STATUUT PERSONEEL GEMEENSCHAPSONDERWIJS

Vergelijkbare documenten
STATUUT PERSONEEL GESUBSIDIEERD ONDERWIJS

coördinatie Decreet Rechtspositie met Onderwijsdecreet XVII en Decreet Functiebeschrijving en evaluatie

STATUUT PERSONEEL GESUBSIDIEERD ONDERWIJS


Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur

Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur

Tijdelijke aanstelling van doorlopende duur

Officieuze coördinatie van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs (met

Decreet betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs. HOOFDSTUK I Algemene bepalingen en definitie

Tijdelijke Aanstelling van Doorlopende Duur

Vlaamse Regering. Ontwerp van decreet houdende dringende maatregelen met betrekking tot functiebeschrijving en evaluatie DE VLAAMSE REGERING,

Officieuze coördinatie van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs

Leerkracht en verantwoordelijkheden

één voltijdse betrekking van maatschappelijk werker

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

DE VLAAMSE REGERING, bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, artikel 56ter 1 en 56quater 1 en 4;

Deze betrekkingen worden in bijlage omschreven per school, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende instellingsnummers.

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 betreffende de ambtshalve concordantie;

Tijdelijke aanstelling en aanvangsbegeleiding vanaf 1 september 2019

Vragen naar: Telefoon/Fax/ Referentie: Agnes Versluys Tel: 050/ Fax: 050/

Decreet betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden. van het gesubsidieerd vrij onderwijs en de psychomedisch-sociale

SCHOLENGROEP RIVIERENLAND nummer 6

Veelgestelde vragen over tijdelijke aanstellingen

Aandachtspunten bekwaamheidsbewijzen islamitische godsdienst zoals meegedeeld in het schooljaar

VR DOC.1605/2

VR DOC.1196/2BIS

Scholengemeenschap Saeftinghe vzw

Het ondersteunend. Personeel

SCHOLENGROEP 12 ADITE

SCHOLENGROEP 9 RINGSCHOLEN

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

officieuze versie geldig in

Agnes Versluys 050/ of 050/ Martine Somers

GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Afdeling Onderwijsorganisatie en personeel/onderwijspersoneel Willebroekkaai Brussel

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

Oproep tot de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in een statutair wervingsambt in het schooljaar

Besluit van de Vlaamse Regering tot aanpassing van een aantal verlofstelsels in het onderwijs en in de hogescholen

SCHOLENGROEP RIVIERENLAND/NR 6

OPROEP TOT DE KANDIDATEN VOOR TOELATING TOT DE PROEFTIJD IN EEN HALFTIJDSE BETREKKING VAN ADVISEUR-COORDINATOR BIJ DE PEDAGOGISCHE BEGELEIDINGSDIENST

VR DOC.0272/1

Alle kandidaten moeten zich nu melden, dus ook de kandidaten die pas op. 1 oktober 2018 kunnen benoemd worden!

GO! scholengroep Rivierenland

VLAAMS PARLEMENT ZITTING APRIL 1996 ONTWERP VAN DECREET

Onthaal nieuwe personeelsleden basisonderwijs

VR DOC.0208/2BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Codex Hoger Onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013, artikel V.84, V.86 en V.259, 1;

Word leraar in het GO! en maak het verschil!


Uiterste kandideringsdatum : 24 december 2010

Taak- en functiedifferentiatie in het gewoon en buitengewoon secundair onderwijs

Personeelsreglementering. basisonderwijs

Opleiding voor schoolsecretariaten

SCHOLENGROEP <NAAM/NR >

SCHOLENGROEP GO! scholengroep Rivierenland

Het ondersteunend. Personeel

VACANTVERKLARING VAN BETREKKINGEN IN WERVINGSAMBTEN

betreffende de scholengemeenschappen in het basis- en secundair onderwijs

Met ingang van 1 september 2011 wordt het stelsel van VVP/ziekte volledig hervormd onder de modaliteiten die we hierna uiteenzetten.

Als bijlage vindt u ter bekrachtiging door de Vlaamse Regering, het ontwerp van decreet houdende diverse bepalingen onderwijs.

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

Oproep tot de kandidaten voor de personeelsbewegingen in wervingsambten op : mutatie, nieuwe affectatie en (uitbreiding) vaste benoeming.

Verlof tijdelijk andere opdracht VTAO

EINDE AANSTELLING EN ONTSLAG

Opleiding voor schoolsecretariaten

Opleiding schoolsecretariaten

S C H O L E N G E M E E N S C H A P S A E F T I N G H E INFOSESSIE TADD V O O R L E E R K R A C H T E N D I N S D A G 8 J U N I

Ontwerp van decreet betreffende de rechtspositie in de basiseducatie

VR DOC.0399/2

BIJLAGE cao III BE: Voorstel van overgang naar het statuut voor de sector BASISEDUCATIE

Functionerings- en evaluatiereglement in het kader van loopbaanbegeleiding Goedkeuring Schoolbestuur: 10/02/2010 Goedkeuring LOC: 10/02/2010

Huidig besluit Toekomstig besluit 1 Besluit van de Vlaamse Regering van betreffende de onderbreking. Artikel 1.

Een loopbaan als leraar in het GO! infosessie VUB 18 mei 2016

AFWEZIGHEID LANGE DUUR GEWETTIGD DOOR FAMILIALE REDENEN

Permanente ondersteuningscel

Aan de gesubsidieerde personeelsleden van het kleuter-, lager en basisonderwijs,

Oproep. 1. Vacant verklaarde betrekkingen

Oproep tot de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in een statutair wervingsambt in het schooljaar

Uiterste kandideringsdatum : 14 maart 2009

Cursus voor schoolsecretariaten

VR DOC.0473/2

Versie van DEEL III De wedde Inhoudsopgave 1. Wettelijke en reglementaire basis 2. Algemeen 2.1 Definitie van de wedde 2.1.

De betrekkingen in de ambten van adjunct-directeur, coördinator, technisch adviseur en technisch adviseur-coördinator

Brussel, 9 november 2018

Cursus voor schoolsecretariaten

Alle scholen van het gewoon en buitengewoon basisonderwijs kunnen deelnemen aan het pilootproject lerarenplatform.

Werken in onderwijs. Specifieke lerarenopleiding Infosessie Werken in het secundair onderwijs

BEKENDMAKING GEMEENTERAADSBESLUIT Ingevolge artikel 186 van het gemeentedecreet

over 1. mevr. Hilde CREVITS, Viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Onderwijs voorzitter;

Ook voor de personeelsleden aangesteld in een selectie- of bevorderingsambt wordt de uitbetaling tijdens de zomervakantie

Tijdelijke Aanstelling van Doorlopende Duur en Vaste Benoeming. 14 maart 2017

Cursus voor schoolsecretariaten

Evaluatie directeur op basis van de functiebeschrijving. Afdeling Onderwijsorganisatie en -personeel

De daaraan verbonden salarisschalen (ssc) zijn en blijven: 63 punten ssc 202 ; 82 punten ssc 158 ; 120 punten ssc 542.

