ZWEEFVLIEGENNIEUWSBRIEF

Vergelijkbare documenten
De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster

De kleine beestjesclub

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 28 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 8 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Ze gaat op zoek naar een holletje onder de grond op een droge plaats om er een nest te starten.

Ze gaat op zoek naar een holletje onder de grond op een droge plaats om er een nest te starten.

SPREEKBEURT BIDSPRINKHAAN

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

ZWEEFVLIEGENNIEUWSBRIEF

inhoud 1. Kom jij uit een ei? 2. Dieren uit een ei. 3. Vogels 4. Vissen 5. Insecten 6. Spinnen 7. Reptielen 8. Kikkers en padden 9.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 23 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Wist je dat?... Overwintering van vlinders. Vragen. De vlinder. De levenscyclus..

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, donderdag 20 april Beste natuurliefhebber/-ster,

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag en donderdag Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 17 en woensdag 18 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

Vlinders kijken. op Landgoed Schothorst

Een. hoort erbij! Over dieren uit een ei. groepen 3-5

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag Beste natuurliefhebber/-ster,

inhoud blz. Vlinders 3 1. Insecten 4 2. De kop 5 3. De vleugels 6 4. Van ei tot vlinder 7 5. Dag en nachtvlinders 8 6. Voedsel 9 7. Vijanden 10 8.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 27 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

"Afraid of the Dead ( The Escape ) Hoofdstuk 5"

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck, dinsdag 14 augustus Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 4 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

,:,- ::s (\') ., - n. -==-. (\) ==} (\) (\) (ih. (\) (h. b,. (\)

Hier zien jullie alweer de een uitgave van ons jeugdblad. Nieuwsgierig wat de Oele nu weer heeft te vertellen. Lees maar gauw.

WAARNEMINGEN EN MEDEDELINGEN

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, woensdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

inhoud 1. De mier 2. De teek 3. De regenworm 4. De pissebed 5. De hoofdluis 6. De vlieg 7. De mug 8. De vlo 9. Filmpje Pluskaarten Colofon

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Dit boomblauwtje fladderde er lustig op los en liet zich moeilijk fotograferen, maar ook hier geldt De aanhouder wint.

Hier zien jullie alweer de zesde uitgave van ons jeugdblad. Nieuwsgierig wat de Oele nu weer heeft te vertellen. Lees maar gauw.

natuurboekje van zomer 2008

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 21 augustus 2018

Vraag 1. Waarom moet je goed voor de rupsen zorgen als je vlinders wilt hebben?

Holenduif. Zes eieren

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

DE SLECHTVALKEN in Liempde, 2017

Van eitje tot vlinder

Eten en gegeten worden. Nuttige insecten op de rozenkwekerij en in uw tuin: zweefvliegen

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 4 augustus 2015

KLARA DE KIKKER. OPDRACHT: Sommige kikkers kunnen tot 20 keer hun eigen lichaamslengte springen. Hoe ver kan jij springen?

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 2 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

Dinsdag 26 november 2013

VLINDERS. generatie van o.a. de Kleine vos en Gehakkelde aurelia NATUURRIJK TESPELDUYN AUGUSTUS 2018

inhoud blz. 1. Soorten 3 2. Zo herken je een insect 4 3. Insecten en hun jong 6 4. Vijanden Meer insecten Filmpjes 15 Pluskaarten 16

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 12 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 november Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 4 september Beste natuurliefhebber/-ster,

Bestrijding bladwespen bij rode bes in kassen en tunnels.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 13 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

Grote vos Nymphalis polychloros

Limburgs Landschap. natuurboekje van

inhoud 1. Ontdek 2. Insecten 3. Een hart klopt 4. Het spoor 5. De magneet 6. Zie ik dat wel goed 7. Filmpje Pluskaarten Bronnen en foto s

ZWEEFVLIEGEN VAN MEIJENDEL (DIPTERA, SYRPHIDAE)

Wie zijn Pluck & Pien?

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 4 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

Waarom gonzen er minder bijen? Het is tijd om meer te leren over de wereld van de bijen, tijd voor bij-les

Wandelroute langs insecten en andere kleine beestjes

Lieveheersbeestjes. Tijdstip: april, mei als bijv. een kind met een lieveheersbeestje binnenkomt

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 27 mei Beste natuurliefhebber/- ster,

Een bovenbouwproject van IVN Veldhoven Eindhoven Vessem voorjaar 2015

KRIEBELENDE KRUIPERTJES

De zonnebloemen waren erg in trek bij de honingbijen (en hommels).

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 21 april Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 15 april Beste natuurliefhebber/- ster,

Aftekenlijst. Naam:

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 18 februari Beste natuurliefhebber/- ster,

Dagpauwoog Hoe ziet hij eruit? Wanneer vliegt hij? Waar kun je hem vinden? Waar leven de rupsen? Atalanta

Winterslaap. Met filmpjes, werkblad en puzzels. groep 5/6. uitgave januari 2013

Nachtvlinders. Glasvleugelpijlstaart. De sint-jansvlinder is een dagactieve nachtvlinder

Ongewervelden. Locaties. Methode BIODIVERSITEIT 2010 ONGEWERVELDE SOORTEN GEKEND IN 2010

Nieuwsbrief Roofvogelwerkgroep Fruitstreek. Februari 2014

Beste mensen 04 maart Beste mensen,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

natuurboekje van zomer 2017

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 september Beste natuurliefhebber/ster,

Een. hoort erbij! Over dieren uit een ei. groepen 5-6. uitgave 2013

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 29 juli Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck- Schoolwerktuin, woensdag 13 november 2013

Wandeling van de BHV regio Zuid Limburg West in Jabeek.

