voorstel aan de raad Opgesteld door Werk en Inkomen Kenmerk 14.043180 Vergadering Gemeenteraad Vergaderdatum 2 oktober 2014 Jaargang en nummer 2014 69 Geheim Nee Uitwerkingsnota Werken aan Werk (Participatie & Inkomen) Het college van burgemeester en wethouders stelt de raad voor het volgende te besluiten: 1 De uitwerkingsnota Werken aan Werk vast te stellen, inclusief de uitgangspunten voor het Revolverend Fonds, de inzet van dienstverlening en instrumenten, de voorwaarden voor inzet van loonkostensubsidie, werken met behoud van uitkering, beschut werk en participatiepremies, de invulling van dienstverlening aan niet uitkeringsgerechtigden en nieuwe doelgroepen, de intentionele verdeling van middelen binnen het ondersteuningsmodel, de voorrangregels bij het bieden van ondersteuning aan klanten. Burgemeester en wethouders van Utrecht, De secretaris, De burgemeester, Drs. M.R. Schurink Mr. J.H.C. van Zanen Conclusie commissie - De wethouder gaat de commissie jaarlijks informeren over de opbrengst van de diverse te hanteren instrumenten (o.a. intake groepsgesprekken en werktraining) - De wethouder zal de commissie op de hoogte stellen van de stand van zaken t.a.v. het Regionaal Werkbedrijf en de rol van de vakbond daarin. - De wethouder zegt toe de besteding van gelden voor het stimuleringsfonds te betrekken bij de LEF-gelden. - De wethouder zal de commissie informeren over de invulling van ESF-gelden. - De wethouder zal voor raadsbehandeling een financiële toelichting verstrekken en daarbij o.a. inzicht verstrekken in de rijksbijdrage en de gemeentelijke bijdrage. - De wethouder zal de commissie voor de raadsbehandeling het door de GL-fractie gevraagde convenant toesturen. - De wethouder verstrekt de commissie nog voor de raadsbehandeling aanvullende informatie m.b.t. de Nuggers (niet-uitkeringsgerechtigden). Terug in de raad: Terug in de raad komt o.a. de beperking van de tijdelijkheid van werken zonder loon, het decentralisatiefonds, vrijwilligerswerk, de werktraining, de rechten rondom 'geven en nemen', de gerichtheid op de eigen regie, de mate van belonen van beschut werken. Status: B
Bijlages Voorstel: Voorstel_1388 Bijlage: Uitwerkingsnota Werken aan Werk (5-jul def) Bijlage: Bijlagen Uitwerkingsnota Werken aan Werk (5-jul def) Bijlage: Raadsbrief toezeggingen Uitwerkingsnota Werken aan Werk Bijlage: Financiële toelichting uitwerkingsnota Werken aan Werk Bijlage: rvs getekend raadsbesluit nr 69 Eerdere besluitvorming De kadernota Participatie en Inkomen is op 6 maart 2014 unaniem aangenomen door de gemeenteraad. Uitvoering
Raadsbesluit Opgesteld door Werk en Inkomen Kenmerk 14.043180 Vergadering Gemeenteraad Vergaderdatum 2 oktober 2014 Jaargang en nummer 2014 69 Uitwerkingsnota Werken aan Werk (Participatie & Inkomen) Besluit 1 De uitwerkingsnota Werken aan Werk vast te stellen, inclusief de uitgangspunten voor het Revolverend Fonds, de inzet van dienstverlening en instrumenten, de voorwaarden voor inzet van loonkostensubsidie, werken met behoud van uitkering, beschut werk en participatiepremies, de invulling van dienstverlening aan niet uitkeringsgerechtigden en nieuwe doelgroepen, de intentionele verdeling van middelen binnen het ondersteuningsmodel, de voorrangregels bij het bieden van ondersteuning aan klanten. Aldus besloten in de vergadering van de raad, gehouden op 2 oktober 2014, De griffier, De burgemeester, Drs. A.A.H. Smits Mr. J.H.C. van Zanen
