Koninklijke Nederlandse Cricket Bond Commissie van Beroep Uitspraak van de Commissie van Beroep van de Koninklijke Nederlandse Cricket Bond (hierna te noemen: de Commissie van Beroep) inzake het beroep van 1. het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Cricket Bond (hierna: de KNCB); 2. Atiq Rehman Bhutta (hierna: Bhutta), tegen de uitspraak van de Tuchtcommissie van 30 september 2004, inhoudende het oordeel dat Bhutta zich tijdens de wedstrijd tussen VVV 1 en Hermes DVS 2 van 8 augustus 2004 schuldig heeft gemaakt aan (ernstig) verbaal wangedrag en (ernstige) verbale en/of lichamelijke bedreiging van bondsumpires, met oplegging van de navolgende straf: een schorsing voor de duur van twee seizoenen ingaande op 1 januari 2005, waarvan één seizoen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren ingaande op 1 januari 2006. Naar aanleiding van de ingediende beroepschriften, beide gedagtekend 15 oktober 2004, heeft de voorzitter van de Commissie van Beroep, jhr. mr. J.A.Z. Hooft Graafland, met inachtneming van artikel 13, zesde lid van het Huishoudelijk Reglement van de KNCB de behandeling van het onderhavige beroep opgedragen aan een kamer, die door hem als volgt is samengesteld: jhr. mr. J.A.Z. Hooft Graafland, voorzitter, mr. P.J. Sandberg, eerst mr. Th.A. van Nierop (behandeling van 9 december 2004), daarna (met instemming van appellanten: zonder de behandeling vanwege de gewijzigde samenstelling van de Commissie van Beroep opnieuw aan te vangen) mr. A.Th.M. ten Broeke (behandeling van 11 januari 2005). Op 9 december 2004 heeft te Den Haag de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren de secretaris van de KNVB, mr. W.P. Boers, alsmede de heren Bhutta en R.J. Akram. Van beide zijden is het ingestelde beroep toegelicht. Op 11 januari 2005 is de mondelinge behandeling voortgezet en heeft de Commissie van Beroep te Zeist als getuigen gehoord de heren W.E.P.Neleman, bondsumpire, en G. McRae, speler van Hermes DVS 2. De heer McRae heeft zich laten vergezellen door de heer H. Kornet, aanvoerder van Hermes DVS 2. De getuigen zijn gehoord in het bijzijn van beide partijen, die ook in de gelegenheid zijn gesteld om aan de getuigen vragen te stellen. De Commissie van Beroep heeft kennis genomen van de navolgende, aan alle partijen ter kennis gebrachte stukken: - een (ongedateerde) aangifte door umpire Neleman (met de kop Boekingen A.R. Bhutta); - een oproeping van Bhutta om op 18 augustus 2004 te verschijnen voor de Tuchtcommissie, gedateerd 12 augustus 2004; - een schriftelijke verklaring, gericht aan de secretaris van de Tuchtcommissie, van de heer McRae voornoemd, gedateerd 10 september 2004;
- de uitspraak van de Tuchtcommissie van 30 september 2004, verzonden op 7 - de beroepschriftuur met bijlagen van het bestuur van de KNCB, gedateerd 15 - het beroep van Bhutta, gedateerd 15 - een brief aan de Commissie van Beroep van de heer R.J. Akram, gedateerd 25 - een brief aan de Commissie van Beroep van de heer M.M.N. Muis, gedateerd 8 december 2004; - een e-mail van de heer E. Ruchtie aan de secretaris van de Commissie van Beroep, gedateerd 10 januari 2005. Ontvankelijkheid De beide beroepschriften zijn tijdig ingediend. Bhutta heeft het griffierecht voorts voorafgaand aan de behandeling op 9 december 2004 voldaan, zodat hij evenals het bestuur van de KNCB in zijn beroep kan worden ontvangen. Grieven van Bhutta en het bestuur van de KNCB tegen de uitspraak van de Tuchtcommissie en de daarbij opgelegde straf Bhutta is van oordeel dat de