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 juli Beste natuurliefhebber/-ster,

Lesbrief Bodemdiertjes favoriete voedsel

Afgaande op het gedrag vermoeden we dat te maken hadden met hetzelfde mannetje als in 2011, maar omdat het niet geringd is, weten we dat niet zeker.

Dieren in de winter 3

Stokstaartje. Inhoud. 1. Wat is een stokstaartje. 2. Mijn familie onder de grond

Raar, maar waar! deel 1. groep 3 en 4

te gaan. Geen tv, grote gezinnen en ook de dochters liepen er al op jonge leeftijd nogal eigenaardig bij. Die leken door die truttige kleding ook

Nieuwsbrief 21 van RAVON Afdeling Utrecht Juli 2016

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 13 mei Beste natuurliefhebber/- ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, woensdag 8 juni Beste natuurliefhebber/-ster,

SPREEKBEURT LANDHEREMIETKREEFT

Wat zit er in die doos juf?

Waterlanders : op weg met Sam de salamander. Poelenproject Herzele ter uitbreiding van de amfibieënpopulatie met als kernsoort de kamsalamander.

Transcriptie:

ZWEEFVLIEGENNIEUWSBRIEF Jaargang 3, nummer 1, februari 1999

PAGINA 2 Colofon De zweefvliegennieuwsbrief is het mededelingenblaadje van het zweefvliegenproject en gaat over de ontwikkelingen rond het zweefvliegengebeuren in Nederland. Het Zweefvliegenproject (ZP) is in 1996 opgezet door de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN) en is nu een samenwerkingsverband tussen EIS-NL, sectie Diptera van de Nederlandse Entomologische Vereniging (NEV) en de NJN. Het doel is het verzamelen van verspreidingsgegevens van de Nederlandse zweefvliegen, en het verkrijgen van inzicht in de ecologie van zowel larven als volwassen zweefvliegen. Hopelijk leidt dit tot een groeiend enthousiasme voor zweefvliegen in de jeugdbond, en tot meer belangstelling voor insecten in het natuurbeheer. Dit is ZWEEFVLIEGENNIEUWSBRIEF, Jaargang 3, nummer 1, februari 1999 oplage 300 exx. Voor meer informatie over het ZP kan contact opgenomen worden met personen genoemd op pagina 5 van deze nieuwsbrief. Voor opgave als waarnemer of aanvragen van handleidingen en formulieren: EIS-Nederland tav Zweefvliegenproject; Postbus 9517 2300 RA Leiden, e-mail eis@naturalis.nnm.nl redactie van de nieuwsbrief: Bart Achterkamp WA Scholtenstraat 10 9712 KW Groningen 050-3136324 e-mail b.achterkamp@bioledu.rug.nl Kopij voor de volgende nieuwsbrief uiterlijk inleveren op 15 maart! Het liefst op flop, in een format dat word97 kan lezen. Inhoud COLOFON... 2 PROJECTJAAR 1998 LIANE LANKREIJER... 3 HET ZWEEFVLIEGENPROJECT IN 1999... EN VERDER! WOUTER VAN STEENIS... 4 EPIBALLEN IN EEN BOOMSTRONK ROY VAN GRUNSVEN... 6 EEN FOUTJE, EEN VERGISSING BRAM KOESE... 7 LEUKE VANGSTEN UIT VOORJAAR 1998 BASTIAAN WAKKIE... 8 OH DENNENBOOM BART ACHTERKAMP... 9 WAARNEMINGEN VAN EI-AFZETGEDRAG BIJ MICRODON EGGERI, SYRITTA PIPIENS EN RHINGIA CAMPESTRIS TIM TERMAAT... 11 CHEILOSIA CAERULESCENS IN LENNISHEUVEL TIM TERMAAT... 11 MYOLEPTA VARA IN HET VIJLENERBOS LIANE LANKREIJER... 12 KORT NIEUWS BIJDRAGEN VAN BASTIAAN WAKKIE EN BART ACHTERKAMP... 12

