Minnelijke schikking voorgesteld door het directiecomité van de NBB en aanvaard door BANK X

Vergelijkbare documenten
FiMiS 2. AML_INBABR - AML Survey for Intermediaries in banking and investment services - 31/12/ Open / Error. 1.

FiMiS 2. AML_INAS - AML Survey for Insurance Intermediaries - 31/12/ Open / Error. 1. Tussenpersoon

BIJLAGE 1 TAAKVERDELINGSSCHEMA. Witwaspreventie Samenwerking tussen verzekeraars en verzekeringsbemiddelaars. Versie 5 februari 2013

FiMiS 1. AML_INAS - AML Survey for Insurance Intermediaries - 31/12/ Open / Error. 1. Tussenpersoon

*** 1/5. Ondernemingsnummer

Cliquez pour modifier les styles du texte du masque. Deuxième niveau Troisième niveau Quatrième niveau. Cinquième niveau

I. METHODOLOGIE. 1. Algemene presentatie van de vragenlijst. De verkorte vragenlijst is onderverdeeld in twee hoofdstukken.

NBB_2017_15 Page 1 of 15

FiMiS 1. AML_CIS - AML for Self Managed CIS - 31/12/ Open / Initial. 1. Onderneming

NIET-NOMINATIEVE VERSIE BESLISSING VAN DE SANCTIECOMMISSIE VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE VAN 21 JANUARI 2015 IN DE ZAAK X

BESLISSING D.D. 12 FEBRUARI 2010 INZAKE EEN ONDERZOEK TEN LASTE VAN KREDIETINSTELLING X

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE AIR FRANCE, KLM EN BEOBANK HEBBEN INGESTEMD

Recente ontwikkelingen op het vlak van witwaspreventie

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE ABN AMRO BANK NV HEEFT INGESTEMD

FiMiS 1. AML_LE - AML Survey for lenders - 31/12/ Open / Error. 1. Kredietgever

NIET-NOMINATIEVE VERSIE NA AFLOOP VAN DE TERMIJN VAN NOMINATIEVE BEKENDMAKING VAN ÉÉN JAAR

No.W /III 's-gravenhage, 19 juli 2007

POLITIEK PROMINENTE PERSONEN Trends en aanwijzingen

* * * * * * Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid:

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE GROENKRACHT CVBA IN VEREFFENING HEEFT INGESTEMD

* * * *** Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid:

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

DE TYPOLOGIEËN VAN HET WITWASSEN VAN GELD EN VAN DE FINANCIERING VAN TERRORISME. Nathalie Laukens Criminologe CFI-CTIF IBR -17 oktober2008

BESLISSING VAN DE SANCTIECOMMISSIE VAN DE NATIONALE BANK VAN BELGIE VAN 28 MEI 2018 IN DE ZAAK

Bijlage 1 bij de circulaire NBB_2016_43

Toelichting bij de verplichtingen van de vastgoedmakelaar in het kader van de antiwitwaswetgeving BIV

Instelling. Onderwerp. Datum

Identificatieformulier van uw uiteindelijke begunstigden Formulier voor Belgische vzw s

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Circulaire. Toepassingsveld. Samenvatting/Doelstelling. Brussel, 18 december Recente ontwikkelingen op het vlak van witwaspreventie

Aanvraagformulier openen Rabo Business Account voor een feitelijke vereniging

BESLISSING D.D. 12 FEBRUARI 2010 INZAKE EEN ONDERZOEK TEN LASTE VAN KREDIETINSTELLING A

Gelet op de door de Auditeur verrichte onderzoeksdaden;

de Coöperatieve Rabobank Salland U.A., gevestigd te Deventer, hierna te noemen de Bank.

Hierbij bied ik u aan de beantwoording van bovenvermelde vragen met kenmerk 2018Z18409 van het lid Bruins van de ChristenUnie.

