Samenvatting van de productkenmerken/spk

Vergelijkbare documenten
SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Water voor Injecties B. Braun, oplosmiddel voor parenteraal gebruik

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Summary of Product Characteristics

LIDOCAINE HCl OORDRUPPELS 5 MG/G PCH oordruppels. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 10 mei : Productinformatie Bladzijde : 1

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. PROTAGENS MONO 2 %, oogdruppels, oplossing, voor éénmalig gebruik

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

GLYCERINE Suppo's Kela

Hulpstof met bekend effect: Opticrom, oogdruppels bevat benzalkoniumchloride. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Bijsluiter: informatie voor de gebruiker. Zofsetron 4 mg/2 ml oplossing voor injectie Zofsetron 8 mg/4 ml oplossing voor injectie.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Thymoseptine is een traditioneel geneesmiddel op basis van planten; het gebruik bij deze specifieke indicatie is uitsluitend gebaseerd op traditie.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

SUMMARY OF PRODUCT CHARACTERISTICS

Summary of the Product Characteristics

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN (Ref )

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING. Vi-polysaccharide van Salmonella typhi (Ty2 stam)

LACTULOSE KELA 500ML FLES

OPTICROM OPTICROM (MELISANA) XIV B 3 e. Naam van het geneesmiddel: OPTICROM 2 % oogdruppels, oplossing Natrium cromoglicaat

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Version 7.3.1, 03/2010 BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Bevat dinatriumcromoglicaat overeenkomend met 20 mg natriumcromoglicaat per ml.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Kruidvat Paracetamol 120, 240, 500 en 1000 mg, zetpillen bevatten als werkzaam bestanddeel per zetpil 120, 240, 500 resp mg paracetamol.

ETOS AMYLMETACRESOL PLUS DICHLOORBENZYLALCOHOL HONING & CITROEN zuigtabletten

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER

NOSCAPINE HCl TEVA 1 MG/ML stroop. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 13 november : Productinformatie Bladzijde : 1

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Kruidvat Amylmetacresol Plus Dichloorbenzylalcohol honing & citroen zuigtabletten

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Water voor injecties B. Braun, oplosmiddel voor parenteraal gebruik 100% m/v

SAMENVATTING VAN DE PRODUCT KENMERKEN

1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL. NOVABAN 2 mg/2 ml oplossing voor injectie en infusie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

Thiamini hydrochloridum 100 mg/ml, oplossing voor injectie thiaminehydrochloride

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. NORGALAX, 0,12 g / 10 g, gel voor rectaal gebruik. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

16024 GHRH SPC SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Hulpstoffen met bekend effect: 0,5 g vloeibare maltitol (E965) en 1,8 g isomaltitol (E953).

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

THIAMINE HCL TEVA 25 MG THIAMINE HCL TEVA 50 MG THIAMINE HCL TEVA 100 MG tabletten

Lactulose Teva bevat 670 mg/ml vloeibare lactulose en geen hulpstoffen. Drank Heldere, kleurloze tot licht bruinachtig-gele visceuze oplossing.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Summary of Product Characteristics / 1 van 6

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER. Ondansetron EG 2 mg/ml oplossing voor injectie Ondansetron

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIKER

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING. Actief bestanddeel: Gezuiverd capsulair Vi polyoside van Salmonella typhi (stam Ty2): 25 microgram

Package Leaflet / 1 van 5

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Ketotifen Stulln Unit Dose 0,25 mg/ml oogdruppels, oplossing in verpakking voor éénmalig gebruik

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

VITAMINE C TEVA 250 MG VITAMINE C TEVA 100 MG. VITAMINE C TEVA 500 MG tabletten

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Zofran 4 Injectie Zofran 8 Injectie ondansetronhydrochloridedihydraat

Eén ml bevat 0,345 mg ketotifenwaterstoffumaraat, wat overeenkomt met 0,25 mg ketotifen. Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1/5

Samenvatting van de Productkenmerken

De verpakking bevat een oplossing die klaar is voor gebruik. De oplossing in de voorgevulde spuit is klaar voor injectie.

Laxavit 250 mg/14,85 g oplossing voor rectaal gebruik: Natriumdocusaat 250 mg Glycerine 14,85 g per applicator van 12 ml.

Healthypharm B.V., Etten-Leur, The Netherlands XT Luis 4% g/g, oplossing voor cutaan gebruik RVG Dimeticon

Water voor injecties Fresenius Kabi, oplosmiddel voor parenteraal gebruik.