DE VLAAMSE REGERING, BESLUIT:

Artikel 7 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 januari 2003, wordt vervangen door wat volgt:

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

OPROEP voor. - 1 voltijdse opdracht begeleiding CLB voor de psychopedagogische

Onthaal nieuwe personeelsleden Onthaal nieuwe personeelsleden Basisonderwijs

Aandachtspunten schooljaar

Oproep tot de kandidaten voor een tijdelijke aanstelling in een statutair wervingsambt in het schooljaar

Transcriptie:

STATUUT PERSONEEL GEMEENSCHAPSONDERWIJS Decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Oktober 2006

Naast deze brochure geeft het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming tal van andere publicaties uit. Voor een overzicht kunt u terecht op de website www.ond.vlaanderen.be/publicaties Een papieren versie van de catalogus kunt u bekomen bij: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Agentschap voor Onderwijscommunicatie Cel Publicaties Hendrik Consciencegebouw (5 de verdieping - 5 A 18-21) Koning Albert II-laan 15 1210 Brussel Tel.: 02 553 66 53 Fax: 02 553 66 54 E-mail: onderwijspublicaties@vlaanderen.be Inhoudelijke informatie : www.ond.vlaanderen.be/edulex COLOFON Samenstelling: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming Agentschap voor Onderwijscommunicatie Verantwoordelijke uitgever: Frieda Minne, afdelingshoofd Agentschap voor Onderwijscommunicatie Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel Depotnummer: D/2006/3241/239 Druk: Copycenter Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming 2

VOORWOORD Het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs werd sinds zijn inwerkingtreding reeds meermaals gewijzigd. De meest recente wijzigingen zijn deze aangebracht door het decreet van 7 juli 2006 betreffende het onderwijs XVI. Deze brochure biedt u de volledig gecoördineerde versie, geldig vanaf 1 september 2006. [...]:betekent dat de tekst volledig werd opgeheven. Hou er rekening mee dat deze publicatie slechts een momentopname is. Voor de meest actuele stand van zaken kan u best het personeelsstatuut online raadplegen (www.ond.vlaanderen.be/edulex). 3

4

INHOUDSTAFEL blz. HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definitie 9 artikel 1 tot artikel 5bis HOOFDSTUK II. - Plichten 15 artikel 6 tot artikel 12 HOOFDSTUK IIbis. - Aansprakelijkheid 16 artikel 12bis HOOFDSTUK IIter. - Bijstand 16 artikel 12ter HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten artikel 12quater behoeve van gebruikers 16 HOOFDSTUK III. - Wervingsambten 17 Afdeling I. - Algemene bepalingen 17 artikel 13 tot artikel 16 Afdeling II. - Tijdelijke aanstelling en tijdelijke personeelsleden 17 artikel 17 tot artikel 27 Afdeling III. - Vacantverklaring met het oog op mutatie 29 artikel 28 tot artikel 29 en vaste benoeming Afdeling IV. - Mutatie 32 artikel 30 tot artikel 34ter Afdeling V. - Vaste benoeming 34 artikel 35 tot artikel 40ter Afdeling VI. - Ondersteunend en beleids- en ondersteunend 39 artikel 40quater tot personeel artikel 40octies Afdeling VII. - Scholengemeenschappen in het basisonderwijs 40 artikel 40novies HOOFDSTUK IV. - Evaluatie 41 artikel 41 HOOFDSTUK V. - Selectie en bevordering 41 artikel 41bis tot artikel 55 5

HOOFDSTUK Vbis. - Vastbenoemde personeelsleden tijdelijk 50 artikel 55bis tot artikel 55ter belast met een andere opdracht in een wervings-, selectie- of bevorderingsambt HOOFDSTUK Vter. - Mandaat 51 artikel 55quater tot artikel 55quaterdecies HOOFDSTUK Vquater. - Mandaat van de algemeen directeur 54 artikel 55quinquiesdecies tot artikel 55octiesdecies HOOFDSTUK Vquinquies. - Mandaat van coördinerend directeur 55 artikel 55vicies HOOFDSTUK VI. - Rechten van personeelsleden bij het 56 artikel 56 overnemen van onderwijsinstellingen HOOFDSTUK VIbis. - Rechten van personeelsleden bij wijziging 56 artikel 56bis van de samenstelling van een scholengemeenschap HOOFDSTUK VIter. - Concordantie 57 artikel 56ter HOOFDSTUK VII. - Maatregelen van orde 58 artikel 57 Afdeling I. - Overplaatsing in het belang van de dienst 58 artikel 58 Afdeling II. - Preventieve schorsing 59 artikel 59 tot artikel 59bis Afdeling III. - De terbeschikkingstelling wegens ambts- 59 Artikel 60 ontheffing in het belang van de dienst HOOFDSTUK VIII. - Tuchtregeling 59 artikel 60bis Afdeling I. - Tuchtstraffen 60 artikel 61 tot artikel 69 Afdeling II. - Doorhaling van de tuchtstraffen 63 artikel 70 Afdeling III. - De raad van beroep 63 artikel 71 tot artikel 73 HOOFDSTUK VIIIbis. - Functiebeschrijving 64 artikel 73bis tot artikel 73ter 6

HOOFDSTUK VIIIter. - Evaluatie 65 artikel 73quater Afdeling I. - De evaluatie 65 artikel 73quinquies tot 73septies Afdeling II. - De evaluatie "onvoldoende" 66 artikel 73octies tot artikel 73terdecies HOOFDSTUK IX. - Administratieve standen 68 Afdeling I. - Algemene bepalingen 68 artikel 74 tot artikel 75 Afdeling II. - Dienstactiviteit 68 artikel 76 tot artikel 77quinquies Afdeling III. - Non-activiteit 71 artikel 78 tot artikel 81 Afdeling IV. - Terbeschikkingstelling 72 artikel 82 tot artikel 85 HOOFDSTUK X. - Definitieve ambtsneerlegging 74 artikel 86 tot artikel 88bis HOOFDSTUK XI. - Slot-, opheffings- en overgangsbepalingen 76 artikel 89 tot artikel 104 7

8

De Vlaamse Raad heeft aangenomen en Wij, regering, bekrachtigen hetgeen volgt: HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definitie Artikel 1. Artikel 2. Dit decreet regelt een aangelegenheid zoals bedoeld in artikel 59bis, 2, 2, van de Grondwet. Het kan worden aangehaald als het decreet rechtspositie personeelsleden gemeenschapsonderwijs. 1. Dit decreet is van toepassing op de volgende personeelscategorieën: - het bestuurs- en onderwijzend personeel met inbegrip van de godsdienstleerkrachten; - het opvoedend hulppersoneel; - het paramedisch en sociaal personeel; - het psychologisch, orthopedagogisch en medisch personeel; - het technisch personeel; - het administratief personeel; - het ondersteunend personeel; - het beleids- en ondersteunend personeel; - het personeel van de pedagogische begeleidingsdienst; - het statutair meesters-, vak- en dienstpersoneel; die in het gemeenschapsonderwijs worden tewerkgesteld bij de scholengroep of in de volgende instellingen: - de scholen van het basisonderwijs en de instellingen van het secundair onderwijs en deeltijds kunstonderwijs, in welke vorm ook; - de autonome internaten en tehuizen; - de semi-internaten en de opvangcentra; - de centra voor leerlingenbegeleiding en in voorkomend geval hun permanente ondersteuningscel, verder aangeduid als CLB; - [ ] 9

