7 t/m 11 november 2016 Week van het Katholiek Onderwijs. hoop geef je door. HOOP po - middenbouw

Transcriptie

1 hoop geef je door. HOOP po - middenbouw

2 Bron afbeelding: Shutterstock Wensen, dromen, hopen, bidden Dit zijn vier verschillende woorden die in het leven van iedereen een rol spelen. Wat doe je ermee? Verken ze samen met de leerlingen, aan de hand van de volgende suggesties. Luister naar het nummer Laat zo je licht maar schijnen De wensboom Nodig: een grote plant of een boom van karton; kleine kaartjes Wanneer mag je een wens doen? Wat is dat, een wens doen? Praat met de kinderen over wat hun wensen zijn. Ontdek samen welke wensen voor jezelf zijn en welke voor een ander. Laat ze nu een fragment zien uit De Wensboom, een TV programma waarin kinderen een wens mogen ophangen in een boom. Dit mogen overigens alleen wensen zijn voor iemand anders. Ga naar en zoek op De Wensboom. Zet een grote plant voor de klas of maak een (platte) boom van karton. Ieder kind mag een kaartje met een wens in de boom hangen. Probeer in de adventsperiode, de vier weken waarin wordt toegeleefd naar Kerstmis, een paar van deze wensen samen met uw klas te vervullen.

3 Bidden Bouw momenten in tijdens de schoolweek om een kaarsje of meerdere kaarsjes aan te steken. U kunt de leerlingen vragen waarvoor of voor wie ze willen bidden. Of u kunt aanhaken bij wat er door de kinderen is gezegd over wensen, dromen en hopen. Hieronder staat een suggestie voor een gebed. U kunt het helemaal uitspreken, of een gedeelte ervan. Nodig: (led) waxinelichtjes. Wat vind je moeilijk? Waar heb je zorgen over? Of verdriet? Als je zoekt naar lichtpuntjes in donkere dagen, kom je hoop op het spoor. Verken samen met de leerlingen of ze dit herkennen: als het donker is, dat er dan toch lichtpuntjes kunnen zijn. Kunnen ze een paar voorbeelden noemen? Schrijf op het bord: maar ik heb hoop! Welke zin of zinnen zou je kunnen invullen waar nu drie puntjes staan? Vraag de leerlingen om in groepjes verschillende zinnen op te schrijven die steeds eindigen met maar ik heb hoop! Laat ten slotte uit iedere groep verschillende van deze zinnen voorlezen en laat daarbij steeds een (led) waxinelichtje aansteken. Een kaarsje als teken van hoop. Suggestie voor een gebed Goede God, We steken een kaarsje aan en worden even stil. We denken aan de wensen die we hebben, voor onszelf en voor andere mensen. Als het goede wensen zijn, wilt U ons helpen ze te laten uitkomen? Lieve Heer, geef ons hoop. We denken aan de dromen die we hebben, voor onszelf en andere mensen. Als het goede dromen zijn, wilt U ons helpen ze te laten uitkomen? Lieve Heer, geef ons hoop. We denken aan de mensen die het moeilijk hebben. Misschien zijn wij dat zelf wel, of mensen van wie wij houden. Maar ook aan onbekende mensen denken wij, mensen die wonen waar oorlog is, mensen die op de vlucht zijn, mensen die ziek zijn of die verdriet hebben. Wilt u heel dicht bij hen zijn? Lieve Heer, geef ons hoop. Amen.

4 Bron afleebding: Fra_Angelico_069.jpg Maria Als er een kindje geboren wordt, is dat een teken van hoop. Een nieuw leven! Hoe zal dit kind zich ontwikkelen? Ouders hebben vaak dromen voor hun kinderen. En goede wensen vol hoop. Dat geldt ook voor Maria. De engel heeft haar verteld dat God grote plannen heeft voor dit kind. Jezus is een teken van hoop voor de hele wereld. Wie is Maria en wat betekent zij voor ons? In een verhaal, door een gebed, een kaarsje en misschien wel een gesprek met iemand in de kerk kom je meer te weten over Maria. Klasopdracht Laat een afbeelding of een beeld van Maria zien met haar baby Jezus. Wie zijn dit? Wat weten de leerlingen over het begin van Jezus leven? Kies één van de verhalen over het bezoek van de engel Gabriël aan Maria om voor te lezen. Waaraan kunnen de leerlingen zien, in het verhaal dat Jezus niet zomaar een baby was? Een mens met een bijzondere levensopdracht, van God afkomstig, heeft ook een bijzonder begin

