Evaluatie van de Maatregelen uit het Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen op de Forensische Zorg een Jaar na Implementatie

Vergelijkbare documenten
Auteur: L.F.P.Q. van der Vis ANR: Universiteit van Tilburg

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Datum 10 juni 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over tbs ers die langer op de kamer zitten wegens bezuinigingen bij de Pompekliniek

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

TBS uit de gratie. K.P.M.A. Muis L. van der Geest

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens

Bloody Mary Op zoek naar Bloody Mary - studiedag forensische systeem therapie 6/21/2017

Samenwerking SPV PI Zwolle en ACT

Resocialisatie in Nederlandse Penitentiaire Inrichtingen

Samenvatting. Aanleiding onderzoek

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden)

Intensieve zorg bij hoog risico. Maryke Geerdink, de Waag Amsterdam Karlijn Vercauteren, de Waag Utrecht

TBS.^- Nederland. Ministerie van Justitie en Veiligheid t.a.v. de Minister van Rechtsbescherming de heer S. Dekker Postbus EH DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Forensisch Psychiatrisch Toezicht; Evaluatie van de testfase van een vernieuwde vorm van toezicht op tbs-gestelden

- Samenvatting - Kies voor Verandering

GEEF ME DE 5- METHODIEK IN DE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Cijfers & bijzonderheden 2018

Interventie Grip op Agressie

Onderzoek heeft aangetoond dat een hoge mate van herstelbehoefte een voorspellende factor is voor ziekteverzuim. Daarom is in de NL-SH ook de relatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Samenvatting (Summary in Dutch)

begrippen bevatten evenals een heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast kunnen in het protocol acute risicofactoren

Psychologische en psychiatrische rapportage in strafzaken. Informatie voor onderzochte

Samenvatting en conclusies

Sessie Weigerende observandi. Kijken naar mensen die niet bekeken willen worden

Aanleiding. Probleemstelling en onderzoeksopzet. Samenvatting procesevaluatie doorzorgfunctionaris

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Samenvatting. Adviesaanvraag

Gezondheidszorgvisie DJI DJI

Subsidiënt: Ministerie van VWS. Zorgverleners werken liever met interne oproepkrachten dan met personeel van buitenaf

Den Haag, 14 juli 2016

2017 was voor FPC Dr. S. van Mesdag een pittig jaar. De verwachting was dat het aantal bij ons geplaatste patiënten zou afnemen.

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

Overzicht geprogrammeerde onderzoeken update april 2016

Bronnen van stress Persoonlijkheidskenmerken en coping (= wijze van omgaan met of reageren op stress) Effecten van stress

Werkstress is fysieke, mentale of sociale spanning die voortkomt uit werk. Werkstress kan nadelige

Datum 19 juni 2019 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'Vrij spel voor gevangenen'

Onderzoek met de SAPROF

De psychische en sociale hulpvraag van volwassenen in de huisartsenpraktijk van

Datum 12 maart 2012 Onderwerp antwoorden op de vragen van lid Kooiman (SP) over de financiering van Multi Systeem Therapie

Datum 23 maart 2011 Onderwerp Beantwoording kamervragen over het bericht dat de Staatssecretaris kleinere cellen beter vindt

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 19 juni 2017 Onderwerp FPK De Woenselse Poort

Datum 29 november 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de leegstand en het personeelstekort bij de PI Haaglanden

Datum 15 september 2009 Onderwerp Beantwoording kamervragen jeugdige criminelen met ernstige gedragsproblemen

Forensische zorg en LVB. Een beter leven in een veilige maatschappij

Samenvatting (Dutch summary)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

de jaren van de vorige eeuw lag de focus op de beschrijving van stressreacties en onderzoek van de (karakteristieken van) stimuli die een

Wie zijn onze patiënten?

Datum 27 juni 2016 Onderwerp Aanbieding onderzoeksrapport over forensische zorgtrajecten in het gevangeniswezen

Uw mening over gaswinning uit het Groningen-gasveld

Datum 2 maart 2010 Onderwerp Kamervragen van het lid Van Velzen (SP) over de uitvoering van penitentiaire programma's

Onderzoek naar de werving en het behoud van vrijwilligers toegepast op de theorie van Psychologisch Eigenaarschap.

