Energiemanagement actieplan

Vergelijkbare documenten
Energiemanagement actieplan

Energiemanagement actieplan

Energiemanagement actieplan NEN-ISO Rey beheer ID 3B

Wieringen Prins Hoveniers en Pius Floris Boomverzorging Amsterdam

Energie management actieplan. De Waterwolf dienstverlening buitenruimte BV. Hoofddorp 13 april M. Korbee, Afdeling KAM.

ENERGIEMANAGEMENT ACTIEPLAN. 3 oktober 2013

Energiemanagement actieplan

Energie management actieplan. Abbink Boekelo Wegenbouw B.V. Enschede, 27 maart C. Slotman. Afdeling KAM. Akkoord directie: Datum: Handtekening:

Energiemanagement actieplan

CO 2 Managementplan. Den Breejen. Auteur Martin van Andel Autorisatiedatum Versie 2.0

CO2-prestatieladder niveau 3. Energiemanagement actieplan, onderdeel B.

CO 2 Managementplan. Ruigrok Nederland. Autorisatiedatum: Versie: 1.1. Handtekening autoriserend verantwoordelijke manager:

CO2 managementplan. GWW Houtimport. Auteur: Bianca van den Berg, Margriet de Jong. Versie: 1.0. Handtekening autoriserend verantwoordelijk manager

CO 2 managementplan. Jan Knijnenburg B.V. Auteur: Adviseur MVO Consultants. Versie: 1.0. Handtekening autoriserend verantwoordelijk manager

CO 2 Managementplan. Eti BV. Autorisatiedatum: Versie: 1.0. Handtekening autoriserend verantwoordelijke manager:

Energiemanagement actieplan NEN-ISO Rey beheer ID 3B

CO2 managementplan VAN DER GRIFT EN VALKENBURG ONDERHOUD BV. Auteur: Margriet de Jong. Versie: 1.0. Handtekening autoriserend verantwoordelijk manager

CO 2 Managementplan. Verwaal Transport. Lia Noordergraaf-Verwaal Autorisatiedatum: Versie: 1.0

CO2 managementplan. Max Bögl

Energiemanagement actieplan. Van Schoonhoven Infra BV

Energie management Actieplan

CO 2 managementplan. 1 Inleiding

Energiemanagementsysteem. Van de Kreeke Beheer BV en Habets-van de Kreeke Holding BV

Energiemanagement actieplan. Baggerbedrijf West Friesland

Energie actie- en meetplan 2016

CO 2 Managementplan Energie meetplan 2.C.2 & 3.B.2 & 4.A.2. Jade Beheer B.V. OFN OFS 2C. Autorisatiedatum: Versie: 1.0

CO 2 management plan. Daallin B.V. CO 2 management plan 2.C.2 & 3.B.2 & 4.A.2 1

Energiemanagementsysteem

Energiemanagement actieplan

Energiemanagement Actieplan

Energiemanagement actieplan

Energiemanagement actieplan NEN-ISO Rey beheer ID 5B

Logitech B.V. Auteur: Merel van de Geer Autorisatiedatum: Versie: 1.0. Handtekening autoriserend verantwoordelijke manager:

Energie actie- en meetplan 2015

CO 2 -Prestatieladder

Energiemanagementprogramma HEVO B.V.

CO 2 management plan. INCONTROL Management Consultants B.V. INCONTROL Simulation Software B.V.

Energiemanagement actieplan. Koninklijke Bammens

CO 2 management plan. Conform CO2-prestatieladder 3.0. Datum: 20 september Referentie: Versie: 4.0. Logitech B.V.

Energiemanagement actieplan

(Energie) management-actieplan

CO 2 Reductie doelstellingen

Management-/ energiereview CO2 prestatieladder

Handboek CO2 reductiesysteem. Conform niveau 3 op de CO2-prestatieladder 2.2

Energiemanagement actieplan Klaver Giant Groep B.V. Op basis van de internationale norm ISO , 4.4.4, 4.4.5, 4.4.6, en 4.6.

Energiemanagement Actieplan

Inhoudsopgave: 1. Inleiding Reductiedoelstellingen Algemeen 2.2 Per scope

Energie Management Actieplan Mei 2015 Versie 4

CO2 reductiedoelstellingen niveau 5

CO 2 Reductie doelstellingen

Roy Verstegen. Managementenergie Actieplan

Energie Management Actieplan Conform 3.B.2

Energiemanagement actieplan Schilderwerken De Boer Obdam B.V. 2017

ENERGIEMANAGEMENTPROGRAMMA VDM-GROEP

CO2 Prestatieladder Stuurcyclus en beleidsverklaring

CO2 managementplan. Robert Bosch Nederland BV. Auteur: Martin Vos, Willem Groenendijk. Versie: 1.2. Datum:

Management actieplan. H. van Steenwijk B.V. ID5B

3.B.2 Energie Management Actieplan

Inhoud. Pagina 2 van 7

Energiemanagementprogramma FUHLER SERVICES BV

Energie Management Actieplan Mei 2016 Versie 5

CO2 Managementplan G. Rijndorp Holding. Autorisatiedatum: Versie: 4.0. Handtekening autoriserend verantwoordelijke manager:

Directiebeoordeling. Managementsysteem voor CO 2 bewust handelen. Biemond & Zonen B.V.