TABEL VAN DE KNIPPERLICHTEN

Betreft: Koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

NIEUWE WET VERPLICHT ADVOCATEN, AC- COUNTANTS EN BELASTINGADVISEURS TOT CLIËNTENONDERZOEK

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE MEVROUW CORNELIA COK, DE HEER ERWIN COK, SUMMA NV

Rol van de CFI, samenwerking en doelstellingen

Aanvraagformulier openen Rabo Business Account voor vennootschappen of VZW

(5) Dit gemeenschappelijk reglement behandelt in het bijzonder:

hierna elk afzonderlijk "de Autoriteit" en gezamenlijk "de Autoriteiten" genoemd,

1 Retail Estates / GVV Formulier voor de uitoefening van het recht van uittreding Vertrouwelijk

Mededeling FSMA 2019_11 dd. 28/05/2019

VOORKOMING VAN HET WITWASSEN VAN GELD EN DE FINANCIERING VAN TERRORISME INTERNE ORGANISATIE

(Voor de EER relevante tekst)

AAN TE VULLEN IN HOOFDLETTERS. Naam en voornaam:, Woonplaats: Telefoonnummer (GSM):

COMMISSION DELEGATED REGULATION (EU) No /.. of

De nieuwe WID / MOT wet ter bestrijding van witwassen en financieren van terrorisme

Brussel, 6 december Geachte heer Geachte Mevrouw

Verklaring betreffende de identiteit van de uiteindelijke begunstigde(n) van een vennootschap of vereniging

POLITIEK PROMINENTE PERSONEN Trends en aanwijzingen

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE DE IBP VELDKANT, IN VEREFFENING, HEEFT INGESTEMD

Bijlage 1 bij de circulaire NBB_2016_42

QRF Comm. VA Openbare vastgoedbevak naar Belgisch recht Leopold de Waelplaats 8/ Antwerpen BTW BE (RPR Antwerpen)

AANGIFTE VAN BEROEPSZIEKTEN. Verklarende nota

FORMULIER 29 augustus 2014 vóór opening van de markten Onder embargo tot 08u00

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [IC /11538]

AML_IFP - AML Survey for Independant Financial Planners - 31/12/ Open / Initial

AML_EXC - AML Survey for Exchange Offices - 31/12/ Open / Initial

Het recht van uittreding kan slechts worden uitgeoefend voor zover het om aandelen gaat waarmee de aandeelhouder tegen het voorstel van

Bezorg uw Belgische diamantleverancier daarom de benodigde documenten, inclusief het ingevulde onderstaande formulier :

Instelling. Onderwerp. Datum

Circulaire. Structuur

Self-certification document voor verzekeringsnemers die rechtspersonen zijn voor producttype IPT

1 HIB/SIR Formulier voor de uitoefening van het recht van uittreding Finale versie Vertrouwelijk HOME INVEST BELGIUM

BESLISSING D.D. 28 APRIL 2010 INZAKE EEN ONDERZOEK TEN LASTE VAN HET WISSELKANTOOR X

AAN TE VULLEN IN HOOFDLETTERS. Naam en voornaam:, Woonplaats: Telefoonnummer (GSM): Benaming: Zetel:

INTERVEST OFFICES & WAREHOUSES NV

De implementatie van het UBO-register

Beheerders van cash-recycling-machines dienen voorts te voldoen aan alle in nationale vervalsings- en witwaswetgeving vastgelegde verplichtingen.

MEDEDELING. 22 juni Deze mededeling vervangt de voorgaande mededeling van 16 februari 2012.

Privacybeleid JDSF Accountancy & Tax bvba

COMPLIANCE RICHTLIJNEN

Overwegende dat deze norm is gebaseerd op het gemeenschappelijk reglement tot stand gekomen in overleg met de drie Instituten;

Auteur. Onderwerp. Datum

FiMiS 1. AML_REV - AML_REV - 31/12/ Open / Error. Sectie 1. Algemene informatie

16 februari Deze mededeling vervangt de voorgaande mededeling van 28 oktober 2011.

AML_CRF - AML Survey for Platform of Crowdfunding - 31/12/ Open / Initial

In België geldt er voortaan een nieuwe beroepsnorm Wat en waarom? Frequently Asked Questions

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER BERAADSLAGING Nr 02 / 2004 van 15 maart 2004

21juni2013. Deze mededeling vervangt de voorgaande mededeling van 22 februari 2013.

De zetel van de verantwoordelijke is gelegen te Torhout, Ieperleestraat 1 met als ondernemingsnummer

Wet van 2 oktober 2017 vergunning voor het exploiteren van een onderneming voor camerasystemen.