Artikel 3. - de centra voor volwassenenonderwijs. - [...] 2. Dit decreet is niet van toepassing op de voordrachtgevers zoals bedoeld in de artikelen 68 en 69 van het decreet van 5 juli 1989 betreffende het onderwijs. 3. De Vlaamse regering bepaalt de nadere omschrijving van de in 1 genoemde categorieën. In afwachting hiervan blijven evenwel de bestaande wettelijke, decretale of reglementaire bepalingen van kracht. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder: 1 de ARGO: de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs bedoeld in het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs; 2 de centrale raad: de raad met die naam bedoeld in artikel 5 van het bijzonder decreet van 19 december 1988; 3 de instelling: de scholen van het basisonderwijs en de instellingen voor secundair onderwijs en deeltijds kunstonderwijs, de centra voor volwassenenonderwijs, de autonome internaten en tehuizen, de semi-internaten, de opvangcentra, de pedagogische begeleidingsdienst en de centra voor leerlingenbegeleiding en in voorkomend geval hun permanente ondersteuningscel. Het internaat toegevoegd aan een onderwijsinstelling, maakt deel uit van die instelling; 4 het schooljaar: de periode van 1 september tot 31 augustus van het daaropvolgend jaar voor het kleuter-, lager en secundair onderwijs, het volwassenenonderwijs en voor de CLB s; 5 de titularis: het personeelslid dat in een vacante betrekking vast benoemd, tijdelijk aangesteld of tot de proeftijd toegelaten is, met uitzondering van wie voor een tijd de tijdelijke titularis vervangt; 6 de bekwaamheidsbewijzen: de door de Vlaamse regering voor het ambt bepaalde bekwaamheidsbewijzen; 7 de godsdienst: één van de erediensten bedoeld in artikel 8 van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving; 8 de godsdienstleerkrachten: de godsdienstleraar en de leermeester godsdienst; 9 een ambt: een functie die in de onderwijssector wordt uitgeoefend en door de Gemeenschap wordt gefinancierd. De Vlaamse regering stelt de verschillende ambten vast en maakt een indeling in wervings-, selectie- en bevorderingsambten. Zolang de Vlaamse regering geen uitvoering heeft verleend aan deze bepaling blijft de bestaande reglementering van kracht; 10

10 een betrekking: de concrete werkgelegenheid in een bepaald ambt in een instelling, uitgedrukt in een door de inrichtende macht bepaald aantal prestatie-eenheden per week en, indien het een onderwijsopdracht betreft, met vermelding van het onderwijsniveau, het vak en de specialiteit ervan of een ermede gelijkgestelde activiteit, en in voorkomend geval, de graad of cyclus en de onderwijsvorm of de opleidingsvorm. Als het gaat om een opdracht in een ambt van het ondersteunend personeel vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste niveau van bekwaamheidsbewijs. Als het gaat om een opdracht in een ambt van het beleids- en ondersteunend personeel dan vermeldt de inrichtende macht eveneens het vereiste opleidingsniveau. Een betrekking kan volledig of onvolledig zijn. Een volledige betrekking stemt overeen met het aantal prestatie-eenheden vereist voor een ambt met volledige prestaties. Een personeelslid dat deeltijds werkt, heeft het recht dat deze prestaties maximaal over een proportioneel aantal halve dagen per week worden gespreid; 11 een vacante betrekking: de betrekking die niet is toegewezen aan een tot de proeftijd toegelaten of vast benoemd personeelslid; 12 opdracht van een personeelslid: aantal prestatie-eenheden per week door een personeelslid verricht in een bepaald ambt in een instelling en, indien het een onderwijsopdracht betreft, in een bepaald onderwijsniveau, in een bepaald vak en de specialiteit ervan of een ermede gelijkgestelde activiteit, en in voorkomend geval, de graad of cyclus en de onderwijsvorm of de opleidingsvorm. De prestatie-eenheid is de basiseenheid die voor een bepaald ambt door de Vlaamse regering wordt vastgesteld; 13 de mutatie: de benoeming en affectatie aan een andere scholengroep of een instelling van een andere scholengroep in een betrekking van het ambt waarin het personeelslid vastbenoemd is; 14 de lokale bestuursorganen: de in artikel 5, 1, 2 en 3, van het bijzonder decreet van 19 december 1988 bedoelde bestuursorganen alsmede de in artikel 5, 2, van hetzelfde bijzonder decreet bedoelde bestuurslichamen; 15 contractueel personeelslid: personeelslid dat werd aangenomen met een arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten; 16 lokaal comité: het inzake arbeidsvoorwaarden en personeelsaangelegenheden bevoegde lokaal overlegorgaan of onderhandelingsorgaan; 17 vacature: elke volledige of onvolledige betrekking die, ofwel definitief vacant is, ofwel tijdelijk vacant is, voor een periode van tenminste tien werkdagen; 18 het Gemeenschapsonderwijs: het Gemeenschapsonderwijs zoals bepaald in artikel 3 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; 11

19 gemeenschapsonderwijs: het gemeenschapsonderwijs zoals bedoeld in artikel 2 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; 20 Raad van het Gemeenschapsonderwijs: de Raad van het Gemeenschapsonderwijs zoals bedoeld in artikel 5 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; 21 afgevaardigd bestuurder: de afgevaardigd bestuurder van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs zoals bedoeld in artikel 5 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; 22 scholengroep: de scholengroep zoals bedoeld in artikel 5, 6 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; 23 raad van bestuur: de raad van bestuur van een scholengroep zoals bedoeld in artikel 5, 5 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; 24 directeur: de directeur van een school of een centrum voor leerlingenbegeleiding zoals bedoeld in artikel 5, 2 en 16 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; 25 algemeen directeur: de algemeen directeur zoals bedoeld in artikel 5, 3 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; 26 college van directeurs: het college van directeurs zoals bedoeld in artikel 5, 3 van het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs; 27 instellingshoofd: het hoofd van een instelling zoals bedoeld in artikel 2, 1. Voor de pedagogische begeleidingsdienst wijst de afgevaardigd bestuurder een personeelslid van de pedagogische begeleidingsdienst als instellingshoofd aan; 28 scholengemeenschap: de scholengemeenschap zoals bedoeld in artikel 2, 28 van het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs en de scholengemeenschap basisonderwijs zoals bedoeld in artikel 3, 52bis, van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs; 29 vormingscentrum: de permanente ondersteuningscel voor de gefinancierde centra voor leerlingenbegeleiding, zoals bedoeld in artikel 89 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding; 30 raadsman: een advocaat, een personeelslid van een instelling of wat de werknemer betreft, een vertegenwoordiger van een erkende vakorganisatie en wat de werkgever betreft, een vertegenwoordiger van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs; 31 bevoegde instantie van de godsdienst of betrokken eredienst: de instantie of personen die de bevoegdheid op basis van de eigen interne regelgeving hebben, of de instantie of personen die van het representatieve orgaan van de eredienst of van het hoofd van de eredienst de bevoegdheid krijgen; 12