Energiemanagement Actieplan 1.A.1-1.A.2-1.A.3 2.A.1-2.A.2-2.A.3 2.C.2 3.B.2

Energie Management Actieplan

3.B.2 Energie Management plan. Pagina van 6

CO 2 Managementplan Jade Beheer B.V.

Arnold Maassen Holding BV. Verslag energieaudit. Verslag over het jaar G.R.M. Maassen

Energie Management Actieplan

Energiemeetplan Criteria Conform niveau 3 op de CO2-prestatieladder 3.0 Opgesteld door Jojanneke Elmaci Brouwer en Marco Vermeulen Handtekening

Energie Management Actieplan

Energie en emissiebeleid

Energie management actieplan

Voortgang CO 2 Reductie doelstellingen

Energie Management Actieplan

Energie Management Actieplan

Energiemeetplan. Criteria Conform niveau 3 op de CO2-prestatieladder 3.0 Opgesteld door Ricardo Beckers & Jacco Verhoeff Handtekening

Energiezorgplan Van Dorp installaties bv Versie 3.0 (Summary)

Datum : energiemanagement & kwaliteitsmanagement

3.B.1 Energiereductieprogramma 2014 ten behoeve van de CO2 -Prestatieladder. Hollandridderkerk Groep

ENERGIEMANAGEMENTPROGRAMMA VDM-GROEP

Communicatieplan. Conform 2.C.1, 2.C.2, 2.C.3 en 3.C.2. Gedocumenteerd intern en extern communicatieplan van. Henzen Wegenbouw B.V.

Energie managementprogramma 3B2. CO2 prestatieladder

Energie management actieplan

Kwaliteitsmanagement Plan

Energie Management Actieplan

Energie management actieplan

Energie management actieplan

Energie Management Actieplan

Jade Beheer B.V. 3.B.2 Energiemanagement Programma & 4.A.2 Kwaliteitsmanagementplan

Energie Management Actieplan

Procedure 07 CO 2 -prestatieladder. 24 februari 2013 (FKO)

Energiemanagementplan Cofely Energy & Infra

Beschrijving Energie Management Systeem

Tussentijdse halfjaarlijkse rapportage CO2 prestatieladder, niveau 3

Handboek CO 2 reductiesysteem. Conform niveau 5 op de CO2-prestatieladder 2.1

CO2 prestatieladder Reductiebeleid en reductiedoelstellingen

Energie Management Actieplan

CO2 prestatieladder Reductiebeleid en reductiedoelstellingen

Transcriptie:

Energiemanagement actieplan NEN-ISO 50001 Indaver Nederland B.V. ID 3.B.2 Nieuwdorp, Februari 2016 Auteur: G.J.M. Goverde 1

Inhoudsopgave 0. Inhoudsopgave 2 1. Inleiding 3 2. Onderdelen van het energiemanagement actieplan 4 2.1 Identificatie en beoordeling van energieaspecten 4 2.2 Energie doelstellingen, doelen en programma s 5 2.3 Bewaken en meten 5 2.4 Afwijkingen, verbeteringsacties en preventieve maatregelen 5 3. Planning 6 3.1 Energieverbruik 6 3.2 Referentie voor energieverbruik 7 3.3 Energieprestatie indicatoren 9 3.4 Verwachtingen 9 3.5 Momenten van toetsen 9 4. Implementatie en uitvoering 9 4.1 Verantwoordelijken 9 4.2 Communicatie 10 4.3 Deelname en participatie 11 4.4 Documentatie 11 5. Controle en aanpassingen 11 5.1 Monitoring en meting 11 5.2 Significante afwijkingen 12 5.3 Afwijkingen, corrigerende en preventieve maatregelen 12 5.4 Invulling Energie Management Actieplan 12 5.5 Directiebeoordeling 12 Bijlage A, plan van aanpak 2016 14 2