Het Imago van TBS in de Nederlandse samenleving. Resultaten van een representatief imago-onderzoek, Symposium 29 oktober 2015

Ons kenmerk Datum 30 augustus 2013 Uw kenmerk Onderwerp Forensische Zorg tijdens detentie

PATIËNTEN STROMEN DOOR TRANSFORE. Tinie Hendriks Sanne Geul Yvonne Bouman

Lesley houdt er een vaste baan aan over

Raad voor de rechtshandhaving. JAARPLAN en BEGROTING 2015

Samenvatting (Summary in Dutch)

Datum 18 december 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over cipiers die ziek van angst zouden zijn door onveilige situaties in de gevangenissen

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

Uw mening over gaswinning uit het Groningen-gasveld

Ambulante forensische expertise voor een veiliger samenleving. Gespecialiseerde, ambulante forensische zorg

arbo :27:30

1 RAPPORT. Rapport naar aanleiding van het extra bezoek aan Triade Almere op 21 januari 2009

Werkstuk Levensbeschouwing Gevangeniswezen

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

Forensisch Psychiatrisch Centrum de Kijvelanden. Over TBS

Stichting TRIX. een re-integratie en rehabilitatieproject. Kansen voor kansarmen. Resultaten en werkzame factoren van het project TRIX

Marrit-10-H :05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie

Landelijk cliëntervaringsonderzoek

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Incidentonderzoek FPC de Kijvelanden. Plan van aanpak incidentonderzoek

Bureau Jeugdzorg Flevoland gaat uit van het recht van ieder kind om uit te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene.

Tussenrapportage Toetstijden FVT DJI per februari 2012

Inhoud. Inleiding Algemene gegevens Gevoel van veiligheid De mate waarin agressie voorkomt Omgaan met agressie...

Welkom bij de workshop: Een veiliger gevoel? Contact helpt

Datum 30 juni 2016 Onderwerp Inzet en verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege

Informatie voor betrokkenen

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Veiligheidshuis Regio Utrecht. Jaarverslag Veiligheidshuis Regio Utrecht

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Samenvatting. Onderzoeksvragen

Prevention of cognitive decline

Een stap verder in forensische en intensieve zorg

/hpm. Onderzoek werkstress, herstel en cultuur. De rol van vrijetijdsbesteding. 6 februari Technische Universiteit Eindhoven

WIE IS DE BAAS IN. CONTACT Het onderzoek naar de meest aantrekkelijke werkgever in klantcontact

Masterplan DJI Datum 19 juni 2013

Ervaren bejegening & het gedrag en psychisch welzijn van gedetineerden

Inventarisatie behoeften van

DEEL I PRESENTATIE Marktconsultatie forensische zorg 8 juni 2017

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Dit is DJI. 5x2x2½ % - 66% Juni In cijfers en feiten. gebaseerd op 2017

Gelukkig ondanks pijn: een online behandelprogramma voor mensen die lijden aan fibromyalgie of andere vormen van chronische pijn

Transcriptie:

Evaluatie van de Maatregelen uit het Masterplan Dienst Justitiële Inrichtingen op de Forensische Zorg een Jaar na Implementatie Suzanne van Piggelen ANR: 64 Begeleider: prof. dr. Stefan Bogaerts Tweede beoordelaar: Dr. Udo Nabitz Universiteit Tilburg Faculteit Sociale Wetenschappen Departement Ontwikkelingspsychologie/Forensische Psychologie Juli 4

Abstract Inleiding. Het in 3 ingevoerde masterplan DJI heeft voor veel ophef en kritiek gezorgd. Kritiek op dit plan is ontstaan doordat de maatregelen die ingevoerd zijn niet samengaan met rehabilitatietheorieën, die de basis voor de forensische zorg vormen. Hierdoor kan de kwaliteit van de zorg in het geding komen. Daarnaast kan de werktevredenheid verminderen door de oplopende werkdruk. Methode. In dit onderzoek worden de gevolgen van de ingevoerde maatregelen een jaar na invoering geëvalueerd door 7 NIP geregistreerde psychologen door middel van een vragenlijst. Ook wordt een indicatie van de werktevredenheid gegeven. Vervolgens namen 6 participanten deel aan een telefonisch interview. Resultaten. Uit de resultaten is gebleken dat de participanten het plan erg slecht beoordelen, voornamelijk wat betreft het meerpersoonscelgebruik en de versobering van het detentieklimaat en regime. De werktevredenheid lijkt nog niet te lijden onder de ingevoerde maatregelen. Discussie. Beperkingen aan dit onderzoek zijn de relatief kleine groep participanten uit de jeugdsector, uitsluitende deelname van werkzame psychologen en het kleine aantal participanten die hebben deelgenomen aan het telefonisch interview.