PAGINA 3 Projectjaar 1998 Nadat de atlas af was heeft de zweefvliegencommissie niet stilgezeten. Een kort overzicht om jullie op de hoogte te houden: Zweefvliegenkaderweekend 9/10 mei werd het kaderweekend gehouden. Gezien het weer en de soorten was het weekend zeer geslaagd te noemen; het kader was aanwezig, maar het aantal te kaderen mensen was wat mager. Er waren in totaal 13 mensen. Geld De Uyttenboogaart Eliasen Stichting heeft het zweefvliegenproject wederom geld toegekend namelijk ƒ 2500,- Zomerkampen Alle zomerkampen hebben van het ZP twee netjes in de NH-kist meegekregen; in de aannamekonvo s hebben allerlei onderzoekjes gestaan. Hoeveel waarnemingen dit heeft opgeleverd is niet bekend, op een aantal kampen is wel veel en enthousiast aan zweefjes gedaan. Supplement en zoekkaart We zijn ver gevorderd met het maken van een supplement op de JBU-tabel, zodat die wat makkelijker te gebruiken is. Ook een eind opgeschoten is een zoekkaart voor de echte beginners waarop de twintig algemeenste soorten afgebeeld staan. Afdelingen Voor de zweefvliegendag waren diverse excursieleiders bereid gevonden een excursie in de afdelingen te leiden (10 afdelingen). Helaas hadden we dat weekend wat minder geluk met het weer. Ook is naar alle afdelingen een algemeen artikel over zweefvliegen verstuurd, dat ze zelf in hun blaadje konden zetten. Samenwerking met Sectie Diptera en EIS Aangezien de voorlopige atlas slechts een start is met nog lang niet alle gegevens over zweefvliegen moet er de komende jaren flink wat gebeuren. Daarom is het ZP-NJN nauwere samenwerking gaan zoeken met een aantal andere verenigingen. De clubs zijn veel met elkaar in overleg geweest over het doel en de verwachtingen van het uitgebreide zweefvliegenproject. Het EIS-bureau heeft ons bij de voorlopige atlas al ondersteund. Ze zijn bereid dat te blijven doen en houden nu dus voor ons de lijst met waarnemers bij, vermenigvuldigen deze nieuwsbrief etc. Over het doel zijn we het al min of meer eens: in 2003 zou er een atlas moeten zijn à la de sprinkhanenatlas en de libellenatlas. We vinden het belangrijk dat de atlas ook toekomstgericht is, dus niet alleen de verspreiding weergeven maar ook veel over de ecologie en bescherming van soorten. De atlas wordt geen determinatieboek; dat doen we liever in een apart boek dat makkelijk mee het veld in kan. Ook vinden we het belangrijk om jullie als waarnemers echt bij het project te betrekken door naast deze nieuwsbrief bijvoorbeeld een waarnemersdag te organiseren. Op het moment zijn we aan het uitzoeken op welke juridische voorwaarden de samenwerking kan. Daarbij moet je denken aan het eigendom van de waarnemingen en het financieel risico van het project. Goede vangst! Liane Lankreijer

PAGINA 4 Het zweefvliegenproject in 1999... en verder! Het zweefvliegenproject is begonnen als zweefvliegenproject binnen de NJN. Door de NJN is in 1998 in samenwerking met EIS-Nederland en enkele andere zweefvliegenvangers een voorlopige verspreidingsatlas uitgegeven. Toen werd duidelijk dat voor het verkrijgen van een totaalbeeld van de Nederlandse zweefvliegenfauna nog veel werk moet worden verzet. Werk dat niet alleen door de NJN kan worden verricht, maar waaraan de NJN wel een grote bijdrage kan leveren. Ook EIS-Nederland kan en wil een bijdrage leveren. Daarnaast zijn er verschillende actieve zweefvliegenvangers die ook mee willen helpen. Deze groepen hebben besloten de krachten te bundelen in een gezamenlijk project. Het NJNproject vormt een onderdeel van het landelijke zweefvliegenproject. Hieronder staan enkele mensen die je kan aanspreken over verschillende deelonderwerpen van het project. De NJN heeft nog wel een eigen projectgroep, die de activiteiten binnen de NJN coördineert. Doel van het project is om in de komende 4 jaar een zo compleet mogelijk overzicht te krijgen van de verspreiding en ecologie van de Nederlandse zweefvliegen, inclusief veranderingen in de verspreiding in de tijd. Deze gegevens zullen vervolgens in een zweefvliegenatlas worden samengevoegd, waarschijnlijk in de serie Nederlandse Fauna (waarin ook de sprinkhanenatlas is verschenen). Hiervoor zijn drie zaken nodig: 1. een zo compleet mogelijke inventarisatie van Nederland in de komende jaren 2. het verzamelen van alle oude waarnemingen en het opnemen van alle collecties 3. het verzamelen van ecologische informatie inclusief het opvullen van gaten in de kennis Aan elk van deze takken wordt al gewerkt. De echte atlas zal zoveel werk zijn dat het niet door vrijwilligers alleen te doen is. Vooral het opnemen van collecties en het verzamelen van andere oude waarnemingen maar ook de redactie van de atlas zou betaald kunnen gebeuren. Daarom zijn we ook bezig met een subsidieaanvraag. Als we subsidie krijgen zullen we een coördinator aanstellen die bij het EIS-bureau een werkplek kan krijgen. Tot die tijd zal op het EIS-bureau een deel van het administratieve werk gedaan worden (bijhouden waarnemerslijst, verzenden formulieren, verzenden nieuwsbrieven, invoeren gegevens). De andere zaken worden vooralsnog geheel door ons zelf gedaan. Zo gaan we op 6 maart in Leeuwarden de daar aanwezige zweefvliegen determineren en opnemen. Op 27 maart is de dipteradag van de vliegensectie van de Nederlandse Entomologische Vereniging waar een lezing over het zweefvliegenproject wordt gehouden. Ook zijn er weekenden (kaderkamp NJN 13-16 mei in west Brabant; vliegenweekend NEV 29-30 mei in oost Drente) waar zweefvliegenvangers welkom zijn. In het najaar willen we een diaavond organiseren waar iedereen veel kan leren van de zweefvliegen, maar ook zijn eigen dia s op naam kan laten brengen. Ten slotte kan je voor vragen of determinatieproblemen altijd bij een van ons aankloppen. We zoeken overigens nog een aansprekende naam voor het project. Heb je een goed idee, laat het weten. Degene die de uitverkoren naam levert krijgt van mij een afdruk van een van mijn zweefvliegdia s naar keuze voor aan de muur. Goede vangst in het voorjaar, met 10 graden en zonnig weer zijn de eerste vliegen al in februari te vangen! Wouter van Steenis

