Decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013

Vergelijkbare documenten
Codificatie van 11 oktober 2013 van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs

Codificatie van 11 oktober 2013 van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs

Bijlage: Codificatie van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs

U bent hier: Onderwijs en Vorming > Edulex datum laatste wijziging: 29/08/2014 Besluit van de Vlaamse Regering

3 Codificatie van 11 oktober 2013 van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs

betreffende de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

Deel 1 SCHOOLBEVOLKING. Hoofdstuk 5 : Hoger onderwijs

Kan de minister voor de studierichting Bachelor in de Verpleegkunde volgende vragen beantwoorden.

Mededeling aan de leden van de Vlaamse Regering

De lijst vermeldt de gegevens bedoeld in artikel 64, 2, 2 [... geschr. decr. 19 maart 2004, art. V.25,I: 1 januari 2003)].

OVERZICHT. Inleiding... 4 Organisatie van het hoger onderwijs in Vlaanderen... 5 Tabel 1: Aantal inschrijvingen in het hoger onderwijs...

Hoger onderwijs in Vlaanderen. Informatiebrochure 2012

Besluit inzake het inrichten van de Doctoraatsopleiding Vrije Universiteit Brussel

VLAAMS PARLEMENT ONTWERP VAN DECREET. betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen

VLAAMS PARLEMENT DECREET

Gedragscode Onderwijstaal Universiteit Antwerpen UITGANGSPUNTEN

Reglement EVC-EVK Associatie K.U.Leuven

Stap. Studieadviespunt Gent. Handleiding bij de PowerPoint-presentatie Flexibilisering

Reglement EVC-EVK Associatie K.U.Leuven en reglement algemene voorschriften inzake vrijstellingen

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 8 februari 2008;

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

ALGEMENE ONDERWIJSREGELING ERASMUSHOGESCHOOL BRUSSEL

Sjabloon aanvraag voor het aanbieden van een anderstalige initiële bachelor- en/of masteropleiding

BASISONDERWIJS Leerlingen. HOGER ONDERWIJS Studenten. A Hoger beroepsonderwijs. B Hogescholen/universiteiten

EXAMENCONTRACT VOOR HET VERWERVEN VAN EEN DIPLOMA

Ontwikkelingen in het hoger onderwijs

BASISONDERWIJS Leerlingen. HOGER ONDERWIJS Studenten en cursisten. A Hoger beroepsonderwijs. B Hogescholen/universiteiten

BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Erkenning van eerder verworven competenties REGLEMENT

ONTWERP VAN DECREET. betreffende de kwalificatiestructuur AMENDEMENTEN

ANTWOORD. Vraag nr. 483 van 5 april 2012 van GOEDELE VERMEIREN

HOGER ONDERWIJS IN VLAANDEREN. Informatiebrochure 2014

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING. Stuk 460 ( ) Nr. 5. Zitting november OND

Voor wie is het leerkrediet (en dus deze folder)?

Voorontwerp van decreet houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs

DECREET VAN 4 APRIL 2003 BETREFFENDE DE HERSTRUCTURERING VAN HET HOGER ONDERWIJS (B.S., 14 juli 2003)

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

Onderwijsregeling: facultaire aanvullingen en toelichtingen ( )

AFWIJKENDE TOELATING AUHL Reglement

Besluit van de Vlaamse Regering van 22 februari 2019 (BS ) houdende de toekenning van een subsidie aan pools gezinsopvang

TOETREDINGSOVEREENKOMST. ONDERWIJS- en EXAMENREGLEMENT

betreffende het Onderwijs XXIII

Voorontwerp van decreet tot wijziging van de regelgeving betreffende het toezicht op en bepaalde organisatorische aspecten van het hoger onderwijs

PERSCONFERENTIE HOGER ONDERWIJS IN CIJFERS

De hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

Voorontwerp van decreet houdende vaststelling van het kwaliteitszorgstelsel in het hoger onderwijs

TOETREDINGSOVEREENKOMST. ONDERWIJS- en EXAMENREGLEMENT

1.4. Studentennummer: de persoonlijke studentencode vermeld in de databank van de instelling.

Van onderwijskwalificatie niveau 5 naar opleidingsprofiel hoger beroepsonderwijs

Hoger onderwijs in Vlaanderen. Informatiebrochure 2013

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

ERKENNING NIEUWE OPLEIDING VLAANDEREN SJABLOON AANVRAAGDOSSIER AMBTSHALVE GEREGISTREERDE INSTELLINGEN MACRODOELMATIGHEIDSTOETS TOETS NIEUWE OPLEIDING

H O G E R O N D E R W I J S in beeld

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Omvorming naar de masteropleidingen

Bewijs je bekwaamheid. Studievoortgang op grond van eerder verworven kwalificaties (EVK) en competenties (EVC)

U bent hier: Onderwijs en Vorming > Edulex. Decreet betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen COORDINATIE

DE VLAAMSE REGERING, BESLUIT:

KWALITEITSZORGSTELSEL VLAANDEREN

EQF Level 5 in Vlaanderen. dr. ir. Toon Martens, algemeen directeur University College Leuven-Limburg Voorzitter HBO5-platform Vlaanderen

Omvorming naar de masteropleidingen

Onderwijs- en Examenreglement

Onderwijs- en Examenreglement

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

ONDERWIJS- EN EXAMENREGLEMENT

Ontwerp van decreet. Tekst aangenomen door de plenaire vergadering ( ) Nr juni 2012 ( ) stuk ingediend op

Inhoud Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen... 5 Artikel 1 toepassingsgebied... 5 Artikel 2 begrippen... 5 Hoofdstuk 2: Organisatie van het

ALGEMEEN ONDERWIJSREGLEMENT

VERKORTE BACHELOR VERPLEEGKUNDE NA VROEDKUNDE PXL-HEALTHCARE WERKEN & STUDEREN

betreffende de integratie van de academische hogeschoolopleidingen in de universiteiten

VR DOC.1139/1BIS

Onderwijsregeling, Examenregeling en. Rechtspositieregeling. voor studenten PXL-MAD. academiejaar

VR DOC.0942/2TER

Leerkrediet

Je reisgids. De nieuwe onderwijs- en examenregeling

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING voor de studenten van de UHasselt en de tul

De wederzijdse onderwijsparticipatie van Nederlanders aan het Vlaams onderwijs

Leerkrediet

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

COMMISSIE HOGER ONDERWIJS VLAANDEREN

ALGEMEEN ONDERWIJSREGLEMENT

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van (datum) betreffende een geïntegreerd beleid voor de erkenning van verworven competenties;

ALGEMEEN ONDERWIJSREGLEMENT

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Advies over de definitie van werkstudenten in het hoger onderwijs naar aanleiding van de conceptnota hbo5

FAQ Frequently Asked Questions Master na master Notariaat

DECREET. inzake sociale werkplaatsen

Onderwijs- en examenregeling

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

Artikel II van de Codex Hoger Onderwijs.