1.Inleiding Voor u ligt het document met het energiemanagement actieplan van Indaver Nederland B.V. Het doel van het energiemanagement actieplan is het monitoren, opvolgen en continu verbeteren van de energie-efficiëntie. Uiteindelijk draagt dit bij aan een beperking van de energiebehoefte en de vermindering van de CO2-uitstoot van onze organisatie. Dit document is onderschreven door het regionaal managementteam. Tevens is het gecommuniceerd, zowel intern als extern en daarnaast is het geïmplementeerd. Het uitgangspunt van dit energiemanagement actieplan is een model van Deming. Dit model ziet er als volgt uit: Figuur 1 Ieder jaar zal dit model doorlopen worden. De stappen zien er als volgt uit: 1. Plan, in eerste instantie zullen de energieaspecten geïdentificeerd en beoordeeld worden. Daarna zullen de doelstellingen en programma s met betrekking op de energie bepaald worden. 2. Do, de maatregelen zullen geïmplementeerd worden. 3. Check, de prestaties zullen geëvalueerd worden. 4. Act, bij afwijkingen zullen er corrigerende en preventieve maatregelen opgesteld worden. Deze stappen worden in dit document uitgewerkt. In hoofdstuk twee zullen eerst de belangrijkste onderdelen van NEN-ISO 50001 worden besproken. Daarna zal in hoofdstuk drie het onderdeel plan worden besproken. In hoofdstuk vier wordt het onderdeel do besproken. Als laatste worden in hoofdstuk vijf de onderdelen check en act besproken. 3

2. Onderdelen van het energiemanagement actieplan Het energiemanagement actieplan dient opgesteld te worden conform NEN-ISO 50001. Hieronder staat een overzicht van de eisen die de NEN-ISO 50001 stellen aan dit document. Een aantal van deze taken zijn opgenomen in andere onderdelen van de CO2 prestatieladder. Daarom heeft Indaver Nederland B.V. het onderstaande overzicht opgesteld dat per eis laat zien waar deze terug te vinden is. 2.1 Identificatie en beoordeling van energieaspecten Het energieverbruik en de gebruikte energiefactoren moeten gebaseerd zijn op metingen of andere data. a) Significant energieverbruik, in het bijzonder significante veranderingen, moeten in beeld worden gebracht. Het significant energieverbruik is in kaart gebracht in de CO2-footprint conform ISO 14064-1 in ID 3A van de CO2 prestatieladder. In 2015 hebben zich geen significante veranderingen voorgedaan op het gebied van energieverbruik. Onder hoofdstuk 5 (5.2 t/m 5.4) wordt dit item verder besproken. b) Een inschatting van het verwachte energieverbruik van de komende periode. De verwachtingen zijn opgenomen in dit document in hoofdstuk 3.4 c) Het identificeren van alle personen die werken voor de organisatie wiens acties kunnen leiden tot significante veranderingen in het energieverbruik. Er zijn bij Indaver Nederland B.V. geen personeelsleden werkzaam die individueel de uitstoot van CO2 significant kunnen veranderen. Een significante verandering is alleen mogelijk als dit collectief plaatsvindt. d) Identificatie van mogelijkheden om energie te besparen en het bepalen van de prioriteiten. Zie bijlage A, Plan van aanpak e) Opstellen van een referentiekader. Dit referentiekader is opgenomen in de CO2 Footprint en staat in hoofdstuk 3.2 beschreven. f) Beschrijving van de methode waarmee een verbetering in de energieprestaties wordt gecontroleerd. Dit staat beschreven in de onderdelen 3.2 en 3.3 in dit document. g) Een beschrijving van de methode waarmee de resultaten worden gecontroleerd. Dit staat omschreven in hoofdstuk 5 van dit document. 4

2.2 Energie doelstellingen, doelen en programma s a) Het aanwijzen van verantwoordelijkheden. De aanwijzing van verantwoordelijkheden staat omschreven in hoofdstuk 4.2. b) De middelen en het tijdspad voor het behalen van de verschillende doelen. Het tijdspad en de doelstellingen zijn opgenomen in hoofdstuk 3.2 2.3 Bewaken en meten a) De organisatie maakt en beschrijft de bewaking en de eisen om de gestelde doelen te behalen. Er moet een energie meetplan worden geschreven en geïmplementeerd. Zie hoofdstuk 5 in dit document. b) De organisatie moet er voor zorgen dat het energieverbruik en bijbehorende energiefactoren op vooraf bepaalde momenten wordt gemeten en gedocumenteerd. Zie borging van het energiemanagement actieplan en het moment van toetsing, hoofdstuk 3.5 in dit document. c) De organisatie moet de relatie tussen het energieverbruik en de energiefactoren aangeven. En zal op vooraf bepaalde momenten de werkelijke situatie toetsen met de verwachte situatie. De relatie tussen het energieverbruik en de energiefactoren staan aangegeven in de CO2 Footprint. De momenten van toetsen staan vermeld in dit document, in hoofdstuk 3.5 d) De organisatie moet alle significante afwijking van het verwachte energieverbruik documenteren, inclusief de mogelijke oorzaken. Significante afwijkingen zijn opgenomen in het onderdeel plan in dit document (hfdst. 5). e) De relatie tussen het energieverbruik en de energiefactoren moeten op een vooraf bepaald tijdstip worden beoordeeld en waarnodig aangepast. De momenten van toetsen staan vermeld in dit document, in hoofdstuk 3. f) De organisatie moet zijn energieverbruik, waar mogelijk, vergelijken met andere, gelijksoortige, organisaties De momenten van een eventuele vergelijking staan omschreven in dit document in hoofdstuk 3.5 2.4 Afwijkingen, verbeteringsacties en preventieve maatregelen. a) De organisatie moet afwijkingen identificeren en binnen een vooraf gestelde tijdslijn verbeteringsacties uitvoeren. De organisatie moet alle relevante documentatie bewaren rekening houdend met de wettelijke termijn. Zie paragraaf 5.4. 5