Belastingdienst/Bureau Toezicht Wwft. Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Handleiding voor Verkopers van goederen

Identiteit van de uiteindelijk begunstigden van een vennootschap

LEASINVEST REAL ESTATE

Het opstellen van een register voor uiteindelijke begunstigden: waar staat België?

1. Verantwoordelijke voor de verwerking van de persoonsgegevens.

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

De strijd tegen witwassen (AML) en terrorismefinanciering (CFT): algemene module en specifieke toepassingen - e-learning

MINNELIJKE SCHIKKING GEFORMULEERD DOOR DE AUDITEUR VAN DE FSMA EN WAARMEE FEBELCO CVBA HEEFT INGESTEMD

ABLYNX NV. (de Vennootschap of Ablynx )

INDICATORENLIJST BEHORENDE BIJ DE Wet ter Voorkoming van Witwassen en financieren van terrorisme (Wwft)

De zetel van de verantwoordelijke is gelegen te Wingene, Oude Bruggestraat 99 a, met als het ondernemingsnummer

Vandaar dat in huidig reglement tevens aandacht besteed wordt aan: Interne organisatie van de beroepsbeoefenaars.

INLEIDING. Interne organisatie van de beroepsbeoefenaars.

TC/95/86. Gelet op de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid;

Transcriptie:

Exemplaar ter publicatie Minnelijke schikking voorgesteld door het directiecomité van de NBB en aanvaard door BANK X Deze minnelijke schikking, getroffen met inachtname van het verslag van de auditeur d.d. 18 augustus 2016, werd door het Directiecomité van de Nationale Bank van België voorgesteld aan BANK X op 30 augustus 2016, en werd door laatstgenoemde aanvaard op 16 september 2016. Gelet op de artikelen 36/9 en 36/10 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut (hierna "de wet van 22 februari 1998" genoemd) van de Nationale Bank van België (hierna de "NBB" genoemd); Gelet op de beslissing van het directiecomité van de NBB van 29 april 2014, met toepassing van artikel 36/9, 1, eerste lid van de wet van 22 februari 1998, om de auditeur te gelasten met een onderzoek ten laste en ten gunste van ernstige aanwijzingen vastgesteld in hoofde van BANK X van miskenning van de bepalingen van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (hierna, de wet van 11 januari 1993 ) naar aanleiding van bepaalde bancaire verrichtingen uitgevoerd door één van haar cliënten; Gelet op de door de auditeur verrichte onderzoeksdaden; Gelet op het feit dat BANK X de mogelijkheid heeft gehad om, conform artikel 36/9, 2 van de wet van 22 februari 1998, haar opmerkingen te formuleren op de voorlopige feitelijke vaststellingen van de auditeur die haar per brief van 10 juni 2016 werden meegedeeld; Gelet op de inhoud van de opmerkingen die BANK X op 18 juli 2016 aan de auditeur heeft overgemaakt; Gelet op het verslag van de auditeur d.d. 18 augustus 2016 dat werd overgemaakt aan het directiecomité; Gelet op het artikel 36/10, 3 van de wet van 22 februari 1998 dat toelaat aan het directiecomité een voorstel tot minnelijke schikking te doen en, indien zijn voorstel wordt aanvaard, dit op nietnominatieve wijze te publiceren op de website van de NBB; Gelet op het feit dat het definitieve verslag van de auditeur samen met het voorstel tot minnelijke schikking aan BANK X werd overgemaakt. Gelet op artikel 12, 3, lid 6, 1 van de wet van 11 januari 1993 op grond waarvan kredietinstellingen passende en geschikte procedures in werking moeten stellen om uit te maken of een cliënt een politiek prominent persoon is (hierna PEP ) en dit om, naargelang de risicogevoeligheid, verscherpte klantenonderzoeksmaatregelen toe te passen in situaties die omwille van hun aard een hoger risico op witwassen van geld of financiering van terrorisme kunnen inhouden; 1/7