Artikel 4. 32 raadsman bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer: de erkende vereniging van de niet-confessionele gemeenschap, vermeld in het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken. Voor de toepassing van dit decreet dienen de woorden "centrale raad", "de lokale bestuursorganen" en "bestuur" gelezen te worden als: "het bestuursorgaan of de bestuursorganen die ten aanzien van de instellingen de bestuurshandelingen verrichten overeenkomstig de door of krachtens de wet, het decreet en inzonderheid het bijzonder decreet van 19 december 1988 betreffende de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs of het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het gemeenschapsonderwijs toegewezen bevoegdheden." 1. Voor het berekenen van de dienstanciënniteit in het gemeenschapsonderwijs: a) bestaat het aantal dagen, gepresteerd als tijdelijk aangesteld personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, uit al de kalenderdagen gerekend van het begin tot het einde van de ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van alle vakantieperioden met uitzondering van de zomervakantie, als ze in die activiteitsperiode vallen. Dat aantal wordt vermenigvuldigd met 1,2. In afwijking hiervan bestaat voor het administratief personeel, de administratief medewerker van het beleids- en ondersteunend personeel, de administratief medewerker van het ondersteunend personeel en voor de personeelsleden van de CLB's, de semi-internaten en de opvangcentra, het aantal dagen gepresteerd als tijdelijk aangesteld personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, uit al de kalenderdagen van het begin tot het einde van een ononderbroken activiteitsperiode, met inbegrip van alle vakantieperioden. Dit aantal wordt niet vermenigvuldigd met 1,2. De dagen, gepresteerd in een andere hoedanigheid dan die van tijdelijk personeelslid in een betrekking met volledige dienstprestaties, worden gerekend vanaf het begin tot het einde van een ononderbroken periode van dienstactiviteit, met inbegrip van alle vakantieperioden; b) worden de dagen gepresteerd in een betrekking met onvolledige dienstprestaties, die ten minste de helft bedraagt van het aantal uren vereist voor de betrekking met volledige dienstprestaties, op dezelfde grond in aanmerking genomen als de dagen gepresteerd in een betrekking met volledige dienstprestaties. Het aantal dagen gepresteerd in een betrekking die niet de helft bedraagt van het aantal uren, vereist voor een betrekking met volledige dienstprestaties wordt met de helft verminderd; c) mag het aantal dagen gepresteerd in twee of meer gelijktijdig uitgeoefende betrekkingen met volledige of onvolledige dienstprestaties nooit meer bedragen dan het aantal dagen gepresteerd in een betrekking met volledige dienstprestaties die tijdens dezelfde periode wordt uitgeoefend; d) vormen dertig dagen een maand; 13

Artikel 5. Artikel 5bis. e) worden als diensten beschouwd de diensten door het personeelslid in het Gemeenschapsonderwijs gepresteerd in de stand dienstactiviteit alsook het verlof dat hem is toegekend overeenkomstig artikel 77. Eveneens als diensten worden beschouwd de perioden tijdens welke het personeelslid zich in de administratieve stand van terbeschikkingstelling bevindt zoals bepaald in artikel 82, a), c) en e); f) komen de dagen gepresteerd in een ambt van godsdienstleerkracht slechts in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit in datzelfde ambt. De diensten die - zowel in het gemeenschaps- als in het gesubsideerd onderwijs - gepresteerd werden tussen 1 september 1975 en 31 augustus 2001 in het ambt van godsdienstleerkracht belast met islamitische godsdienst en die in aanmerking komen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit, komen in aanmerking voor de berekening van de dienstanciënniteit in dat ambt.; g) kan gedurende een schooljaar een dienstanciënniteit van maximaal 360 dagen worden verworven. 2. Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen de hiervoor bedoelde diensten enkel in aanmerking indien ze gepresteerd werden in hoofdambt. 3. De regering bepaalt op welke wijze de volgende diensten mee in aanmerking worden genomen voor het berekenen van de dienstanciënniteit in de centra voor leerlingenbegeleiding in het gemeenschapsonderwijs: 1 contractueel personeelslid bij een PMS-centrum van het gemeenschapsonderwijs; 2 contractueel personeelslid bij een equipe voor medisch schooltoezicht; 3 klerk, gepresteerd vóór de overdracht naar het gemeenschapsonderwijs en tijdens de wettelijke vooropzegperiode na de overdracht met toepassing van artikel 201 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs-ii; 4 gesubsidieerd contractueel personeelslid. De nuttige ervaring is de tijd doorgebracht in het onderwijs of de tijd gedurende welke een persoon, als werknemer in een particuliere of openbare dienst of als zelfstandige een beroep of een ambacht heeft uitgeoefend. Zij wordt aangetoond op de wijze bepaald door de Vlaamse regering. Zolang de Vlaamse regering geen uitvoering heeft verleend aan deze bepaling blijft de bestaande reglementering van kracht. Artikel 19, 2 en 3, van het besluit van de Vlaamse regering van 7 oktober 1997 betreffende de nuttige ervaring als bekwaamheidsbewijs voor personeelsleden van het onderwijs, wordt bekrachtigd met ingang van 1 september 1997. 14

HOOFDSTUK II. - Plichten Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8. Artikel 9. Artikel 10. Artikel 11. Artikel 12. De personeelsleden moeten het belang behartigen van het gemeenschapsonderwijs en van de instelling waarin zij tewerkgesteld zijn. Zij behartigen daarenboven het belang van de leerlingen, de cursisten en de consultanten. De personeelsleden vervullen de taken die hun worden opgedragen, persoonlijk en nauwgezet, met inachtneming van de verplichtingen die hun door of krachtens de wet of het decreet of bij dienstorder zijn opgelegd. De personeelsleden moeten zich in hun dienstbetrekkingen en in hun omgang met de leerlingen, de ouders van de leerlingen en het publiek op een correcte wijze gedragen. De personeelsleden moeten alles vermijden dat het vertrouwen van het publiek kan schaden of afbreuk kan doen aan de eer of de waardigheid van hun functie in het onderwijs. Het is de personeelsleden verboden rechtstreeks of door een tussenpersoon, zelfs buiten hun ambt doch omwille ervan, giften, geschenken, beloningen of enig ander voordeel aan te nemen. In de uitoefening van hun ambt moeten de personeelsleden de neutraliteit in acht nemen en aan het pedagogisch project van het gemeenschapsonderwijs gestalte geven. Zij mogen daarenboven hun gezag niet aanwenden voor politieke of commerciële doeleinden. De godsdienstleerkrachten en de leermeesters en de leraars niet-confessionele zedenleer moeten meewerken aan de realisatie van het pedagogisch project van het Gemeenschapsonderwijs en het schoolwerkplan. Behoudens overmacht mogen de personeelsleden de uitoefening van hun ambt niet onderbreken zonder voorafgaande toestemming van de rechtstreekse hiërarchische overheid. De personeelsleden zijn ertoe gehouden het ambtsgeheim te bewaren. 1. Onverminderd de toepassing van de strafwetten wordt iedere overtreding door een vast benoemd personeelslid en door een personeelslid dat tijdelijk aangesteld is voor doorlopende duur van de in dit hoofdstuk vermelde bepalingen, al naar het geval, bestraft met een van de in artikel 61 bepaalde tuchtstraffen. 15