Introductie In Nederland is de forensische zorg ver ontwikkeld in vergelijking met sommige Europese landen. In een gevangenis is een team van psychologen aanwezig die psychologische ondersteuning biedt aan gedetineerden die reden tot zorg zijn. Daarnaast bestaat de terbeschikkingstelling, de TBS, waar veroordeelden naar worden verwezen wanneer ze ten tijde van het delict lijdende waren aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens die (verminderd) toerekeningsvatbaar zijn verklaard (Blansjaar, Beukers & Kordelaar, 8). Hier kunnen desgewenst gedetineerden behandeld worden om terug te keren naar de maatschappij, als het recidiverisico laag genoeg is. Als een veroordeelde lijdt aan een psychiatrische stoornis, maar wel toerekeningsvatbaar is verklaard, kan deze in een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) in de gevangenis terecht komen. Ook zijn er ambulante poliklinieken waar veroordeelden verplicht naar toe kunnen worden gestuurd voor een behandeling (DJI, n.d.). Gesteld kan worden dat de forensisch psychiatrische en psychologische zorg erg belangrijk is in de gehele forensische setting. De theorie hierachter is dat mensen niet statisch zijn, maar voortdurend veranderbaar. Dit idee wordt ondersteund door rehabilitatietheorieën, zoals de principes van Andrews: Risk, Needs en Responsivity (RNR, Andrews, Bonta & Hoge, 99) en het good lives model (GLM, Ward & Steward, 3). Rehabilitatietheorieën houden in dat veroordeelden behandeld worden om terug te keren naar de maatschappij, waarbij de dynamische criminogene factoren aangepakt worden tijdens behandeling (Robinson & Crow, 9). Voorbeelden van dynamische criminogene factoren zijn schulden, gedrag, verkeerde vrienden en slechte huisvesting (Mulder, Brand, Bullens & van Marle, ). Rehabilitatietheorieën gaan er vanuit dat mensen niet voor altijd crimineel hoeven te zijn, maar zijn te veranderen. Hiermee wordt geprobeerd recidive te voorkomen door educatie, bewezen psychotherapie en farmacologische behandeling, in plaats van door straffen (Raynor & Robinson, ). Een specifieke theorie die hierop aansluit is de theorie van Andrews, Bonta en Hoge (99). In deze theorie, die kadert binnen de What Works benadering, staan drie principes centraal: het risicoprincipe (risk), het behoefteprincipe (need) en het responsiviteitsprincipe (responsivity). Het risicoprincipe houdt in dat eerst gekeken moet worden naar het individuele recidiverisico, daarna moet op basis van hoe groot dit risico is, de intensiteit van de behandeling bepaald worden. De behandelingsintensiteit moet evenredig zijn aan het recidiverisico. Bij het behoefteprincipe wordt gekeken naar criminogene factoren en niet-criminogene factoren. In de strafrechtelijke behandeling moeten de criminogene factoren behandeld worden, omdat het doel is het recidiverisico te verlagen. Daarnaast worden de criminogene factoren verdeeld in statische (bijvoorbeeld een crimineel verleden) en dynamische factoren (bijvoorbeeld een antisociaal netwerk). Hierbij worden uitsluitend dynamische factoren behandeld, omdat dit te veranderen is. Het derde principe is het responsiviteitsprincipe, waarbij centraal staat dat een behandeling wordt aangepast op een individu. Dit houdt in dat de geïntegreerde cognitieve gedragstherapie (Korrelboom & Ten Broeke, 4), die het meest effectief is 3