Gelet op artikel 44, lid 3 van de wet van 11 januari 1993 op grond waarvan kredietinstellingen over een overgangstermijn van één jaar na de inwerkingtreding van de wetswijziging van 18 januari 2010 beschikten, m.n. tot en met 4 februari 2011, om passende en geëigende maatregelen te nemen in functie van het risico om onder hun op 5 februari 2010 bestaande cliënten de politiek prominente personen te identificeren en op hen de specifieke maatregelen bedoeld in artikel 12, 3, lid 6 van de wet van 11 januari 1993 toe te passen; Gelet op artikel 30 van het Reglement van de CBFA van 23 februari 2010 betreffende de voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (hierna, het Reglement van 23 februari 2010 ) op grond waarvan kredietinstellingen verplicht zijn om, binnen een termijn bepaald in functie van het risico, over te gaan tot de verificatie en, in voorkomend geval, de actualisering van de gegevens die deel uitmaken van de risicoprofiel van de cliënten waarmee zij een zakenrelatie hebben, wanneer ze over aanwijzingen beschikken dat deze gegevens niet langer actueel zijn en dit teneinde hun bestendige waakzaamheidsplicht na te leven; Gelet op de artikelen 12, 3, lid, 6, 4 en 14, 1 en 2 van de wet van 11 januari 1993 op grond waarvan kredietinstellingen een verscherpte waakzaamheidsplicht aan de dag moeten leggen ten aanzien van hun zakelijke relaties met PEPs alsook een aandachtig onderzoek moeten verzekeren van de door PEPs uitgevoerde verrichtingen en, in voorkomend geval, van de oorsprong van de fondsen in het licht van de kennis die zij hebben van hun cliënt en diens profiel, én met bijzondere aandacht de verrichtingen moeten onderzoeken die ze, uit de aard van de verrichtingen of door hun ongebruikelijke karakter gelet op onder meer de activiteiten van de cliënt, de begeleidende omstandigheden van de verrichtingen of de hoedanigheid van de betrokken persoon, bijzonder vatbaar achten voor het witwassen van geld of de financiering van terrorisme en over dit onderzoek een schriftelijk verslag moeten opstellen; Gelet op de artikelen 31, lid 2 en 32 van het Reglement van 23 februari 2010 op grond waarvan de waakzaamheid die kredietinstellingen aan de dag moeten leggen ten aanzien van de verrichtingen van haar cliënten tot uiting moet komen op twee niveaus, te weten het eerste- en tweedelijnstoezicht. Op basis van deze bepalingen moeten kredietinstellingen een passend eerstelijnstoezicht organiseren, d.w.z. een toezicht door de aangestelden van de kredietinstellingen die rechtstreeks in contact staan met de cliënten, waarbij deze aangestelden op basis van door de kredietinstellingen ter beschikking gestelde passende criteria atypische verrichtingen opsporen, hieraan specifieke aandacht besteden en hierover een schriftelijk verslag opstellen dat ze aan de anti-witwasverantwoordelijke van de instelling overleggen; kredietinstellingen moeten dit eerstelijnstoezicht aanvullen met een tweedelijnstoezicht, dat gebruik maakt van een geautomatiseerd toezichtssysteem dat aan bepaalde specifieke vereisten moet beantwoorden en dat over de opgespoorde atypische verrichtingen schriftelijke verslagen moet afleveren die aan de anti-witwasverantwoordelijke worden overgelegd; Gelet op de artikelen 23 en 24 van de wet van 11 januari 1993 op grond waarvan kredietinstellingen, wanneer ze weten of vermoeden dat een uit te voeren verrichting verband houdt met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme, dit ter kennis moeten brengen van de CFI vooraleer de verrichting uit te voeren of, voor zover een melding vóór de uitvoering van de verrichting niet mogelijk is, onmiddellijk na de uitvoering van de verrichting; Overwegende dat het onderzoek ten gunste en ten laste tot de volgende vaststellingen heeft geleid: 1. De onderzochte feiten houden verband met verrichtingen die tijdens de periode van 1 januari 2010 en 15 november 2013 werden uitgevoerd op de bij BANK X door de heer A aangehouden zicht- en spaarrekeningen. Meer bepaald werden in de genoemde periode op deze rekeningen regelmatig stortingen in cash verricht, in totaal voor een bedrag van 139.290. Daarnaast gebeurden in dezelfde periode nog een aantal creditverrichtingen op de rekeningen van de heer A. Meer precies ging het om zes inkomende internationale overschrijvingen vanop een rekening van de vennootschap Z uit de Seychellen aangehouden bij de Bank Y in Mauritius voor een totaalbedrag 2/7