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Gaviscon Extra Sterk liquid sticks pepermunt, suspensie voor oraal gebruik

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Version 3.1, 06/2015 SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

SUMMARY OF PRODUCT CHARACTERISTICS

Baxter S.A. Water voor Injecties (Viaflo) Samenvatting van de productkenmerken 1/6 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL

1 sachet à 5 gram bevat 3,25 gram psylliumvezels (fijngemalen en gegranuleerde vezels van de Plantago ovata).

URO-VAXOM SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT

BETAMINE 474,5 mg dragees

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Addaven bevat: 1 ml 1 injectieflacon (10 ml)

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. voor. Micropaque suspensie

LAXEERSTROOP TEVA 667 mg/ml, stroop. MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 9 februari : Productinformatie Bladzijde : 1

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Novaban 2 mg/2 ml, oplossing voor injectie en infusie Tropisetron

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Dit geneesmiddel is een traditioneel kruidengeneesmiddel. De toepassing is uitsluitend gebaseerd op het langdurige gebruik.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

Hulpstoffen met bekend effect: 8,8 mg propyleenglycol, 1,1 g glucose en 1,4 g sucrose.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

trianal, 0,50 mg/50 mg zetpillen

BIJSLUITER: INFORMATIE VOOR DE GEBRUIK(ST)ER. Zofran 4 Zydis, smelttabletten 4 mg Zofran 8 Zydis, smelttabletten 8 mg. ondansetron

Gerenvooieerde versie CALCIPOTRIOL 50 MICROGRAM/G ZALF PCH zalf

MODULE I : ALGEMENE GEGEVENS Datum : 10 november : Productinformatie Bladzijde : 1

Transcriptie:

Samenvatting van de productkenmerken/spk 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Ondansetron Sandoz 2 mg/ml oplossing voor injectie 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Elke ml bevat ondansetronhydrochloridedihydraat, equivalent aan 2 mg ondansetron. Ampullen van 2 ml bevatten ondansetronhydrochloridedihydraat equivalent aan 4 mg ondansetron. Ampullen van 4 ml bevatten ondansetronhydrochloridedihydraat, equivalent aan 8 mg ondansetron. Voor een volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1. 3. FARMACEUTISCHE VORM Oplossing voor injectie. Kleurloze en heldere vloeistof, nagenoeg geurloos, vrij van deeltjes. 4. KLINISCHE GEGEVENS 4.1 Therapeutische indicaties Ondansetron is geïndiceerd voor de behandeling van nausea en braken als gevolg van cytotoxische chemo- en radiotherapie en voor de preventie en behandeling van postoperatieve nausea en braken (PONB). 4.2 Dosering en wijze van toediening Voor intraveneuze injectie of voor intraveneus infuus na verdunning. Voor instructies voor de verdunning van het product voor de toediening, zie rubriek 6.6. Nausea en braken als gevolg van chemo- en radiotherapie: Volwassenen: Het emetogene potentieel van tumorbehandelingen is afhankelijk van de gebruikte dosis en de combinaties van chemo- en radiotherapieschema s. De toedieningsweg en de dosis van ondansetron mag worden aangepast tussen 8-32 mg per dag en wordt bepaald zoals verder wordt beschreven. Emetogene chemo- en radiotherapie Ondansetron kan zowel rectaal, oraal (tabletten of siroop) of intraveneus worden toegediend. Aan de meeste patiënten die worden behandeld met emetogene chemo- of radiotherapie, zal 8 mg ondansetron worden gegeven in de vorm van een trage intraveneuze injectie of als een kort intraveneus infuus gedurende 15 minuten, onmiddellijk voor de behandeling, gevolgd door 8 mg per os om de 12 uur. Voor orale of rectale toediening, zie de respectieve SPK s van ondansetron tabletten en zetpillen. p. 1 / 10

