AFWIJKENDE TOELATING AUHL Reglement

Transcriptie

1 AFWIJKENDE TOELATING AUHL Reglement Goedgekeurd door de RvB AUHL op

2 Situering Dit reglement geeft uitvoering aan artikel 65 van het structuurdecreet van 4 april 2003 en aan artikel 49, 2 van het minidecreet (Flex. Art. 10 2). Dat artikel bepaalt de toelatingsvoorwaarden tot een bacheloropleiding, maar geeft de instellingen de mogelijkheid/verplichting om bij reglement hiervan af te wijken voor; a) kandidaat-studenten die (nog) niet over de noodzakelijke diploma s beschikken; b) kandidaat-studenten die omwille van hun statuut (vluchtelingen, ontheemden) niet kunnen bewijzen dat ze over de nodige diploma s beschikken; mits het volgen van algemene voorschriften op associatieniveau 1. Dit reglement is niet van toepassing op de toelatingen tot masters, bachelor na bachelor- of master na masteropleidingen. Begrippenkader Toelatingsonderzoek: onderzoek naar het potentieel van een kandidaat voorafgaand aan de toelating tot het hogeronderwijs waarbij twee aspecten worden beoordeeld: Ten eerste: het algemeen niveau of de generieke competenties in functie van het potentieel voor het hoger onderwijs. Elementen hierin zijn informatievaardigheden, analyseren, diagnosticeren en formuleren. Ten tweede: het contextueel potentieel ifv een specifieke studiekeuze. Bewijs van toelating: attest dat wordt uitgereikt wanneer de kandidaat het toelatingsonderzoek met succes heeft voltooid en toegang verleent tot hoger onderwijs. Studieadvies: niet-bindend advies omtrent studiekeuze en studieloopbaan geformuleerd door de beoordelingscommissie. Studieoriënteringsdossier: gestructureerde rapportering over de (studie)loopbaan, het studiekeuzeproces en de reflecties hierop gemaakt door de kandidaat. Instellingscoördinator: de instellingscoördinator toelatingsonderzoek maakt deel uit van de beoordelingscommissie en is verantwoordelijk voor de coördinatie van de procedure afwijkende toelatingsvoorwaarden in de eigen instelling. Toelatingscommissie: commissie die op basis van de resultaten oordeelt over de toelating tot het hoger onderwijs en een studieadvies formuleert. Beoordelaar: lid van de toelatingscommissie belast met het toelatingsonderzoek. 1 Minidecreet artikel 49, 2: In het licht van het noodzakelijke evenwicht tussen de reglementen van de verschillende instellingen stemt het instellingbestuur zijn afwijkende toelatingsvoorwaarden af op de algemene voorschriften inzake afwijkende toelatingsvoorwaarden die de associatie in een reglement heeft opgenomen. Deze laatste bepaling geldt niet voor het bestuur van een instelling die niet tot een associatie behoort.

