Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Gedrag 9 1.1 Natuurlijk gedrag 9 1.2 Afwijkend gedrag 11 1.3 Afsluiting 14 2 Verzorging van dieren 15 2.1 Dieren lokken en vangen 15 2.2 Hanteren 19 2.3 Ogen, oren en neus 21 2.4 Het gebit 23 2.5 Nagels en klauwen 24 2.6 Anus, cloaca en geslachtsorganen 26 2.7 Vacht, huid en veren 26 2.8 Afsluiting 34 3 Verzorgen van de omgeving 35 3.1 Huisvesting 35 3.2 Schoonmaken 42 3.3 Afsluiting 44 4 Gezondheid 45 4.1 Gezondheidskenmerken 46 4.2 Ziekteverschijnselen 53 4.3 Ziekteverwekkers 56 4.4 Preventie 60 4.5 Registratie 63 4.6 Afsluiting 64 5 Voortplanting 65 5.1 Levenscyclus 66 5.2 Geslachtskenmerken 68 5.3 Bronstgedrag 73 5.4 De paring 79 5.5 Dracht en geboorte 83 5.6 Verzorging van het jonge dier 87 5.7 Afsluiting 89 Trefwoordenlijst 91 INHOUD 7
8 DIEREN ASSISTEREN
1 Gedrag Oriëntatie Bij gedrag denk je meestal meteen aan bewegingen. Maar je kunt ook gedrag vertonen zonder je te bewegen. Stel je maar eens voor: je zit in de klas en je doet niets. De leraar vraagt je vriendelijk om je spullen te pakken, maar je doet niets! Hij wordt steeds bozer, maar je doet nog steeds niets. Al doe je niets, je gedraagt je wel degelijk! Sterker nog: je gedraagt je zelfs veel opvallender dan je klasgenoten, die meteen hun spullen hebben gepakt. hoe en waarom Elke diersoort heeft zijn eigen specifieke gedrag. Dat kan leuk gedrag zijn, zoals spelende poezen. Maar het kan ook gevaarlijk gedrag zijn, zoals een agressieve hond. Bij het werken met dieren moet je altijd goed weten hoe en waarom het dier zich op een bepaalde manier gedraagt. 1.1 Natuurlijk gedrag Fig. 1.1 Je moet weten of een dier gevaarlijk kan zijn. Een dier zonder honger zal geen eetgedrag vertonen: honger is namelijk de motivatie om te eten. En als er geen voedsel is, kan het dier ook geen eetgedrag vertonen. Er is dan namelijk geen prikkel die het dier aanzet om te gaan eten. Verschillende prikkels Een mannetjesroodborst valt aan, zodra hij een ander mannetje ziet met rode borstveren dat zijn gebied binnendringt. En een hengst krult zijn lippen om en strekt GEDRAG 9
meerdere prikkels zijn nek, wanneer hij de geur ruikt van een hengstige merrie. De roodgekleurde borstveren en de geur van de merrie zijn de prikkels die aanzetten tot het vertoonde gedrag. Een dier ervaart altijd meerdere prikkels. Eén van die prikkels is echter de belangrijkste. Verschillende motivaties Als een hongerige leeuw een hert ziet, zal hij waarschijnlijk gaan jagen. Maar heeft hij net zijn buikje vol, dan zal hij elke prooi ongestoord voorbij laten gaan. De motivatie van een dier zit van binnen. Het roodborstje en de hengst gedragen zich zoals hierboven beschreven, door toedoen van mannelijke hormonen. Aangeboren of aangeleerd gedrag Mensen onderscheiden zich van dieren door hun veel grotere hersenen. Daardoor kunnen ze beter leren, hebben ze een groter inzicht in onbekende situaties en kunnen ze gemakkelijker problemen oplossen. Veel menselijk gedrag wordt geleerd tijdens in het leven. Denk bijvoorbeeld aan autorijden, schrijven en lezen. Hoe staat dat met dieren? Wat leren ze en wat weten ze al bij hun geboorte? ervaring en oefening Aangeboren gedrag is erfelijk bepaald. Daarvoor is geen oefening of ervaring nodig. Zoeken naar de tepel, melktrappen, zuigen en slikken zijn voorbeelden van aangeboren gedrag bij pups. Aangeleerd gedrag ontstaat door ervaring en oefening. Een dier moet bijvoorbeeld leren hoe een prooi te vangen. Het is soms moeilijk te zeggen of gedrag aangeboren is of aangeleerd. Heel veel gedrag is een combinatie van beide. Verschillende afstanden sociale afstand kritische afstand individuele afstand vluchtafstand Een ervaren dierenverzorger merkt het direct als er met een dier iets bijzonders aan de hand is. Bevindt een lid van de sociale groep zich bijvoorbeeld ver buiten de groep, dan is er iets aan de hand. De normale afstand die een dier heeft met de andere leden van zijn sociale groep, noemen we de sociale afstand. In een groep