Zeer emetogene chemotherapie Aan patiënten die worden behandeld met zeer emetogene chemotherapie, zoals bijvoorbeeld hooggedoseerd cisplatina, mag ondansetron intraveneus worden gegeven. Ondansetron heeft bewezen even doeltreffendheid te zijn in de volgende posologieschema s gedurende de eerste 24 uur van de chemotherapie: Een éénmalige dosis van 8 mg via een trage intraveneuze injectie onmiddellijk voor de chemotherapie. Een dosis van 8 mg via een trage intraveneuze injectie of via een kort intraveneus infuus gedurende 15 minuten, onmiddellijk voor de chemotherapie, gevolgd door nog 2 intraveneuze dosissen van 8 mg met 2 tot 4 uur interval of via een constant infuus aan 1 mg/uur gedurende maximaal 24 uur. Een éénmalige dosis van 32 mg, verdund in 50-100 ml natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) zoutoplossing of een andere compatibele infuusvloeistof (voor verenigbaarheid met infuusoplossingen, zie rubriek 6.6) en toegediend via een infuus gedurende minimaal 15 minuten, onmiddellijk voor de chemotherapie. Dosissen hoger dan 8 mg en tot 32 mg ondansetron mogen alleen worden toegediend via een intraveneus infuus gedurende minimaal 15 minuten. De keuze van het posologieschema moet worden bepaald aan de hand van de ernst van de emetogene belasting. De doeltreffendheid van ondansetron bij zeer emetogene chemotherapie kan worden verhoogd door toevoeging van een éénmalige intraveneuze dosis van 20 mg dexamethasonnatriumfosfaat, toegediend net voor de chemotherapie. Kinderen (vanaf 2 jaar) en adolescenten (< 18 jaar): Er is beperkte ervaring met de behandeling van pediatrische patiënten. Aan kinderen ouder dan twee jaar, mag ondansetron worden toegediend via een éénmalige intraveneuze dosis van 5 mg/m 2 gedurende 15 minuten, onmiddellijk voor de chemotherapie, gevolgd door een orale dosis 12 uur later. Er is geen ervaring met de behandeling van kinderen jonger dan 2 jaar. Ouderen: Ondansetron wordt goed verdragen door patiënten ouder dan 65 jaar en er is geen aanpassing van de dosis, de toedoeningsfrequentie of de toedieningsweg noodzakelijk. Zie ook de rubriek Speciale populaties. Late misselijkheid en braken bij chemotherapie of radiotherapie: Wie ondansetron wenst voor te schrijven ter preventie van late misselijkheid en braken bij chemotherapie of radiotherapie bij volwassenen of kinderen, moet daarbij rekening houden met de geldende praktijk en de richtlijnen terzake. p. 2 / 10

Postoperatieve nausea en braken (PONB): Volwassenen: Voor de behandeling van PONB kan ondansetron oraal of via een intraveneuze injectie worden toegediend. Ondansetron kan worden toegediend in een éénmalige dosis van 4 mg via een trage intraveneuze injectie bij aanvang van de anesthesie. Voor orale toediening, zie de SPK van ondansetron tabletten. Voor de behandeling van bestaande PONB wordt een éénmalige dosis van 4 mg via een trage intraveneuze injectie aangeraden. Kinderen (vanaf 2 jaar) en adolescenten (< 18 jaar:) Voor de preventie van PONB bij pediatrische patiënten die worden geopereerd onder volledige narcose, kan ondansetron worden toegediend via een trage intraveneuze injectie in een dosis van 0,1 mg/kg met een maximum van 4 mg, ofwel net voor, ofwel net na aanvang van de anesthesie. Voor de behandeling van bestaande PONB bij pediatrische patiënten, kan ondansetron worden toegediend via een trage intraveneuze injectie in een dosis van 0,1 mg/kg met een maximum van 4 mg. De gegevens over het gebruik van ondansetron voor de preventie en de behandeling van PONB bij kinderen jonger dan 2 jaar zijn beperkt. Ouderen: Er is beperkte ervaring met het gebruik van ondansetron voor de preventie en de behandeling van PONB bij ouderen, alhoewel ondansetron goed wordt verdragen door patiënten ouder dan 65 jaar die worden behandeld met chemotherapie. Zie ook de rubriek Speciale populaties. Speciale populaties Patiënten met nierinsufficiëntie: Er is geen aanpassing van de dagdosis, de toedieningsfrequentie of de toedieningsweg noodzakelijk. Patiënten met leverinsufficiëntie: De klaring van ondansetron is significant verminderd en de plasmahalfwaardetijd is significant verlengd bij patiënten met matige tot ernstige leverinsufficiëntie. Bij deze patiënten mag de totale dagdosis niet hoger liggen dan 8 mg. Patiënten met een traag sparteïne/debrisoquinemetabolisme De halfwaardetijd van ondansetron is niet gewijzigd bij patiënten met een traag metabolisme van sparteïne en debrisoquine. Bijgevolg zal bij deze patiënten na herhaalde toediening de mate van blootstelling aan het geneesmiddel niet verschillen van die van de algemene bevolking. Er is geen aanpassing van de dagdosis of van de toedieningsfrequentie noodzakelijk. 4.3 Contra-indicaties Overgevoeligheid voor ondansetron of voor andere selectieve 5-HT3-receptorremmers (zoals bijvoorbeeld granisetron, dolasetron) of voor één van de hulpstoffen. p. 3 / 10