umpires hem ten onrechte twee boekingen hebben opgelegd, dat de Tuchtcommissie bij haar beslissing ten aanzien van de feiten ten onrechte van de lezing van de umpires is uitgegaan en dat mitsdien de door de Tuchtcommissie opgelegde straf onterecht is. Voorts betwist Bhutta dat bij twee waarschuwingen c.q. boekingen in één wedstrijd automatisch verwijzing naar de Tuchtcommissie volgt. Die verwijzing had naar zijn oordeel achterwege moeten blijven; de gebruikelijke straf zou een schorsing voor de duur van één wedstrijd zijn, welke straf Bhutta zichzelf al zou hebben opgelegd. Het bestuur van de KNCB onderschrijft de uitspraak van de Tuchtcommissie, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf. Naar het oordeel van het bestuur dient Bhutta voorgoed van de Nederlandse cricketvelden geweerd te worden. Vanwege frequent eerder wangedrag van Bhutta (het bestuur heeft in zijn beroepschrift acht eerdere gevallen van wangedrag aangehaald) en vanwege de ernst van zijn wangedrag tijdens de wedstrijd tussen Hermes DVS 2 en VVV 1 op 8 augustus 2004 is naar het oordeel van het bestuur slechts een definitieve ontzegging van het recht aan wedstrijden deel te nemen en/of een functie in de bond uit te oefenen op zijn plaats. Beoordeling van de grieven Ten aanzien van de feiten 1. De Commissie van Beroep gaat er op grond van de afgelegde verklaringen van uit dat de eerste boeking aan Bhutta is opgelegd vanwege zijn aanmerkingen op de leiding, daarin bestaande dat Bhutta als wicketkeeper tegen zijn bowler Akram (maar dan op een manier dat umpire Neleman het wel moest horen) zei dat LBW-appeals bij deze umpire geen zin hadden omdat hij deze toch niet zou honoreren. 2. De Commissie van Beroep acht het aannemelijk dat die opmerkingen door Bhutta tussen twee overs werden gemaakt, althans tijdens c.q. aan het einde van een
drinkpauze. De stellige verklaringen van Bhutta en Akram op dit punt zijn ondersteund door die van McRae en (vooral) zijn aanvoerder Kornet. 3. De Commissie van Beroep gaat er voorts van uit dat de tweede boeking het rechtstreekse gevolg is geweest van het blijven reclameren door Bhutta bij de tweede umpire over de eerste boeking en dat deze niet voor een afzonderlijk vergrijp is opgelegd. Bhutta liep met umpire Neleman mee toen deze umpire de eerste boeking aan zijn collega Ruchtie wilde melden en haalde bij Ruchtie verhaal over de boeking, waarna hem (vrijwel direct) ook door deze een boeking is opgelegd. De precieze aanleiding tot de tweede boeking is onduidelijk gebleven. Van umpire Ruchtie kon daarover geen duidelijkheid worden verkregen. 4. De Commissie van Beroep acht op grond van alle stukken en de ten overstaan van haar afgelegde verklaringen bewezen dat Bhutta zich heeft schuldig gemaakt aan verbaal wangedrag, onder meer daarin bestaande dat hij beide umpires verbaal heeft bedreigd in de in de aangifte omschreven zin, te weten dat zij het veld zonder tanden zouden verlaten indien de boekingen gehandhaafd zouden worden. De Commissie van Beroep acht het aannemelijk dat dit wangedrag is gevolgd op de twee boekingen en dus een reactie is geweest op de boekingen en niet aan de boekingen vooraf is gegaan, zoals umpire Neleman tijdens zijn verhoor op 11 januari 2005 (in afwijking van zijn eerdere aangifte) verklaarde. Ten aanzien van de boekingen 5. Uit artikel 41, derde lid Wedstrijdreglement 2004 kan onder meer worden afgeleid dat indien in één wedstrijd aan dezelfde speler meer dan één waarschuwing wordt gegeven aangifte wordt gedaan bij de secretaris