3. Planning De planning is de eerste stap van het model van Deming. Tijdens de planfase wordt het energie verbruik en de voortgang van de reductiedoelstellingen geanalyseerd. Dit wordt in een jaarverslag opgenomen en toegevoegd aan de documentatie. Vanuit deze analyse wordt een doelstelling voor het komend jaar geformuleerd. In de doelstellingen worden de reductiedoelen en maatregelen opgenomen. 3.1 Energieverbruik Jaarlijks stelt Indaver Nederland B.V. een document op waarin het energieverbruik wordt vastgelegd. De berekeningen die zijn gedaan om tot de totale CO 2-uitstoot te komen worden opgenomen in de CO2 Footprint. De CO 2-prestatieladder maakt gebruik van een verdeling tussen directe en indirecte emissies waarbij 3 verschillende maatstaven genomen zijn die een opdeling maken in deze directe en indirecte emissies. Deze verdeling is als volgt (zie figuur 2): Scope 1: omvat de directe emissies en worden gecontroleerd door de organisatie. Voorbeelden hiervan zijn de verbranding van brandstoffen, het zakelijk vervoer in voertuigen die eigendom zijn van de rapporterende organisatie en de emissies van koelapparatuur en klimaatinstallaties. Scope 2: omvat de indirecte emissies door opwekking van gekochte elektriciteit, stoom of warmte; Scope 3: omvat de andere indirecte emissies van bronnen als woon/werk verkeer, productie van aangekochte materialen van derden en uitbestede werkzaamheden zoals goederenvervoer. Figuur 2 6

In de onderstaande tabel wordt weergegeven hoe en hoe vaak de energieaspecten gemonitord en gemeten worden. Energiedrager Eenheid Frequentie Verantwoordelijk Data Aardgas m 3 Jaarlijks G.J.M. Goverde Info business/ leveranciers/ meterstanden en/of facturen. Dieselolie liter Jaarlijks G.J.M. Goverde Info business/ leveranciers/ meterstanden en/of facturen. Propaan liter Jaarlijks G.J.M. Goverde Info business/ leveranciers/ meterstanden en/of facturen. Benzine liter Jaarlijks G.J.M. Goverde Info business/ leveranciers/ meterstanden en/of facturen. LPG liter Jaarlijks G.J.M. Goverde Info business/ leveranciers/ meterstanden en/of facturen. Elektriciteit kwh Jaarlijks G.J.M. Goverde Info business/ leveranciers/ meterstanden/ applicatie energiemonitoring en/of facturen. Stoom ton Jaarlijks G.J.M. Goverde Info business/ leveranciers/ meterstanden en/of facturen. 3.2 Referentie voor energieverbruik/reductiedoelstelling Indaver Nederland heeft 2012 vastgesteld als referentiejaar. Op basis van de gewenste reductie over 5 jaar van 10 % heeft Indaver Nederland B.V. een reductiedoelstelling per jaar vastgesteld. Doelstelling is een gemiddelde CO2-reductie over de periode 2014 2018 van 2% per ton afval (verwerkt, getransfereerd) per jaar ten opzichte van het referentiejaar 2012. Hieruit is voor de komende 5 jaar het volgende reductieplan opgesteld: Jaar 1, 2 % Jaar 2, 2 % Jaar 3, 2 % Jaar 4, 2 % Jaar 5, 2 % Prioriteit is het behalen van de doelstelling over 5 jaar. (10 % reductie ten opzichte van het referentiejaar 2012) 7