PAGINA 5 Contactpersonen binnen het zweefvliegenproject: Bart Achterkamp (redactie nieuwsbrief; contactpersoon NJN ers) WA Scholtenstraat 10 9712 KW Groningen 050-3136324 Bastiaan Wakkie (lay-out nieuwsbrief; determinaties) Govert Flinckstraat 265-1 1073 BZ Amsterdam 020-7701599 Liane Lankreijer (ecologie; onderzoeksideeën) Prinsestraat 72 2513 CE Den Haag 070-3636866 Theo Zeegers (taxonomische problemen) Weegschaalstraat 207 7521CE Enschede 053-4335284 Wouter van Steenis (coördinator; determinaties; NEV-sectie diptera) Androsdreef 52 3562 XB Utrecht 030-2615147 EIS-Nederland regelt de volgende zaken: Het bijhouden van de waarnemerslijst, het versturen van formulieren; handleidingen en nieuwsbrief; het invoeren van binnengekomen waarnemingen: EIS-Nederland tav Zweefvliegenproject; Postbus 9517 2300 RA Leiden e-mail eis@naturalis.nnm.nl Belangrijke data het komende voorjaar: 27/28 maart Dipteradag van de NEV in Zoölogisch Museum Amsterdam 24/25 april Eerste excursiegolf NJN met thema Waterkwaliteit en Zweefvliegen 12/16 mei NJN trainingscourse zweefvliegen bij Breda; iedereen welkom Zet deze dagen in je agenda! Wouter van Steenis

PAGINA 6 Epiballen in een boomstronk Er zijn in Nederland drie zweefvliegen als overwinteraar bekend, namelijk, Eristalis tenax (L.), Eristalinus aeneus (Scopoli) en Episyrphus balteatus (De Geer). Eristalus tenax is vaak te vinden op zolders en in schuurtjes, dit zijn altijd solitaire vrouwtjes. Volgens BRUGGE 1980 planten deze zich niet meer voort in de lente. In hetzelfde artikel wordt uitgebreid ingegaan op de overwintering van Eristalinus aeneus. Deze is oa. overwinterend gevonden in een groep van 15 mannetjes en vrouwtjes, in de schedel van een Butskop (Hyperoodon ampullatus) bij het Natuurrecreatiecentrum op Texel. Verder worden overwinteringen genoemd in een pompstation en een schuur. Van Episyrphus balteatus was uit vroege waarnemingen van vrouwtjes geconcludeerd dat ook deze soort waarschijnlijk overwintert maar hoe of waar? Op 17 maart 1996 had afdeling Rosmalen een excursie naar Nederhemert-Zuid, dit is een klein dorpje ten noorden van de Maas. In het stinzebos van de plaatselijke ruïne ligt vrij veel dood hout en al snel werd er naar loopkevers gezocht. Doordat het de laatste tijd veel geregend had was het hout zeer nat. Op een gegeven moment vond ik iets vreemds, in een licht vermolmde eikenstam zat een groepje zweefvliegen; dit bleken al snel acht vrouwtjes Episyrphus balteatus te zijn. Ze waren allemaal dood, het hout was hier volkomen doorweekt. Aangezien ze niet beschimmeld waren en nog in zeer goede staat, moeten ze verdronken zijn bij de regenbuien van de dagen daarvoor. Ze hadden het bijna gehaald. De vliegen bevonden zich in een holte die mij onmiddellijk deed denken aan de holten waar de loopkever Carabus granulatus in overwintert. Deze soort is hier algemeen en dit soort holten, met en zonder bewoner, zijn dan ook voldoende aanwezig. De epiballen zaten als een bolletje allemaal tegen elkaar aan. Jammergenoeg was door het opzwellen van de achterlijven niet goed te zien of er eieren aanwezig waren. Toen ze gedroogd waren, waren de achterlijven helemaal ingevallen en daarom denk ik dat dit niet het geval was. Dit brengt echter een dilemma boven; waarom zouden vrouwtjes overwinteren als ze geen eieren dragen en er geen mannetjes zijn. Als ze dan de winter doorkomen kunnen ze zich nog niet voortplanten en is de hele overwintering zinloos geweest. Ik kan me niet voorstellen dat dit zo is en zie vier oplossingen: 1) Ook mannetjes overwinteren maar zijn toevallig niet gevonden. 2) De vrouwtjes hadden toch een kleine hoeveelheid eieren. 3) De mannetjes hebben veel minder tijd nodig om rijp te worden en zijn dus al uit het zuiden gekomen en rijp, tegen de tijd dat de overwinterende vrouwtjes aangesterkt zijn en bevrucht kunnen worden. 4) Nederland ligt te noordelijk voor deze soort en in het zuiden is de situatie anders. Er is een waarneming van een mannetje gedaan op 10 januari 1998 langs de Oostvaardersdijk, gezien de datum moet deze haast wel overwinterd hebben, maar dit weet je niet zeker, hij kan ook heel vroeg uitgekomen zijn. Om het zeker te weten moeten er eigenlijk overwinterende mannetjes gevonden worden. Als de vrouwtjes de winter hadden overleefd, hadden ze wel het goede bos uitgezocht want er komen veel vroegbloeiers, zoals Winterakoniet, voor, zodat er meteen voldoende nectar en stuifmeel voorhanden is. Ik ga er niet vanuit dat ze hier op gelet hebben toen ze een plek om te overwinteren zochten maar ik kan het ook niet uitsluiten. Om op te helderen of de vliegen zich in de lente nog voortplanten en of ze altijd in groepen overwinteren, zijn aanvullende waarnemingen nodig, daarom zou ik het graag willen horen als iemand ook overwinterende Episyrphussen vindt, vrouwtje(s) met of zonder eitjes in het achterlijf, of mannetjes. Roy van Grunsven Literatuur BRUGGE B., 1980. Eristalinus aeneus (Scopoli) overwinterend in Nederland gevonden (Diptera, Syrphidae). - Ent. Ber., Amst. 40: 49.