Context Vanaf 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht. Deze wet bundelt voor een groot gedeelte de bijstandsregelingen van de wet sociale werkvoorziening (WSW), wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong) en de wet werk en bijstand (WWB). Door het dichtzetten, respectievelijk aanscherpen van de WSW en Wajong groeit de groep klanten waar de gemeente verantwoordelijk voor is tussen 2015 en 2020. Daarbij wordt de doelgroep ook complexer: het is lastig om deze klanten aan het werk te helpen omdat zij een arbeidsbeperking hebben. De opgave wordt nog eens versterkt door de forse bezuinigingen. Kortom, we moeten meer mensen aan het werk helpen met minder geld. In de kadernota Participatie en Inkomen, die op 6 maart unaniem door de raad werd aangenomen, zijn de nieuwe kaders geschetst op het terrein van arbeidsmarkt, werkgelegenheid, inkomen en onderwijs. Arbeidsmarktvraagstukken worden daarbij geplaatst in de bredere context van het versterken van (regionale) werkgelegenheid. De gemeenteraad en het college kozen met de kadernota bewust voor de drieledige veranderstrategie: inzetten op bedrijvigheid, kansen scheppen om mensen (naar vermogen) aan de slag te helpen en het inzetten op betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Zij deden dit met de gedachte dat de drie actielijnen elkaar versterken. Met het coalitieakkoord "Utrecht maken we samen" onderstreepte het nieuwe college ook het belang van meer werkgelegenheid en een integrale en gezamenlijke aanpak van de uitdagingen waar wij als stad voor staan. De uitwerkingsnota Werken aan Werk scherpt de geschetste contouren uit de kadernota verder aan op basis van de ambities uit het coalitieakkoord. Daarnaast geeft de nota een verdere uitwerking van de contouren uit de kadernota op de drie actielijnen. (1) Om bedrijvigheid verder te versterken rollen we de rode loper uit, zodat bedrijven en ondernemers optimaal gefaciliteerd worden. Het versterken van acquisitie, integraal accountmanagement en het stimuleren van (nieuw en sociaal) ondernemerschap spelen daarbij een belangrijke rol. (2) De rode loper is er ook voor mensen die willen werken: we stellen alles in het werk om mensen aan de slag te helpen. Daarvoor komen er nieuwe instrumenten en mogelijkheden, zoals loonkostensubsidie, garantiebanen en plaatsing door uitzendbureaus op basis van business cases. Maar ook succesvolle bestaande instrumenten blijven we inzetten, zoals jobcoaching en Werktraining. Onder andere het revolverend fonds wordt ingezet om deze instrumenten zo effectief mogelijk in te zetten. Voor de actielijn aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt wordt uitgewerkt hoe kwetsbare jongeren zoveel mogelijk worden voorbereid op de arbeidsmarkt. De entreeopleiding en de verschillende acties die gericht zijn op het behalen van een startkwalificatie spelen daarbij een hoofdrol. De uitwerking in de nota vindt plaats op twee niveaus. Een aantal onderdelen uit de uitvoeringsnota moet op 1 januari 2015 wettelijk geregeld zijn. Dat geldt voor het Regionaal Werkbedrijf, voor het inbedden van loonwaarde in de dienstverlening, de dienstverlening aan een nieuwe doelgroep met een beperking en nieuwe vormen van cliëntenparticipatie. Deze onderdelen worden concreet uitgewerkt, in aanloop naar de verordeningen die nodig zijn voor wettelijke implementatie. Nietalle onderdelen uit deze nota gaan wettelijk in per 1 januari: sommige onderdelen zijn vooral ook ambities voor de komende periode. Hier ligt de focus vooral bij wat nieuw is of anders wordt. Waar mogelijk wordt daarbij al zoveel mogelijk aangehaakt op het nieuwe perspectief dat voortvloeit uit het coalitieakkoord. Beslispunt 1 De uitwerkingsnota Werken aan Werk vast te stellen, inclusief de uitgangspunten voor het Revolverend Fonds, de inzet van dienstverlening en instrumenten, de voorwaarden voor inzet van loonkostensubsidie, werken met behoud van uitkering, beschut werk en participatiepremies, de invulling van dienstverlening aan niet uitkeringsgerechtigden en