UPDATE december 2015: Vanwege een aantal factoren is de behoefte ontstaan om een nieuw basisjaar vast te stellen en daaraan gekoppeld ook een nieuwe doelstelling voor specifiek de scope-1 emissies en scope-2 emissies. Daarbij zal geen referentiejaar worden gekozen maar zal het basisjaar steeds opschuiven zodat spiegeling van de doelstelling steeds zal plaatsvinden tegen het voorgaande kalenderjaar. De volgende factoren hebben ertoe bijgedragen dat is gekozen voor bovenstaande opzet: -vanwege wijzigende bedrijfsactiviteiten (procesmatig en organisatorisch) is het niet goed mogelijk om een meerjarige reductiedoelstelling te hanteren. De vergelijking met het basisjaar gaat dan steeds moeilijker worden. Zie voorbeelden afvalberging 3MWH (tonnage) en locatie Alphen aan den Rijn (toevoegen vergistingsstap). Ook de organisational boundary zal in de toekomst nog wijzigen (bijv. ZRD) -vanaf 1 januari 2016 dienen de nieuwe conversiefactoren gebruikt te worden welke staan vermeld de website van www.co2emissiekengetallen.nl Dat is gelijk een goed moment om een nieuw basisjaar te kiezen. De CO2-footprint over 2015 zal m.b.v. deze nieuwe conversiefactoren worden opgesteld. Vanaf 2016 zal steeds naar het voorgaande kalenderjaar terug worden gekeken op basis van de nieuwe doelstellingen voor de scope-1 en scope-2 emissies. Voor 2015 zal dan ook geen vergelijking meer plaatsvinden met het eerder gekozen referentiejaar (2012). Feitelijk geldt 2015 als een nieuwe nulmeting. De eerdere jaren (2007 t/m 2014) zullen derhalve ook niet meer omgerekend worden met de nieuwe conversiefactoren. -de 3-jaarlijkse auditcyclus is afgerond en ook in dat kader een goed moment voor een nieuwe insteek op basis van lessons learned in de afgelopen 3 jaar. - binnen Indaver NL is gekozen voor verschillende reductiedoelstellingen voor scope-1 en scope-2. De nieuwe reductiedoelstelling (waarbij in 2017, op basis van de CO2-footprint over 2016 een eerste toetsing van zal plaatsvinden met als referentiekader de CO2-footprint over 2015) luidt als volgt: Scope-1 emissies: Doelstelling is een gemiddelde CO2-reductie van 2 % per ton afval (verwerkt, getransfereerd, trade) per jaar ten opzichte van het vorige kalenderjaar. Scope-2 emissies: Doelstelling is een gemiddelde CO2-reductie van 2 % per ton afval (verwerkt, getransfereerd, trade) per jaar ten opzichte van het vorige kalenderjaar. 8

3.3 Energieprestatie indicatoren Volgens NEN-ISO 50001 dienen indicators voor het monitoren van performance vastgelegd te worden. Om een vergelijking van de emissies tussen de verschillende perioden van rapportage te kunnen maken zijn maatstaven bepaald. Op basis van deze maatstaven kunnen de meetresultaten vergeleken worden. 3.4 Verwachtingen Indaver Nederland verwacht in de komende jaren geen significante wijzigingen in de bedrijfsvoering. Wel zal de organisational boundary wijzigen, de ZRD (milieustraten en huisvuilinzameling) gaan zelfstandig verder buiten Indaver NL. Het is thans nog niet bekend op welk moment de formele ontvlechting plaats zal gaan vinden van de ZRD. Zodra dit bekend is zal de boundary worden aangepast. Wel is de reductiedoelstelling meer smart gemaakt om fluctuaties in de bedrijfsvoering beter te kunnen opvangen. Zie paragraaf 3.2 3.5 Momenten van toetsen Om te controleren of de reductiedoelstellingen uit paragraaf 3.2 worden behaald dient toetsing van de doelstelling plaats te vinden. Dit zal jaarlijks gebeuren op basis van de vastgestelde CO2- footprint (maart/april). In de CO2-footprint zal ook beschreven worden in hoeverre de reductiedoelstelling is behaald. In de CO2-footprint over 2016 zal voor de eerste keer worden berekend en beschreven in hoeverre voldaan is aan de reductiedoelstelling voor de scope-1 en scope-2 emissiefactoren waarbij een vergelijking gemaakt zal worden met de CO2-footprint over 2015. In de CO2-footprint over 2015 zal geen berekening en toetsing van de reductiedoelstelling plaats vinden omdat dat jaar (2015) geldt als nieuwe nulmeting. Zie paragraaf 3.2 4. Implementatie en uitvoering Het tweede onderdeel van het model van Deming is de implementatie en uitvoering. De genomen reductiemaatregelen zullen door Indaver Nederland B.V. gecommuniceerd worden. Daarnaast zijn er voor de verschillende reductiemaatregelen verantwoordelijken aangewezen. Deze verantwoordelijke zal erop toezien dat de reductiemaatregel wordt uitgevoerd. Daarnaast is er een algemene verantwoording omschreven die per onderdeel in de organisatie de verantwoordelijkheden omschrijft. 4.1 Verantwoordelijken De directie De directie is verantwoordelijk voor het strategisch reductie beleid binnen de organisatie. Daarnaast is de directie ook verantwoordelijke voor het beschikbaar stellen van financiën voor investeringen. De eindverantwoordelijke (sponsor) van de directie met betrekking tot de CO 2-prestatieladder is de Directeur MSW operations. De projectowner is de Manager Marketing de projectleider is de Cluster coördinator QESH. Tussen alle verantwoordelijken vindt minimaal 1 keer per jaar overleg plaats waarbij ook de projectgroepleden bij aanwezig zijn danwel geïnformeerd worden. Tijdens deze bijeenkomsten zullen de ontwikkelingen van het energiebeleid/maatregelen worden besproken/geëvalueerd en zal er vooruit worden gekeken. 9