3 Artikel 1. Toelating tot de bacheloropleidingen 1 Algemene toelatingsvoorwaarden 1. Voor de inschrijving voor een bacheloropleiding geldt als algemene toelatingsvoorwaarde het bezit van één van volgende diploma s/studiebewijzen: a) een diploma van het secundair onderwijs uit België (ASO, TSO, KSO, BSO-zevende jaar); b) een diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan uit België; c) een diploma van het hoger onderwijs voor sociale promotie uit België met uitzondering van het Getuigschrift Pedagogische Bekwaamheid; d) een diploma of certificaat, uitgereikt in het kader van het hoger beroepsonderwijs; e) een diploma of getuigschrift dat krachtens een wettelijke norm, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst als gelijkwaardig met één van de voorgaande diploma s wordt erkend. Voor een diploma behaald in een land van de Raad van Europa moet een kandidaatstudent aantonen dat hij potentieel kan worden toegelaten tot een gelijksoortige opleiding; op grond van de verdragsrechtelijke bepalingen kan de toelating worden verleend; f) bij ontstentenis van erkenning van een diploma of getuigschrift zoals beschreven onder d) kan het instellingsbestuur personen die in een land buiten de Raad van Europa een diploma hebben behaald dat toelating verleent tot vergelijkbare hogere studies in dat land, toelaten tot inschrijving voor een academische of professionele bacheloropleiding. Een kandidaat-student moet aantonen dat men in dat land op grond van dat diploma kan worden toegelaten tot vergelijkbare hogere studies in het algemeen. De toelating kan door de universiteit of hogeschool afhankelijk gemaakt worden van bijkomende voorwaarden en/of toetsing van de bekwaamheden voor de opleiding. 2 Taalvoorwaarden Buitenlandse studenten die niet in het bezit zijn van een in Vlaanderen behaald diploma secundair onderwijs moeten hun kennis van het Nederlands kunnen aantonen. De student legt hiertoe een taaltest af of wordt hiervan vrijgesteld. 1. Volgende studenten zijn vrijgesteld van het onderzoek naar een voldoende kennis van het Nederlands: - zij die ten minste één leerjaar in het Nederlandstalig secundair onderwijs met vrucht hebben voltooid of; - zij die geslaagd zijn verklaard voor een opleiding of voor één of meerdere opleidingsonderdelen met een totale studieomvang van ten minste 60 studiepunten in het Nederlandstalig hoger onderwijs of; - zij die beschikken over een certificaat waaruit blijkt dat zij tenminste het ERK-niveau B2 (of hiermee gelijkgesteld) bezitten of; - zij die beschikken over een certificaat van kennis van het Nederlands afgeleverd door één van de partners van de AUHL. 2. Indien een student niet voldoet aan de voorwaarden onder 1) zal hij onderworpen worden aan een taaltest afgenomen door één van de associatie-partners. Deze testen worden meerdere malen per jaar georganiseerd. Je schrijft je voor deze taalproef in op de dienst studentenadministratie van de PXL. Een student die niet slaagt voor dit taalexamen, krijgt geen toelating tot inschrijving. De student kan in dat geval ten vroegste het burgerlijk jaar nadien voor de tweede keer aan het examen deelnemen (een herexamen is bijgevolg niet mogelijk in hetzelfde jaar). Voor deelname aan deze taaltest wordt een bijdrage gevraagd van 70 bij aanmelding voor het examen.

4 3. In afwijking van het bepaalde in lid 1 en 2, wordt voor de specifieke lerarenopleiding van Toegepaste Economische Wetenschappen van de Universiteit Hasselt de toets m.b.t. kennis van het Nederlands georganiseerd door het OMT van de betreffende specifieke lerarenopleiding, die zich hiervoor kan laten bijstaan. Volgende studenten zijn vrijgesteld van het onderzoek naar een voldoende kennis van het Nederlands: zij die geslaagd zijn verklaard voor een opleiding of voor één of meerdere opleidingsonderdelen met een totale studieomvang van ten minste 60 studiepunten in het Nederlandstalig hoger onderwijs; zij die beschikken over een attest van beheersing van het Nederlands op niveau 6 (gelijkgesteld aan C1 van het Europees referentiekader) behaald aan een universitair talencentrum; zij die beschikken over een certificaat van de Nederlandse taalunie: Certificaat als Vreemde Taal (CnaVT) van het type PAT (profiel academische taalvaardigheid). 4. Voor de opleiding bachelor in de pop- en rockmuziek en de master in de beeldende kunsten kan je zeer uitzonderlijk na goedkeuring van het departementshoofd en een expert uit de opleiding toch reeds worden toegelaten tot de opleiding zonder dat je reeds in het bezit van hogervermeld certificaat onder 2. Punt 1. Je dient deze competentie echter wel in de loop van de opleiding te verwerven. 5. Indien een opleiding wordt aangeboden in een andere taal dan het Nederlands, wordt de toelating tot de eerste inschrijving voor deze opleiding afhankelijk gesteld van een toets over de voldoende kennis van de gebruikte onderwijstaal (flexibiliseringsdecreet, art. 20). 3 Bijzondere toelatingsvoorwaarden 1. Voor de inschrijving in de bacheloropleiding in de geneeskunde geldt decretaal als bijkomende toelatingsvoorwaarde het geslaagd zijn voor het toelatingsexamen arts van de Vlaamse gemeenschap. 2. Voor de inschrijving tot bacheloropleidingen in de studiegebieden audiovisuele en beeldende kunst, evenals pop- en rockmuziek geldt als bijkomende toelatingsvoorwaarde het geslaagd zijn voor een artistieke toelatingsproef georganiseerd door de hogeschool. Voor de toelatingsproef Beeldende Kunst wordt verwezen naar het MAD-Faculty-toelatingsreglement en de MAD-Faculty-toelatingsproef. De toelatingsproef Muziek wordt afgelegd in het departement PXL-Music. De modaliteiten van deze toelatingsproef zijn terug te vinden in het instroomreglement. 4 Afwijkende toelatingsvoorwaarden 1. Wie niet voldoet aan de algemene toelatingsvoorwaarden in paragraaf 1 ( 1) en op 31 december van het academiejaar van de beoogde inschrijving de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt of zal bereiken, kan worden toegelaten tot een bacheloropleiding op basis van een toelatingsonderzoek. Van deze leeftijdsvoorwaarde kan worden afgeweken: - als de kandidaat bewijst over een uitzonderlijke begaafdheid of virtuositeit in een bepaald domein te beschikken; - omwille van humanitaire, sociale, medische of psychische redenen; - Voor wie houder is van een Certificaat Secundair na Secundair (SenSe); - Voor wie met succes twee modules uit het HBO5 Verpleegkunde heeft voleindigd.