4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik Er werden overgevoeligheidsreacties beschreven bij patiënten die overgevoelig zijn voor andere selectieve 5HT3-receptorremmers. Dit geneesmiddel mag niet worden gebruikt bij kinderen jonger dan twee jaar, aangezien de ervaring met de behandeling van deze patiënten beperkt is. Men weet dat ondansetron de transittijd van de dikke darm vertraagt, daarom moeten patiënten met tekens van subacute darmobstructie nauwgezet worden gecontroleerd na toediening van het geneesmiddel. Aangezien er tot op heden weinig ervaring is met het gebruik van ondansetron bij hartpatiënten, moet men omzichtig te werk gaan bij het toedienen van ondansetron in combinatie met anesthetica aan patiënten met aritmie of hartgeleidingsstoornissen of aan patiënten die worden behandeld met antiaritmica of bètablokkers. De verhouding tussen de risico s en de voordelen van het voorschrijven van ondansetron moet worden nagegaan bij patiënten die ooit een gewijzigd QT-interval hebben vertoond (zie rubriek 4.8). Bij patiënten die een adenotonsillectomie ondergaan, kan preventie van nausea en braken met ondansetron een occulte bloeding verbergen. Daarom moeten deze patiënten nauwgezet worden gecontroleerd na toediening van ondansetron. Dit geneesmiddel bevat 2,4 mmol natrium per maximale dosis (32 mg). Hou hiermee rekening bij patiënten met een natriumarm dieet. 4.5 Interactie met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie Effecten van ondansetron op andere geneesmiddelen Er zijn geen aanwijzingen dat ondansetron het metabolisme van andere geneesmiddelen die vaak worden toegediend in combinatie met ondansetron, versnelt of vertraagt. Specifieke studies hebben aangetoond dat er geen farmacokinetische interacties zijn wanneer ondansetron wordt toegediend in combinatie met alcohol, temazepan, furosemide, alfentanil, propofol en thiopental. Tramadol: Gegevens uit kleine studies wijzen erop dat ondansetron het pijnstillend effect van tramadol kan verminderen. Effecten van andere geneesmiddelen op ondansetron Ondansetron wordt gemetaboliseerd door verschillende cytochroom P-450-leverenzymen: CYP3A4, CYP2D6 en CYP1A2. Door de verscheidenheid aan metabole enzymen die ondansetron kunnen metaboliseren, wordt remming of verminderde activiteit van één enzym (bijvoorbeeld door een genetisch CYP2D6-tekort) normalerwijze gecompenseerd door andere enzymen en zou dit slechts tot weinig- of niet-significante wijzigingen van de totale klaring van ondansetron mogen leiden. Er is geen aanpassing van de dosis noodzakelijk. Fenytoïne, carbamazepine en rifampicine: Bij patiënten die worden behandeld met krachtige CYP3A4-stimulatoren (bijvoorbeeld fenytoïne, carbamazepine en rifampicine) is de orale klaring van ondansetron gestegen en zijn de plasmaconcentraties van ondansetron verlaagd. p. 4 / 10