Argumenten nieuwe doelgroepen, de intentionele verdeling van middelen binnen het ondersteuningsmodel, de voorrangregels bij het bieden van ondersteuning aan klanten. 1.1 De voorgestelde integrale uitwerking draagt bij aan een zo effectief mogelijke uitvoering van de Participatiewet. Door in te zetten op drie lijnen wordt er gelijktijdig geïnvesteerd in het versterken van de werkgelegenheid in de stad, in het aan de slag helpen van zoveel mogelijk mensen en in het voorkomen dat (kwetsbare) jongeren na het onderwijs geen aansluiting vinden op de arbeidsmarkt. Hiermee wordt het beleid voor Economische Zaken, Werk en Inkomen en Onderwijs integraal met elkaar verbonden en kan de Participatiewet zo effectief mogelijk worden uitgevoerd. 1.2 De voorgestelde uitwerking geeft richting voor verdere implementatie en invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015. Deze uitwerking geeft voldoende richting voor de implementatie en voor het opstellen van de verordeningen die nodig zijn om de Participatiewet per 1 januari 2015 te kunnen uitvoeren. Zo is bijvoorbeeld richting nodig voor verdere uitwerking van de reintegratieverordening. 1.3 Met deze uitwerking kan invulling worden gegeven aan de Participatiewet op een manier die aansluit bij de ambities uit het coalitieakkoord op het terrein van Werken aan Werk. Met deze uitwerking worden de ambities uit de kadernota verbonden aan de ambities uit het coalitieakkoord op het terrein van Werken aan Werk. 1.4 De uitgangspunten van het Revolverend Fonds sluiten aan bij de ambities op het brede terrein van Werken aan Werk Door het Revolverend Fonds in te zetten voor het bevorderen van de uitstroom van werkzoekenden naar (betaald) werk, levert het fonds een belangrijke bijdrage aan de ambities op het brede terrein van Werken aan Werk. Daarbij versterkt het revolverend fonds ook het fonds voor het structureel versterken van de werkgelegenheid: het Lokaal Economisch Fonds (LEF) en vice versa. 1.5 Het Revolverend Fonds zorgt ervoor dat meer klanten ondersteuning krijgen en houdt de uitkeringslasten op het Inkomensdeel beheersbaar Door het Revolverend Fonds in te zetten voor het bevorderen van uitstroom van klanten, blijven de uitkeringslasten op het Inkomensdeel beheersbaar en wordt er een minder groot beslag gelegd op het Participatiebudget, zodat die middelen beschikbaar blijven om in te zetten voor klanten met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. 1.6 Middelen uit het Revolverend Fonds worden uitsluitend ingezet voor eenmalige kortdurende interventies en niet voor structurele uitgaven Door het Revolverend fonds alleen in te zetten voor incidentele uitgaven, kunnen verplichtingen altijd binnen een jaar worden afgebouwd. Hierdoor blijven de middelen uit het Revolverend fonds beschikbaar voor het opvangen van tekorten op het Inkomensdeel. 1.7 Middelen uit het LEF en Revolverend Fonds kunnen als co-financiering dienen voor middelen uit Europese fondsen Door de middelen uit het LEF en Revolverend Fonds in te zetten als co-financiering voor middelen uit Europese fondsen, zoals EFRO en ESF, kan de slagkracht verder worden vergroot op het brede terrein van Werken aan Werk. 1.8 We zetten loonkostensubsidie in voor de groep voor wie dit het meest kansrijk en effectief is en houden tegelijkertijd ruimte voor individueel maatwerk. We verwachten dat loonkostensubsidie gaat helpen om klanten met een loonwaarde van 50% tot 80% te plaatsen op betaald werk bij een werkgever. Voor klanten onder de 50% loonwaarde houden we ruimte voor maatwerk, en bekijken we op individuele basis of de
