekhouder-fiscalisten. Dit toezicht wordt verplicht bij wet. Een staat van activa en passiva opgesteld zonder dit toezicht is derhalve onontvankelijk. Toezicht betekent in elk geval niet dat wij als beroepsbeoefenaar de staat moeten opstellen. Het is de (beheerraad van de) cliënt die deze verantwoordelijkheid heeft. Toezicht betekent o.i.: meekijken over de schouders. De Memorie van Toelichting verklaart waarom toezicht nodig is. Zij stelt Om misbruiken te vermijden en tegelijkertijd een redelijke drempel in te bouwen die niet van aard is bonafide debiteurs af te schrikken is het geraadzaam een objectivering te vragen van die stukken. Die objectivering zal ook toelaten verrichtingen op te sporen die buiten de normale marktvoorwaarden hebben plaatsgegrepen. Ter bescherming van de rechten van alle schuldeisers moet hier bijzondere aandacht aan worden gegeven. Het enige dat in de Memorie gesteld wordt is dat de objectivering ook zal toelaten verrichtingen op te sporen die buiten de normale marktvoorwaarden hebben plaatsgegrepen. 22 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/002, 4, 5. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 11

We gaan van de veronderstelling uit dat de staat wordt opgesteld in continuïteit en niet in discontinuïteit, vermits de onderneming haar werkzaamheden zal verder zetten en in dit stadium zeker niet de bedoeling heeft in vereffening te gaan of haar boeken neer te leggen. Bijzondere aandacht zal dus besteed worden aan bijvoorbeeld de volledigheid van de provisies, de voorraad, de werken in uitvoering, omdat dit bij uitstek elementen zijn die een zekere objectivering vragen om een correcte staat op te stellen. 6. Opstelling volgens het volledig schema Volgens de oude wetgeving moesten de kleine vennootschappen bedoeld in art. 15 W. Venn. een resultatenrekening opstellen volgens het volledig schema. Deze bijkomende last wordt in de nieuwe wetgeving geschrapt. 7. Een begroting met een schatting van de inkomsten en uitgaven voor ten minste de duur van de gevraagde opschorting In de oude wetgeving stond dat er een simulatie van de kasstromen voor en minste de gevraagde duur van de opschorting moest opgesteld worden. De nieuwe formulering verduidelijkt wat moet verstaan worden onder een simulatie van kasstromen. Dit geeft de rechtbank o.a. de mogelijkheid om de vrijwillige betalingen aan een schuldeiser te controleren, die overeenkomstig art. 33, 1 WCO mogelijk zijn. Er wordt nu duidelijk in dit artikel bepaald dat deze betalingen enkel mogelijk zijn in zoverre die betaling vereist is voor de continuïteit van de onderneming, zodat eventuele betalingen aan familieleden of geprivilegieerde leveranciers kunnen achterhaald worden. Het spreekt voor zich dat de rechtbank, de curator of de vereffenaar deze cijfers later bij een faillissement of vereffening zal raadplegen en gebruiken 8. Opgesteld met de bijstand van een externe accountant, een externe erkende boekhouder, een externe erkende boekhouder-fiscalist of een bedrijfsrevisor Komen we tot de zevende en laatste opdracht voor de beroepsbeoefenaar, begrepen in de wet WCO. In het ontwerp stond dat enkel de externe accountant en de bedrijfsrevisor deze bijstand mochten verlenen. Door een amendement van de heer Wilrycs 23 werden de erkende boekhouders en erkende boekhoudersfiscalisten daaraan toegevoegd. In de parlementaire werken wordt nergens verantwoording gegeven waarom die beroepsgroep er plots bij is gekomen In de Franstalige versie is trouwens de externe erkende boekhouder weggevallen of niet opgenomen Worden hier dus uitgesloten van deze bijstand voor de opstelling van een begroting: de internen de stagiairaccountants en de stagiairbedrijfsrevisoren, die wel de activiteiten van boekhouder mogen uitoefenen, maar bij wet uitgesloten worden de externe belastingconsulenten en de stagiairbelastingconsulenten de stagiairboekhouder en de stagiairboekhouder-fiscalisten. De verantwoording voor de bijstand van een vertegenwoordiger van de economische beroepen is de volgende: Deze formulering licht toe wat in de wet was omschreven als de simulatie van de kasstromen. Hier ook vraagt de nieuwe wettekst een objectivering van de prognoses doordat de schuldenaar moet worden bijgestaan door een beroepsspecialist. De budgettaire prognose bedoeld in artikel 17, 2, 6, betreft een schatting van de ontvangsten en uitgaven voor ten minste de gevraagde duur van de opschorting. De schuldenaar moet die budgettaire prognose opstellen. Door de bijstand van een externe erkende accountant, een externe erkende boekhouder, een externe erkende boekhouder-fiscalist of een bedrijfsrevisor kan de gemaakte prognose worden geobjectiveerd. De geraadpleegde professional zal op grond van de geldende professionele normen nooit ramingen voor echt 23 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/002, 1, 2. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 12