5 2. Deze kandidaat-studenten richten hun vraag aan een instelling van de Associatie Universiteit- Hogescholen Limburg. De betrokken instelling onderzoekt, in naam van de associatie, of de kandidaat kan toegelaten worden tot het hoger onderwijs. Het betreft een algemene toelating voor het hoger onderwijs (niet opleidingsspecifiek) waaraan een studieadvies wordt gekoppeld. 3. Er zijn 2 periodes voor aanvraag tot toelating op basis van afwijkende toelatingsvoorwaarden voorzien. - Periode 1: 15 mei: inschrijving in procedure en indienen van studieoriënteringsdossier 30 juni: besluit beoordelingscommissie 15 juli: bewijs van toelating met studieadvies - Periode 2: 15 augustus: inschrijving in procedure en indienen van studieoriënteringsdossier 30 september: besluit beoordelingscommissie 15 oktober: bewijs van toelating met studieadvies 4. De universiteit of hogeschool richt een toelatingscommissie op om dit onderzoek te voeren en een uitspraak te doen. De samenstelling wordt geregeld in het onderwijs- en examenreglement van de instelling. De instellingen erkennen de toelatingsbeslissingen van de andere partners van de Associatie Universiteit-Hogescholen Limburg. 5. De instellingen registreren hun dossiers voor toelating tot het hoger onderwijs in een centrale gegevensdatabank van de AUHL. Indien een kandidaat de procedure stopzet, voordat werd deelgenomen aan het toelatingsonderzoek, wordt dit onmiddellijk geregistreerd. Indien een kandidaat reeds een aanvraag lopende heeft bij een andere instelling van de associatie, kan geen nieuwe procedure worden opgestart en dient de kandidaat de procedure verder af te handelen bij de instelling van zijn oorspronkelijke aanvraag. 6. Het resultaat van de procedure voor toelating is in principe onbeperkt geldig. Na vijf jaar is de mogelijkheid voorzien om een actualisering te eisen. De kandidaten krijgen een toelatingsbewijs. Indien een kandidaat niet slaagt voor de toelatingsproef, kan hij pas na 1 jaar herkansen. Het is aan de kandidaat om in dat geval aan te tonen dat er ernstige nieuwe redenen zijn om op het nieuwe verzoek in te gaan, zoniet wordt de procedure automatisch stopgezet. 7. Er mag geen kostprijs aangerekend worden voor de deelname aan het toelatingsonderzoek.