om nieuw gedrag aan te leren, wordt gebruikt. De daadwerkelijke behandeling wordt echter volgens deze therapie aangepast aan persoonlijke eigenschappen van een individu. De patiënt krijgt hierdoor de behandeling die hij nodig heeft en bij hem het beste past (Ward, Melser & Yates, 6). Een tweede theoretisch kader dat onder de rehabilitatietheorieën valt, is het Good Lives model (GLM) van Ward en Steward (3). Deze theorie is een aanvulling op het RNR-model. Het gaat in deze theorie niet om de criminogene factoren (zoals in het RNR-model), maar het versterken van de krachten en capaciteiten die een individu heeft. Het doel is het bevorderen van welzijn van de delinquent en het verminderen en beheersen van het risico op recidive. Volgens Ward en Steward (3) lijkt het bevorderen van het welzijn automatisch tot een reductie in veelvoorkomende dynamische risicofactoren. In het GLM wordt het belang van de basic goods, zoals vriendschap, een goede relatie, een goede baan, zelfstandigheid en intrinsieke vrede, voorop gesteld. Als het op deze gebieden goed gaat, zou de kans op criminaliteit en recidive kleiner zijn (Ward & Steward, 3). Dit komt voort uit de etiologische basisveronderstelling dat delinquenten ofwel direct op zoek zijn naar basic goods door crimineel gedrag, of een misdrijf begaan voor de indirecte gevolgen van het nastreven van basic goods (Whitehead, Ward & Collie, 7). Als basic goods al aanwezig zijn, leidt dit tot vermindering van de criminogene behoeften (Pompe, 9). Echter worden basic goods vaak als criminogene beschermende factoren gezien, dit terwijl ze behoren tot een meer existentiële grondhouding. Door afwezigheid van deze basic goods kunnen mensen niet goed functioneren en kan de ontwikkeling naar volwassenheid en een effectief individu stagneren (Ward & Steward, 3). Bovengenoemde theorieën zijn de basis voor de forensische zorg. Uit onderzoek naar de effectiviteit van de integratie van het RNR en GLM in een behandeling, komt naar voren dat beide modellen elkaar aanvullen. Hierdoor lijkt het van belang om bij de behandeling van forensische patiënten deze twee modellen te integreren (Braet, 8). De daadwerkelijke uitvoering blijkt echter te gebeuren volgens justitiële programma s zoals modernisering sanctietoepassing en modernisering van de forensische zorg (Donner, 4). Deze programma s maken gebruik van evidence based individuele- en groepsbehandelingen in een strafrechtelijk kader. De aandacht wordt hierbij gericht op zorgprofilering en kwaliteitsmonitoring van diagnostiek, behandeling en recidive. Een belangrijke doelstelling in modernisering sanctietoepassing was het terugdringen van de recidive. De doelstelling van het subprogramma terugdringen recidive was de recidive onder gedetineerden met % te verminderen door middel van maatregelen, zoals screening bij binnenkomst, extra zorgvoorzieningen zoals het toedienen van kortdurende strafrechtelijke interventies, extra zorgplaatsen in een PPC (penitentiaire psychiatrische centrum) en een verbetering van de isd-maatregel (Inrichting Stelselmatige Daders) (Donner, 4). De feitelijke zorgverlening moet zich richten op continuïteit vóór en na detentie en coördinatie bij het afstemmen van de intake, indicatie, uitvoering, evaluatie en advisering over de te verlenen individuele behandeling bij gedetineerden met psychologische problematiek. Individuele zorg is van belang in alle stadia van de forensische zorg, de diagnostiek, indicatiestelling, behandeling en de resocialisatie. Deze vier punten moeten voldoen aan 4