4.6 Zwangerschap en borstvoeding Zwangerschap: Volgens de gegevens over een klein aantal gevallen van blootstelling tijdens de zwangerschap heeft ondansetron geen nadelige effecten op de zwangerschap of op de gezondheid van de foetus/het pasgeboren kind. Vooralsnog zijn er geen andere epidemiologische gegevens beschikbaar. Experimenteel onderzoek bij dieren wijst geen directe of indirecte schadelijke effecten uit voor de zwangerschap, ontwikkeling van het embryo/de foetus, de bevalling of de postnatale ontwikkeling (zie rubriek 5.3). Maar dierproeven zijn niet altijd voorspellend voor de respons bij mensen. Voorzichtigheid is geboden bij voorschrijven aan zwangere vrouwen, in het bijzonder tijdens het eerste trimester. De risico s moeten zorgvuldig worden afgewogen tegen de voordelen. Borstvoeding: Tests hebben aangetoond dat ondansetron overgaat in de melk van zoogdieren (zie rubriek 5.3). Daarom wordt het aanbevolen dat moeders die worden behandeld met ondansetron hun baby s geen borstvoeding geven. 4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Bij psychomotorische tests verminderde ondansetron het prestatievermogen niet en gaf het geen aanleiding tot sedatie. Ondansetron heeft geen of verwaarloosbare invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen. 4.8 Bijwerkingen In deze rubriek worden bijwerkingen als volgt gerangschikt: Zeer vaak (> 1/10); vaak (> 1/100, < 1/10); soms (> 1/1.000, < 1/100); zelden (> 1/10.000, < 1/1.000); zeer zelden (<1/10.000), met inbegrip van geïsoleerde meldingen. Binnen elke frequentie worden de voorkomende bijwerkingen weergegeven in volgorde van afnemende ernst. Immuunsysteemaandoeningen Zelden: Onmiddellijke overgevoeligheidsreacties, soms ernstig, met inbegrip van anafylaxie. Anafylaxie kan fataal zijn. Overgevoeligheidsreacties werden ook gezien bij patiënten die gevoelig waren voor andere selectieve 5-HT 3 -remmers. Zenuwstelselaandoeningen Zelden: Er waren meldingen die suggestief waren voor aandoeningen met onvrijwillige bewegingen, zoals extrapiramidale reacties. Bijvoorbeeld oculogyrische crisis/dystone reacties, zonder duidelijke aanwijzingen voor blijvende klinische restletsels en insulten werden zelden gezien, alhoewel geen enkel bekend farmacologisch mechanisme kan verklaren waarom ondansetron aanleiding zou geven tot deze effecten. Hartaandoeningen Zelden: Pijn op de borst met of zonder ST-segmentdaling, cardiale aritmie, hypotensie en bradycardie. Pijn op de borst en cardiale aritmie kunnen fataal zijn in sommige gevallen. Zeer zelden: Voorbijgaande elektrocardiografische veranderingen, met inbegrip van verlenging van het QT-interval, werden gezien, vooral na intraveneuze toediening van ondansetron. Maag-darmstelselaandoeningen Vaak: Men weet dat ondansetron de transittijd van de dikke darm verlengt en constipatie kan veroorzaken bij sommige patiënten. p. 5 / 10

Lever- en galaandoeningen Soms: Asymptomatische stijgingen van leverfunctietests werden gezien. Deze reacties werden vaak gezien bij patiënten die werden behandeld met cisplatinachemotherapie. Huid- en onderhuidaandoeningen Soms: Overgevoeligheidsreacties rond de injectieplaats (bijvoorbeeld uitslag, urticaria, jeuk) kunnen voorkomen, soms verspreiden ze zich lang de ader waarlangs het geneesmiddel werd toegediend. Algemene aandoeningen en toedieningsplaatsstoornissen Vaak: hoofdpijn, gevoel van warmteopwellingen, hik. Zelden: Voorbijgaande gezichtsstoornissen (bijvoorbeeld wazig zicht) en duizeligheid tijdens snelle intraveneuze toediening van ondansetron. In individuele gevallen werd voorbijgaande blindheid gemeld bij patiënten die werden behandeld met chemotherapie die cisplatina bevat. De meeste gevallen verdwenen spontaan na 20 minuten. 4.9 Overdosering Symptomen Tot op heden is er weinig bekend over overdosering met ondansetron. Maar een beperkt aantal patiënten kreeg een overdosering toegediend. Symptomen die werden vermeld, zijn onder andere gezichtsstoornissen, ernstige constipatie, hypotensie en een vasovagale episode met een voorbijgaand tweedegraads AV-blok. Deze fenomenen verdwenen allemaal volledig. Behandeling Er is geen specifiek antidotum voor ondansetron, daarom moeten alle gevallen van vermoedelijke overdosering symptomatisch en ondersteunend worden behandeld indien nodig. 5. FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN 5.1 Farmacodynamische eigenschappen Farmacotherapeutische categorie: geneesmiddelen tegen braken en nausea, serotonine(5ht 3 )-remmers ATC-code: A04AA01 Ondansetron is een krachtige, zeer selectieve 5HT 3 -receptorremmer. Het exacte werkingsmechanisme voor de controle van nausea en braken in onbekend. Chemotherapeutische middelen en radiotherapie kunnen leiden tot afgifte van 5HT in de dunne darm en zo aanleiding geven tot een braakreflex door de activering van vagale afferente zenuwbanen via de 5HT 3 -receptoren. Ondansetron blokkeert deze reflex. Activering van vagale afferente zenuwbanen kan ook leiden tot afgifte van 5HT in de area postrema, die zich bevindt op de bodem van het vierde ventrikel. Dat kan ook braken bevorderen via een centraal mechanisme. Het effect van ondansetron in de behandeling van nausea en braken naar aanleiding van cytotoxische chemo- en radiotherapie is waarschijnlijk toe te schrijven aan de remming van 5HT 3 -receptoren op neuronen ter hoogte van zowel het perifere als het centrale zenuwstelsel. Het werkingsmechanisme bij postoperatieve nausea en braken is niet bekend, maar er kunnen gemeenschappelijke pathways zijn met die bij nausea en braken geïnduceerd door cytotoxica. In een farmaco-psychologische studie bij vrijwilligers heeft ondansetron geen sedatieve effecten getoond. Ondansetron verandert de plasmaconcentraties van prolactine niet. De rol van ondansetron bij emesis veroorzaakt door opiaten is nog niet duidelijk. p. 6 / 10