van USD 350.000 (bij deze verrichtingen waren vermeldingen opgenomen als consultancy fee for preparation of development and natural resource management in [land B] ) en twee inkomende overschrijvingen via Western Union Retail Services Belgium SA voor een totaal bedrag van 29.938,08 (met daarbij de respectieve vermeldingen paiement d un montant de 15.243,44 au nom de monsieur A en 20000 USD 15/07/2013 ). Cliëntacceptatiebeleid en identificatie als politiek prominent persoon: 2. De heer A, onderdaan van land B, was op 27 juli 2004, het ogenblik van de aanvang van de zakenrelatie met BANK X, lid van het Parlement van land B. Hij bleef nog parlementslid tot maart 2007, waarna hij van oktober 2008 tot mei 2011 minister was. Nadien, van mei 2011 tot oktober 2012, was hij opnieuw parlementslid. Vanaf oktober 2012 was hij opnieuw minister en dit tot mei 2015. Hij had zijn domicilië in land B gedurende de hele beschreven periode (juli 2004 mei 2015). Bij de acceptatie van de heer A als cliënt in 2004 kende BANK X hem een standaardrisico toe. Dit profiel bleef behouden tot 24 mei 2014, wanneer het werd gewijzigd in very high naar aanleiding van een geautomatiseerde risicoprofielbepaling. Gedurende voornoemde periode diende de heer A bijgevolg onafgebroken te worden beschouwd als een politiek prominent persoon (PEP) die in het buitenland woont, dit overeenkomstig artikel 12, 3, lid 1, 1 van de wet van 11 januari 1993. Hij bekleedde in deze periode immers een prominente publieke functie in de zin van artikel 12, 3, lid 2, 1 en 2 van de wet van 11 januari 1993, namelijk de functie van parlementslid (juli 2004 - maart 2007 en mei 2011 - oktober 2012) en die van minister (oktober 2008 - mei 2011 en oktober 2012 - mei 2015). BANK X heeft de heer A in haar systemen evenwel pas op 30 oktober 2013 aangemerkt als een PEP. De overeenstemmende verhoging van het risicoprofiel liet nog langer op zich wachten, namelijk tot 24 mei 2014. Het feit dat de heer A gedurende jaren niet als PEP was aangemerkt in de systemen van BANK X is opvallend, aangezien de kredietinstelling op meerdere ogenblikken na de aanvang van de zakenrelatie concreet de gelegenheid heeft gehad om deze PEP-status te detecteren en de heer A als zodanig aan te merken in haar administratieve systemen: - op 19 oktober 2007 zette BANK X haar volledige cliëntenbestand af tegen WorldCheck. Ondanks het feit dat de heer A op dat ogenblik in WorldCheck al stond aangemerkt als een PEP, heeft BANK X meegedeeld dat deze oefening niets opleverde; - na het onderhoud van de eerstelijnsmedewerker van BANK X met de heer A op 5 december 2011 werden meerdere e-mails verstuurd tussen deze eerstelijnsmedewerker en de centrale AML Unit van BANK X. In deze correspondentie wordt duidelijk melding gemaakt van de PEPstatus van de heer A. Zo vermeldt de eerstelijnsmedewerker in zijn e-mail van 13 december 2011 de politieke functies van de heer A. In haar antwoord van 16 december 2011 wijst de centrale AML Unit uitdrukkelijk op de PEP-status van de heer A als één van de elementen die meebrengen dat hij een verhoogd AML-risico vertegenwoordigt. Desondanks is BANK X naar aanleiding van deze correspondentie en de feitelijke aanduiding van de heer A als een PEP niet overgegaan tot een kwalificering van de heer A als PEP in haar administratieve systemen; - op 5 februari 2010 trad de wet van 18 januari 2010 in werking, als gevolg waarvan dekredietinstellingen tot en met 4 februari 2011 de tijd hadden om onder hun op 5 februari 2010 bestaande cliënten de politiek prominente personen te identificeren. Uit de informatie die BANK X in dit dossier heeft overgemaakt, blijkt dat de kredietinstelling hiertoe geen afzonderlijke oefening of een specifiek project heeft opgezet, maar de detectie van PEPs onder haar bestaande cliënten heeft opgenomen in de uitoefening van haar waakzaamheidsplicht. Feit is dat BANK X in deze overgangsperiode de heer A niet heeft gedetecteerd als PEP en hem niet als dusdanig in haar systemen heeft aangemerkt. 3/7