PAGINA 7 Een foutje, een vergissing Balts bij Anasimyia lineata Op 27 mei jl. ging ik na het controleren van Geelgerandenfuiken nog even vliegen vangen in het arboretum van Delft (AC: 85.7 447.9). Eenmaal op de juiste plaats, ergens tussen de Berenklauw, stuitte ik op een eigen(?)aardig ethologisch tafereeltje. Mijn aandacht werd getrokken door een Pendelzweefvlieg Helophilus pendulus die aan het zonnen was op een jong blaadje. Juist voordat ik toe wou slaan om het geslacht te controleren, kwam er een Anasimyia lineata aangeslopen (= onopvallend zigzaggen door de vegetatie). Op het moment dat deze de Pendel bemerkte ging de vlucht plotsklaps over in een soort bibbervlucht. Niet langer meer rechtdoor, maar zijwaarts in een halfcirkelvormige boog om de Pendel heen, vlug zwenkend om z n as ( bibberen ). Dit werd afgewisseld met een soort kievitsduiken waarbij de Pendel even werd aangeraakt waarna de Anasimyia lineata terugkeerde in z n oude positie. (Zie figuur). Na een kievitsduik of vier was het feest afgelopen. Verloren strijd? (was het wel strijd?) De Pendel zat nog steeds onverstoorbaar op de Berenklauw. Ik bleef wachten - en jawel, na een minuut keerde de (zelfde?) Anasimyia terug en het tafereel herhaalde zich. Zij het dat de bibbervlucht minder nadrukkelijk werd uitgevoerd maar de kievitsduiken des te heftiger. Begon hij z n geduld te verliezen? Was imponeren niet genoeg? Ook nu, na op z n minst vijf aanrandingen liet de Pendel zich niet verjagen en opnieuw droop de Anasimyia af. Zou hij een derde poging wagen? Na enige tijd kwam onze Anasimyia inderdaad tevoorschijn voor een zoveelste aanval en na slechts één kievitsduik was de Pendel gevlogen. Figuur 1 Anasimyia lineata en Helophilus pendulus (tekening Bram Koese) Wat was dit voor gedrag? Ik heb het opgevat als territorium-verdediging, maar als er in de plaats van een Pendelzweefvlieg een soortgenoot had gezeten had ik nu een verhandeling geschreven over het baltsgedrag bij Anasimyia s. Sterker nog, het is baltsgedrag (mond. med. Vincent Kalkman). Later kwam ik inderdaad vergelijkbaar gedrag tegen tussen soortgenoten, dus het is sterk dat ik bij de eerste confrontatie met dit ritueel getuige was van een vergissing, waardoor ik er tevens een verkeerde interpretatie aan gaf. Blijkbaar is voor een Anasimyia de visuele gelijkenis tussen een Pendelzweefvlieg en een soortgenoot zo groot dat hij ze soms wel eens door elkaar haalt. Misschien was de verwarring zelfs wederzijds, want wat bracht de Pendel er anders toe zo lang te blijven zitten? Lijkt de balts van een Helophilus op die van een Anasimyia? Komen dit soort vergissingen vaker voor? Wat prikkelt een Anasimyia om op baltsvlucht over te gaan? Enfin, het waren hoe dan ook vermakelijke minuten bij de Berenklauw. Bram Koese Wiegersweg 33 9684 EK Finsterwolde