2. Elke overtreding van de in dit hoofdstuk vastgestelde plichten wordt, nadat het personeelslid zich behoorlijk heeft kunnen verdedigen, opgenomen in het beoordelings- of evaluatiedossier. HOOFDSTUK IIbis. - Aansprakelijkheid Artikel 12bis. Ingeval het personeelslid bij de uitvoering van zijn ambt de werkgever of derden schade berokkent, is hij enkel aansprakelijk voor zijn bedrog en zijn zware schuld. Voor lichte schuld is hij enkel aansprakelijk als die bij hem eerder gewoonlijk dan toevallig voorkomt. De werkgever kan de vergoedingen en de schadeloosstellingen die hem krachtens dit artikel verschuldigd zijn en die na de feiten met het personeelslid zijn overeengekomen of door de rechter vastgesteld, op de wedde inhouden in de voorwaarden als bepaald bij artikel 23 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers. HOOFDSTUK IIter. - Bijstand Artikel 12ter. Een personeelslid kan zich in de procedures, bepaald krachtens dit decreet, steeds laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman. HOOFDSTUK IIquater. - Ter beschikking stellen van personeelsleden ten behoeve van gebruikers Artikel 12quater. 1. Behoudens de krachtens decreet bepaalde gevallen, kan een personeelslid niet ter beschikking worden gesteld van derden die over deze personeelsleden enig gedeelte van het gezag uitoefenen dat normaal aan de werkgever toekomt. Geldt evenwel niet als de uitoefening van een gezag in de zin van het eerste lid, het naleven door de derde van de verplichtingen die op hem rusten inzake het welzijn op het werk, alsook instructies die door de derde worden gegeven in uitvoering van een contractuele of statutaire rechtsverhouding die hem met de werkgever verbindt, inzonderheid in het kader van een vorm van samenwerking tussen scholen of een scholengemeenschap. 16

2. De rechtshandeling waarbij een personeelslid in dienst wordt genomen om ter beschikking te worden gesteld van een gebruiker in strijd met de bepaling van het eerste lid, is nietig vanaf het begin der uitvoering van de tewerkstelling bij de gebruiker. HOOFDSTUK III. - Wervingsambten Artikel 13. Artikel 14. Artikel 15. Afdeling I. - Algemene bepalingen De wervingsambten worden uitgeoefend door personeelsleden die ofwel tijdelijk aangesteld ofwel vast benoemd zijn. Zij worden toegewezen door werving volgens de hieronder bepaalde regels. Het personeelslid ondertekent bij de eerste indiensttreding het pedagogisch project, de gehechtheids- en neutraliteitsverklaring van het gemeenschapsonderwijs. De prioriteitswetten van 3 augustus 1919 en 27 mei 1947 zijn niet van toepassing op de wervingsambten. Artikel 16. [ ] Artikel 17. Afdeling II. - Tijdelijke aanstelling en tijdelijke personeelsleden 1. Om als tijdelijk personeelslid te kunnen worden aangesteld moet het personeelslid op het ogenblik van de aanstelling voldoen aan volgende voorwaarden: 1 onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Vrijhandelsassociatie is, behoudens door de Vlaamse regering te verlenen vrijstelling; 2 de burgerlijke en politieke rechten geniet, behoudens een door de Vlaamse regering te verlenen vrijstelling die samengaat met de vrijstelling bedoeld in 1 ; 3 houder is van een bekwaamheidsbewijs zoals bedoeld in artikel 3, 6 ; 4 voldoet aan de bepalingen van de taalwetten ter zake; 5 van onberispelijk gedrag zijn, zoals dat blijkt door een attest van goed zedelijk gedrag dat niet langer dan één jaar tevoren werd afgegeven; 6 voldoet aan de dienstplichtwetten; 17

Artikel 18. Artikel 19. 7 zich kandidaat hebben gesteld op een wijze bepaald door de het college van directeurs. 2. Bij de indiensttreding moet het personeelslid een medisch attest voorleggen, dat niet langer dan één jaar tevoren werd afgegeven en waaruit blijkt dat hij in een zodanige gezondheidstoestand verkeert, dat hij geen ziekten of gebreken heeft die een gevaar vormen voor de gezondheidstoestand van de leerlingen. 3. Niemand kan als tijdelijk aangesteld personeelslid worden aangesteld in strijd met de reglementering inzake terbeschikkingstelling wegens onstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling. 4. Bij gebrek aan kandidaten kan de directeur of raad van bestuur al naar gelang het geval afwijken van de in 1, 7, genoemde verplichting. 5. Onverminderd de bepalingen van dit decreet worden de godsdienstleerkrachten, de leermeesters niet-confessionele zedenleer en de leraars secundair onderwijs belast met niet-confessionele zedenleer door de directeur geworven, op voordracht van de bevoegde instantie van de betrokken godsdienst, respectievelijk de bevoegde instantie van de niet-confessionele zedenleer. 6. Een tijdelijke aanstelling van een personeelslid dat houder is van een "ander bekwaamheidsbewijs" is in duur beperkt tot het lopende schooljaar. 1. Elke aanstelling in een wervingsambt en elke wijziging ervan moeten schriftelijk worden vastgesteld en ten minste vermelden: 1 de benaming en het adres van de instelling en de scholengroep waartoe de instelling behoort; 2 de identiteit van het personeelslid; 3 het uit te oefenen ambt en de omvang van de betrekking. Bovendien wordt in het geschrift vermeld of het gaat om een aanstelling in een vacante of een niet-vacante betrekking en in dit laatste geval desgevallend de naam van de titularis van de betrekking en, in voorkomend geval, van het afwezige personeelslid dat hem tijdelijk vervangt. 2. Bij ontstentenis van een geschrift, wordt het personeelslid geacht aangesteld te zijn voor het ambt, voor de opdracht en in de betrekking die het werkelijk uitoefent. 1. De kandidaten voor een tijdelijke aanstelling moeten zich bij de scholengroep kandidaat stellen vóór 15 juni. 2. De kandidatuur geldt voor de duur van het schooljaar waarvoor zij werd ingediend. 18

Artikel 20. Artikel 21. 3. Laatstejaarsstudenten kunnen zich kandidaat stellen en voor een aanstelling in aanmerking komen als zij uiterlijk op 15 oktober schriftelijk aan de scholengroep laten weten dat zij aan de aanstellingsvoorwaarden voldoen. 1. De tijdelijke aanstelling gebeurt door de directeur. 2. In afwijking van de bepaling van 1 gebeurt de tijdelijke aanstelling in een autonoom internaat of bij de scholengroep door de raad van bestuur, op voorstel van het betrokken instellingshoofd. 3. In afwijking van de bepaling van 1 gebeurt de tijdelijke aanstelling in het vormingscentrum en de pedagogische begeleidingsdienst door de afgevaardigd bestuurder, op voorstel van het betrokken instellingshoofd. 1. Dit artikel is van toepassing op de personeelsleden en de instellingen, met uitzondering van deze van het basisonderwijs en het secundair onderwijs die tot een scholengemeenschap behoren. 2. Een tijdelijke aanstelling in een instelling kan gebeuren in een vacante en/of niet vacante betrekking voor een bepaalde of voor een doorlopende duur. De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur is een recht onder de voorwaarden van dit artikel. 3. Een personeelslid heeft recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur indien het in één of meer instellingen van dezelfde scholengroep: 1 gespreid over ten minste drie schooljaren een dienstanciënniteit heeft van ten minste 720 dagen, waarvan 600 effectief gepresteerd, waarbij eveneens worden beschouwd als effectief gepresteerde dagen: zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen en schoolvakanties, voorzover deze binnen de aanstellingsperiode vallen. Het zwangerschapsverlof en de periode van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte en/of moederschapsbescherming worden tot een maximum van 210 dagen meegerekend als effectief gepresteerde dagen voorzover die dagen binnen de aanstellingsperiode vallen; 2 als laatste evaluatie geen beoordeling of evaluatie met de eindconclusie "onvoldoende" heeft verkregen. Indien het personeelslid niet werd beoordeeld of geëvalueerd, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn; 3 niet werd ontslagen. Het recht geldt in de volgende volgorde voor de betrekkingen: 1 in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren; 2 in de instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren. 19