van de Tuchtcommissie. Het artikel bepaalt voorts dat een waarschuwing op het wedstrijdformulier als boeking wordt vermeld, waaruit kan worden afgeleid dat de (door elkaar gebruikte) termen waarschuwing en boeking synoniemen zijn. De Commissie van Beroep vat de bepaling van artikel 41, derde lid Wedstrijdreglement 2004 aldus op dat na twee waarschuwingen c.q. boekingen voor dezelfde speler in één wedstrijd automatisch aangifte bij de Tuchtcommissie volgt, d.w.z. dat de umpires terzake geen discretionaire bevoegdheid toekomt. Het standpunt van Bhutta dat ten onrechte aangifte bij de Tuchtcommissie is gedaan wordt derhalve verworpen. 6. Naar het oordeel van de Commissie van Beroep moet de aan Bhutta toegeschreven opmerking over LBW-appeals in beginsel geoorloofd worden geoordeeld. De eerste boeking lijkt dan ook wat lichtvaardig te zijn gegeven, nu deze als aanleiding die opmerking en enige opwinding over het verbieden ervan had. 7. De tweede boeking volgde kort (volgens de gehoorde getuigen en informanten: na enkele minuten) op de eerste boeking. Tussen beide boekingen is geen bal gebowld. De boeking is gegeven in reactie op de opwinding van Bhutta over de eerste boeking. De Commissie van Beroep beschouwt de tweede boeking als te zijn gegeven voor de zelfde gedraging die tot de eerste boeking heeft geleid. Ten aanzien van de strafwaardigheid van Bhutta 8. Naar het oordeel van de Commissie van Beroep had Bhutta de eerste boeking moeten accepteren, ook als deze naar zijn oordeel ten onrechte was gegeven. In elke sport dienen scheidsrechtersbeslissingen te worden aanvaard. Dat hij zich niet bij die boeking heeft kunnen neerleggen en van zijn ongenoegen zo duidelijk blijk heeft gegeven, neemt de Commissie van Beroep Bhutta zeer kwalijk.
9. Bhutta had evenmin met umpire Neleman moeten meelopen naar de tweede umpire. Hij heeft zichzelf daardoor in een situatie begeven waarin hij zichzelf steeds minder in de hand had. 10. Bhutta heeft door zijn gedrag in het veld en ook achteraf (bijvoorbeeld tijdens de behandeling van het beroep) er blijk van gegeven de verhoudingen in het cricketveld niet voldoende te begrijpen. De toon waarop een umpire hem toespreekt rechtvaardigt, anders dan Bhutta kennelijk denkt, niet de verbale protesten die tot de boekingen hebben geleid. Bhutta heeft ook de neiging om de oorzaak voor tijdens wedstrijden optredende incidenten bij anderen dan zichzelf te zoeken. Beide omstandigheden doen vrezen voor herhaling. 11. Na de tweede boeking heeft Bhutta zijn zelfbeheersing geheel en al verloren. Hij heeft zich toen misdragen en de umpires verbaal bedreigd. Daarvoor bestaat geen enkele rechtvaardiging. Bhutta heeft de spirit of the game daarmee ernstig geweld aangedaan en het plezier in de sport bij andere spelers en bij umpires zwaar aangetast. 12. Bhutta heeft niet te gelden als een first offender. Zijn eerdere veroordelingen kunnen in beginsel strafverzwarend werken. De Commissie van Beroep volgt Bhutta niet in diens standpunt dat eerdere vergrijpen bij de beoordeling van de onderhavige zaak niet behoren te worden meegewogen wanneer daarvoor reeds een straf is opgelegd. De Commissie van Beroep laat van de in het beroepschrift van het bestuur van de KNCB genoemde eerdere tuchtzaken tegen Bhutta die uit de jaren 1994 t/m 1998 als te oud buiten beschouwing. De zaak uit 1995 blijft bovendien buiten beschouwing omdat van die zaak geen stukken (anders dan een artikel uit het weekblad Cricket, waar geen acht op zal worden geslagen) aan de Commissie