Studiegelden : raad van bestuur B1565/165/

ONDERWIJS- EN EXAMENREGLEMENT academiejaar

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Transcriptie:

Decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013 DEEL 1. GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN TITEL 1. Algemeen Artikel I.1. 12 Deze codificatie regelt een gemeenschapsaangelegenheid. De bepalingen in deel 2, titel 2, hoofdstuk 1 en 2 regelen tevens een gewestaangelegenheid. TITEL 2. Toepassingsgebied en begrippenkader Art. I.2. 3 1. Deze codificatie is van toepassing op de universiteiten en hogescholen. 2. De artikelen I.3, 4, 6, 7, 11, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 46, 48, 49, 56, 64, 66, 67, 68, 70, 74, 76 en 78, II.1, II.57, II.58, II.64, II.65, II.66, II.67, II.68, II.69, II.70, II.75, II.76, II.77, II.105, II.106, II.133, II.135, II.137, II.140, II.141, II.143, 1 Legende: verkorte opschriften decreten - VLIR-decreet: decreet van 21 december 1976 houdende organisatie van de Vlaamse interuniversitaire samenwerking - Universiteitendecreet: decreet van 12 juni 1991 betreffende de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap - Hogescholendecreet: decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap - Dienstverleningsdecreet: decreet van 22 februari 1995 betreffende de wetenschappelijke of maatschappelijke dienstverlening door de universiteiten of de hogescholen en betreffende de relaties van de universiteiten en de hogescholen met andere rechtspersonen - VLHORA-decreet: decreet van 7 juli 1998 betreffende de organisatie van de Vlaamse Hogescholenraad - ION-decreet: decreet van 18 mei 1999 betreffende sommige instellingen van openbaar nut voor postinitieel onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening - Structuurdecreet: decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen - Aanvullingsdecreet: decreet van 19 maart 2004 betreffende de rechtspositieregeling van de student, de participatie in het hoger onderwijs, de integratie van bepaalde afdelingen van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de hogescholen en de begeleiding van de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen - Flexibiliseringsdecreet: decreet van 30 april 2004 betreffende de flexibilisering van het hoger onderwijs in Vlaanderen en houdende dringende hogeronderwijsmaatregelen - Decreet studiefinanciering: decreet van 30 april 2004 betreffende de studiefinanciering en studentenvoorzieningen in het hoger onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap - Financieringsdecreet: decreet van 14 maart 2008 betreffende de financiering en de werking van de hogescholen en de universiteiten in Vlaanderen - Stuvo-decreet: decreet van 29 juni 2012 betreffende de studentenvoorzieningen in Vlaanderen 2 Artikel I.1. : Aanvullingsdecreet, artikel I.1. 3 Artikel I.2., 1, : Structuurdecreet, artikel 2, eerste zin. 2. : Structuurdecreet, artikel 2, tweede en derde zin. 3. Structuurdecreet, artikel 2, tweede en derde zin. 4. : Flexibiliseringsdecreet, artikel 3, eerste zin en Aanvullingsdecreet, artikel II.2, 1. 5. Hogescholendecreet, artikel 346ter, Financieringsdecreet, artikel 3 en Aanvullingsdecreet, artikel II.2, 2, eerste lid. Artikel 346ter van het Hogescholendecreet en artikel 3 van het Financieringsdecreet zijn in elkaar geïntegreerd. 6. Aanvullingsdecreet, artikel II.2, 3. Pagina 1 van 372

II.147, II.148, II.149, II.150, II.152, II.153, II.154, II.170, II.172, II.174, II.176, II.177, II.178, II.179, II.180, II.181, II.182, II.183, II.184, II.185, II.189, II.190, II.191, II.192, II.193, II.194, II.195, II.196, II.197, II.198, II.199, II.200, II.201, II.202, II.207, II.208, II.209, II.210, II.211, II.212, II.213, II.214, II.215, II.216, II.217, II.218, II.219, II.223, II.224, II.225, II.226, II.227, II.228, II.229, II.230, II.231, II.232, II.233, II.234, II.235, II.236, II.237, II.238, II.239, II.240, II.241, II.242, II.243, II.244, II.245, II.246, II.247, II.251, II.252, II.377, II.382, II.383, II.383, II.384, II.385, II.390, IV.84 en IV.92 zijn van toepassing op de andere ambtshalve geregistreerde instellingen voor hoger onderwijs. Deze bepalingen zijn van algemene toepassing of in zoverre het expliciet voorgeschreven is. De bepalingen van deel 2, titel 5, hoofdstuk 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de Vlerick Business School, het Instituut voor Tropische Geneeskunde en de Antwerp Management School. 3. De artikelen II.1, II.57, II.58, II.64, II.65, II.75, II.76, II.77, II.105, II.106, II.133, II.135, II.137, II.140, II.141, II.143, II.147, II.148, II.149, II.150, II.152, II.153, II.154, II.170, II.172, II.247, II.251, II.252, II.377, II.382, II.383, II.384 en II.385 zijn van toepassing op de geregistreerde instellingen. Deze bepalingen zijn van algemene toepassing of in zoverre het expliciet voorgeschreven is. 4. De bepalingen van artikel I.3, 4, 5, 6, 7, 9, 11, 12, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 43, 46, 48, 49, 50, 55, 56, 59, 64, 66, 67, 68, 69 70, 74, 75, 76 en 78, deel 2, titel 3, hoofdstuk 3, van artikel II.174, van deel 2, titel 4, hoofdstuk 1, afdeling 2, van artikel II.189, II.190, II.191 en II.192, deel 2, titel 4, hoofdstuk 1, afdeling 4, deel 2, titel 4, hoofdstuk 2, afdeling 1, 2 en 4, deel 2, titel 4, hoofdstuk 4, deel 2, titel 5, hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel II.335, deel 2, titel 5, hoofdstuk 5, 6 en 7 deel 2, titel 8, hoofdstuk 5, deel 3, titel 2, hoofdstuk 7, artikel IV.84 en IV.92 deel 5, titel 4, hoofdstuk 1 zijn van toepassing op de associaties. 5. De volgende artikelen en titels en/of hoofdstukken van deze codificatie zijn niet van toepassing op de publiekrechtelijke hogeschool Hogere Zeevaartschool : artikel I.3, 13, 21, 26, 27, 28, 29, 32, 34, 37, 40, 44, 45, 57, 62, 71 en 78, artikel III.1, eerste lid en III.2, deel 3, titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 2, 3 en 4, artikel III.33, deel 3, titel 1, hoofdstuk 2, afdeling 2, artikel III.45, deel 3, titel 1, hoofdstuk 2, afdeling 6, 8, 9 en 10, deel 3, titel 2, hoofdstuk 2 en 5, deel III, titel 3, hoofdstuk 3, deel 3, titel 4, artikel IV.81, IV.82, IV.83, IV.85 en IV.122. De volgende bepalingen zijn van toepassing op de Hogere Zeevaartschool: artikel III.37. De bepalingen van artikel I.3, 5, 9, 12, 43, 50, 55, 59, 69 en 75, deel 2, titel 5, hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 6 en 7, deel 3, titel 2, hoofdstuk 7 en van deel 5, titel 4, hoofdstuk 1 zijn niet van toepassing op de transnationale Universiteit Limburg, met uitzondering van de bepalingen van deel 2, titel 5, hoofdstuk 3, afdeling 3, voor wat betreft studievoortgangsbeslissingen die betrekking hebben op de academische opleidingen bedoeld in artikel 3 van het Verdrag van 18 januari 2001 tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de transnationale Universiteit Limburg. 6. De bepalingen van deel II, titel 5, hoofdstuk 1, 2 en 3, met uitzondering van artikel II.273, II.280 en II.313, zijn mede van toepassing op de in artikel II.232 bedoelde validerende instanties. Voor de lezing van de in het eerste lid bedoelde bepalingen: 1 worden de personen die een bekwaamheidsonderzoek aanvragen als studenten beschouwd; 2 wordt het reglement van de validerende instantie als onderwijs- en examenregeling beschouwd; Pagina 2 van 372

