hoop geef je door. HOOP po - onderbouw
Wensen, hopen, bidden Dit zijn drie verschillende woorden, maar soms raken ze aan elkaar. Verken ze samen met de leerlingen, aan de hand van de volgende suggesties. De wensboom Nodig: een grote plant of een boom van karton, kleine kaartjes Wanneer mag je een wens doen? Wat is dat, een wens doen? Praat met de kinderen over wat hun wensen zijn. Ontdek samen welke wensen voor jezelf zijn en welke voor een ander. Laat ze nu een fragment zien uit De Wensboom, een tv-programma waarin kinderen een wens mogen ophangen in een boom. Dit mogen overigens alleen wensen zijn voor iemand anders. Ga naar www.rtl.nl en zoek op De Wensboom. Zet een grote plant voor de klas of maak een (platte) boom van karton. Ieder kind mag een kaartje met een wens in de boom hangen. Probeer in de adventsperiode, de vier weken waarin wordt toegeleefd naar Kerstmis, een paar van deze wensen samen met uw klas te vervullen. Bidden = hopen Nodig: (led) waxinelichtjes Bouw momenten in tijdens de schoolweek om een of meerdere kaarsjes aan te steken. U kunt de leerlingen vragen, waarvoor of voor wie ze willen bidden. Of u kunt aanhaken bij wat er door de kinderen gezegd is over wensen, dromen en hopen. Hieronder treft u een suggestie voor een gebed. U kunt het helemaal uitspreken of een gedeelte ervan. Suggestie voor een gebed Goede God, We steken een kaarsje aan en worden even stil. We denken aan de wensen die we hebben, voor onszelf en voor andere mensen. Als het goede wensen zijn, wilt U ons helpen ze te laten uitkomen? Lieve Heer, geef ons hoop. We denken aan de dromen die we hebben, voor onszelf en andere mensen. Als het goede dromen zijn, wilt U ons helpen ze te laten uitkomen? Lieve Heer, geef ons hoop. We denken aan de mensen die het moeilijk hebben. Misschien zijn wij dat zelf wel, of mensen van wie wij houden. Maar ook aan onbekende mensen denken wij, mensen die wonen waar oorlog is, mensen die op de vlucht zijn, mensen die ziek zijn of die verdriet hebben. Wilt u heel dicht bij hen zijn? Lieve Heer, geef ons hoop. Amen.
Bron afbeelding: Shutterstock Maria Als er een kindje wordt geboren, is dat een teken van hoop. Een nieuw leven! Hoe zal dit kind zich ontwikkelen? Ouders hebben vaak dromen voor hun kinderen. En goede wensen vol hoop. Dat geldt ook voor Maria. De engel heeft haar verteld dat God grote plannen heeft voor dit kind. Jezus is een teken van hoop voor de hele wereld. Moeder en kind Projecteer op het digibord een foto van een moeder met een (pasgeboren) baby. Het is het leukst als het bekenden zijn: bijvoorbeeld een leerkracht van de school of een moeder van één van de kinderen uit de klas met een nieuw broertje of zusje. Hebben zij zelf van dichtbij meegemaakt dat er een kindje werd geboren? Hoe is dat? Je kunt van tevoren niet weten wat er van hem/haar worden zal. Welke dromen en verwachtingen kun je hebben voor het nieuwe kind? Wat hoop je voor hem/haar? Vraag de leerlingen zoveel mogelijk goede wensen uit te spreken voor de baby en schrijf ze op. Stuur de moeder van de baby een kaart met alle goede wensen van de groep. Moeder en kind Laat een afbeelding of een beeld van Maria zien met haar baby Jezus. Wie zijn dit? Wat weten de leerlingen over het begin van Jezus leven? Kies één van de verhalen over het bezoek van de engel Gabriël aan Maria (zie hieronder) om voor te lezen. Voor de kinderen uit groep 1 en 2 kunt u het verhaal beter in uw eigen woorden vertellen. Waaraan kunnen de leerlingen zien in het verhaal dat Jezus niet zomaar een baby was? Een mens met een bijzondere levensopdracht, van God afkomstig, heeft ook een bijzonder begin Hieronder staat de tekst van het Weesgegroet, het gebed voor Maria. De woorden van de engel Gabriël zijn te horen in dit gebed.