Bovendien heeft de detectie van de heer A als PEP en zijn registratie als dusdanig in de systemen van BANK X op 30 oktober 2013 niet meteen meegebracht dat de heer A in een verhoogde risicocategorie werd ondergebracht. Zoals hoger aangegeven, gebeurde dat laatste pas op 24 mei 2014. 3. Uit het voorgaande moet worden geconcludeerd dat BANK X naar aanleiding van de inwerkingtreding van de wetswijziging van 18 januari 2010 niet het nodige heeft gedaan voor de invoering van passende en geschikte procedures in functie van het risico om uit te maken of een cliënt of zijn uiteindelijke begunstigde een politiek prominent persoon is. Dat laatste is nochtans vereist om naargelang de risicogevoeligheid, verscherpte klantenonderzoeksmaatregelen toe te passen in situaties die omwille van hun aard een hoger risico op witwassen van geld of financiering van terrorisme kunnen inhouden, zoals bij zakenrelaties met PEPs. Kredietinstellingen beschikten over een overgangstermijn van één jaar na de inwerkingtreding van de wetswijziging van 18 januari 2010, m.n. tot en met 4 februari 2011, om passende en geëigende maatregelen te nemen in functie van het risico om onder hun op 5 februari 2010 bestaande cliënten de politiek prominente personen te identificeren en op hen de specifieke maatregelen bedoeld in artikel 12, 3, lid 6 van de wet van 11 januari 1993 toe te passen. BANK X heeft geen concreet project opgezet om tegemoet te komen aan haar verplichtingen in het kader van deze overgangsregeling, maar heeft de uitvoering van haar verplichtingen op dit punt opgenomen in de uitvoering van haar waakzaamheidsplicht. Dit heeft er evenwel niet toe geleid dat BANK X tegen 4 februari 2011 de heer A in haar systemen als PEP had geïdentificeerd. Het feit dat de verplichting om te bepalen of een cliënt tot één van de in artikel 12, 3, eerste lid, van de wet van 11 januari 1993 opgesomde categorieën behoort, een inspanningsverbintenis en geen resultaatsverbintenis inhoudt, doet hieraan geen afbreuk. BANK X is niet aan deze inspanningsverbintenis tegemoet gekomen gelet op de volgende elementen: - uit de door BANK X overgemaakte informatie blijkt niet dat de bank na 19 oktober 2007 nog een check heeft gedaan om na te gaan of de heer A als PEP kwalificeerde; - BANK X heeft in 2010, bij de inwerkingtreding van de wetswijziging van 18 januari 2010, geen specifieke procedure ingevoerd of een specifiek project opgezet om onder haar bestaande cliënteel de PEPs te detecteren; - ten laatste op het einde van 2011 was bij de eerste- en tweedelijnsmedewerkers van BANK X informatie beschikbaar die erop wees dat de heer A als een PEP diende te worden beschouwd. Op basis van deze informatie werd geen enkele actie ondernomen om de heer A formeel als PEP aan te merken. Verhoogde waakzaamheidsplicht ten aanzien van zakelijke relaties met politieke prominenten personen: 4. In verband met de herziening van het risicoprofiel blijkt uit het onderzoek dat BANK X tijdens de onderzochte periode bewust was van de hoedanigheid van PEP van de heer A en over een aantal aanwijzingen beschikte dat de heer A een verhoogd risico vertegenwoordigde, alsook dat bepaalde medewerkers van BANK X dit onderkenden. Zo vond in de periode december 2011 januari 2012, naar aanleiding van een bezoek van de heer A aan het agentschap van BANK X, e-mailcorrespondentie plaats tussen de eerste lijn en de centrale AML Unit, waarin dit verhoogde risico werd besproken. Deze aanwijzingen en kennis hebben tijdens de onderzochte periode nochtans niet geleid tot een herziening van het (standaard) risicoprofiel van de heer A. Bijgevolg moet worden vastgesteld dat BANK X niet is overgegaan tot de actualisering van het risicoprofiel van de heer A wanneer zij over aanwijzingen beschikte dat dit profiel niet langer actueel was. 5. Verder blijkt dat vanaf december 2011 bij het eerstelijnstoezicht van BANK X, mede op aangeven van de centrale AML Unit van BANK X, duidelijkheid bestond over het verhoogde risico dat de heer A op AML-vlak vertegenwoordigde. Dit heeft de eerstelijnsmedewerker er weliswaar toe 4/7