3 worden de personen die op grond van EVK s of van een bewijs van bekwaamheid een vrijstelling aanvragen als studenten beschouwd; 4 worden de personen die een aanvraag doen voor het volgen van een schakel- of voorbereidingsprogramma als studenten beschouwd. Art. I.3. 4 Voor de toepassing van deze codificatie wordt verstaan onder : 1 academiejaar : een periode van 1 jaar die ten vroegste op 1 september en uiterlijk op 1 oktober begint en eindigt op de dag voor het begin van het volgende academiejaar; van de vaste duur van 1 jaar kan uitzonderlijk afgeweken worden indien het instellingsbestuur beslist de start van het academiejaar ofwel te vervroegen ofwel te verlaten; 2 accreditatie en instellingsreview: a) opleidingsaccreditatie: de formele erkenning van een opleiding op grond van een beslissing van een onafhankelijk orgaan waarin vastgesteld wordt dat de opleiding voldoet aan vooraf vastgestelde minimale kwaliteits- en niveauvereisten; b) eerste ronde opleidingsaccreditaties: de accreditaties die zijn verleend vanaf 1 februari 2005 tot en met het einde van het academiejaar 2012-2013; c) tweede ronde opleidingsaccreditaties: de accreditaties die zijn verleend vanaf het begin van het academiejaar 2013-2014 tot en met het einde van het academiejaar 2020-2021; d) derde ronde opleidingsaccreditaties: de accreditaties die zijn verleend vanaf het begin van het academiejaar 2021-2022 tot en met het einde van het academiejaar 2028-2029; e) instellingsreview: periodieke beoordeling door een externe commissie van de beleidsprocessen die een instelling hoger onderwijs opzet om te garanderen dat ze haar taken op het terrein van het onderwijs op een kwaliteitsvolle manier uitvoert; f) positief besluit instellingsreview: het besluit van de accreditatieorganisatie dat een instellingsreview afrondt en waarin de accreditatieorganisatie bevestigt dat de instelling voldoet aan alle onderwerpen van het beoordelingskader instellingsreview; g) eerste ronde instellingsreviews: de instellingsreviews die worden uitgevoerd vanaf het begin van het academiejaar 2015-2016 tot en met het einde van het academiejaar 2016-2017; h) tweede ronde instellingsreviews: de instellingsreviews die worden uitgevoerd vanaf het begin van het academiejaar 2019-2020 tot en met het einde van het academiejaar 2020-2021; i) derde ronde instellingsreviews: de instellingsreviews die worden uitgevoerd vanaf het begin van het academiejaar 2025-2026 tot en met het einde van het academiejaar 2026-2027; j) opleidingsdossier: het dossier dat het instellingsbestuur indient met het oog op het verkrijgen van de opleidingsaccreditatie; k) visitatierapport: de gepubliceerde externe beoordeling uitgevoerd door een visitatiecommissie georganiseerd door een evaluatieorgaan; 3 accreditatieorganisatie: de organisatie die bij internationaal verdrag aangewezen is om de accreditatie te verlenen en de toets nieuwe opleidingen uit te voeren; 4 actualiseringsprogramma : een programma dat kan worden opgelegd aan studenten die in het hoger onderwijs wensen door te stromen op grond van een creditbewijs, EVK s of een bewijs van bekwaamheid dat ten minste 5 kalenderjaren eerder werd behaald; 5 afgevaardigde : een behoorlijk gemachtigde vertegenwoordiger; 4 Artikel I.3. : Universiteitendecreet, artikel 169quater, 1, Hogescholendecreet, artikel 2, punt 4, 5, 57, 58 en 59, het Structuurdecreet, artikel 3, eerste, tweede, derde, vierde, zevende, achtste, negende, tiende, elfde, twaalfde, dertiende, veertiende, vijftiende, zeventiende en achttiende streepje, het Aanvullingsdecreet, artikel II.1, punt 1, 2, 3, 4, 10, 12, 14, 15, 15 bis, en 17, het Flexibiliseringsdecreet, artikel 2, het Financieringsdecreet, artikel 2, punt 3, 5, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 16 bis, 17, 17bis, 18, 18 ter, 19, 21 en 22, en Stuvo-decreet, art. 2, punt 1, 2, 4, en 6. Pagina 3 van 372

6 afstandsonderwijs : het onderwijs dat bijna uitsluitend met behulp van multimedia wordt verstrekt, waardoor de student niet aan een bepaalde plaats van onderwijsverstrekking gebonden is; 7 afstudeerrichting : een differentiatie in een opleidingsprogramma met een studieomvang van ten minste 30 studiepunten; 8 algemene uitgaven studentenvoorzieningen : uitgaven voor studentenvoorzieningen die niet gebonden zijn aan 1 werkveld, maar die nodig zijn om de globale werking van de studentenvoorzieningen mogelijk te maken; 9 associatie : de vereniging zonder winstoogmerk bedoeld in deel 2, titel 1, hoofdstuk 2; 10 basisvoorwaarden bij het studeren : behoeften uit het dagelijks leven die vervuld moeten zijn om goed te kunnen studeren; 11 bekwaamheidsonderzoek : het onderzoek van de competenties van een persoon, voorafgaand aan het afleveren van een bewijs van bekwaamheid; 12 bestuur : elk bestuursorgaan van een associatie, respectievelijk een instelling dat krachtens een wettelijke of decretale bepaling of de statuten is aangewezen om uitvoerbare beslissingen te nemen in de in deze codificatie bedoelde aangelegenheden; 13 beursstudent : een student die een studietoelage ontvangt van de Vlaamse Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap; 14 beurstariefstudent : een student die : a) studiefinanciering ontvangt van de Vlaamse Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 8 juni 2007 betreffende de studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap; b) beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering in de Vlaamse Gemeenschap, of c) onderdaan is van een staat behorende tot de Europese Economische Ruimte en beantwoordt aan de financiële criteria voor het verkrijgen van een studiefinanciering van de Vlaamse Gemeenschap, of d) een DGOS-bursaal, een BTC-bursaal of een bursaal in de programma s van de ontwikkelingssamenwerking van de Vlaamse Interuniversitaire Raad is; 15 bewijs van bekwaamheid : het bewijs dat een student op grond van EVC s of EVK s de competenties heeft verworven eigen aan : a) het niveau van bachelor in het hoger professioneel onderwijs of het academisch onderwijs, of b) het masterniveau, of c) een welomschreven opleiding, opleidingsonderdeel of cluster van opleidingsonderdelen; Bedoeld bewijs betreft een document of een registratie; 16 bijna beursstudent : een student die geen studietoelage van de Vlaamse Gemeenschap ontvangt, maar waarvan het referentie-inkomen ten hoogste 1.240 euro boven de financiële maximumgrens bepaald in de regelgeving betreffende de studietoelagen ligt. Het bedrag van 1.240 euro wordt geïndexeerd overeenkomstig artikel II.218; 17 creditbewijs : de erkenning van het feit dat een student blijkens een examen de competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven. Deze erkenning wordt vastgelegd in een document of een registratie. De verworven studiepunten, verbonden aan het betrokken opleidingsonderdeel, worden aangeduid als credits ; 18 creditcontract : een contract, aangegaan door een instellingsbestuur met de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van (een) creditbewij(s)(zen) voor 1 of meer opleidingsonderdelen; 19 cursist : een deelnemer aan het hoger beroepsonderwijs die voldoet aan de toelatingsvoorwaarden en ingeschreven is, als vermeld in artikel 3, 6, van het decreet van 30 april 2009 betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs; Pagina 4 van 372