leven de individuen op een bepaalde plaats in samenhang met de groep. Wil je een dier benaderen, dan moet je weten wat de kritische afstand is. Dat is de afstand tot waar een vijand of een mens mag naderen, zonder dat het dier afwerend gedrag gaat vertonen. Wordt de afstand te klein, dan vertoont het dier aanvalsgedrag of agressief gedrag, als het tenminste niet kan ontsnappen. We kunnen nog meer afstanden onderscheiden die een rol spelen bij het gedrag van mens en dier. De individuele afstand is de afstand of de ruimte die een dier graag wil behouden tussen zichzelf en een dier van zijn eigen soort. De vluchtafstand is de afstand tot waar een dier de vijand toestaat om te naderen. Wordt de afstand korter, dan zal hij vluchten of weglopen. Het gedrag van dieren is onder andere afhankelijk van de beschikbare leefruimte en de afstand tot andere dieren. In de natuurlijke leefomgeving wordt dit automatisch geregeld. 10 DIEREN ASSISTEREN
Bij dieren, die gedomesticeerd zijn of in gevangenschap gehouden worden, is sprake van een andere situatie. Als deze dieren niet op de juiste afstand van elkaar blijven, kunnen ze zich heel onprettig voelen. Vragen 1.1 Wanneer een bepaald type afstand te klein wordt, reageert een dier op een specifieke manier. Een paard kan bijvoorbeeld vluchten, maar een hond die niet weg kan, valt misschien aan. a Welk type afstand overtreed je bij een paard dat vlucht? b Welk type afstand overtreed je bij een hond die aanvalt? Fig. 1.2 Blijf uit mijn buurt. 1.2 Afwijkend gedrag Verkeerd gehouden dieren gedragen zich vaak niet normaal. Afwijkend gedrag betekent dan ook dat er iets met het dier aan de hand is. Vroeger was een dierentuin meer een tentoonstelling van levende dieren. Ze stonden in veel te kleine hokken en de verzorgers wisten niet goed hoe ze met de dieren moesten omgaan. Veel dieren vertoonden vreemd gedrag in de kleine, saaie omgeving. Ze liepen bijvoorbeeld steeds maar heen en weer in hun kooi of gaapten en rekten zich. Dat zijn verschijnselen die met stress te maken hebben. En sommige soorten konden zich in dierentuinen helemaal niet voortplanten. Abnormaal of afwijkend gedrag verveling en frustratie Abnormaal of afwijkend gedrag kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan de groepssamenstelling onnatuurlijk zijn, of kan het dier een abnormale jeugd hebben gehad. Er kan sprake zijn van een lichamelijke afwijking of een verkeerde voeding. Maar vaak moet de oorzaak in de omgeving gezocht worden: het dier kan zijn natuurlijke gedrag niet kwijt. Het krijgt niet genoeg gelegenheid om zich normaal te gedragen. Door verveling en frustratie gaat het dan afwijkend gedrag vertonen. In de natuur zijn de meeste dieren een groot deel van de dag bezig met het zoeken naar voedsel en het onderzoeken van de omgeving. Deze vormen van gedrag moeten ook in gevangenschap bevredigd worden. AFWIJKEND GEDRAG 11
Creativiteit Bij het bezighouden van dieren speelt creativiteit een belangrijke rol. Vanzelfsprekend moet je als verzorger rekening houden met de aard van de diersoort, maar ook met individuele eigenaardigheden en voorkeuren van de dieren. Ook speelt mee dat veel dieren gewoontedieren zijn. Bijna iedere verzorger kent wel het verschijnsel dat de dieren erop staan dat ze op een bepaalde tijd en plaats hun voer krijgen. Fig. 1.3 Zou hij zich misschien vervelen? De volgende typen abnormaal gedrag komen het meest voor in een arme omgeving: stereotiep gedrag Stereotiep gedrag. Dat is het functieloos en vormvast herhalen van bepaalde bewegingen, bijvoorbeeld ijsberen of steeds op dezelfde manier met de kop zwaaien. vacuümgedrag Vacuümgedrag. Dit gedrag treedt zomaar op, zonder dat er enige aanleiding toe is. Mensapen bijvoorbeeld bouwen dan een nest zonder nestmateriaal en vogels vangen niet-bestaande insecten. ongericht gedrag Ongericht gedrag. Dat is het uitleven van gedrag op ongeschikte objecten of op zichzelf, bijvoorbeeld: paren met een boomstam, zichzelf bijten of kaalplukken. 12 DIEREN ASSISTEREN