van Beroep zijn overgelegd. In 2002 is Bhutta voor de duur van zes wedstrijden geschorst wegens verbaal wangedrag en bedreiging van een umpire. Ten aanzien van de straf 13. De vaststelling door de Commissie van Beroep dat Bhutta zich schuldig heeft gemaakt aan verbaal wangedrag, tevens inhoudende een ernstige bedreiging aan het adres van beide umpires, impliceert dat Bhutta een straf heeft verdiend, behoudens in het geval dat sprake zou zijn van een strafuitsluitingsgrond. Daarvan is de Commissie van Beroep niet gebleken. 14. Indien Bhutta geen eerdere veroordelingen op zijn naam zou hebben staan, dan zou de Commissie van Beroep voor het wangedrag in de wedstrijd tegen Hermes DVS 2 een schorsing voor de duur van twee wedstrijden een passende straf hebben geoordeeld. Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat het wangedrag van Bhutta is gevolgd op twee boekingen voor één en dezelfde gedraging, terwijl de Commissie van Beroep zich niet aan de indruk kan onttrekken dat die boekingen (althans de eerste) lichtvaardig zijn (is) gegeven. 15. Bhutta heeft tijdens de behandeling willen afdingen op zijn veroordeling in 2002. Nu het daarbij om een onherroepelijke veroordeling gaat, waarvan Bhutta ook niet heeft geappelleerd, dient de Commissie van Beroep van de juistheid van die beslissing uit te gaan. Op grond van deze eerdere veroordeling, vanwege de ernst van het bewezen verklaarde wangedrag en op grond van hetgeen tijdens de behandeling is voorgevallen, acht de Commissie van Beroep een veroordeling als na te melden op zijn plaats, waarbij vanwege de hiervoor aangeduide vrees voor herhaling tevens een forse voorwaardelijke straf zal worden opgelegd. 16. Bij de op te leggen straf gaat de Commissie van Beroep uit van een in één seizoen te verspelen aantal wedstrijden van achttien. Bhutta heeft zich aan het wangedrag
schuldig gemaakt in een wedstrijd in de Eerste Klasse en die klasse telde in het seizoen 2004 tien teams. Conform artikel 10, vijfde lid Tuchtreglement zal de op te leggen straf ingaan op1 mei 2005. 17. De Commissie van Beroep ziet geen aanleiding om aan Bhutta tevens het recht te ontzeggen tot het uitoefenen van een functie in de bond. 18. Vanwege de hierna uit te spreken bewezenverklaring en veroordeling tot straf bepaalt de Commissie van Beroep dat Bhutta het door hem voldane griffierecht verschuldigd blijft. Beslissing De Commissie van Beroep: - verklaart het bestuur van de KNCB en Bhutta ontvankelijk in hun beroep; - vernietigt de beslissing van de Tuchtcommissie d.d. 30 september 2004 met betrekking tot Bhutta; - verklaart bewezen dat Bhutta zich op 8 augustus 2004 tijdens de wedstrijd tussen Hermes DVS 2 en VVV 1 heeft schuldig gemaakt aan verbaal wangedrag en verbale bedreiging jegens twee umpires en, Opnieuw rechtdoende: legt aan Bhutta de navolgende straf op: ontzegging van de speelgerechtigdheid voor de duur van 36 wedstrijden, ingaande 1 mei 2005, met bepaling dat de ontzegging voor de duur van 27 wedstrijden niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij de Tuchtcommissie anders mocht gelasten op de grond dat Bhutta voor het einde van een proeftijd van twee jaar, ingaande na het onvoorwaardelijke deel van de ontzegging van negen wedstrijden, zich opnieuw schuldig maakt aan enig strafbaar feit. Aldus gedaan te Zeist op 11 januari 2005 door mrs. J.A.Z. Hooft Graafland, P.J. Sandberg en A.Th.M. ten Broeke en aan partijen verzonden op 27 januari 2005. Voor afschrift: Commissie van Beroep, A.Th.M. ten Broeke, secretaris.