20 diplomacontract : een contract, aangegaan door een instellingsbestuur met de student die zich inschrijft met het oog op het behalen van een graad of diploma van een opleiding of die zich inschrijft voor een schakel- of voorbereidingsprogramma; 21 economische unie: overeenkomst over de financiële ondersteuning van een instelling van hoger onderwijs door een andere instelling van hoger onderwijs; 22 EVC : een eerder verworven competentie, zijnde het geheel van kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes verworven door middel van leerprocessen die niet met een studiebewijs werden bekrachtigd; 23 EVK : een eerder verworven kwalificatie, zijnde elk binnenlands of buitenlands studiebewijs dat aangeeft dat een formeel leertraject, al dan niet binnen onderwijs, met goed gevolg werd doorlopen, voor zover het niet gaat om een creditbewijs dat werd behaald binnen de instelling en opleiding waarbinnen men de kwalificatie wenst te laten gelden; 24 examen : elke evaluatie van de mate waarin een student op grond van zijn studie de competenties, verbonden aan een opleidingsonderdeel, heeft verworven; 25 examencontract : een contract, aangegaan door een instellingsbestuur met de student die zich onder de door het instellingsbestuur bepaalde voorwaarden inschrijft voor het afleggen van examens met het oog op het behalen van : a) een graad of een diploma van een opleiding, of b) een creditbewijs voor 1 of meer opleidingsonderdelen; 26 financieringsboni : het extra puntengewicht voor beursstudenten, studenten met een functiebeperking, werkstudenten en voor opleidingen die stopgezet of afgebouwd worden; 27 financieringspunten : het financieringsvolume, uitgedrukt in een aantal punten en berekend op basis van het aantal opgenomen studiepunten, het aantal verworven studiepunten en het aantal diploma s, en rekening houdend met het puntengewicht en de financieringsboni; 28 gedelibereerde studiepunten : studiepunten waarvoor een student op basis van examens geen creditbewijs verworven heeft, maar waarvoor een examencommissie beslist heeft dat de bijbehorende opleidingsonderdelen niet hervat hoeven te worden. De examencommissie heeft verklaard dat de student geslaagd is voor het geheel van de opleidingsonderdelen in kwestie die hij tijdens de periode in kwestie heeft gevolgd; 29 generatiestudent : een student die zich, in een bepaald academiejaar, voor het eerst inschrijft met een diplomacontract voor een professioneel of academisch gerichte bachelor in het Vlaamse hoger onderwijs. Het statuut van generatiestudent geldt voor dat volledige academiejaar; 30 gesubsidieerde officiële hogeschool : een hogeschool met een publiekrechtelijk karakter tot 1 oktober 2013, die opgericht is door een provincie, een gemeente of een OCMW; 31 gesubsidieerde vrije hogeschool : een hogeschool met een privaatrechtelijk karakter; 32 gezondheidsindex : het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van s lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen; 33 graad : aanduiding van bachelor, master of doctor verleend op het einde van een opleiding c.q. na promotie met de uitreiking van een diploma; 34 herstructurering : onder herstructurering wordt begrepen : a) een fusie van 2 of meer hogeronderwijsinstellingen tot een nieuwe hogeronderwijsinstelling; b) een combinatie van fusie en splitsing van hogeronderwijsinstellingen waarbij nieuwe hogeronderwijsinstellingen ontstaan; c) een overname van een hogeronderwijsinstelling door een andere hogeronderwijsinstelling; Pagina 5 van 372

d) een overdracht van 1 of meer studiegebieden van een hogeronderwijsinstelling naar een andere instelling, waarbij deze laatste instelling onderwijsbevoegdheid heeft voor de overgedragen studiegebieden; 35 integratiekader: het geheel van personeelsleden, opgenomen in een lijst die bekrachtigd is door de Vlaamse Regering, zoals vermeld in artikel V.209; 36 jaar : kalenderjaar; 37 kunstopleidingen : de professioneel gerichte bacheloropleidingen en de academisch gerichte bachelor- en masteropleidingen in de volgende studiegebieden: a) Audiovisuele en beeldende kunst; b) Muziek en podiumkunsten; 38 kwalificatie : een afgerond en ingeschaald geheel van competenties of domeinspecifieke leerresultaten; 39 kwalificatie van een graad : toevoeging die verwijst naar de voltooide opleiding of voor wat de graad van 'doctor' betreft, naar een vakgebied; 40 leerkrediet : het totale pakket van studiepunten dat een student gedurende zijn studieloopbaan kan inzetten voor een inschrijving onder diplomacontract in een initiële bachelor- of masteropleiding of een opleidingsonderdeel onder creditcontract en dat naargelang het aantal studiepunten waarvoor de student zich inschrijft en welke hij verwerft, kan evolueren; 41 masterproef : werkstuk waarmee een masteropleiding wordt voltooid. Daardoor geeft een student blijk van een analytisch en synthetisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of van het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student; 42 onderwijsbevoegdheid : a) de studiegebieden, b) de delen van studiegebieden, c) de combinaties van studiegebieden, d) de combinaties van delen van studiegebieden, e) de combinaties van studiegebieden met delen van studiegebieden, waarin de ambtshalve geregistreerde instellingen krachtens deze codificatie opleidingen kunnen aanbieden; 43 onderwijs- en examenreglement : het reglement bedoeld in deel 2, titel 4, hoofdstuk 3; 44 onderzoeksmaster : een initiële masteropleiding zoals vermeld in artikel II.157; 45 opgenomen studiepunten : studiepunten, verbonden aan de opleidingsonderdelen, waarvoor een student zich heeft ingeschreven in een bepaald academiejaar; 46 opleiding : de structurerende eenheid van het onderwijsaanbod. Zij wordt bij succesvolle voltooiing bekroond met een diploma; 47 opleidingsgebonden materies : alle onderwijs- en begeleidingsactiviteiten die inherent verbonden zijn aan het doorlopen van het studiecurriculum, inclusief de didactische infrastructuur om ze mee te realiseren; 48 opleidingskenmerken : de profielafbakening van een opleiding, voortvloeiend uit : a) de kwalificatie en/of de specificatie van de graad verleend op het einde van de opleiding, en/of b) de studieomvang van de opleiding, en/of de instelling waar de opleiding wordt georganiseerd; c) een specifieke afstudeerrichting binnen een opleiding kan eveneens als opleidingskenmerk worden aangemerkt; 49 opleidingsonderdeel : een afgebakend geheel van onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten dat gericht is op het verwerven van welomschreven competenties inzake kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes; 50 partners bij een associatie : de in artikel II.8 bedoelde leden van de associatie; 51 postinitieel onderwijs : de opleidingen die leiden tot een graad van master en waarvoor de inschrijving primair openstaat voor personen die reeds in het bezit zijn van een graad Pagina 6 van 372