Het personeelslid dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur moet, op straffe van verlies van zijn recht voor het volgend schooljaar, vóór 15 juni bij de raad van bestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief. Als het personeelslid in één of meer instellingen van de scholengroep een eerste maal effectief wordt aangesteld voor doorlopende duur in het ambt waarvoor hij het recht heeft verworven, dan geldt dit vanaf dat ogenblik als een over de schooljaren doorlopende kandidatuur voor dat ambt. Het recht op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur geldt niet voor de personeelsleden bedoeld in hoofdstuk Vbis voor wat betreft het volume van hun vastbenoemde opdracht, waarvoor zij een verlof hebben verkregen om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen. 4. De anciënniteit bedoeld in 3 wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid zijn recht op de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur laat gelden. Voor de toepassing van dit artikel wordt de anciënniteit, in afwijking van artikel 4, berekend op basis van prestaties in één of meer instellingen die vanaf 1 april 1999 behoren tot dezelfde scholengroep. Voor het bepalen van de anciënniteit bedoeld in dit artikel wordt, in afwijking van artikel 4, 1, a, het aantal gepresteerde dagen niet met 1,2 vermenigvuldigd. In afwijking van artikel 4, 2, dient voor de vaststelling van het recht bedoeld in 3 in het onderwijs voor sociale promotie en het deeltijds kunstonderwijs die dienstanciënniteit niet in hoofdambt verworven te zijn. 5. Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt voor dat ambt waarin de in 3 bedoelde anciënniteit is verworven en waarvoor het personeelslid het vereiste bekwaamheidsbewijs of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, bij organieke bepaling of bij overgangsmaatregel, bezit. Is de in 3 bedoelde anciënniteit verworven in een ambt van leraar, dan geldt dit recht voor dit ambt en voor alle vakken en specialiteiten waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs, bij organieke bepaling of bij overgangsmaatregel, bezit. Is de in 3 bedoelde anciënniteit verworven in een ambt van leraar voor een vak of een specialiteit waarvoor het personeelslid een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, bij organieke bepaling of bij overgangsmaatregel, bezit, dan geldt dit recht voor dit ambt, dit vak of deze specialiteit en daarenboven ook voor alle vakken en specialiteiten waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs, bij organieke bepaling of bij overgangsmaatregel, bezit. 6. Een personeelslid dat krachtens 5 recht verworven heeft op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, verliest dit recht in het betrokken ambt wanneer hij vervolgens vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in één of meer instellingen van de scholengroep. 20

7. Het personeelslid dat in toepassing van artikel 61, 6, werd afgedankt heeft op basis van prestaties geleverd voor de afdanking geen recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. 8. Een personeelslid kan het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur laten gelden voor elke vacature die in de loop van het schooljaar ontstaat, op voorwaarde dat hij nog niet is aangesteld voor een voltijdse betrekking of geen voltijdse betrekking heeft waarvan hij titularis is. 9. Wanneer de directeur over verscheidene vacatures beschikt, moet hij bij voorrang betrekkingen die definitief vacant zijn toewijzen aan personeelsleden met een recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. 10. Vastbenoemde personeelsleden die in één of meer instellingen van dezelfde scholengroep een betrekking met onvolledige prestaties in hoofdambt hebben, komen prioritair en in de hieronder vermelde volgorde in aanmerking voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, voorzover van toepassing: 1 in instellingen van dezelfde scholengroep, die niet tot een scholengemeenschap behoren; 2 in instellingen van dezelfde scholengroep die tot een scholengemeenschap behoren. 11. Personeelsleden met recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die hun betrekking niet effectief kunnen opnemen omwille van ziekte, een arbeidsongeval of moederschapsrust behouden hun recht op zulke aanstelling. Zij kunnen aangesteld worden en voor de duur van hun afwezigheid volgens de geldende regels vervangen worden. 12. Behoudens andersluidende overeenkomst met de directeur en op straffe van verlies van zijn recht op de aangeboden betrekking, moet het personeelslid dat zijn recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur doet gelden, die betrekking in haar geheel aanvaarden, zoals ze wordt aangeboden. Die bepaling is niet van toepassing op de personeelsleden die binnen de scholengroep, een niet-voltijdse betrekking uitoefenen en deze opdracht willen uitbreiden. De toepassing van deze paragraaf mag niet leiden tot onverantwoorde pedagogische opsplitsing van de te begeven opdracht. 13. Indien een personeelslid met recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur de aanstelling van een ander personeelslid betwist, geeft de directeur inzage van de administratieve documenten van het personeelslid waarvan hij de aanstelling betwist. 14. De directeur moet de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur steeds schriftelijk motiveren en meedelen aan het personeelslid. Artikel 22, artikel 24, artikel 25 en artikel 26 gelden niet voor de personeelsleden aangesteld voor doorlopende duur. 21

Artikel 21bis. 15. Wanneer een personeelslid wordt ontslagen vooraleer het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven voor één of meer instellingen van de scholengroep, en het wordt na dit ontslag opnieuw aangeworven door de scholengroep die het ontslag heeft gegeven, of het blijft verder fungeren in een andere instelling van dezelfde scholengroep, dan wordt dit personeelslid voor de toepassing van 3 geacht niet ontslagen te zijn geweest. 16. Voor de toepassing van dit artikel worden ten aanzien van de personeelsleden van het vormingscentrum, de bevoegdheden van de directeur van het CLB uitgeoefend door de afgevaardigd bestuurder. 17. Personeelsleden die tijdelijk zijn aangesteld voor doorlopende duur in een CLB, kunnen met behoud van hun rechten op deze tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, tijdelijk worden tewerkgesteld in: 1 een permanente ondersteuningscel, of 2 de stuurgroep, of 3 de internettensamenwerkingscel, of 4 een tijdelijk project, omschreven in het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding. 1. Dit artikel is van toepassing op de personeelsleden en de instellingen van het basisonderwijs en het secundair onderwijs die tot een scholengemeenschap behoren. 2. Een tijdelijke aanstelling in een instelling kan gebeuren in een vacante en/of niet vacante betrekking voor een bepaalde of voor een doorlopende duur. De tijdelijke aanstelling van doorlopende duur is een recht onder de voorwaarden van dit artikel. 3. Een personeelslid heeft recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur indien het in één of meer instellingen van dezelfde scholengemeenschap: 1 gespreid over ten minste drie schooljaren een dienstanciënniteit heeft van ten minste 720 dagen, waarvan 600 effectief gepresteerd, waarbij eveneens worden beschouwd als effectief gepresteerde dagen: zaterdagen, zondagen, wettelijke verlofdagen en schoolvakanties, voorzover deze binnen de aanstellingsperiode vallen. Het zwangerschapsverlof en de periode van verwijdering uit een risico in het kader van bedreiging door een beroepsziekte en/of moederschapsbescherming worden tot een maximum van 210 dagen meegerekend als effectief gepresteerde dagen voorzover die dagen binnen de aanstellingsperiode vallen; 2 als laatste evaluatie geen beoordeling of evaluatie met de eindconclusie "onvoldoende" heeft verkregen. Indien het personeelslid niet werd beoordeeld of geëvalueerd, wordt deze voorwaarde geacht voldaan te zijn; 3 niet werd ontslagen. 22