Directeur QESH Verantwoordelijk voor het opstellen van de Management Review waarbij voldaan wordt aan de vereisten welke het Handboek CO2-prestatieladder hier aan stelt. Manager marketing/projectowner Verantwoordelijk voor het opstellen van de rapportage omtrent sector- en keteninitiatieven (eis. 3.D.1 van het handboek) Communicatieadviseur Opstellen en jaarlijks actualiseren van het communicatieplan alsmede het bewaken van de voortgang omtrent geplande interne en externe communicatie momenten en het opstellen van de interne en externe communicatie-berichtgevingen. Dit laatste dient in samenspraak met de cluster coördinator QESH plaats te vinden. Clustercoördinator QESH/ projectleider CO2-prestatieladder De clustercoördinator QESH is verantwoordelijk voor de opvolging van de maatregelen van het energiebeleid i.r.t. de CO2-prestatieladder en voert daarover minimaal één keer per jaar overleg met de directievertegenwoordiger. De Clustercoördinator QESH stelt elk jaar een energiereductie jaarplan (EMA-plan) op en is daarnaast verantwoordelijk voor het opstellen van de CO2-footprint, het laten inplannen van de interne audit (waarbij een inhoudelijk bekwame collega de onafhankelijke uitvoering dient te verzorgen), monitoring opvolging EMA-plan, aanleveren input Management Review aan Directeur QESH en voorzitten en initiëren van de projectgroep meetings. Projectgroepleden CO2-prestatieladder Verantwoordelijk voor het jaarlijks inventariseren van energie-reductie maatregelen en het uitvoeren van deze maatregelen. De samenstelling is zodanig dat Indaver NL in de volle breedte vertegenwoordigd is. Medewerkers Indaver Nederland B.V. Alle medewerkers zullen de werkzaamheden uitvoeren volgens het opgestelde beleid en de op dat moment geldende procedures. Zij worden geacht om mee te denken en voorstellen te doen ten aanzien van verbeteringen op het gebied van energie-efficiency. 4.2 communicatie Indaver Nederland B.V. heeft een communicatieplan opgesteld welke terug te vinden is in onderdeel ID 3C. In dit communicatieplan wordt uitgebreid de communicatie besproken door Indaver Nederland B.V. ten bate van de CO2 prestatieladder. Het betreft zowel de interne als externe communicatie. Kort samengevat betreft dit het volgende: Interne communicatie Bij het verlagen van de CO2-uitstoot zijn de eigen medewerkers van Indaver Nederland B.V. de sleutel tot het succes. Het doel van onze interne communicatie is het bewustzijn en de betrokkenheid van medewerkers te vergroten, hen aan te sporen een actieve bijdrage te leveren om CO 2-uitstoot te reduceren en hen te informeren over de doelstellingen en de voortgang. 10