aangezet om bij de heer A documenten op te vragen die de herkomst van de fondsen kon staven, maar de eerstelijnsmedewerker heeft finaal niets ondernomen wanneer hij de opgevraagde documenten ontving. Nochtans hadden deze documenten bepaalde vragen moeten doen rijzen bij de eerstelijnsmedewerker aangaande de economische grondslag en legitimiteit van de verrichtingen, en dit om volgende redenen: - de cash-stortingen waarmee de rekeningen van de heer A werden gecrediteerd, waren talrijk en betroffen aanzienlijke bedragen; - de cashverrichtingen gebeurden op de rekeningen van de heer A, een PEP afkomstig uit land B, een land dat in de onderzochte periode binnen BANK X als een high risk land werd aangemerkt; - ten tijde van de cash-stortingen was er geen duidelijke economische verklaring voor deze verrichtingen; - de documenten die de heer A overmaakte ter staving van de herkomst van de gelden, toonden de legitieme oorsprong van de gelden niet onomstotelijk aan: i. het geïnstalleerde systeem waarbij petroleummaatschappijen bonussen betalen aan een interministeriële commissie en aan individuele ministers bij het afsluiten van overeenkomsten, diende op zijn minst de vraag te doen rijzen naar de mogelijkheid van corruptie. ii. de consultancy-overeenkomst met de vennootschap Z die gevestigd is in de Seychellen, heeft betrekking op een ontginning in land B. Dit diende de vraag te doen rijzen of deze constructie beantwoordde aan een economische realiteit en of het hier niet ging om een constructie met een schermvennootschap uit een offshore-gebied waarvan de bankrekening (bij een bank in Mauritius, eveneens een offshore) werd gebruikt als doorsluisrekening. Bovendien werden op basis van de consultancy-overeenkomst grote bedragen betaald aan de heer A voor consultancy-diensten die niet erg duidelijk werden omschreven in de overeenkomst. Tot slot had de eerstelijnsmedewerker zich moeten afvragen of deze consultancy-overeenkomst niet louter diende om tegemoet te komen aan zijn vraag van einde 2011 om de rekeningen van de heer A enkel te crediteren per overschrijving en niet per cash-storting. 6. De eerstelijnsmedewerkers van BANK X hebben een onvoldoende kritische houding aangenomen ten aanzien van de inhoud van de documenten die de heer A hem overmaakte en die de verrichtingen op de rekeningen van die laatste bij BANK X dienden te staven. De inhoud van deze documenten dienden bij de eerstelijnsmedewerker vragen te doen rijzen naar de legitimiteit van de herkomst van de bedragen waarmee de rekeningen van de heer A werden gecrediteerd en hem aan te zetten om verdere actie te ondernemen. Uit het dossier blijkt evenwel niet dat de eerstelijnsmedewerker ten aanzien van de AML Unit van BANK X een melding heeft gedaan van de verrichtingen op de rekeningen van de heer A, die een atypisch karakter hadden dat niet werd weerlegd door de inhoud van de stavingsdocumenten die de heer A overmaakte. Het eerstelijnstoezicht van BANK X heeft bijgevolg onvoldoende gefunctioneerd. 7. Wat het tweedelijnstoezicht betreft, blijkt uit het gevoerde onderzoek dat de hoger besproken cashverrichtingen en internationale stortingen op de rekeningen van de heer A bij BANK X in de onderzochte periode negen alerts hebben gegenereerd in het geautomatiseerde monitoringsysteem, het geautomatiseerde monitoringsysteem van de BANK X. Deze alerts werden evenwel niet onderzocht door de tweedelijnsmedewerkers van BANK X op het ogenblik waarop zij werden aangemaakt in het geautomatiseerde monitoringsysteem. Zij werden pas een eerste keer geanalyseerd als onderdeel van het compliance-onderzoek dat BANK X van einde oktober 2013 tot midden november 2013 voerde naar aanleiding van de blokkering van de zichtrekening van de heer A op instructie van het Parket te Luik. Deze analyse betrof bovendien niet alle negen alerts in het geautomatiseerde monitoringsysteem, maar enkel de vier alerts die dateerden van na 5/7