Het recht geldt in de volgende volgorde voor de betrekkingen: 1 in de instellingen van dezelfde scholengemeenschap ongeacht het net; 2 in de instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep; 3 in de instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren. Het personeelslid dat een beroep wenst te doen op het recht van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur moet, op straffe van verlies van zijn recht voor het volgend schooljaar, vóór 15 juni bij de raad van bestuur, kandideren met een ter post aangetekende brief. Als het personeelslid in één of meer instellingen van de scholengroep een eerste maal effectief wordt aangesteld voor doorlopende duur in het ambt waarvoor hij het recht heeft verworven, dan geldt dit vanaf dat ogenblik als een over de schooljaren doorlopende kandidatuur voor dat ambt. Het recht op tijdelijke aanstelling voor doorlopende duur geldt niet voor de personeelsleden bedoeld in hoofdstuk Vbis voor wat betreft het volume van hun vastbenoemde opdracht, waarvoor zij een verlof hebben verkregen om tijdelijk een andere opdracht uit te oefenen. 4. De anciënniteit bedoeld in 3 wordt vastgesteld op 30 juni voorafgaand aan het schooljaar waarin het personeelslid zijn recht op de tijdelijke aanstelling van doorlopende duur laat gelden. Voor de toepassing van dit artikel wordt de anciënniteit, in afwijking van artikel 4, berekend op basis van prestaties: - in één of meer instellingen die sinds de oprichting van de scholengemeenschap tot die scholengemeenschap behoren; - in één of meer instellingen van het basisonderwijs die vanaf 1 september 2005 behoren tot dezelfde scholengemeenschap; - in één of meer instellingen die vanaf 1 april 1999 behoren tot dezelfde scholengroep. Voor het bepalen van de anciënniteit bedoeld in dit artikel wordt, in afwijking van artikel 4, 1, a, het aantal gepresteerde dagen niet met 1,2 vermenigvuldigd. 5. Het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur geldt voor dat ambt waarin de in 3 bedoelde anciënniteit is verworven en waarvoor het personeelslid het vereiste bekwaamheidsbewijs of voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, bij organieke bepaling of bij overgangsmaatregel, bezit. 23

Is de in 3 bedoelde anciënniteit verworven in een ambt van leraar, dan geldt dit recht voor dit ambt en voor alle vakken en specialiteiten waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs, bij organieke bepaling of bij overgangsmaatregel, bezit. Is de in 3 bedoelde anciënniteit verworven in een ambt van leraar voor een vak of een specialiteit waarvoor het personeelslid een voldoende geacht bekwaamheidsbewijs, bij organieke bepaling of bij overgangsmaatregel, bezit, dan geldt dit recht voor dit ambt, dit vak of deze specialiteit en daarenboven ook voor alle vakken en specialiteiten waarvoor het personeelslid een vereist bekwaamheidsbewijs, bij organieke bepaling of bij overgangsmaatregel, bezit. 6. Een personeelslid dat krachtens 5 recht verworven heeft op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, verliest dit recht in het betrokken ambt wanneer hij vervolgens vijf opeenvolgende schooljaren geen diensten heeft gepresteerd in één of meer instellingen van de scholengemeenschap. 7. Het personeelslid dat in toepassing van artikel 61, 6, werd afgedankt heeft op basis van prestaties geleverd voor de afdanking geen recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. 8. Een personeelslid kan het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur laten gelden voor elke vacature die in de loop van het schooljaar ontstaat, op voorwaarde dat hij nog niet is aangesteld voor een voltijdse betrekking of geen voltijdse betrekking heeft waarvan hij titularis is. 9. Wanneer de directeur over verscheidene vacatures beschikt, moet hij bij voorrang betrekkingen die definitief vacant zijn toewijzen aan personeelsleden met een recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur. 10. Vastbenoemde personeelsleden die in één of meer instellingen van de scholengemeenschap een betrekking met onvolledige prestaties in hoofdambt hebben, komen prioritair en in de hieronder vermelde volgorde in aanmerking voor een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur, voor zover van toepassing: 1 in instellingen van dezelfde scholengemeenschap; 2 in instellingen van een andere scholengemeenschap van dezelfde scholengroep; 3 in instellingen van dezelfde scholengroep die niet tot een scholengemeenschap behoren. 11. Personeelsleden met recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur die hun betrekking niet effectief kunnen opnemen omwille van ziekte, een arbeidsongeval of moederschapsrust behouden hun recht op zulke aanstelling. Zij kunnen aangesteld worden en voor de duur van hun afwezigheid volgens de geldende regels vervangen worden. 24

Artikel 22. 12. Behoudens andersluidende overeenkomst met de directeur en op straffe van verlies van zijn recht op de aangeboden betrekking, moet het personeelslid dat zijn recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur doet gelden, die betrekking in haar geheel aanvaarden, zoals ze wordt aangeboden. Die bepaling is niet van toepassing op de personeelsleden die binnen de scholengemeenschap een niet-voltijdse betrekking uitoefenen en deze opdracht willen uitbreiden. De toepassing van deze paragraaf mag niet leiden tot onverantwoorde pedagogische opsplitsing van de te begeven opdracht. 13. Indien een personeelslid met recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur de aanstelling van een ander personeelslid betwist, geeft de directeur inzage van de administratieve documenten van het personeelslid waarvan hij de aanstelling betwist. 14. De directeur moet de beëindiging van een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur steeds schriftelijk motiveren en meedelen aan het personeelslid. Artikel 22, artikel 24, artikel 25 en artikel 26 gelden niet voor de personeelsleden aangesteld voor doorlopende duur. 15. Wanneer een personeelslid wordt ontslagen vooraleer hij het recht op een tijdelijke aanstelling van doorlopende duur heeft verworven voor één of meer instellingen van de scholengemeenschap, en hij wordt na dit ontslag opnieuw aangeworven door een instelling van de betrokken scholengemeenschap of hij blijft verder fungeren in deze scholengemeenschap, dan wordt dit personeelslid voor de toepassing van 3 geacht niet ontslagen te zijn geweest. 1. Het tijdelijk aangesteld personeelslid moet tijdens elke ononderbroken aanstelling met een minimale duur van acht weken en tenminste éénmaal per schooljaar en vóór 30 april beoordeeld worden. De na 30 april aangestelde personeelsleden moeten gedurende deze aanstellingsperiode niet beoordeeld worden. Daartoe maakt het instellingshoofd uiterlijk op het einde van iedere activiteitsperiode over het tijdelijk aangesteld personeelslid een gemotiveerd beoordelingsverslag op dat eventueel eindigt met de vermelding "onvoldoende". In dit verslag worden de periode en het ambt vermeld waarop de beoordeling betrekking heeft. Elke vermelding "onvoldoende" wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen omkleed en aan het betrokken personeelslid medegedeeld. 2. Het tijdelijk personeelslid dat de vermelding "onvoldoende" heeft bekomen, kan hiertegen binnen zeven kalenderdagen na kennisneming gemotiveerd bezwaar aantekenen bij het instellingshoofd van de instelling waar het de vermelding heeft gekregen. 25