kosten van begeleiding opwegen tegen het voordeel van de inzet van loonkostensubsidie. 1.9 We gaan uit van maatwerk bij het werken met behoud van uitkering. Werken met behoud van uitkering wordt ingezet om mensen tijdelijk een opstap te bieden naar betaald werk. We gaan hierbij uit van maatwerk binnen de wettelijke kaders en kijken naar wat iemand zelf wil en wat een werkgever kan bieden aan begeleiding. 1.10 Beschut werk en arbeidsmatige activering in samenhang organiseren biedt kansen. Door beschut werk in te richten in het verlengde van arbeidsmatige dagactivering en niet te kiezen voor een aparte voorziening, waarbij altijd sprake is van een dienstverband tegen Wettelijk Minimumloon (WML), kunnen we werk op maat creëren voor een grotere groep. Hiermee voorkomen we langdurig extra beslag op het participatiebudget (wat ten koste gaat van andere instrumenten). Bovendien kunnen we zo meer diversiteit in werksoorten bieden, kunnen we makkelijk schakelen als het even wat minder goed gaat met een klant en voorkomen we bureaucratie. 1.11 We zetten participatiepremies zo in dat het loont voor mensen om te werken. We willen dat het altijd loont voor mensen om te werken. Bij de inzetten van participatiepremies voor mensen die werken met behoud van uitkering sluiten we daarbij aan. 1.12 Nieuwe doelgroepen bieden we onze reguliere dienstverlening waar het kan en maatwerk waar nodig. Waar het kan bieden we de nieuwe doelgroepen (voormalige Wajong en WSW doelgroepen) in de Participatiewet zoveel mogelijk dezelfde ondersteuning als iedere andere klant, en waar nodig bieden we maatwerk. 1.13 Alle niet-uitkeringsgerechtigden kunnen rekenen op de gemeentelijke dienstverlening, en voor niet-uitkeringsgerechtigden onder de 27 jaar (voormalige Wajong-doelgroep) zetten we waar nodig ook specifieke instrumenten in. Volgens de wet zijn we verplicht om niet-uitkeringsgerechtigden ondersteuning te bieden wanneer zij daarom vragen. Met het oog op de beperkte middelen, zetten wij alleen onze eigen dienstverlening in als ondersteuning. Voor niet-uitkeringsgerechtigden onder de 27 jaar houden we de mogelijkheid om specifieke instrumenten in te zetten. 1.14 Met de voorgestelde intentionele verdeling worden keuzes gemaakt die noodzakelijk zijn om de beperkte financiële middelen te verdelen over de arrangementen uit het ondersteuningsmodel. Vanwege de toename van het aantal bijstandsgerechtigden en de beperkte beschikbare middelen, zijn keuzes nodig in het verdelen van de middelen over de arrangementen uit het ondersteuningsmodel. 1.15 Met de voogestelde intentionele verdeling streven we naar maximale doorstroom en ontwikkeling. Met de voorgestelde verdeling zetten we beperkte middelen zo in dat de focus op de verschillende arrangementen altijd zoveel mogelijk bijdraagt aan doorstroom en ontwikkeling. 1.16 De voorgestelde intentionele verdeling kan worden aangepast als dat nodig blijkt. De intentionele verdeling is gebaseerd op ramingen van aantallen en kostprijzen. Als de realisatie anders uitpakt of zich risico's voordoen met betrekking tot het participatiebudget kan de verdeling worden aangepast. 1.17 De voorrangsregels maken inzichtelijk op welke klanten de focus komt te liggen. Met de voorgestelde voorrangsregels wordt voor iedereen duidelijk dat we in onze ondersteuning van klanten de focus leggen bij nieuwe instroom, jongeren, gemotiveerde klanten en kansrijke klanten - in alle vier arrangementen.