1 september 2012, aangezien het onderzoek in de tijd slechts terug ging tot die datum wegens de door BANK X gehanteerde procedures bij compliance-onderzoek. VERTROUWELIJK Door de hiervoor bedoelde alerts niet te onderzoeken op het ogenblik van hun aanmaak in het geautomatiseerde monitoringsysteem, handelde BANK X niet in overeenstemming met haar eigen interne procedurevoorschriften inzake de prioritisering in de behandeling van alerts in het geautomatiseerde monitoringsysteem. Die voorschriften waren in de onderzochte periode opgenomen in de tweedelijnsprocedure van de bank en maakten een onderscheid tussen alerts in functie van een aantal risicocriteria zoals het risicoprofiel van het land van de betreffende cliënt, het risico verbonden aan het land vanwaar een inkomende internationale overschrijving wordt uitgevoerd, enz. BANK X is pas overgegaan tot een analyse van deze alerts als onderdeel van het compliance-onderzoek dat liep van einde oktober 2013 tot midden november 2013, en dan nog slechts van een deel van deze alerts. Verder is er het feit dat de centrale AML-unit van BANK X ten laatste in december 2011 duidelijk op de hoogte was van het verhoogde risico dat de heer A op AML-vlak vertegenwoordigde, zoals blijkt uit de e-mailcorrespondentie die op dat ogenblik werd gevoerd tussen de eerstelijnsmedewerker en de centrale AML Unit van BANK X en waarin duidelijk op een aantal risicofactoren werd gewezen. Desondanks heeft de centrale AML Unit geen initiatieven genomen om de alerts die nadien in het geautomatiseerde monitoringsysteem werden aangemaakt naar aanleiding van de verrichtingen op de rekeningen van de heer A, op het ogenblik van hun aanmaak in het geautomatiseerde monitoringsysteem te onderzoeken. Uit het voorgaande moet worden vastgesteld dat het tweedelijnstoezicht van BANK X onvoldoende heeft gefunctioneerd. Meldingsplicht aan de CFI: 8. BANK X deed op 15 november 2013 een melding aan de CFI, dit naar aanleiding van het onderzoek dat BANK X in de weken voordien had gevoerd. Op dat ogenblik hadden al meer dan drie jaar cash-stortingen en internationale inkomende betalingen vanwege de vennootschap Z plaatsgevonden op de rekeningen van de heer A. Zoals hoger aangegeven( zie randnr. 5), dienden deze verrichtingen als atypisch te worden beschouwd. Bovendien waren op het ogenblik van de melding aan de CFI bijna twee jaar verlopen sinds de e-mailcorrespondentie tussen de eerstelijnsmedewerker en de centrale AML-unit van BANK X waarin werd gewezen op het verhoogde AML-risico dat de heer A vertegenwoordigde. Ook was op dat ogenblik al meer dan één jaar verlopen sinds het ogenblik waarop de heer A de laatste stavingsdocumenten overmaakte aan de eerstelijnsmedewerker. Bijgevolg is de melding van BANK X aan de CFI niet tijdig gebeurd. Gelet op de verklaringen van BANK X die in de loop van het onderzoek zijn opgetekend en die de beschreven feitelijke elementen bevestigen; Overwegende dat BANK X haar volle medewerking heeft verleend aan het verloop van het onderzoek en de hierboven beschreven feitelijke elementen heeft erkend; Overwegende dat een minnelijke schikking een snelle en definitieve regeling toelaat van de procedure ingesteld tegen BANK X; Overwegende dat het bedrag van de minnelijke schikking in verhouding moet staan tot de aard van de feiten; Om deze redenen, stelt het Directiecomité van de NBB aan BANK X als minnelijke schikking in de zin van het art. 36/10, 3 van de wet van 22 februari 1998 de betaling voor van de som van 250.000; 6/7

Overeenkomstig art. 36/10, 3 van de wet van 22 februari 1998 wordt de minnelijke schikking op niet-nominatieve wijze gepubliceerd op de website van de NBB en worden de bedragen betaald in het kader van deze minnelijke schikking ten voordele van de Schatkist geïnd door de Algemene Administratie van de inning en invordering van de FOD Financiën. 7/7