5.2 Farmacokinetische eigenschappen De farmacokinetische eigenschappen van ondansetron blijven ongewijzigd bij herhaalde dosering. Er werd geen rechtstreeks verband tussen de plasmaconcentratie en het anti-emetisch effect van ondansetron aangetoond. Absorptie Na orale toediening wordt ondansetron passief en volledig geabsorbeerd uit de maagdarmtractus en ondergaat het een first-passmetabolisme (biologische beschikbaarheid bedraagt ongeveer 60%). Piekplasmawaarden van ongeveer 30 ng/ml worden bereikt ongeveer 1,5 uur na een dosis van 8 mg. Voor dosissen hoger dan 8 mg neemt de systemische blootstelling aan ondansetron met toenemende dosis meer dan proportioneel toe; wat een teken kan zijn van een zekere vermindering van het first-passmetabolisme bij hogere orale dosissen. De biologische beschikbaarheid na orale toediening is iets hoger bij gelijktijdige inname met voedsel, maar wordt niet beïnvloed door antacida. Een intraveneus infuus van 4 mg ondansetron, gegeven over 5 minuten geeft aanleiding tot piekplasmaconcentraties van ongeveer 65 ng/ml. Na intramusculaire toediening van ondansetron, worden piekplasmaconcentraties van ongeveer 25 ng/ml bereikt binnen 10 minuten na de injectie. Distributie De beschikbaarheid van ondansetron na orale, intramusculaire (IM) en intraveneuze (IV) toediening is vergelijkbaar met een steady state distributievolume van ongeveer 140 l. Een gelijkwaardige systemische blootstelling wordt bereikt na IM en IV toediening van ondansetron. Ondansetron heeft geen sterke eiwitbinding (70-76%). Metabolisme Ondansetron wordt hoofdzakelijk uit de systemische bloedsomloop geklaard door metabolisering in de lever via verscheidene enzympathways. De afwezigheid van het enzym CYP2D6 (het debrisoquinepolymorfisme) heeft geen effect op de farmacokinetiek van ondansetron. Excretie Minder dan 5% van de geabsorbeerde dosis wordt ongewijzigd uitgescheiden in de urine. De excretiehalfwaardetijd bedraagt ongeveer 3 uur. Speciale groepen Kinderen: In een studie bij 21 pediatrische patiënten tussen 3 en 12 jaar oud, die een geplande chirurgische ingreep moesten ondergaan onder volledige narcose, waren de absolute waarden van zowel de klaring als van het distributievolume van ondansetron, na een éénmalige intraveneuze dosis van 2 mg (3-7 jaar oud) of 4 mg (8-12 jaar oud), verminderd. De grootte van het verschil was leeftijdsafhankelijk, met een klaring van ongeveer 300 ml/min op 12 jaar tot 100 ml/min op 3 jaar. Het distributievolume daalde van ongeveer 75 l op 12 jaar tot 17 l op 3 jaar. Gebruik van gewichtsafhankelijke dosissen (0,1 mg/kg met een maximum van 4 mg) compenseert deze verschillen en is doeltreffend om de systemische blootstelling bij pediatrische patiënten te controleren. Oudere personen: Studies bij gezonde bejaarde vrijwilligers hebben een lichte leeftijdsafhankelijke stijging van zowel de orale biologische beschikbaarheid (65%) als van de halfwaardetijd (5 uur) aangetoond. p. 7 / 10