Bron afbeelding: Renata Sedmakova / Shutterstock.com hoop geef je door. Verhaal - Een nieuw begin van vrede Elisabet woonde in de bergen. Ze was getrouwd met Zacharias en ze hadden geen kinderen. Dat vonden ze heel erg. De jaren gingen voorbij. Elisabet werd te oud om nog een kind te kunnen krijgen. Toen beloofde God aan Zacharias een zoon, die Johannes zou heten. En inderdaad na een tijdje werd Elisabet zwanger. Ze was heel blij en zei: Dit heeft God voor mij gedaan! Maria was de nicht van Elisabet. Zij was nog een jonge vrouw. Ze woonde bij haar ouders in het dorpje Nazaret. Ze wist al dat Jozef haar man zou worden, maar ze waren nog niet getrouwd. Maria droomde van een goede toekomst voor haarzelf en voor haar volk. Want het was een moeilijke tijd. De Romeinse keizer was de baas. Hij had al heel veel landen veroverd en wilde er nog meer. De mensen moesten allemaal doen wat de keizer wilde. De keizer wilde ook veel geld hebben. Daar kocht hij paarden en wagens en speren van. En hij liet mooie paleizen bouwen in de landen die hij veroverd had. De keizer wees iemand aan die koning over het land mocht zijn. Die ging dan in het paleis wonen. De gewone mensen waren arm. Ze hadden niets te vertellen. Hadden we maar een eigen koning, zeiden ze tegen elkaar. Eentje die niet de baas speelt, maar eentje die een herder is, net als koning David lang geleden. Veel mensen geloofden niet meer dat het ooit nog anders zou worden. Ze hadden de moed opgegeven. Maria niet. Zij bleef hopen en verwachten dat er een nieuw begin zou komen. Zij geloofde dat God het volk zou helpen. Op een dag was Maria aan het werk in haar huis in het dorpje. Ze had water gehaald bij de put, en zette de kan neer.toen kwam er een engel bij haar. Het was de engel Gabriël. Hij zei: Wees blij, Maria. Gezegend ben je, want God is met jou. Maria schrok. Wees maar niet bang, Maria, zei de engel. God ziet je graag. Je zult een zoon krijgen die je de naam Jezus moet geven. Hij zal groot zijn en Zoon van God genoemd worden. Hij zal voor altijd koning zijn. Hoe kan dat allemaal gebeuren? vroeg Maria. Jozef en ik, we zijn nog niet getrouwd. De Geest van God zal over je komen, zei de engel. Daarom zal jouw kind heilig genoemd worden, Zoon van God. Ook Elisabet zal een zoon krijgen. Want voor God is niets onmogelijk. Toen zei Maria vanuit het diepst van haar hart: Ja. Laat het zó gebeuren. Daarna ging Maria op reis naar de bergen. Ze ging op bezoek bij Elisabet. Maria kwam het huis binnen en begroette Elisabet. Zodra Elisabet de klank van de stem van Maria hoorde, maakte het kind in haar buik een sprongetje. Elisabet werd helemaal vervuld van de Geest van God en riep uit: Gezegend ben jij, Maria! Gezegend ben jij en gezegend is het kind in je buik. Ik ben zo blij dat je bent gekomen! Want jij verwacht wat helemaal niemand meer durft te hopen. Gelukkig ben jij, omdat je gelooft. Maria was zo blij dat ze een lied zong. Een lied over God die doet wat hij belooft. Ze bleef nog drie maanden bij Elisabet en ging toen terug naar huis. Naar Lucas, 1, 5-55 Uit: Het begon met licht, Bijbelverhalen voor groot en klein, Gerrie Huiberts, Anne Westerduin, p. 93-94.