van master. Personen die niet in het bezit zijn van een graad van master kunnen toegelaten worden na een intakegesprek waarin de instelling peilt naar de motivatie en de wetenschappelijke affiniteit van de student en naar de aard van de beroepservaring; 52 publiekrechtelijke hogeschool: een hogeschool met een publiekrechtelijk karakter die vanaf 1 oktober 2013 omgevormd of opgericht is bij of krachtens het bijzonder decreet van 13 juli 2012 houdende regeling van de bestuurlijke organisatie en werking van sommige publiekrechtelijke hogescholen en het bijzonder decreet van 13 juli 2012 houdende regeling van de bestuurlijke organisatie en werking van twee fusiehogescholen; 53 raadsman : een advocaat of deskundige; 54 raad van een School of Arts: het orgaan dat een School of Arts bestuurt; 55 representatieve vakorganisatie : personeelsvereniging die aangesloten is bij een in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen vertegenwoordigde syndicale organisatie die een werking ontplooit naar het hoger onderwijs; 56 schakelprogramma : een programma dat kan worden opgelegd aan een student die zich wenst in te schrijven voor een masteropleiding op grond van een in het professioneel hoger onderwijs uitgereikt bachelordiploma. Het programma beoogt de in artikel II.141, 3 bedoelde algemene wetenschappelijke competenties en wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis bij te brengen; 57 School of Arts: een organisatorische eenheid binnen een hogeschool of over verschillende hogescholen heen waarin, conform artikel II.7, de professioneel gerichte bacheloropleidingen of de academisch gerichte bachelor- en masteropleidingen in de studiegebieden Audiovisuele en beeldende kunst, of Muziek en podiumkunsten aangeboden worden; 58 specificatie van een graad : de toevoeging van de woorden of Arts, of Science, of Laws, of Medicine, of Veterinary Science, of Veterinary Medicine of of Philosophy aan een graad; 59 student : de persoon ingeschreven in een instelling; 60 studentenkoepelvereniging : een erkende studentenkoepelvereniging in de zin van het decreet van 30 maart 1999 houdende de subsidiëring van studenten- en leerlingenkoepelverenigingen; 61 studentenvoorzieningen : het geheel van activiteiten en maatregelen die kunnen genomen worden in het kader van artikel II.337; 62 student met een functiebeperking : een student die bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap een recht heeft geopend op een tegemoetkoming; 63 studiegebied : 1 van de categorieën vermeld in artikel II.71 en II.73 waarin opleidingen zijn samengebracht; 64 studiegeld : het bedrag te betalen door de student voor de deelname aan onderwijsactiviteiten en/of examens; 65 studiejaar : een studieprogramma van ten minste 54 en ten hoogste 66 studiepunten, met uitzondering voor de opleidingen van het hoger beroepsonderwijs; 66 studieomvang : het aantal studiepunten toegekend aan een opleidingsonderdeel of aan een opleiding; 67 studiepunt : een binnen de Vlaamse Gemeenschap aanvaarde internationale eenheid die overeenstemt met ten minste 25 en ten hoogste 30 uren voorgeschreven onderwijs-, leer- en evaluatieactiviteiten en waarmee de studieomvang van elke opleiding of elk opleidingsonderdeel wordt uitgedrukt; 68 studietraject : de wijze waarop de studie wordt geordend; 69 studievoortgangsbeslissing : 1 van de volgende beslissingen : a) een examenbeslissing, zijnde elke beslissing die, al dan niet op grond van een deliberatie, een eindoordeel inhoudt over het voldoen voor een opleidingsonderdeel, meer opleidingsonderdelen van een opleiding, of een opleiding als geheel; b) een examentuchtbeslissing, zijnde een sanctie opgelegd naar aanleiding van examenfeiten; Pagina 7 van 372

c) de toekenning van een bewijs van bekwaamheid, dat aangeeft dat een student op grond van eerder verworven competenties of eerder verworven kwalificaties bepaalde competenties heeft verworven; d) de toekenning van een vrijstelling, zijnde de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel, of een deel ervan, examen af te leggen; e) een beslissing waarbij het volgen van een schakel- en/of voorbereidingsprogramma wordt opgelegd en waarbij de studieomvang van dergelijk programma wordt vastgesteld; f) het opleggen van een maatregel van studievoortgangsbewaking, bedoeld in artikel II.245; g) het weigeren van het opnemen van een bepaald opleidingsonderdeel in het diplomacontract waarvoor de student die een geïndividualiseerd traject volgt, zich nog niet eerder heeft ingeschreven; h) een beslissing inzake gelijkwaardigheid van een buitenlands diploma van hoger onderwijs met een Vlaams diploma van hoger onderwijs genomen krachtens artikel II.256; i) een beslissing waarbij er in geval van overmacht geen aangepaste examenregeling mogelijk is om organisatorische redenen; 70 toetredingsovereenkomst : de overeenkomst tussen instellingsbestuur en student bedoeld in artikel II.273; 71 verworven studiepunten : studiepunten, verbonden aan de opleidingsonderdelen, waarvoor een student een creditbewijs heeft ontvangen; 72 vestiging van een hogeronderwijsinstelling: het administratief arrondissement, het gerechtelijk arrondissement of de gemeente of een geheel van aan elkaar grenzende gemeenten waar de hogeronderwijsinstelling onderwijsbevoegdheid heeft. Voor de hogescholen die gevestigd zijn in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd als uitsluitend behorend tot de Vlaamse Gemeenschap, geldt het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad als 1 vestiging; 73 VLUHR: de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad bedoeld in deel 2, titel 2, hoofdstuk 3; 74 volgtijdelijkheid : de door het instellingsbestuur bepaalde regels inzake het gevolgd hebben van of het geslaagd zijn voor een opleidingsonderdeel of opleiding vooraleer een student een examen kan doen over een ander opleidingsonderdeel of een andere opleiding; 75 volstrekte meerderheid van stemmen : het feit dat het aantal voorstemmen het aantal tegenstemmen overtreft. 76 voorbereidingsprogramma : een programma dat kan worden opgelegd aan een student die niet in het bezit is van een diploma dat op rechtstreekse wijze toelating verleent tot de opleiding waarvoor hij zich wenst in te schrijven; 77 vrijstelling : de opheffing van de verplichting om over een opleidingsonderdeel, of een deel ervan, examen af te leggen; 78 werkstudent : een student die aan al de volgende voorwaarden beantwoordt : a) hij is in het bezit van een bewijs van tewerkstelling in een dienstverband met een omvang van ten minste 80 uren per maand, of hij is in het bezit van een bewijs van uitkeringsgerechtigde werkzoekende en de opleiding kadert binnen het door een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling voorgestelde traject naar werk; b) hij is nog niet in het bezit van een tweede cyclusdiploma of masterdiploma; c) hij is ingeschreven in een studietraject met specifieke onderwijs- en leervormen en met specifieke modaliteiten van begeleiding en aanbod, dat als zodanig geregistreerd is in het Hogeronderwijsregister. De afzonderlijke registratie in het Hogeronderwijsregister impliceert niet dat het hier een nieuwe opleiding betreft, zoals bepaald in artikel II.150. Pagina 8 van 372

DEEL 2. STRUCTUUR EN ORGANISATIE VAN HET HOGER ONDERWIJS TITEL 1. Hogeronderwijslandschap en zending Hoofdstuk 1. Instellingen Afdeling 1. Ambtshalve geregistreerde instellingen Art. II.1. 5 Voor de toepassing van deze codificatie wordt verstaan onder ambtshalve geregistreerde instellingen de hogescholen en de universiteiten, de instellingen van openbaar nut voor postinitieel onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke dienstverlening, bedoeld in artikel II.19, II.20 en II.21 en de erkende faculteiten der protestantse godgeleerdheid bedoeld in artikel 1, III, c), van de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs. Art. II.2. 6 De universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap zijn : 1 de "Katholieke Universiteit Leuven"; 2 a) de "transnationale Universiteit Limburg"; b) de Universiteit Hasselt; 3 de "Universiteit Antwerpen"; 4 de "Universiteit Gent"; 5 de "Vrije Universiteit Brussel". Art. II.3. 7 De hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap zijn : 1 de "Arteveldehogeschool"; 2 de "HUB-EHSAL"; 3 de "Erasmushogeschool Brussel"; 4 de "Groep T Internationale Hogeschool Leuven "; 5 de "Hogere Zeevaartschool"; 6 de "Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen"; 7 de "Hogeschool Gent"; 8 de " Hogeschool PXL"; 9 de "Hogeschool West-Vlaanderen"; 10 LUCA School of Arts ; 11 de "Karel de Grote-Hogeschool - Katholieke Hogeschool Antwerpen"; 12 de "Katholieke Hogeschool Vives Noord"; 13 Thomas More Kempen"; 14 de "Katholieke Hogeschool Leuven"; 15 de "Katholieke Hogeschool Limburg"; 16 Thomas More Mechelen"; 17 de "Katholieke Hogeschool Sint-Lieven"; 18 de "Katholieke Hogeschool Vives Zuid"; 19 Thomas More Antwerpen". Art. II.4. 8 Alleen de instellingen vernoemd in artikel II.2 kunnen als universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap aanspraak maken op de benaming universiteit en zich als dusdanig doen kennen. Alleen de instellingen vernoemd in artikel II.3 kunnen als hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap aanspraak maken op de benaming hogeschool en zich als dusdanig doen kennen. De benaming hogeschool wordt vertaald als University College. 5 Artikel II.1. : Structuurdecreet, artikel 7 6 Artikel II.2. : Structuurdecreet, artikel 4, 2 tot en met 6. 7 Artikel II.3. : Structuurdecreet, artikel 5, 1 tot en met 8 en 10 tot en met 20. 8 Artikel II.4. : Structuurdecreet, artikel 6. Pagina 9 van 372