kwaliteitscriteria die op dat moment in de wetenschap gangbaar zijn (Donner, 4). Daarnaast is het detentieklimaat gebaseerd op veiligheid, zelfredzaamheid, menswaardigheid en een verantwoorde terugkeer in de samenleving (Teeven, 3). Deze begrippen zijn zowel van toepassing op het personeel als op de veroordeelden. In het kader van de bezuinigingen heeft de Dienst Justitiële Instellingen (DJI) een plan ontwikkeld om tot 8 een bedrag van 34 miljoen euro te bezuinigen. Dit plan is opgesteld door staatssecretaris Teeven van het ministerie van Veiligheid en Justitie (masterplan DJI 3-8, 3). In dit plan worden de volgende vijf typen maatregelen getroffen:. Versobering van de detentieomstandigheden: elektronische detentie, afname avond- en weekendprogramma en meerpersoonscellen. Reductie van de capaciteit: afbouw van 5 TBS bedden 3. Reductie in de reservecapaciteit 4. Tariefkortingen bij particuliere aanbieders 5. Vermindering van de centrale diensten Er sluiten in totaal 9 Penitentiaire Inrichtingen (PI), Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC), 3 Forensische Psychiatrische Centra (FPC) en Justitiële Jeugdinrichting (JJI). Door sluiting en verhuizing van gevangenissen en forensisch psychiatrische centra, wordt verwacht dat de werkgelegenheid zal worden afgebouwd. Daarnaast wordt verwacht dat het aantal TBS-plaatsingen zal terugdringen en TBS-gestelden eerder zullen doorstromen naar de reguliere GGZ. Hiermee wordt getracht de TBS duur van jaar terug te brengen tot 8 jaar in 7, ieder jaar moet de TBS duur afnemen met een half jaar. Wat betreft de versobering van de detentieomstandigheden is het de bedoeling dat uiteindelijk 5% van de gedetineerden in een meerpersoonscel zit. Voor arrestanten en preventief gehechten zal het dagprogramma beperkt worden. Hiermee vormt zelfredzaamheid het basisprincipe van het programma. Door het gebruik van elektronische detentie is er een reductie van 8 plaatsen mogelijk in het gevangeniswezen (Teeven, 3). Als het masterplan van Teeven naast het programma modernisering sanctietoepassing wordt gehouden, valt al snel op dat het masterplan op verschillende punten tegen dit programma ingaat en dat er sprake is van inconsistentie. Het programma modernisering sanctietoepassing legt de nadruk op evidence based individuele en groepsbehandeling dat gecontroleerd wordt door de erkenningscommissie justitiële gedragsinterventies ingesteld door de toenmalige minister van Justitie Donner. Hierbij was het gehele proces van diagnostiek, indicatiestelling, behandeling en resocialisatie een kernpunt. In het masterplan is een van de maatregelen soberder werken. Dit zal niet alleen kunnen leiden tot minder (intensieve) behandeling, maar het gevaar is ook dat de kwaliteit van behandeling eronder zal lijden. Ook wordt onderzocht in hoeverre elektronische detentie en het meerpersoonscelgebruik een goed alternatief is. Het effect hiervan is nog onduidelijk, wel is uit onderzoek naar de invoering van meerpersoonscelgebruik gebleken dat het landelijk kan worden 5