Externe communicatie Naast het uitdragen van de ambities van Indaver Nederland B.V., alsmede de bereikte resultaten te communiceren, is het doel van de externe communicatie ook om het bewustzijn en betrokkenheid van externe relaties te vergroten. Maar ook om hen te inspireren, zodat deze ook een actieve bedrage kunnen leveren aan CO 2-reductie. Het uitgangspunt is zoveel mogelijk communicatiemiddelen op duurzame basis te gebruiken. 4.3 Deelname en participatie. Indaver Nederland dient deel te nemen aan tenminste één sector- en keteninitiatief op het gebied van CO2-reductie. In dit kader is een rapportage opgesteld waarbij een beperkt aantal sector- en keteninitiatieven zijn benoemd op het gebied van: Duurzaamheid/intenties op dit gebied Brancherelevante maatregelen Brancheoverleg zoals voor: CO2-modellering/ vermeden CO2 In de rapportage omtrent sector- en keteninitiatieven (eis 3.D.1) zijn deze initiatieven verder uitgewerkt en geconcretiseerd. 4.4 Documentatie De documentatie wordt vastgelegd op de projectsite op het interne intranet (MOSS) alsmede in de daarvoor aangemaakte map op QESH afdelingsschijf en tenslotte op de QESH-site op MOSS onder Environment. 5. Controle en aanpassingen Het derde onderdeel van het model van Deming omschrijft de check. Hiermee wordt de controle van de energieprestaties bedoeld. Nadat de CO2-footprint is opgesteld zal hierin worden berekend en beschreven of de reductiedoestelling behaald is. Indien dit niet het geval is zal er een extra overleg plaatsvinden met de directie. Tijdens deze vergadering zal de oorzaak worden bepaald van het niet behalen van de doelstelling. Hierna zal bekeken worden of andere/aanvullende maatregelen nodig zijn om tot het gewenste resultaat te komen. Deze potentiële maatregelen komen uit het vierde onderdeel van het model van Deming, het onderdeel act. Deze act staat voor de aanpassingen die kunnen leiden uit de controle. 5.1 Monitoring en meting Op basis van dit energiemanagement actieplan wordt het energiegebruik per jaar systematisch beoordeeld, de energiestromen in kaart gebracht en geactualiseerd en beschreven. In bijlage A zijn de reductiemaatregelen geformuleerd die het komende jaar (2016) worden uitgevoerd. Het resultaat van die reductiemaatregelen wordt jaarlijks beoordeeld (in de CO2-footprint) op de geformuleerde reductiedoelstellingen. Waar nodig worden de maatregelen of doelstellingen aangepast. Eventuele veranderingen ten opzichte van het referentiejaar, met betrekking tot veranderingen in de operationele en de organisational boundary, en in de GHG-methoden, zullen op basis van nacalculatie worden aangepast. 11

5.2 Significante afwijkingen Indien zich significante afwijkingen voordoen in het energieverbruik (en daarmee ook in de CO2- emissies) dienen deze gemeld te worden bij de QESH-coördinator. Hierbij wordt de exacte overschrijding berekend en wordt er per scope bekeken hoe groot de afwijking is. Daarna wordt er aan de hand van de gegevens de mogelijke oorzaak onderzocht. Als deze oorzaak wordt gevonden zal de verantwoordelijke een herzien plan van aanpak opstellen met als doeleinde de stijging te reduceren. Een plan van aanpak opstellen om deze wijzigingen ongedaan te maken is niet altijd mogelijk. In overleg met SKAO/certificerende instelling zal bepaald worden hoe met dit type significante wijzigingen omgegaan dient te worden. Dit probleem wordt grotendeels ondervangen door de insteek die vanaf 2015 is gekozen met betrekking tot het steeds opschuiven van het basisjaar/referentiejaar. Zie paragraaf 3.2. 5.3 Afwijkingen, corrigerende en preventieve maatregelen Indien de benoemde reductiemaatregelen niet het beoogde resultaat opleveren kunnen de doelstellingen en de maatregelen bijgestuurd worden of er kunnen corrigerende of preventieve maatregelen getroffen worden. 5.4 Invulling Energie Management Actieplan Als de emissie van CO2 significant toeneemt zullen er andere/aanvullende maatregelen opgesteld moeten worden om deze stijging op te kunnen vangen. Deze zullen een plekje krijgen in het EMA-plan voor het volgende jaar. Uiteraard geldt deze regeling alleen als er een significante stijging is van het energieverbruik (en daarmee impliciet ook de uitstoot van CO 2). Wanneer er een significante daling wordt gerapporteerd zal er geen actie worden ondernomen. 5.5 Directiebeoordeling Naast de interne audit is de directiebeoordeling (of management review) een zeer belangrijk onderdeel van een managementsysteem. De directie van de organisatie moet op geplande tijdstippen, en voor de CO2-Prestatieladder tenminste eenmaal per jaar, de implementatie van de CO2-Prestatieladder als managementsysteem beoordelen op blijvende geschiktheid, implementatie, adequaatheid en effectiviteit/doeltreffendheid. De input voor de directiebeoordeling bevat tenminste: - de status/opvolging van acties en maatregelen van voorgaande interne audits, directiebeoordelingen en audits van de LadderCI; - externe/interne veranderingen die relevant zijn voor het CO2-Prestatieladder managementsysteem; - beoordeling van het energiebeleid en communicatie, energieprestaties, emissies, maatregelen en de initiatieven; - de resultaten van bovenstaande interne audit, het actuele verslag van de interne controle (eis 1.B.2), de actuele energiebeoordeling (eis 2.A.3) en audits door de LadderCI; - de voortgang en realisatie (doeltreffendheid) van het energiemanagement actieplan (eis 3.B.2); 12