De Vlaamse Regering past de lijst van de universiteiten en hogescholen aan in geval van fusie, opslorping, opheffing of officiële naamswijziging. Art. II.5. 9 De Vlaamse Gemeenschap erkent de oprichting door de Universiteit Antwerpen (de Initiërende Universiteit) van het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid en beheer (IOB), de oprichting door de Vrije Universiteit Brussel (de Initiërende Universiteit) van het Instituut voor Europese Studies (IES) en de oprichting, door de Universiteit Antwerpen (de Initiërende Universiteit) van het Instituut voor Joodse Studies (IJoS). Deze instituten bezitten geen eigen rechtspersoonlijkheid. De Initiërende Universiteit bepaalt bij reglement de functionele autonomie waarover deze instituten beschikken, alsmede zijn bestuurs- en beheersstructuur. Afdeling 2. Geregistreerde instellingen Art. II.6. 10 1. Voor de toepassing van deze codificatie wordt verstaan onder geregistreerde instellingen voor hoger onderwijs: alle niet ambtshalve geregistreerde instellingen die hoger onderwijs aanbieden in de Vlaamse Gemeenschap en door de Vlaamse Regering werden geregistreerd. 2. Iedere instelling kan de registratie aanvragen bij de Vlaamse Regering. Een registratie van een instelling voor hoger onderwijs wordt slechts toegekend voor zover aan volgende voorwaarden is voldaan: ten minste 1 opleiding heeft de toets nieuwe opleidingen door de voorziene accreditatieorganisatie met positief gevolg ondergaan. Bij een buitenlandse instelling geldt daarenboven dat ze reeds in het land waar haar hoofdzetel is gevestigd moet erkend zijn door de bevoegde overheid. De instelling dient dit te kunnen aantonen aan de accreditatieorganisatie bij de aanvraag toets nieuwe opleiding. 3. De instellingen tonen door middel van een registratiedossier aan dat zij beschikken over: 1 een bestuursstructuur die voldoende organisatorisch is uitgebouwd om de ingeschreven studenten toe te laten hun opleiding te voltooien; 2 een financiële structuur die de ingeschreven studenten toelaat hun opleiding te voltooien; 3 een voldoende aangepaste infrastructuur voor het aanbieden van hoger onderwijs. 4. Het registratiedossier omvat ten minste: 1 de statuten van de instelling; 2 een beschrijving van de bestuursstructuur; 3 een financieel plan; 4 een overeenkomst met een andere binnenlandse of buitenlandse instelling, die door de respectievelijke overheid erkend is voor hoger onderwijs en die de betreffende opleiding kan aanbieden. Deze overeenkomst betreft de wijze waarop de ingeschreven studenten hun opleiding kunnen voltooien. 5. De Vlaamse Regering beslist over de registratie binnen een ordetermijn van 30 kalenderdagen die ingaat de dag na deze van ontvangst van het toetsingsrapport van de accreditatieorganisatie. Het besluit treedt in werking met ingang van de bekendmaking ervan aan de instelling. In geval van registratie wordt de accreditatieorganisatie hiervan op de hoogte gebracht. 9 Artikel II.5. : Universiteitendecreet, artikel 169quater, 2. 10 Artikel II.6. : Structuurdecreet, artikel 8. Pagina 10 van 372

6. De registratie vervalt van rechtswege indien gedurende een termijn van 2 jaar geen enkele geaccrediteerde of nieuwe opleiding aangeboden wordt. 7. De geregistreerde instellingen bezorgen jaarlijks hun jaarrekening en jaarverslag aan de Vlaamse Regering. Afdeling 3. Schools of Arts Art. II.7. 11 1. Een hogeschool die kunstopleidingen aanbiedt, en de overeenstemmende graden van bachelor en master wil verlenen, richt met ingang van het academiejaar 2013-2014 1 of meer Schools of Arts op. In afwijking van het eerste lid moet een hogeschool geen School of Arts oprichten als het aantal bachelor- en masteropleidingen die de desbetreffende hogeschool aanbiedt voor ten minste 80% bestaat uit kunstopleidingen of uit kunstgerelateerde bachelor- of masteropleidingen. Het aantal andere bachelor- en masteropleidingen is kleiner dan of gelijk aan 20% van het totale aantal bachelor- en masteropleidingen die de hogeschool aanbiedt. In dat geval wordt voor de toepassing van deze codificatie de hogeschool als geheel beschouwd als een School of Arts. Onder kunstgerelateerde opleidingen worden de volgende professionele bacheloropleidingen begrepen: 1 de bacheloropleiding in de interieurvormgeving; 2 de bacheloroplelding in de landschaps- en tuinarchitectuur; 3 de bacheloropleiding in de landschapsontwikkeling; 4 de bacheloroplelding in de audiovisuele technieken film: TV en video; 5 de bacheloropleiding in de audiovisuele technieken: fotografie. De Vlaamse Regering kan deze lijst van kunstgerelateerde opleidingen aanpassen. 2. Een School of Arts heeft als opdracht: 1 het organiseren en verschaffen van hoger beroepsonderwijs, hoger professioneel onderwijs en academisch onderwijs in het studiegebied Audiovisuele en beeldende kunst of in het studiegebied Muziek en podiumkunsten; 2 de ontwikkeling en beoefening van de kunsten in die studiegebieden; 3 het verrichten van praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek in relatie tot het hoger professioneel onderwijs in die studiegebieden; 4 het verrichten van onderzoek in de kunsten, in samenwerking met een universiteit; 5 het verstrekken van maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening, en de transfer van kennis voor de versterking van de innovatieve kracht van de maatschappelijke en economische sectoren. Binnen het kader van een School of Arts kunnen ook kunstgerelateerde opleidingen, zoals vermeld in paragraaf 1, georganiseerd worden. Het aandeel kunstgerelateerde opleidingen is kleiner dan of gelijk aan 20% van het aantal bachelor- en masteropleidingen georganiseerd binnen de School of Arts. 3. Een School of Arts heeft geen eigen rechtspersoonlijkheid. Het hogeschoolbestuur bepaalt de plaats van een School of Arts binnen de structuur van de instelling. Een hogeschool kan een School of Arts ook oprichten in samenwerking met 1 of meer andere hogescholen die opleidingen in die studiegebieden aanbieden. De 11 Artikel II.7. : Structuurdecreet, artikel 8bis. Pagina 11 van 372