PAGINA 8 Leuke vangsten uit voorjaar 1998 Toch een goed voorjaar Ondanks het niet al te beste weer zijn er toch leuke vangsten gedaan in het voorjaar van 1998. Ik zal ze hier even opsommen met enig commentaar. Melangyna quadrimaculata is een soort die meestal als eerste zweefvlieg waar te nemen is, en werd gevangen op sleedoorn op 30 maart. Tegelijk werd ook weer een Eristalis pratorum gevangen. Zou deze soort het nog een jaartje volhouden? In 1997 had E. pratorum namenlijk zijn zeven-jaarlijkse piek en werd vorig jaar op verschillende plekken opnieuw gezien. Op 12 april haalde Wouter Wakkie een Ferdinandea cuprea van een buitenlamp op een terrasje in Zuid-Limburg; het was koud die dag en waarschijnlijk was dat het enige zonnetje in de buurt. Tim Termaat ving in zijn achtertuintje, in Boxtel, een Cheilosia caerulescens, een beetje een rare soort en erg zeldzaam. Ik geloof dat deze soort nog maar zeven keer is gevangen in Nederland. Zou C. caerulecens zijn noordelijke areaal uitbreiden? Dit zou erg goed kunnen, de soort is alleen vanaf 1980 in Nederland gevangen, vaak in stedelijke omgeving. Deze omgeving lijkt misschien op de rotsachtige omgeving van de Centraal-Europese berggebieden waar de soort altijd al voorkwam (zie Menno Reemer in vliegenmepper 7 nr 2). Begin mei werd op het zweefvliegenkaderkamp(-je!) ook erg leuk gevangen. In het Vijlenerbos werden twee Myolepta vara s gevangen! En dat waren de tweede en derde exemplaren ooit op Nederlandse bodem gevangen (zie ander artikel in deze nieuwsbrief). Het is een beest van loofbossen. Een dag later werden op de Riesenberg enkele Caliprobola speciosa s gevangen, we hebben zelfs een half uur kunnen kijken naar een mannetje die een soort teritoriumgedrag vertoonde bij een boomstronk. Het was een populierenstronk die nog vrij Figuur 2 Caliprobola speciosa (foto Bastiaan Wakkie) vers was met een vrij diep vochtig houtmolmgat. Verder werden ook andere voorjaars-boszweefvliegen, zoals Criorhina asilica, C. floccosa, C. ranunculi, Temnostoma vespiforme en Brachypalpoides lentus gevangen. Tijdens het Diptera-weekend in Zeeuws-Vlaanderen is een Ceriana conopsoides gevangen, een vreemde verschijning in eerste instantie, maar als je er goed over nadenkt weet je dat in België vlak over de grens grote stukken bos zijn. Verder werden dat weekend ongeveer 80 soorten gevangen, waaronder nog eens de twee soorten Temnostoma s, ongelofelijk gewoon. Van Laurens van der Leij hoorde ik dat er een Callicera fagesii (= bertolonii) in een malaiseval was gevangen, ik vermoed dat dat ergens in Noord-Brabant was maar de preciese data heb ik niet. Eind mei ving ik op de zuidhelling van het Eyserbos een Microdon devius. Waarschijnlijk een exemplaar die van de Wrakelberg is komen aanvliegen want daar bevindt zich al jaren een populatie. Zou er hier ook een populatie komen? De soort heeft een samenlevingscontract met de mier Lasius flavus en ik weet niet of die ook op deze plek leeft. Het grappige was dat ik 10 minuten voordat ik m ving het er met Tim over had dat hij die soort wel eens zou willen vangen, niet gelukt dus! Nu ik dit zit te schrijven zit er nog een Cheilosia cynocaphala in mijn buisje, gevangen in Amsterdamoost; deze soort houdt er ook een vreemde verspreiding op na. Toen ik m zag zitten dacht ik eigenlijk aan een Cheilosia albitarsis. Dus let op! Nu maar afwachten wat 1999 ons gaat brengen Veel plezier! Bastiaan Wakkie

PAGINA 9 Oh Dennenboom Gekke rups Zoals zo vaak liep ik op 1 juni 1998 weg bij de giromaat in het centrum van Haren. Zoals nooit eerder bogen mijn passen af en nam ik een kijkje op de 6 meter hoge Den die hier staat. Misschien was er wel een luizenplaag en zou ik wat zweefvlieglarven kunnen scoren. Helaas zag de Den er erg gezond uit en zaten er maar hier en daar groepjes bladluizen op. Wel zag ik een gekke korte rups. En inderdaad: dit bleek alsnog een zweefvlieglarve te zijn! Oranjebruingrijs met vele uitsteeksels, twee donkere korte buisjes achteraan en een aan de onderkant vochtige, spits toelopende kop als de uiterlijke kenmerken van deze fraaie made. Na een half uur kreeg het beestje een behuizing bestaande uit een klein terrarium met een dennentak met een vrij gering aantal slanke, grijze turbobladluizen (die onwaarschijnlijk hard over de naalden heen en weer kunnen rennen), en als extra een vliertakje met een kolonie trage, zwarte luizen. Eten bij toeval Op de Den doet het beestje niks en ik zet m dus over op het vliertakje zo, dat ie de luizen bijna niet kan missen. Op onnavolgbare zweefvliegmadenwijze botst de larve inderdaad tegen de kolonie en zuigt rustig de eerste twee luizen leeg die de pech hebben aan zijn snuit te blijven hangen. Iedereen die wel eens een zweefvliegmade, bijvoorbeeld van Episyrphus balteatus, heeft zien eten verbaast zich erover dat ze nog luizen binnenkrijgen. Meestal maait de made er 10 van het blad voor er schijnbaar toevallig een luis terechtkomt aan de spitse snuit die dan maar ach-ja-waarom-ook-niet leeggezogen wordt. Het kan echter anders. De Dennenmade zit nu stil op de vlier met z n snuit half in de luizenkolonie. Ik besluit een dennennaald met daarop een snelle grijze Dennenluis bij de kolonie te houden. De made richt ogenblikkelijk de snuit op en slaat toe als een bidsprinkhaan. De luis plakt aan de vochtige kop. Als deze luis is verwerkt - de made gebruikt de stekels op z n toekomstige borststuk om de lege huls van zijn kop de krabben - bied ik opnieuw een luis aan. Deze luis heeft aanvankelijk meer geluk en komt op de rug van de made terecht. De made weet de luis echter goed te vinden en pakt hem met een bliksemsnelle kromming van zijn lichaam. De made eet dan weer een vlierluis en daarna weer een dennenluis, die weer snel en gericht wordt gepakt. Blijkbaar is de made zeer goed in staat om deze dennenluizen te ruiken, en hebben de luizen ondanks hun voor luizenbegrippen formidabele snelheid nog een behoorlijke kans slachtoffer te worden. Op dit moment wordt me ook duidelijk hoe de zweefvlieg zou kunnen leven op een tak met weinig en ook nog hardlopende luizen: de made walst een naald op, en de luizen kunnen nergens meer heen. Rust Dit idee kan ik echter niet te zien krijgen want zowel made als ik hebben even genoeg van het spel. s Avonds zit de made stil op 5 cm van de vlierluiskolonie. En de volgende ochtend blijkt de made gepoept te hebben. Bladluisetende zweefvliegmaden ontlasten zich dit maar drie keer in hun leven, namelijk voor elke vervelling. Dus dat betekent dat de made van af nu niet meer eet en een goed plekje zoekt voor de vervelling tot derde stadium, of om te verpoppen, of in diapauze (=rust) te gaan om zich later te verpoppen. Op zoek Op de derde dag zit het diertje op de bodem onder een stuk karton. Hij kan zich nog bewegen na irritatie met een naald (ja gemeen he) maar kruipt niet weg. Op de vierde dag zit de made s middags op een andere plek op het karton. Midden in de nacht kruipt de larve rond onderop het deksel; er is veel condens ontstaan en hierin zijn op de ochtend van de vijfde dag vele kruipsporen te zien. De larve heeft een kleine twee meter afgelegd. s Ochtends zit de larve onder een stuk karton. Die middag vier dagen na de vangst op de Den zit het beest nog op dezelfde plek. Nog een dag later is de larve eenkleurig donker geworden en is van vorm veranderd: waar eerst het breedste deel vrijwel achteraan zat en het dier spits toeliep tot de kop, zit het breedste deel nu voor het midden en is de spitse vorm sterk afgerond. En tot vandaag, 28 januari 1999, ligt het diertje er zo bij.