Nierinsufficiëntie: Bij patiënten met nierinsufficiëntie (creatinineklaring 15-60 ml/min) zijn zowel de systemische klaring als het distributievolume verminderd na IV toediening van ondansetron. Dit leidt tot een kleine, maar klinisch niet-significante stijging van de halfwaardetijd (5,4 u). Een studie bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie, die regelmatig hemodialyse moesten ondergaan (bestudeerd tussen dialyses in), toonde aan dat de farmacokinetiek van ondansetron grotendeels ongewijzigd was na IV toediening. Leverinsufficiëntie: Na orale, intraveneuze of intramusculaire toediening aan patiënten met ernstige leverinsufficiëntie, is de systemische klaring van ondansetron duidelijk lager, met een verlengde eliminatiehalfwaardetijd (15-32 u) en een orale biologische beschikbaarheid van ongeveer 100%, door een vermindering van het first-passmetabolisme. Geslachtsverschillen: Er werden verschillen tussen de geslachten aangetoond op het vlak van de beschikbaarheid van ondansetron. Vrouwen hebben een hogere absorptiesnelheid en een hoger absorptiepercentage na orale inname en een lagere systemische klaring en een kleiner distributievolume dan mannen (gecorrigeerd voor gewicht). 5.3 Gegevens uit het preklinisch veiligheidsonderzoek Niet-klinische gegevens duiden niet op een speciaal risico voor mensen. Deze gegevens zijn afkomstig van conventioneel onderzoek op het gebied van veiligheidsfarmacologie, toxiciteit bij herhaalde dosering, genotoxiciteit, carcinogeen potentieel en reproductietoxiciteit. Ondansetron en zijn metabolieten stapelen zich op in de melk van ratten. De melkplasmaverhouding was 5,2. Een studie op gekloonde menselijke cardiale ionenkanalen heeft aangetoond dat ondansetron de hartrepolarisatie kan beïnvloeden door de HERG-kaliumkanalen te blokkeren. De klinische betekenis van deze vaststelling is onduidelijk. 6. FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen citroenzuurmonohydraat natriumcitraat natriumchloride water voor injectie 6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Dit geneesmiddel mag niet worden gemengd met andere geneesmiddelen, met uitzondering van de geneesmiddelen vermeld in rubriek 6.6. 6.3 Houdbaarheid 5 jaar (ongeopend). Na opening (en verdunning): bewaren bij 2-8 C en binnen 24 uur gebruiken Chemische en fysische gebruiksstabiliteit werd aangetoond voor een periode van 24 uur bij 2-8 C. Vanuit microbiologisch standpunt zou dit product onmiddellijk moeten worden gebruikt. Indien het product niet onmiddellijk wordt gebruikt, zijn de houdbaarheid bij gebruik en de gebruikscondities de verantwoordelijkheid van de gebruiker. Deze mag niet meer dan 24 uur bedragen bij 2 tot 8 C, tenzij de oplossing is gebeurd in gecontroleerde en gevalideerde aseptische omstandigheden. p. 8 / 10