5 Bron afbeelding: Renata Sedmakova / Shutterstock.com hoop geef je door. Verhaal - Hoog bezoek (een fragment) Op een dag zond God de engel Gabriël naar Nazaret, een stad in Galilea. Hij moest op bezoek gaan bij Maria, een jonge vrouw die verloofd was met Jozef, die nog in de verte familie was van de grote koning David. Gabriël stapte het huis binnen en vond Maria in haar tuintje waar ze de was ophing. Goedemorgen Maria, God is bij jou! riep hij met zijn schallende engelenstem. Maria schrok zich een hoedje. Ze kende die man niet en ze vond dat hij er nogal vreemd uitzag, ook al had hij keurige kleren aan. En wat was dat voor een rare begroeting? Ze keek de man wat argwanend aan. Gabriël ging op een krukje zitten. Je hoeft niet bang te zijn, Maria, God is heel blij met jou en hij gaat iets heel bijzonders met je doen. Je zult zwanger worden van een heel speciaal kind, dat alle mensen dicht bij God zal brengen. Hij zal zoon van God worden genoemd en nog groter zijn dan zijn voorvader David. Toen schoot Maria uit haar verlegenheid. Maar dat kan helemaal niet, flapte ze eruit. Jozef en ik zijn nog niet eens met elkaar naar bed geweest. Gabriël knipoogde. Voor God is niets onmogelijk. De Heilige Geest zal over je komen en de kracht van God zal je vervullen. Zo zal dit kind van God in je school groeien. Maria keek hem een poosje nadenkend aan. Gabriël zag er vreemd uit, maar toch voelde zij dat het waar was wat hij zei. Ze haalde een doek uit de wasmand en hing hem aan de lijn. Als God dat wil, zal het wel goed zijn, zei ze. Zeg maar dat het oké is. Ik ben benieuwd wat voor iemand mijn zoon zal worden. Zal hij een einde maken aan het onrecht in de wereld? Zal hij vrede brengen voor iedereen? Dat zou geweldig zijn! Gabriël nam afscheid en verdween. Ik hoop echt dat het waar is, dacht Maria. Als mijn kind van God komt, zal hij alle mensen dichter bij God brengen. Er zal echt iets veranderen. De armen zullen net zoveel waard zijn als de rijken. Stel je voor! Dat moet ik aan Jozef vertellen! Terwijl ze even later over straat liep, legde ze haar hand op haar buik, alsof ze diep vanbinnen het kind al voelde. Naar Lucas, 1, Uit: Het grote avontuur van God en mens, kinderbijbel met meer dan 150 verhalen, Kolet Janssen, Thé Tjong-Khing, p

6 Wees gegroet, Maria Het Weesgegroet is één van de belangrijkste en meest bekende gebeden van de Katholieke Kerk. In het eerste gedeelte van het gebed herkennen we het verhaal uit het Evangelie volgens Lucas, waarin Maria bezoek krijgt van de engel Gabriël. De engel komt met groot en onverwacht nieuws: Maria zal een kind krijgen. (Lc 1, 26-38). In het Weesgegroet horen we wat de engel tegen Maria zei. Het tweede deel van het gebed, Heilige Maria, moeder van God, is het niet meer de engel die spreekt, maar zijn we het zelf: alle mensen die het Weesgegroet bidden. Wees gegroet, Maria, vol van genade, de Heer is met U, Gij zijt de gezegende onder de vrouwen En gezegend is Jezus, de vrucht van uw schoot. Heilige Maria, moeder van God, bid voor ons, zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen.

7 Bron afbeelding: Shutterstock Maria Maria is ook vandaag nog erg belangrijk voor veel mensen. Kijk maar eens in de kerk, zoek maar eens op internet. Misschien wil je zelf wel eens een kaarsje opsteken bij Maria, of een gebedje bidden. Kaarsje opsteken bij Maria Organiseer een bezoek aan de parochiekerk. Vraag of iemand van de parochie de groep wil rondleiden. Eindig in de Mariakapel. Bij het beeld van Maria branden altijd kaarsjes, dag en nacht. Mensen steken een kaarsje op als ze voor iemand willen bidden. Als ze dan weer weggaan, blijft de vlam branden als teken van het gebed dat doorgaat. Misschien zijn er leerlingen die een kaarsje willen aansteken. Een moment van stilte en aandacht kan de kinderen raken. Lourdes Maria is belangrijk in het katholieke geloof. Zij is de eerste heilige. Veel mensen hebben steun aan haar, juist omdat ze een vrouw is en een moeder. Ieder jaar gaan er zes miljoen mensen naar Lourdes op bedevaart voor Maria. Een groot deel van hen is ziek: zij hopen dat ze in Lourdes kracht zullen krijgen en zelfs genezing. Veel parochies organiseren Lourdes-reizen. Neem contact op met de dichtstbijzijnde parochie of zoek op internet naar informatie over Lourdes. Een gebedje voor Maria dag mevrouw in het blauw met je mooie lange kleed en je kleine kindje Jezus ik weet heus wel hoe je heet! alles kun je haar vertellen altijd komt het weer terecht ja maar, oma, vroeg ik toen hoort Maria jou dan echt? vroeger woonde jij bij oma maar die is toen doodgegaan daarom mag je voortaan altijd hier in onze kamer staan. wat ze zei ben ik vergeten maar ik ga het ook eens doen: dag Maria, ik mis oma geef je haar van mij een zoen? elke morgen praatte oma eerst een hele poos met jou en dan zei ze aan het einde: dit is toch een sterke vrouw! Uit: Het begon met licht, Bijbelverhalen voor groot en klein, Gerrie Huiberts, Anne Westerduin, KBS Adveniat, p. 99