PAGINA 10 Welke soort vlieg? Met behulp van de ROTHERAY kwamen Bastiaan en ik uit op een Didea of een Dasysyrphus soort. Allebei leuk in de dorpskern van Haren. Vermoedelijk is het een Dasysyrphus, en dit houdt in dat ik hoogst waarschijnlijk de volwassen vlieg pas in mei 1999 zal kunnen bewonderen. En het is maar de vraag of de omstandigheden goed genoeg zijn in mijn kamer om een zweefvliegpop een jaar in leven te houden. Ik wacht in spanning. En welke luis? Ik beschik sinds zeer kort over een determinatiewerk voor gevleugelde bladluizen. (met zeer veel dank aan Jacomijn Prinsen) De determinatie van de Dennenluizen viel nog alles mee. De slanke, hardlopende luis bleek zoals ik gehoopt had een erg karakteristieke soort te zijn uit een kleine groep. En wel Schizolachnus pineti, die in de Voorlopige Atlas genoemd wordt als enige prooi van Didea intermedia. Echter op de Den bleek nòg een, veel plompere, luizensoort voor te komen; ik kwam uit op Betulaphis quadritubellaria, maar deze determinatie lijkt me erg twijfelachtig. Helaas weet ik nu niet of de tweede soort ook gegeten werd.? Figuur 3 Didea larf (foto uit Rotheray) Ga tot de luizen Welke rol de luizen innemen in de ecologie en verspreiding van bladluisetende zweefvliegen is op dit moment voor het overgrote deel nog onbekend. Veel van de beschikbare informatie staat in de soortteksten in de Voorlopige Atlas. Het is van belang om de luizen die je bij een zweefvlieglarve vindt te bewaren in 70% alcohol. Verzamel dan veel luizen van verschillende stadia, liefst ook gevleugelde. In een volgende nieuwsbrief hopelijk meer over luizen en hoe je ze gedetermineerd krijgt. Als alle ZP-deelnemers de routine ontwikkelen om luizenkolonies te checken op zweefvlieglarven, de larve op te kweken en de luizen te verzamelen, dan kunnen de komende tijd vele nieuwtjes verwacht worden! Bart Achterkamp Literatuur ROTHERAY, G. E., 1993. Colour Guide to Hoverfly Larvae (Diptera, Syrphidae). - Dipterists Digest No.9 TAYLOR ET AL., 1981. part II. A handbook for the rapid identification of alate aphids of Great Britain and Europe.