participerende instellingen sluiten daarvoor een samenwerkingsovereenkomst waarin ten minste de volgende elementen opgenomen zijn: 1 een opsomming van de opleidingen die onder de School of Arts vallen; 2 de wijze van diplomering: gezamenlijke diplomering of diplomering door 1 van de participerende instellingen; 3 de bestuurs- en beheersstructuur van de School of Arts; 4 de samenstelling en bevoegdheden van de raad van de School of Arts, conform de bepalingen in artikel II.373, II.374 en II.375; 5 het onderwijs- en examenreglement dat van toepassing is op de studenten; 6 de wijze van inzet van het personeel van de betrokken hogescholen in de School of Arts; 7 de wijze van inschrijving en van administratie van studenten; 8 de verdeelsleutel voor de opgenomen studiepunten en financieringspunten die nodig is voor de berekening van de onderwijssokkel en de variabele onderwijsdelen van de betrokken hogescholen; 9 de wijze waarop de betrokken hogescholen de School of Arts financieren; 10 de duurtijd van de samenwerkingsovereenkomst; 11 een regeling inzake personeel en financiering bij een eventuele verbreking van de samenwerkingsovereenkomst; 12 een procedure bij gebrek aan consensus bij de participerende hogeschoolbesturen bij de opdrachten vermeld in artikel II.373, II.374 en II.375. Een samenwerkingsakkoord wordt minimaal gesloten voor een periode van 6 academiejaren. 4. Het hogeschoolbestuur of, in geval van een samenwerkingsverband als vermeld in paragraaf 3, tweede lid, de betrokken hogeschoolbesturen, bepalen bij reglement de functionele autonomie, alsook de bestuurs- en beheersstructuur van de School of Arts. Daarbij wordt minstens rekening gehouden met de volgende elementen: 1 de voorwaarden voor de samenstelling van de raad van de School of Arts, zoals vastgelegd in artikel II.373, II.374 en II.375; 2 de minimale taken van de raad van een School of Arts, zoals vastgelegd in artikel II.373, II.374 en II.375. Hoofdstuk 2. Associaties Afdeling 1. Structuur Art. II.8. 12 1. Een associatie is een vereniging zonder winstoogmerk die bestaat uit volgende leden, verder 'partners' genoemd: 1 enerzijds een rechtspersoon verantwoordelijk voor een universiteit die zowel bachelorals masteropleidingen kan aanbieden, en 2 anderzijds ten minste een rechtspersoon verantwoordelijk voor een hogeschool. In afwijking van de bepalingen van het eerste lid, 1, kunnen de Universiteit Hasselt en de transnationale Universiteit Limburg gezamenlijk lid worden van dezelfde associatie. 2. De vereniging zonder winstoogmerk kan naast de in paragraaf 1 bedoelde partners natuurlijke personen omvatten met een engagement of verdienste op het vlak van het hoger onderwijs of het wetenschappelijk onderzoek. Art. II.9. 13 Op het ogenblik dat de partners beslissen tot fusie in de vereniging zonder winstoogmerk, blijft deze een associatie in de zin van dit hoofdstuk. 12 Artikel II.8. : Structuurdecreet, artikel 97. 13 Artikel II.9. : Structuurdecreet, artikel 98. Pagina 12 van 372

Art. II.10. 14 Een universiteit of hogeschool kan slechts onder 1 associatie ressorteren. Afdeling 2. Bevoegdheden Art. II.11. 15 Associaties hebben ten minste als opdracht: 1 de organisatie van de samenwerking en het aanhalen van de banden tussen de professionele bachelors en de academische opleidingen met inbegrip van de overgangsmogelijkheden en de ontwikkeling van leerlijnen; 2 de bevordering van de coördinatie van het onderzoek en meer bepaald van de translatieketen van fundamenteel naar toegepast onderzoek en omgekeerd, en van innovatie; 3 logistieke coördinatie in het algemeen; 4 als forum de evolutie naar een geïntegreerde hogeronderwijsruimte voorbereiden. Om die opdrachten te vervullen, dragen de partners ten minste de volgende bevoegdheden over aan de associatie: 1 de ordening van een rationeel onderwijsaanbod binnen de onderwijsbevoegdheid van de instellingen, vermeld in artikel II.78 tot en met II.101; 2 het structureren van de opleidingstrajecten en een verbetering van de doorstromingsmogelijkheden; 3 de organisatie van trajectbegeleiding voor studenten; 4 de afstemming van de interne reglementen inzake het personeelsbeleid; 5 het opstellen van een meerjarenplan voor onderwijsvernieuwing en onderwijsverbetering; 6 het opstellen van een meerjarenplan voor het onderzoek en de maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening; 7 het opstellen van een meerjarenplan voor de onderlinge afstemming van investeringen, infrastructuur, bibliotheek- en documentatievoorzieningen; 8 het uitbrengen van een advies over het aanbieden van nieuwe bachelor-of masteropleidingen in een instelling, overeenkomstig de bepalingen van artikel II.152, tweede lid, 1, a); 9 het uitbrengen van een advies over rationalisatieplannen. Art. II.12. 16 Een associatie legt een algemeen onderzoeks- en samenwerkingsreglement vast, waarin ten minste volgende elementen worden opgenomen: 1 het algemeen onderzoeksbeleid in de schoot van de associatie; 2 de aanduiding en taakomschrijving van de binnen de associatie voor valorisatie bevoegde dienst, zijnde een verzelfstandigde dienst onder gezag of toezicht van de associatie of de universiteit. Inzonderheid worden volgende elementen vastgelegd: a) de rapporteringsplicht van de dienst ten behoeve van de associatie en de partners; b) de werkingsregelen van de dienst en de wijze van samenwerking tussen de dienst en de onderzoeksdiensten van de partners; 3 de algemene en minimale regelen betreffende het beleid inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel IV.48, waarbij inzonderheid volgende elementen worden vastgelegd: a) de instantie waaraan de vermogensrechten op een vinding gedaan in het kader van instellingsgebonden onderzoekstaken toekomen, zijnde: 1) de associatie, of een dienst zonder c.q. met rechtspersoonlijkheid onder het gezag c.q. het toezicht van de associatie. In dat geval komt aan de partner waaraan de instellingsgebonden onderzoekstaken zijn verricht, een billijke return toe, of; 2) de universiteit, of een dienst zonder c.q. met rechtspersoonlijkheid onder het gezag c.q. het toezicht van de universiteit. Zo de instellingsgebonden 14 Artikel II.10. : Structuurdecreet, artikel 99. 15 Artikel II.11. : Structuurdecreet, artikel 101. 16 Artikel II.12. : Structuurdecreet, artikel 101bis. Pagina 13 van 372