6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Bewaar de ampullen in de kartonnen buitenverpakking. Beschermen tegen licht. Bij normale kamerverlichting of daglicht is gedurende minimaal 24 uur geen bescherming tegen licht nodig tijdens het inlopen van het infuus. Voor de bewaarcondities van het ongeopende en verdunde geneesmiddel, zie rubriek 6.3. 6.5 Aard en inhoud van de verpakking Type I-, amberkleurige, glazen ampullen Ampullen van 2 ml en 4 ml Verpakkingsgrootten: 1, 2, 5, 6, 10 en 5 x 5 ampullen, verpakt in een kartonnen doosje Niet alle genoemde verpakkingsgrootten worden in de handel gebracht. 6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen Verenigbaarheid met intraveneuze vloeistoffen. Ondansetron 2 mg/ml oplossing voor injectie mag enkel worden gemengd met de volgende aanbevolen oplossingen voor infuus: Natriumchloride intraveneus infuus 9 mg/ml (0,9%) Glucose intraveneus infuus 50 mg/ml (5%) Mannitol intraveneus infuus 1000 mg/ml (10%) Ringer intraveneus infuus Kaliumchloride 3 mg/ml (0,3%) en natriumchloride 9 mg/ml (0,9%) intraveneus infuus Kaliumchloride 3 mg/ml (0,3%) en glucose 50 mg/ml (5%) intraveneus infuus Ofwel in glazen type I-flessen ofwel in plastic infuuszakken. Verenigbaarheid met andere geneesmiddelen: Ondansetron 2 mg/ml oplossing voor injectie mag worden toegediend in een intraveneus infuus met 1 mg/uur, bijvoorbeeld vanuit een infuuszak of een spuitaandrijver. De volgende geneesmiddelen mogen worden toegediend via de Y-plaats van de toedieningsset van de ondansetron 2 mg/ml oplossing voor injectie, bij ondansetronconcentraties van 16 tot 160 microgram/ml (bijvoorbeeld 8 mg/500 ml en 8 mg/50 ml respectievelijk): Cisplatina: concentraties tot 0,48 mg/ml (bijvoorbeeld 240 mg in 500 ml), toegediend over één tot acht uur. 5-Fluoro-uracil: concentraties tot 0,8 mg/ml (bijvoorbeeld 2,4 g in 3 liter of 400 mg in 500 ml), toegediend met een snelheid van minimaal 20 ml per uur (500 ml per 24 uur). Hogere concentraties van 5-fluoro-uracil kunnen leiden tot het neerslaan van ondansetron. Het infuus met 5-fluoro-uracil mag tot 0,045% gewichtsvolume magnesiumchloride bevatten bovenop andere verenigbare hulpstoffen. Carboplatina: concentraties tussen 0,18 mg/ml en 9,9 mg/ml (bijvoorbeeld 90 mg in 500 ml tot 990 mg in 100 ml), toegediend over tien minuten tot één uur. Etoposide: concentraties tussen 0,14 mg/ml en 0,25 mg/ml (bijvoorbeeld 72 mg in 500 ml tot 250 mg in 1 liter), toegediend over dertig minuten tot één uur. p. 9 / 10

Ceftazidim: dosissen tussen 250 mg en 2000 mg, opgelost in water voor injectie, zoals aangeraden door de fabrikant (bijvoorbeeld 2,5 ml voor 250 mg en 10 ml voor 2 g ceftazidim) en toegediend als een intraveneuze bolusinjectie over ongeveer vijf minuten. Cyclofosfamide: dosissen tussen 100 mg en 1 g, opgelost in water voor injectie, 5 ml per 100 mg cyclofosfamide, zoals aangeraden door de fabrikant en toegediend als een intraveneuze bolusinjectie over ongeveer vijf minuten. Doxorubicine: dosissen tussen 10 en 100 mg, opgelost in water voor injectie, 5 ml per 10 mg doxorubicine, zoals aangeraden door de fabrikant en toegediend als een intraveneuze bolusinjectie over ongeveer vijf minuten. Dexamethason: dexamethasonenatriumfosfaat 20 mg mag worden toegediend als een trage intraveneuze injectie over 2-5 minuten via de Y-plaats van de toedieningsset, samen met 8 tot 32 mg ondansetron, opgelost in 50-100 ml van een verenigbare infuusvloeistof, over ongeveer 15 minuten. De verenigbaarheid van dexamethasonnatriumfosfaat en ondansetron werd aangetoond, en toediening van deze geneesmiddelen via dezelfde toedieningsset gaf aanleiding tot concentraties van ongeveer 32 microgram - 2,5 mg/ml voor dexamethasonnatriumfosfaat en 8 microgram 1 mg/ml voor ondansetron. 7. HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Sandoz n.v. Telecom Gardens Medialaan 40 1800 Vilvoorde België 8. NUMMERS VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN Ondansetron Sandoz 2 mg/ml oplossing voor injectie (2 ml- ampul): BE290997 Ondansetron Sandoz 2 mg/ml oplossing voor injectie (4 ml- ampul): BE291006 9. AFLEVERINGSWIJZE Op medisch voorschrift. 10. DATUM EERSTE VERGUNNING/HERNIEUWING VAN DE VERGUNNING A. Datum eerste vergunning: B. Datum hernieuwing van de vergunning: 11. DATUM LAATSTE HERZIENING/GOEDKEURING VAN DE TEKST A. Datum laatste herziening samenvatting kenmerken van het product : 19/01/2007 B. Datum goedkeuring samenvatting kenmerken van het product : 09/2008 p. 10 / 10