ingevoerd. Uit de evaluatie van de eerste fase van het meerpersoonscelgebruik bleek dat er wat betreft arbeidsomstandigheden, veiligheid en welbevingen van het personeel geen aanleiding was om af te zien van de invoering hiervan (Moors, Von Bergh, Bogaerts, Van Poppel & Van Kalmthout, 4). Aan de hand van de begrippen veiligheid, zelfredzaamheid, menswaardigheid en verantwoorde terugkeer, die het detentieklimaat bepalen, wordt onderzocht welke invloed het Masterplan 3-8 heeft op het detentieklimaat. Door vakbonden, zoals AbvaKabo FNV, wordt verwacht dat door de versobering, de veiligheid van werknemers in het gedrang zal komen. Dit door het terugnemend aantal personeelsleden. Naast de veiligheid die in het gedrang komt, zal de werkdruk toenemen. Door het sluiten van gevangenissen en forensische centra lijken gedwongen ontslagen onvermijdelijk. Voor het personeel dat wel blijft zal de werkdruk toenemen (Teeven, 3). Uit onderzoek is gebleken dat een hoge werkdruk en de daarbij horende werkgerelateerde stress een belangrijke oorzaak is van ziekteverzuim (Houtman, De Jonge & Smulders, 7). Als gekeken wordt naar wat werkgerelateerde stress inhoudt, wordt het Job Demands-Resource (JD-R) model gebruikt (Bakker, Schaufeli & Demerouti, 999). Dit is, op dit moment, een van de meest gebruikte modellen in de psychologie van arbeid en gezondheid. In dit model wordt stress op de werkvloer verklaard door een combinatie van hoge werkeisen (job demands) en een lage mate van energiebronnen (job resources). Job demands zijn fysieke, psychologische, sociale of organisatorische eisen die aan het werk gesteld worden, dit zijn bijvoorbeeld een hoge werkdruk en overwerken. Onder job resources moeten de fysieke, psychologische, sociale (support) en organisatorische aspecten van de baan die helpen bij het bereiken van doelen verstaan worden. Hieronder valt onder andere persoonlijke groei, leren en ontwikkelen (Bakker & Demerouti, 7). Job demands zijn echter niet altijd stressvol, alleen als de inspanningen voor de werkeisen te hoog zijn, of er onvoldoende herstel plaatsvindt (Schaufelli & Taris, 3). Naast de evaluatie van het Masterplan en de werktevredenheid van psychologen, wordt er ook onderscheid gemaakt tussen de jeugd en volwassen forensische sector. Uit het masterplan blijkt dat er één JJI gesloten gaat worden. Hierdoor blijven er nog drie JJI s open. In het programma Aanpak Jeugdcriminaliteit van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (), blijkt dat vooral het voorkomen van erger centraal staat bij jeugdcriminaliteit. Dit moet bereikt worden door vroegtijdige signalering van kinderen onder de jaar die met politie in aanraking geweest zijn. Als er een signaal wordt opgevat dat het kind in risicovolle omstandigheden opgroeit, moet hierop ingegrepen worden. Dit zijn namelijk voorspellers voor later crimineel of afwijkend gedrag (Groot, Steketee, Boutellier, Braan, Tierolf & van Dijk, 7). Daarnaast blijkt uit het plan dat er gewerkt moet worden volgens de vraaggerichte aanpak, waarbij justitiële gedragsinterventies worden afgestemd op de criminogene dynamische factoren van de jongeren. Er moet ook een onderscheid gemaakt worden tussen jongeren met een hoog en laag recidiverisico. Gedragsinterventies bij jongeren met een laag recidiverisico hebben volgens het RNR-model minder intensieve zorg nodig dan jongeren met een hoog risico. Dit baseert zich op het centrale idee van het voorkomen van erger (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 6

). In de volwassen sector van de forensische zorg is het doel het recidiverisico te verkleinen. In dit onderzoek wordt daarom de jeugd en volwassen forensische zorg met elkaar vergeleken met betrekking tot de evaluatie van het masterplan. Het plan Aanpak Jeugdcriminaliteit (Ministerie van Veiligheid en Justitie, ) zou theoretisch beter te rijmen vallen met het masterplan van Teeven dan het plan Modernisering Sanctietoepassing die over de gehele forensische zorg gaat. Dit komt doordat het plan Aanpak Jeugdcriminaliteit als doel heeft zo min mogelijk jongeren de gevangenis in te krijgen door criminele jongeren vroegtijdig op te sporen. Het masterplan is, voordat het daadwerkelijk doorgevoerd werd, veel in de publiciteit geweest, onder andere naar aanleiding van demonstraties door vakbonden in de verschillende steden door werknemers. Er wordt ook nog steeds veel over geschreven in kranten. Hierbij worden mogelijke alternatieve bezuinigingen voorgesteld, bijvoorbeeld door advocaat Willem Jeddink in NRC Next ( Fred bezuinig liever hierop, 3). Hij geeft hier vijftien alternatieven om op te bezuinigen, zoals griffiers vervangen door geluidsopnames en het werken met digitale dossiers. In dit onderzoek zal ook aan de forensisch psychologen gevraagd worden wat zij als passende alternatieven zien voor het masterplan. In dit onderzoek zullen de gevolgen van het masterplan DJI 3-8 zoals gepercipieerd door psychologen die werkzaam zijn in de brede forensische sector geëvalueerd worden. Dit onderzoek is een evaluatie van de consequenties van het masterplan een jaar na de invoering hiervan. Hierbij wordt verondersteld dat door de bezuinigingen (en de daaruit voort vloeiende ontslagen en versoberingen), minder aandacht zal uitgaan naar de kwaliteitseisen. Ook wordt er gekeken naar het detentieklimaat en de invoering van elektronische detentie en het meerpersoonscelgebruik. Ten tweede wordt de werktevredenheid gemeten onder de psychologen, verwacht wordt dat dit lager dan gemiddeld is door de toegenomen werkdruk. Daarnaast wordt gekeken naar mogelijke verschillen tussen de jeugd en volwassen sector in de forensische zorg. Hierbij wordt verwacht dat de forensische jeugd sector minder last zal hebben van de bezuinigingen dan de volwassen forensische sector. Ten vierde wordt onderzocht wat psychologen als mogelijke alternatieve maatregelen zien. Methoden Participanten In de forensische zorg werken ongeveer 5 psychologen, waarvan er 7 geregistreerd zijn bij het Nederlands Instituut van Psycholoog (NIP) met als werksector forensische psychologie. Voor dit onderzoek zal gebruik gemaakt worden van de database van het NIP om deze 7 psychologen (theoretische steekproef) te benaderen om in eerste instantie mee te werken aan een online vragenlijst. Er is een herinnering gestuurd twee weken na de eerste uitnodiging om deel te nemen aan dit onderzoek. Vervolgens wordt aan het eind van de online vragenlijst gevraagd of ze willen meewerken aan een telefonisch interview ter verduidelijking van de onderzoeksresultaten. Uiteindelijk hebben 7 participanten deelgenomen aan dit onderzoek, waarvan 73 vrouwen en 34 mannen (zie tabel ). 7