PAGINA 11 Waarnemingen van ei-afzetgedrag bij Microdon eggeri, Syritta pipiens en Rhingia campestris Begin juni 1998 had ik in Zuid-België het geluk om een vrouwtje Microdon eggeri tegen te komen. Dit beestje zat op een boomstronk waarin zich een mierennest bevond en scharrelde daar wat rond tussen de mieren. Mierennesten zijn de typische habitat van de larven van dit geslacht; de larven hebben namelijk mierenpoppen op hun menu staan. Opvallend was, dat de mieren (van het geslacht Formica) de Microdon volledig negeerden. Elk ander insect zou volgens mij gelijk zijn aangevallen. Toen ik besloot om de zweefvlieg te vangen (ik wist nog niet welke soort het precies was), bleek ze niet van plan om weg te vliegen, ook niet toen ik m n net er overheen legde. Ik kon haar gewoon vastpakken. Ik kreeg een beetje de indruk dat ze met haar gedrag een reuzemier wilde nabootsen, maar misschien is dat te ver gezocht. Veel algemenere soorten kunnen trouwens ook best de moeite waard zijn om eens wat beter te bekijken. Zo vond ik op 13 mei bij de composthoop in m n tuin twee vrouwtjes Syritta pipiens die vlak boven de compost zweefden. Ze zochten de compostberg heel secuur af en met tussenpozen van een paar minuten verdwenen ze in gaatjes tussen de compost waar ze ongeveer een minuut bleven, om daarna het zweven boven de compost weer te hervatten. Hoewel ik geen eitjes heb kunnen vinden kan ik me niet voorstellen dat de Syritta s iets anders zochten dan een geschikte plek om eitjes af te zetten. Ook van een vrouwtje Rhingia campestris heb ik de ei-afzetting kunnen volgen, op 4 juni 1998. Ik zag haar laag boven een half-verse koeienvlaai zweven. Pas na een minuut of tien streek ze neer op een esdoornvruchtje dat midden in de koeienvlaai lag. De onderkant van dit vruchtje (dus de kant die tegen de stront aan lag) werd bijna volledig bezet met eitjes. Ik vond het opmerkelijk dat de eitjes niet rechtstreeks in de vlaai werden afgezet. Hebben andere mensen dit ook wel eens waargenomen of is het gewoon toeval? Is een directe aanraking met de stront misschien slecht voor de eitjes ofzo? Tim Termaat Cheilosia caerulescens in Lennisheuvel Op 28 april 1998 kwam ik tijdens m n dagelijkse rondje door de tuin (coördinaten 150.0 389.4) een raar Cheilosia-vrouwtje tegen, zonnend op een klimopblad. Voor een Cheilosia zag de zweefvlieg er tamelijk opvallend uit: het was een fors beest met duidelijke zwarte vlekken in haar vleugels. Ik heb het dier door Bastiaan laten determineren (met de Barendregt kwam ik er niet uit) en het bleek om Cheilosia caerulescens te gaan. Van deze bijzonder zeldzame soort waren pas vier vindplaatsen bekend, waarvan drie in Zuid-Limburg. C. caerulescens is een zuidelijke gebergtesoort en kan alleen zwervend in ons land worden waargenomen. Opvallend is dat veel van de vangsten gedaan zijn in tuinen of zelfs binnenshuis. Zo zie je maar weer dat het niet noodzakelijk is om in een mooi natuurgebied te zijn als je opvallende zweef-waarnemingen wilt doen. Tim Termaat ps red: Mogelijk is deze soort meer dan een zwerver zie Reemer in Vliegenmepper 1998, nr 2 ; tuinen zouden wel eens een geschikt biotoop kunnen zijn. Zal deze soort zich nog verder uitbreiden?

PAGINA 12 Myolepta vara in het Vijlenerbos Het weekend van 9 en 10 mei 1998 was het zeldzaam mooi weer en wonder boven wonder was toen net het kaderweekend in Zuid-Limburg. Zaterdag 9 mei togen we met een excursie naar het Vijlenerbos waar we in een bocht van de weg toch maar stopten vanwege de aantrekkelijk bloeiende lijsterbessen. We bevonden ons in atlasvak 193-390 en dus eigenlijk in het Elzetterbos. Ik liep zo n beetje heen en weer tussen de lijsterbessen en de excursiedeelnemers die fanatiek zaten te determineren. Na een half uurtje stak ik weer eens de weg over en toen zat daar op het asfalt Het Beest. Ik wist meteen dat ik dit per se moest vangen want dit had ik nog nooit gezien! Het beest leek zittend op een beetje harige Cheilosia maar gedroeg zich als een Microdon; een beetje scharrelend. Ik zag alleen meteen dat het dat allebei niet was; het gedrag was niet genoeg Cheilosia en voor Microdon waren zijn sprieten veel te kort! Gelukkig sloeg ik raak en na enige verwarring bleek dit een vrouwtje Myolepta vara!! Nadat alle opwinding enigszins was weggezakt en we weer aan het vangen waren ving Bart op het blad van een lijsterbes nog een tweede vrouwtje. De kersverse atlas bleek hiermee meteen achterhaald; dit waren namelijk de eerste waarnemingen van Myolepta vara sinds mei 66! Er is niet zoveel bekend over deze soort; de larven leven in rottend hout van loofbomen. Ook in omringende landen is de soort erg zeldzaam. Liane Lankreijer Insectendozen-uitverkoop Het Zoölogisch Museum Amsterdam (ZMA) heeft uitverkoop van ongebruikte insectendozen. De dozen variëren van degelijke houten tot piepschuimen dozen. Van gratis tot een tientje kan je ze afhalen bij het ZMA (Plantage Middenlaan 64 in Amsterdam, te bereiken met tram 9 vanaf CS). Neem contact op met Ben Brugge (020-5256258) of Bastiaan Wakkie 020-7701599. Bastiaan Zweefvliegen mailing list Tegelijk met het losbarsten van het zweefvliegenseizoen zal er ook een Nederlandse mailing list in de lucht gaan. Deze zal je op hoogte houden van de laatste nieuwtjes over zweefvliegen; leuke vangsten en leuke ecologische ideeen zijn snel voor iedereen beschikbaar. Meld je aan door een e-mail te sturen naar de beheerder van de lijst, Bastiaan Wakkie: bastiaaw@aaa-mainstreet.nl. Vermeld in het subject/onderwerp: zweefmail->aan Waargenomen Eén recente waarneming is bij de redactie binnengekomen: Robbert Erents (Leiden) zag op 31 december 1998 een Episyrphus balteatus rondvliegen ergens in Noord-Brabant. Wie heeft ook van dit soort waarnemingen? Het belang van overwintering staat bij deze soort nog steeds ter discussie-zie pag. 6!