onderzoekstaken niet aan de universiteit doch aan een andere partner werden verricht, komt aan deze partner een billijke return toe, of; 3) de partner waaraan de instellingsgebonden onderzoekstaken zijn verricht; b) de gevallen waarin aan de verschillende partners bij de associatie een kosteloos gebruiksrecht op een vinding toekomt voor wat betreft onderwijs en onderzoek; c) een richtlijn inzake de billijke return ten voordele van de onderzoeker wiens vermogensrechten op een vinding worden overgedragen; d) de beleidslijnen inzake de sensibilisering van onderzoekers met betrekking tot de vatbaarheid van vindingen voor de vestiging van commerciële intellectuele rechten; 4 de algemene en minimale regelen inzake de samenwerking van instellingen met derden op grond van dienstverleningscontracten in de zin van deel 4, titel 2, hoofdstuk 2, 3, 4 en 5, waarbij inzonderheid worden vastgelegd of omschreven: a) de regelen inzake het afsluiten, het beheer en de uitvoering van dienstverleningscontracten; b) de regelen inzake de vergoeding van personeelsleden die worden ingezet bij de uitvoering van dienstverleningscontracten; c) een richtlijn inzake de besteding van de inkomsten uit dienstverleningscontracten; 5 de algemene en minimale regelen inzake de deelname van partners in rechtspersonen, waarbij inzonderheid worden vastgelegd of omschreven : a) een richtlijn aan de hand waarvan de partners de noodzakelijkheid en opportuniteit van de deelname in een rechtspersoon nagaan. Dit beoordelingskader vertrekt vanuit het gegeven dat dergelijke deelname slechts aangewezen is indien de vooropgestelde doelstellingen niet even efficiënt en effectief nagestreefd kunnen worden door de partner zelf of door middel van een overeenkomst; b) een richtlijn inzake de minimale verantwoordingsplicht van de rechtspersoon. Deze verantwoording moet een evaluatie van de deelname in de rechtspersoon mogelijk maken; 6 de wijze waarop conflicten over de uitvoering van het onderzoeks- en samenwerkingsreglement worden beslecht. Art. II.13. 17 De bepalingen van het algemeen onderzoeks- en samenwerkingsreglement die relevant zijn voor de onderzoekers, worden uitgewerkt in de rechtspositieregeling van de partners, dan wel in de overeenkomsten met de betrokken onderzoekers. Art. II.14. 18 De partners kunnen aan de associatie financiële middelen toekennen. De partners kunnen een personeelslid met zijn instemming belasten met een opdracht bij de associatie, ongeacht de aard van de tewerkstelling. Het betrokken personeelslid blijft gedurende de opdracht juridisch en administratief behoren tot de terbeschikkingstellende instelling. Afdeling 3. Andere bepalingen Art. II.15. 19 De rechtspersonen verantwoordelijk voor een universiteit of een hogeschool kunnen slechts een beroep doen op de regelen inzake associaties indien zij lid zijn van een associatie die voldoet aan de voorwaarden die in dit hoofdstuk en in artikel II.335, deel 4, titel 3, hoofdstuk 1, afdeling 1, deel 4, titel 4, hoofdstuk 3 en deel 4, titel 4, hoofdstuk 4 worden bepaald. 17 Artikel II.13. : Structuurdecreet, artikel 101ter. 18 Artikel II.14. : Structuurdecreet, artikel 102. 19 Artikel II.15. : Structuurdecreet, artikel 96. Pagina 14 van 372

Art. II.16. 20 Partners die het voornemen hebben uit de associatie te treden, melden dit tijdig aan de associatie. Deze melding is tijdig indien zij als volgt gebeurt : 1 voor de hogescholen : ten minste 2 jaar voor de uittredingsdatum; 2 voor de universiteiten : ten minste 3 jaar voor de uittredingsdatum. De uittreding van een universiteit of hogeschool wordt gemeld aan de Vlaamse Regering. Deze melding maakt gewag van de maatregelen die worden getroffen om nadelige gevolgen voor personeel en studenten te vermijden. Art. II.17. 21 Artikel IV.68, is niet van toepassing op de relaties tussen associaties en universiteiten en hogescholen. Hoofdstuk 3. Zending Art. II.18. 22 1. Hogescholen en universiteiten zijn, in het belang van de samenleving, werkzaam op het gebied van het hoger onderwijs. 2. Universiteiten zijn werkzaam op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek. Hogescholen zijn werkzaam op het gebied van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek. Binnen een School of Arts zijn hogescholen ook werkzaam op het gebied van het onderzoek in de kunsten, in samenwerking met een universiteit. De ontwikkeling en de beoefening van de kunsten maken deel uit van de opdracht van de hogescholen die binnen een School of Arts kunstopleidingen organiseren. De Hogere Zeevaartschool is werkzaam op het gebied van het praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek en op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de nautische wetenschappen. 3. Hogescholen en universiteiten zijn werkzaam op het gebied van de maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening en van de transfer van kennis voor de versterking van de innovatieve kracht van de maatschappelijke en economische sectoren. 4. Ter vervulling van hun zending kunnen de hogescholen en de universiteiten alle rechtshandelingen stellen, inbegrepen het sluiten van overeenkomsten met personen van privaatrecht en publiekrecht. Art. II.19. 23 Wordt in het kader van deze codificatie erkend als opdracht van de Vlerick Business School: het verstrekken van postinitieel onderwijs, het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verstrekken van wetenschappelijke dienstverlening op het gebied van de managementwetenschappen. Art. II.20. 24 Wordt in het kader van deze codificatie erkend als opdracht van de Antwerp Management School : het verstrekken van postinitieel onderwijs, het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verstrekken van wetenschappelijke dienstverlening op het gebied van de managementwetenschappen. 20 Artikel II.16. : Structuurdecreet, artikel 112. 21 Artikel II.17. : Structuurdecreet, artikel 113. 22 Artikel II.18. : Structuurdecreet, artikel 10. 23 Artikel II.19. : ION-decreet, artikel 8. 24 Artikel II.20. : ION-decreet, artikel 8bis. Pagina 15 van 372

Art. II.21. 25 Wordt in het kader van deze codificatie erkend als opdracht van het Instituut voor Tropische Geneeskunde : het verstrekken van postinitieel onderwijs, het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verstrekken van wetenschappelijke dienstverlening op het gebied van de tropische geneeskunde en diergeneeskunde en de gezondheidszorg in ontwikkelingslanden. Art. II.22. 26 De opdracht van het IOB is het organiseren en verschaffen van postinitieel onderwijs, verrichten van wetenschappelijk onderzoek en verstrekken van wetenschappelijke dienstverlening op het gebied van de economische, politieke en sociale aspecten van het ontwikkelingsbeleid en beheer. De opdracht van het IES is het organiseren en verschaffen van postinitieel onderwijs, het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het verstrekken van wetenschappelijke dienstverlening op het gebied van Europese studies, onder meer door gebruik te maken van virtuele onderwijsplatformen. De opdracht van het IJoS is het uitbouwen van een interdisciplinair en internationaal ingebed studiecentrum met als voorwerp de studie van het Jodendom in de breedste betekenis van de term en vanuit een veelheid aan benaderingen. TITEL 2. Institutionele bepalingen Hoofdstuk 1. Commissie Hoger Onderwijs Afdeling 1. Oprichting en samenstelling Art. II.23. 27 1. De Vlaamse Regering richt een Commissie Hoger Onderwijs op. 2. De Commissie Hoger Onderwijs bestaat uit een vaste kern, die uit ten minste 3 en ten hoogste 5 leden bestaat, met inbegrip van de voorzitter van de commissie. De leden van de vaste kern zijn deskundig met betrekking tot het hoger onderwijs, met inbegrip van het hoger beroepsonderwijs. 3. De vaste kern laat zich bij de uitvoering van haar opdracht, afhankelijk van het onderwerp, bijstaan door 1 van de volgende cellen van experten: 1 de cel macrodoelmatigheid, bestaande uit ten minste 4 en ten hoogste 8 experten; 2 de cel taalregeling, bestaande uit 4 experten; 3 de cel kwaliteitszorg hbo5-opleidingen, bestaande uit 4 experten. De cel kwaliteitszorg hbo5-opleidingen wordt opgeheven als de algemene afbouw van de van rechtswege erkende hbo5-opleidingen, zoals vermeld in artikel 161, 2, 2, van het decreet van 30 april 2009 betreffende het secundair na secundair onderwijs en het hoger beroepsonderwijs, start. 4. De experten zijn deskundig op 1 of meer van de volgende gebieden: 1 de cel macrodoelmatigheid: het hoger beroepsonderwijs, de professionele bacheloropleidingen, de academische bachelor- en masteropleidingen, de kunstopleidingen, de arbeidsmarkt in relatie tot deze opleidingen; 2 de cel taalregeling: de (onderwijs)taal in het hoger onderwijs, de positionering van het Vlaamse hoger onderwijs in een internationale context, de relatie onderwijs internationale arbeidsmarkt, de democratisering hoger onderwijs; 25 Artikel II.21. : ION-decreet, artikel 9. 26 Artikel II.22. : Universiteitendecreet, artikel 169quater, 3. 27 Artikel II.23. : Structuurdecreet, artikel 9. Pagina 16 van 372