Wees gegroet, Maria Het Weesgegroet is één van de belangrijkste en meest bekende gebeden van de Katholieke Kerk. In het eerste gedeelte van het gebed herkennen we het verhaal uit het Evangelie volgens Lucas, waarin Maria bezoek krijgt van de engel Gabriël. De engel komt met groot en onverwacht nieuws: Maria zal een kind krijgen. (Lc 1, 26-38). In het Weesgegroet horen we wat de engel tegen Maria zei. Het tweede deel van het gebed, Heilige Maria, moeder van God, is het niet meer de engel die spreekt, maar zijn we het zelf: alle mensen die het Weesgegroet bidden. Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U, Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, moeder van God, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen. Gedicht - Dag Maria dag mevrouw in het blauw met je mooie lange kleed en je kleine kindje Jezus ik weet heus wel hoe je heet! alles kun je haar vertellen altijd komt het weer terecht ja maar, oma, vroeg ik toen hoort Maria jou dan echt? vroeger woonde jij bij oma maar die is toen doodgegaan daarom mag je voortaan altijd hier in onze kamer staan. wat ze zei ben ik vergeten maar ik ga het ook eens doen: dag Maria, ik mis oma geef je haar van mij een zoen? elke morgen praatte oma eerst een hele poos met jou en dan zei ze aan het einde: dit is toch een sterke vrouw! Uit: Het begon met licht, Bijbelverhalen voor groot en klein, Gerrie Huiberts, Anne Westerduin, KBS Adveniat, p. 99
Bron afbeelding: http://www.jefdejager.nl/smaarten.php Sint Maarten Elf november is de feestdag van de heilige Martinus van Tours, beter bekend als Sint-Maarten. Als jongen van vijftien werd hij door zijn vader gedwongen soldaat te worden. Zelf wilde hij iets heel anders: vanaf zijn tiende jaar hij wilde zich al laten dopen en zijn leven wijden aan God. Hij bleef hopen dat hij op een dag zijn roeping zou kunnen volgen. Dat is uiteindelijk ook gebeurd. Maarten was een hoopvol mens en hij gaf ook hoop aan anderen. Het bekende verhaal van de mantel (dat op elf november in sommige plaatsen op straat wordt nagespeeld) is er een mooi voorbeeld van. Aan de slag met Sint-Maarten Gebruik voor de onderbouw het eerste verhaal (zie hieronder). Er staan ook kleurplaten. Vraag de kinderen of zij zich hierin herkennen. Helpen zij zelf wel eens iemand? En worden zij ook wel eens geholpen? Kunnen zij voorbeelden geven? Als een leerling wil vertellen hoe hij/zij iemand geholpen heeft, kan hij op de stoel van Maarten gaan zitten. Wil hij/zij een ervaring delen als het gaat om geholpen worden, dan neemt hij plaats op de stoel van de bedelaar. Laat de kinderen ontdekken dat we in ons leven beide dingen meemaken. We zitten nu eens op de ene, dan weer op de andere stoel.
Bron afbeelding: http://www.geschiedenisbeleven.nl/sintmaarten-een-middeleeuws-idool/ hoop geef je door. Verhaal - De mantel van Sint Maarten Maarten was een soldaat in het leger van de keizer. Hij droeg een grote soldatenmantel. Dat was wel nodig want het was midden in de winter. Maarten kwam bij de poort van de stad. Het was druk. De mensen liepen stevig door, zo bleven ze warm. Eén man zat op de grond. Hij was arm en had bijna geen kleren. Hij had het zo koud dat hij zijn armen en benen niet meer kon bewegen. Het enige dat hij kon doen was roepen: Meneer! Mevrouw! Niemand bleef staan. Ze zagen hem niet of misschien wilden ze hem niet zien. Maarten schrok toen hij de man zag zitten. Dit gaat niet goed!, dacht hij. Dit moet niet lang meer duren. Hij had geen extra kleren bij zich. Maar zijn mantel was groot genoeg voor twee. Hij pakte zijn zwaard en sneed de mantel doormidden. De ene helft legde hij over de man heen, het andere stuk hield hij zelf. De mensen op straat lachten hem uit. Wat zie jij er raar uit, met die kapotte mantel!, zeiden ze. Je lijkt wel een zwerver! Maar er waren er ook een paar die zich schaamden. Uit: Lesbrief Kiezen voor elkaar, katholiek onderwijs 2015, NKSR
Kleurplaten
Bron afbeelding: Shutterstock hoop geef je door. Gedicht - Licht Een kaars steek je niet aan om te verstoppen. Je zet hem niet onder een bed of onder een korenmaat* en ook niet in een verborgen hoekje. Je zet hem hoog, op een kandelaar, zodat iedereen die binnenkomt het licht kan zien. Diep in ons is er een lichtje. Dat zie je aan onze ogen. Stop het niet weg, verberg het niet maar laat het stralen. Dan kun jij voor mij een lichtje zijn en ik voor jou Naar Lucas 8, 16 en 11, 33-35 *Een soort emmer waarmee een hoeveelheid koren werd afgemeten. Uit: Lesbrief Kiezen voor elkaar, katholiek onderwijs 2015, NKSR.