- de voortgang op de reductiedoelstellingen en mate waarin reductiedoelstellingen zijn behaald; en (vanaf niveau 3) een analyse van de waarschijnlijkheid van het halen van eerder intern/extern gepubliceerde reductiedoelstellingen. - voorstellen voor mogelijke nieuwe CO2-reductiemaatregelen, initiatieven, deelnames en budget; - status van corrigerende, preventieve maatregelen; - aanbevelingen voor verbetering; De output van de directiebeoordeling bevat tenminste: - besluiten en maatregelen gerelateerd aan veranderingen in energie- of CO2-prestatie en energiebeleid; - besluiten en maatregelen gerelateerd aan veranderingen van reductiedoelstellingen, CO2- reductiemaatregelen, initiatieven en deelnames; - conclusies rond de werking van de CO2-Prestatieladder; expliciet dient er een uitspraak gedaan te worden in hoeverre de CO2-Prestatieladder binnen het bedrijf functioneert zoals deze bedoeld is (uitspraak omtrent doeltreffendheid, effectiviteit), op basis van de resultaten van de interne audit met betrekking tot de doelstellingen per eis; - (vanaf niveau 3) conclusies over de waarschijnlijkheid van het halen van eerder intern/extern gepubliceerde reductiedoelstellingen; - besluiten en maatregelen met betrekking tot continue verbetering en de eventuele noodzaak van wijzigingen; - beslissingen met betrekking tot de middelen die nodig zijn om het functioneren van de CO2- Prestatieladder binnen het bedrijf te garanderen. 13

Bijlage A, plan van aanpak 2016 Onderdeel Maatregelen MSW-operations MSW Organisch GFT: R dam-europoort: 1.0 Ombouwen shredder van diesel naar elektrisch aangedreven versie* Energiebesparing 87.600 liter diesel/-759.200 kwh Besparing emissie 411.079 kg CO2 Financieel voordeel 29.300, -- per jaar TVT n.t.b. 2.0 Onbelast draaien van de zeefinstallatie Elektriciteitsbesparing 8.074 kwh per jaar Financieel voordeel 570, -- per jaar Raming van de investeringskosten 1.000,-- Terugverdientijd 1,8 jaar Vlissingen-Oost: 1.0 Verlagen van het toerental van de frequentieregelaar van de ventilator Energiebesparing 39.900 kwh Financieel voordeel 2.195, -- per jaar Investeringskosten 2.500,-- Terugverdientijd 1,1 jaar 2.0 Drukval verlagen t.b.v. de beluchtingsventilatoren Energiebesparing 7.950 kwh Financieel voordeel 500, -- per jaar Investeringskosten n.t.b. Terugverdientijd n.t.b. Bergschenhoek: 1.0 Ombouwen procesflow* Als gevolg van een andere procesflow in de bewerking tot biomassa zal het energieverbruik van zowel de installatie (m.n. zeef en cycloon) alswel de shovels naar alle waarschijnlijkheid dalen. Algemeen Organisch/GFT: Er zal geëxperimenteerd gaan worden met het beluchten in periodes (dag/nacht) of intermitterend beluchten. Dit levert waarschijnlijk een aanzienlijke energiebesparing op. Echter dient wel met de kwaliteit van het product rekening gehouden te worden. 14

Afvalbergingen: Koegorspolder: 1.0 Het vervangen van de fakkelinstallatie heeft naar alle waarschijnlijk een positieve invloed op het energieverbruik. Derde Merwedehaven: 1.0 De voorziene uitbedrijfname van de MBR heeft een positief effect op het energieverbruik binnen de inrichting. Noord- en Midden Zeeland: 1.0 De herijking van de stortgasmotoren heeft naar alle waarschijnlijk een positieve invloed op het energieverbruik*. IWS IGA (Indaver Gevaarlijk Afval B.V. te Hoek) -Uitvoeren energiebesparingsonderzoek (vanuit verplichting revisievergunning, vs. 5.1) Inkoop ARP (IJmuiden) -Uitvoeren onderzoek restwarmte TATA (1) Verder vullen van de applicatie Energie Monitoring van DELTA. (2) : 1760 MWh groene stroom inkopen bij DELTA (windenergie die voldoet aan de specs. die de ladder stelt aan groene stroom) voor locatie Alphen aan den Rijn. (3): elk jaar 10% extra stroom van het totaalverbruik verduurzamen waarbij de groene stroom dient te voldoen aan de specs. van de CO2-prestatieladder. Verrekend met de reeds ingekochte hoeveelheid groene stroom voor 2016 (1.760 MWh voor Alphen ad Rijn) impliceert dit voor 2016 nog een extra vermogen te contracteren, groot 1.719 MWh. (als basisjaar is 2014 gebruikt voor de berekening). 15

HR Continuering project Fietsen Scoort ; reductie voertuigkilometers *De daadwerkelijke besluitvorming van een aantal maatregelen (*) zal plaatsvinden na afronding van een investeringsvoorstel waarin, naast de QESH-aspecten, ook alle kosten en baten zijn afgewogen. 16