1.18 Keuzes zijn noodzakelijk. Vanwege de beperkte beschikbare middelen kunnen we lang niet voor iedereen instrumenten inzetten. Daarom zullen we moeten focussen op bepaalde groepen klanten. Door voorrangsregels te benoemen is het voor iedereen inzichtelijk om welke klanten het gaat. 1.19 Klanten hebben zelf invloed om in aanmerking te komen voor ondersteuning. De eigen kracht van mensen staat voorop. Als mensen die eigen kracht willen vergroten zullen we dat altijd ondersteunen. Met de voorrangsregels sluiten we dus niemand uit. Wel maken we inzichtelijk wat er voor nodig is om in aanmerking te komen voor ondersteuning: motivatie. Kanttekeningen 1.1 Hiermee worden ook de uitgangspunten van "Werken moet Lonen" vastgesteld. Deze uitgangspunten richten zich erop dat het lonend moet zijn om aan de slag te gaan (hoofdstuk 3 in de uitvoeringsnota). De uitgangspunten "Werken moet lonen" hangen inhoudelijk sterk samen met armoedevraagstukken. Het beleid omtrent armoede wordt na de zomer in scenario's uitgewerkt. Het vaststellen van de nota betekent dat de uitgangspunten van Werken moet Lonen aanknopingspunten worden voor verdere uitwerking van het principe Werken moet Lonen in de uitwerking van het armoedebeleid. Op die manier sluit Werken moet Lonen ook aan op de ambities omtrent armoede uit het coalitieakkoord. 1.2 Bij tekorten of onvoldoende voordelen op het Inkomensdeel kan het Revolverend fonds niet worden aangevuld. Bij onvoldoende voordelen op het Inkomensdeel kan het Revolverend fonds niet (volledig) worden aangevuld en zal inzet op arrangement 1 weer gefinancierd moeten worden uit het Participatiebudget. Daarbij is het noodzakelijk om opnieuw keuzes te maken in de intentionele verdeling van het Participatiebudget. Bij tekorten op het Inkomensdeel blijft het mogelijk de middelen uit het revolverend fonds in te zetten om deze tekorten op te vangen, omdat er geen structurele kosten uit het fonds worden gedekt en lopende verplichtingen binnen afzienbare tijd kunnen worden afgebouwd. 1.3 Pas in het najaar wordt duidelijk of we beschut werk op de voorgestelde manier kunnen organiseren (in samenhang met arbeidsmatige activering). We zijn gebonden aan de wettelijke bepalingen voor beschut werk. Dit betekent dat pas in het najaar duidelijk wordt in hoeverre we beschut werk en arbeidsmatige activering in samenhang kunnen organiseren - en niet als aparte voorziening waarbij altijd sprake is van een dienstverband tegen het wettelijk minimumloon - en of we dan nog voldoen aan de voorwaarden om de hiervoor bestemde rijksmiddelen te ontvangen. 1.4 Inzet op niet-uitkeringsgerechtigden leidt niet tot besparing op de uitkeringslasten Het bieden van ondersteuning aan niet-uitkeringsgerechtigden, leidt niet tot besparingen op het Inkomensdeel en beperkt de mogelijkheden om ondersteuning te bieden aan bijstandsgerechtigden. In maatschappelijk opzicht levert het wel voordelen op en we voorkomen dat kwetsbare jongeren uit beeld verdwijnen. 1.5 Met de beperkte beschikbare financiele middelen is het niet mogelijk alle bijstandsgerechtigden te ondersteunen richting werk en participatie De beschikbare budgetten voor ondersteuning zijn niet toereikend om voor alle klanten instrumenten in te zetten bij het toeleiden naar werk en participatie. Wel richten we onze dienstverlening zo in dat we zoveel mogelijk mensen een vorm van ondersteuning kunnen blijven bieden. 1.6 Alle klanten ondersteuning bieden is financieel niet haalbaar. Vanwege de beperkte beschikbare middelen kunnen we niet voor iedereen instrumenten inzetten en zijn keuzes noodzakelijk. We sluiten echter niemand uit. Wie gemotiveerd is,
kan blijven rekenen op onze ondersteuning. 1.7 Er zijn klanten die niet direct in aanmerking komen voor ondersteuning vanuit de Participatiewet. Omdat we keuzes moeten maken, zullen we ons moeten focussen op een beperkte groep klanten. Dit kan ertoe leiden dat sommige klanten niet direct in aanmerking zullen komen voor ondersteuning.