Internen Externe Accountant Externe Belastingconsulent stagiairaccountant Stagiairbelastingconsulent Bedrijfsrevisor Stagiairbedrijfsrevisor Externe Boekhouder Externe Boekhouder-fiscalist Stagiairboekhouder Stagiairbeokhouder-fiscalist kunnen verklaren of kunnen bevestigen. Zijn opdracht bestaat uit het verlenen van advies over het al dan niet redelijk karakter van de ramingen van het beheersorgaan. Dus bijstand betekent niet dat u begroting zelf moet opstellen maar dat uw opdracht bestaat uit het verlenen van advies over het al dan niet redelijk karakter van de ramingen van het beheersorgaan. Volgens de parlementaire werken moet deze begroting voor echt verklaard of bevestigd worden door de betrokken beroepsbeoefenaar. 9. Op advies van de CBN kan de Koning een model opleggen van de geraamde begroting In fine van art. 17, 2, 6 WCO wordt deze bepaling toegevoegd. 10. Maatregelen en voorstellen toevoegen Ingevolge art. 12, 2, 8 wet WCO kon de schuldenaar zo mogelijk de maatregelen en voorstellen die hij overweegt om de rendabiliteit en de solvabiliteit van zijn onderneming te herstellen, om een eventueel sociaal plan in te zetten en om de schuldeisers te voldoen toevoegen. In de nieuwe wet worden de woorden zo mogelijk geschrapt, zodat dit een verplichting wordt voor de ontvankelijkheid van het verzoekschrift. De Memorie van toelichting 24 legt uit: De wet heeft tot doel de continuïteit van de onderneming te behouden. De motivering door de schuldenaar waarom en onder welke voorwaarden hij dit mogelijk acht, moet de rechtbank toelaten om een oordeel te vormen over de naleving van het doel van de wet. 11. Toevoeging van andere stukken Vermits deze niet op straffe van niet-ontvankelijkheid moeten worden toegevoegd, wordt deze bepaling, op advies van de raad van State 25 in een afzonderlijke alinea geplaatst. 12. Verlenging termijn voor griffier voor mededeling aan de procureur des Konings Art. 12, 3 wet WCO bepaalt dat het verzoekschrift, dat samen met de nodige stukken wordt neergelegd ter griffie, wordt ondertekend door de schuldenaar of diens advocaat. De termijn dient de procureur des Konings een bericht van indiening te geven binnen de achtenveertig uren (vroeger vierentwintig uren), zodat deze alle handelingen van de procedure kan bijwonen. * ** 4. OVERZICHT VAN DE OPDRACHTEN Overzicht van de opdrachten per beroepsbeoefenaar Opdracht 1 Verplichte verzameling van gewichtige en overstemmende feiten (art. 10, 5 de al.,1 ste zin) N J J J N J J J J N N 24 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 14. 25 Parl. St. Kamer 2012-2013, nr. 53 2692/001, 67. Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 13

2 Schuldenaar verplicht inlichten over gewichtige en overstemmende feiten (art. 10, 5 de al., 1 ste zin) 3 Verplicht formeel wijzen op de verplichtingen van de cliënt (Mem. van Toel. art. 10, 5 de al., 1 ste zin) 4 Voorzitter van de Rechtbank van Koophandel facultatief inlichten over de niet genomen maatregelen door de cliënt - beroepsgeheim opgeheven (art. 10, 5 de al., 2 de zin) 5 Inlichtingen geven aan rechter - beroepsgeheim opgeheven (art. 12, 1, 5 de al.) 6 Toezicht houden op de opstelling van de staat van activa en passiva en de resultatenrekening (art. 17, 2, 5 ) 7 Bijstand verlenen voor de opstelling van de begroting (art. 17, 2, 6 ) N J J J N J J J J N N N J J J N J J J J N N N J J N N J N N N N N N J J N N J N J J N N N J N N N J N J J N N N J N N N J N J J N N Commentaar art. 10, 12 en 17 wet WCO Luc Ceulemans Pagina 14