8 Bron afbeelding: Sint Maarten Elf november is de feestdag van de heilige Martinus van Tours, beter bekend als Sint Maarten. Als jongen van vijftien werd hij door zijn vader gedwongen soldaat te worden. Zelf wilde hij iets heel anders: vanaf zijn tiende jaar hij wilde zich al laten dopen en zijn leven wijden aan God. Hij bleef hopen dat hij op een dag zijn roeping zou kunnen volgen. Dat is uiteindelijk ook gebeurd. Maarten was een hoopvol mens en hij gaf ook hoop aan anderen. Het bekende verhaal van de mantel (dat op elf november in sommige plaatsen op straat wordt nagespeeld) is er een mooi voorbeeld van. Aan de slag met Sint Maarten Sint Maarten brengt hoop. Je zou ook kunnen zeggen dat hij licht in het donker brengt. We lezen een verhaal en een gedicht. Natuurlijk verkennen we ook met elkaar hoe wij zelf een licht kunnen brengen in het donker.

9 Bron afbeelding: hoop geef je door. Rollenspel - De mantel van Sint Maarten Deze tekst is een rollenspel. Beide hoofdrolspelers komen aan het woord vanuit hun eigen perspectief. Zet twee stoelen neer: ga voor de rol van Maarten op de ene stoel zitten en voor de rol van de bedelaar op de andere. Wie is in dit verhaal de helper en wie wordt er geholpen? Vraag de kinderen of zij zich hierin herkennen. Helpen zij zelf weleens iemand? En worden zij ook wel eens geholpen? Kunnen zij voorbeelden geven? Als een leerling wil vertellen hoe hij/zij iemand geholpen heeft, kan hij op de stoel van Maarten gaan zitten. Wil hij/ zij een ervaring delen als het gaat om geholpen worden, dan neemt hij plaats op de stoel van de bedelaar. Laat de kinderen ontdekken dat we in ons leven beide dingen meemaken. We zitten nu eens op de ene, dan weer op de andere stoel! Rol 1: Martinus Weet je wie ik ben? Ik heet Martinus. Ik ben een Romeinse soldaat: kijk maar naar mijn mantel. Alle soldaten hebben er zo een. Het is wel fijn, zo n grote wollen mantel. Lekker warm. Nu moet ik zeggen dat die van mij wat kleiner is geworden. Ik heb er een stuk van afgesneden met mijn zwaard. Dat kwam zo: ik liep door de stad. Er lag sneeuw en het was heel koud. Echt winter. Er waren veel mensen op straat. Ze liepen hard, want ze wilden snel naar huis. Bij de poort van de stad zat een man. Hij had geen jas aan. Hij zat te bibberen. Ik kon zijn tanden horen klapperen van de kou. Er waren veel mensen op straat, maar ze liepen allemaal door. Niemand keek naar hem. Ik heb mijn zwaard gepakt en mijn grote mantel doormidden gesneden. Eén stuk voor hem en één stuk voor mij. Zo kunnen we het allebei warm hebben. Ik ben blij dat ik het heb gedaan. Anders had ik niet kunnen slapen. Rol 2: De bedelaar Weet je wie ik ben? Ik woon in de stad. Of eigenlijk woon ik er niet echt, want ik heb geen huis. In de zomer gaat het nog wel. Dan is het warm. Maar in de winter is het moeilijk. Dan is het koud. Gelukkig heb ik nu een mantel: kijk maar. Eerst had ik er geen. Ik zat bij de poort van de stad en wist niet meer hoe ik moest opstaan. Ik had geen gevoel meer in mijn benen. Er kwamen veel mensen voorbij, maar ze zagen mij niet. Ze liepen allemaal door. Eén man bleef staan. Het was een soldaat. Hij droeg een grote rode mantel. Hij zei: Meneer, kan ik u helpen? Hij deed zijn mantel af en pakte zijn zwaard. Toen sneed hij die grote mantel in twee stukken. Eén stuk sloeg hij zelf weer om, het andere gaf hij aan mij. Ik ben blij dat die soldaat mij heeft gezien. Hij liet mij niet in de kou staan. Uit: Lesbrief Kiezen voor elkaar, katholiek onderwijs 2015, NKSR

10 Bron afbeelding: Shutterstock hoop geef je door. Gedicht - Licht Een kaars steek je niet aan om te verstoppen. Je zet hem niet onder een bed of onder een korenmaat* en ook niet in een verborgen hoekje. Je zet hem hoog, op een kandelaar, zodat iedereen die binnenkomt het licht kan zien. Diep in ons is er een lichtje. Dat zie je aan onze ogen. Stop het niet weg, verberg het niet maar laat het stralen. Dan kun jij voor mij een lichtje zijn en ik voor jou Naar Lucas 8, 16 en 11, *Een soort emmer waarmee een hoeveelheid koren werd afgemeten. Uit: Lesbrief Kiezen voor elkaar, katholiek onderwijs 2015, NKSR. Lees bovenstaand gedicht voor en stel de volgende verdiepingsvragen: Wat zegt het de kinderen? Wat betekent licht voor hen? Wat heeft licht met hoop te maken? Hoe kunnen de kinderen hun licht laten schijnen?