Artikel 23. Het instellingshoofd zendt het beoordelingsverslag samen met het bezwaar binnen zeven kalenderdagen na de ontvangst van het bezwaar aan de algemeen directeur. Binnen de zeven kalenderdagen na die verzending wijst het college van directeurs iemand aan om een onderzoek ter plaatse in te stellen. Daarvoor kan een beroep worden gedaan op de centrale diensten van het Gemeenschapsonderwijs, met inbegrip van de pedagogische begeleidingsdienst. Het betrokken personeelslid wordt gehoord, tenminste behoorlijk opgeroepen. Het onderzoek wordt binnen dertig kalenderdagen na de verzending zoals hierboven bedoeld, afgesloten met een beoordelingsverslag. Als dit beoordelingsverslag niet wordt besloten met de conclusie "onvoldoende", vervangt het de beoordeling die door het instellingshoofd werd gegeven. 3. De godsdienstleerkrachten en de leermeesters en leraars niet-confessionele zedenleer worden beoordeeld door de directeur. Bij die beoordeling mag geen rekening worden gehouden met vakinhoudelijke en vaktechnische aspecten, die uitsluitend de zaak zijn van de bevoegde instantie van de betrokken eredienst of van de niet-confessionele zedenleer. Een tijdelijke aanstelling in een wervingsambt eindigt van rechtswege en zonder vooropzeg voor het geheel of een deel van de opdracht: a) bij de terugkeer van de titularis van de betrekking of van het personeelslid dat hem tijdelijk vervangt; b) op het ogenblik dat de betrekking van het tijdelijk aangesteld personeelslid geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen aan een ander personeelslid: - door toepassing van de reglementering op de terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking, de reaffectatie en de wedertewerkstelling; - door een nieuwe affectatie of mutatie; - door vaste benoeming; - door toepassing van artikel 55duodecies in samenhang met 55 quaterdecies; - door toepassing van artikel 53; c) op het ogenblik dat het tijdelijk personeelslid vast wordt benoemd in deze betrekking; d) [ ] e) uiterlijk op het einde van het schooljaar of de leergang waarvoor de aanstelling werd gedaan, onverminderd de toepassing van de reglementering inzake reaffectatie en wedertewerkstelling. Deze bepaling is eveneens van toepassing ten aanzien van de personeelsleden die werden aangeworven overeenkomstig de voorheen bestaande 26

Artikel 24. rechtspositieregeling. Ze is evenwel niet van toepassing op de personeelsleden die tijdelijk zijn aangesteld voor doorlopende duur; f) bij de inruststelling wegens het bereiken van de leeftijdsgrens; g) bij toepassing van artikel 24; h) door afschaffing van de betrekking; i) voor de personeelsleden die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 17; j) voor de personeelsleden die werden aangesteld met miskenning van de in artikel 21 of 21bis bedoelde voorrangsregels; k) op het ogenblik dat wordt vastgesteld dat de betrekking buiten de reglementaire normen werd opgericht. 1. Elk tijdelijk aangesteld personeelslid kan, zonder opzegging, om dringende redenen worden ontslagen. Onder dringende redenen wordt verstaan de ernstige tekortkoming die het voortduren van de tijdelijke aanstelling onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt. Ontslag om dringende redenen overeenkomstig de bepalingen van dit artikel kan niet meer worden gegeven, wanneer het feit ter rechtvaardiging ervan sedert ten minste drie werkdagen bekend is aan het instellingshoofd. Alleen de dringende redenen waarvan kennis is gegeven bij een ter post aangetekende brief, verzonden binnen drie werkdagen na het ontslag, kunnen worden aangewend ter rechtvaardiging van het ontslag. Het ontslag om dringende redenen wordt gegeven: - door de directeur; - door de raad van bestuur voor het personeelslid aangesteld bij de scholengroep of, op voorstel van het betrokken instellingshoofd door de raad van bestuur voor het personeelslid aangesteld in een autonoom internaat; - door de afgevaardigd bestuurder voor het personeelslid aangesteld in het vormingscentrum of de pedagogische begeleidingsdienst. Tegen het ontslag om dringende redenen is beroep mogelijk overeenkomstig artikel 69. Het beroep is niet opschortend. 2. De dienstperiode voorafgaand aan het ontslag om dringende redenen wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening van de in artikel 21, 3 en artikel 21bis, 3, bedoelde dienstanciënniteit. Het betrokken personeelslid verliest bovendien elk prioriteitsrecht op tijdelijke aanstelling in de instelling, in de instellingen die ressorteerden onder dezelfde lokale raad, in de scholengroep en ook in de scholengemeenschap waar hem het ontslag om dringende redenen gegeven werd. 27

Artikel 25. Artikel 26. Een tijdelijk aangesteld personeelslid kan zijn ambt neerleggen met inachtneming van een opzeggingstermijn van zeven kalenderdagen. Het instellingshoofd kan met een kortere termijn instemmen. Die instemming blijkt uit een geschrift. 1. Met inachtneming van een opzeggingstermijn van vijftien kalenderdagen kan de aanstelling van het tijdelijk aangesteld personeelslid worden beëindigd indien hem in het in artikel 22 bedoelde gemotiveerde beoordelingsverslag de vermelding "onvoldoende" werd toegekend. De beëindiging van de aanstelling gebeurt: - door de directeur; - door de raad van bestuur voor het personeelslid aangesteld bij de scholengroep of, op voorstel van het betrokken instellingshoofd, door de raad van bestuur voor het personeelslid aangesteld in een autonoom internaat; - door de afgevaardigd bestuurder voor het personeelslid aangesteld in het vormingscentrum of de pedagogische begeleidingsdienst. 2. Bij ontslag in toepassing van 1 wordt de dienstperiode waarvoor aan het personeelslid de beoordeling "onvoldoende" werd toegekend, niet in aanmerking genomen voor de berekening van de in artikel 21, 3, en 21bis, 3, bedoelde dienstanciënniteit. Dit personeelslid verliest bovendien elk prioriteitsrecht op tijdelijke aanstelling in de instelling, in de instellingen die ressorteerden onder dezelfde lokale raad, in de respectieve scholengroepen van die instellingen, en voor het basisonderwijs, en voor het secundair onderwijs, ook in de scholengemeenschappen waar de beoordeling "onvoldoende" werd toegekend. 3. Voor het ontslag gebaseerd op de beoordeling van een godsdienstleerkracht of een leermeester of leraar niet-confessionele zedenleer, conform artikel 22, 3, is het advies nodig van de bevoegde inspecteur-adviseur levensbeschouwelijke vakken. Brengt die een ongunstig advies uit, dan kan het ontslag maar worden gegeven met een tweederde meerderheid binnen de raad van bestuur. Ontslag op basis van vakinhoudelijke en vaktechnische aspecten kan maar worden gegeven op voorstel van het hoofd van de erkende instantie van de erkende godsdienst, respectievelijk de voorzitter van de erkende vereniging van de nietconfessionele gemeenschap. 4. De in dit artikel bedoelde adviezen worden verstrekt binnen een termijn van veertien kalenderdagen. 28