Hiervan hebben 7 participanten aangegeven benaderd te mogen worden voor een telefonisch interview. De gemiddelde leeftijd van de participanten was 46.4 jaar (SD =.4, range 6-76) en 8.3 % van de participanten had kennis van het Masterplan. De participanten waren werkzaam in de volwassensector, jeugdsector of in beide sectoren. Meegenomen is of de participanten kennis hadden van het Masterplan DJI, zie tabel. Ze zijn werkzaam in de volgende settingen: Penitentiaire Inrichting (PI, 4.4%), Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC, 4.8%), Forensische Psychiatrisch Centrum (FPC, 7.7%), Terbeschikkingstelling (TBS, 3.5%), Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA,.9%), Justitiële Jeugd Instelling (JJI, 6.7%), Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK, 3.8%), ambulant (.8%), poliklinisch (.5%) en Pro Justitia/NIFP (3.%). Als vooropleiding was psychologie het meest voorkomend (89.7%), ook werd orthopedagogiek (8.4%) en gezondheidswetenschappen (.9%) gevolgd. Onder de participanten waren voornamelijk GZpsychologen (63.6%) en in mindere mate klinisch psychologen (4.%), psychotherapeuten (3.7%) en klinisch neuropsychologen (.9%). Overige participanten hadden geen postdoctorale opleiding: basispsycholoog (7.8%). Na de online vragenlijst worden in tweede instantie zes participanten benaderd voor een telefonisch interview (drie mannen en drie vrouwen). Potentiële deelnemers aan het telefonisch interview worden geselecteerd uit deelnemers van de online vragenlijst die zich bereid hebben verklaard mee te willen werken aan het telefonisch interview. Tabel. Demografische Gegevens Participanten: Leeftijd en Kennis van het Masterplan Aantal (N) Gemiddelde Leeftijd SD Range Kennis Masterplan (%) Werkzaam in: Volwassenen - Jeugd - Beide Man 34 5.76.8 3-76 85.3 6 4-4 Vrouw 73 43.6.95 6-65 79.5 46-7 Totaal (N) 7 46.4.36 6-76 8.3 7 4 - Design De data worden verzameld door een kwantitatief online onderzoek door middel van vragenlijsten. De onafhankelijke variabelen zijn de maatregelen uit het Masterplan, werktevredenheid en de setting waarin de participanten werkzaam zijn. De vragen met betrekking tot de maatregelen uit het Masterplan worden afgenomen bij alle participanten. Ook werktevredenheid wordt bij alle participanten afgenomen, deze variabel is opgesplitst in subvariabelen: Ziekteverzuim, Functioneren en Inzetbaarheid, uw Verdere Loopbaan en Tevredenheid. De setting bestaat uit drie groepen: jeugd, 8

volwassenen en beide, dit is een between subjects analyse. Bij verdere analyse zijn de afhankelijke variabelen sekse, leeftijd, beroep, sector, setting, kennis van het masterplan en het aantal uur werkzaam. Er wordt gekeken of er verschillen zijn op de evaluatie van de maatregelen uit het masterplan en de werktevredenheid. Daarnaast wordt er kwalitatief onderzoek gedaan door middel van een telefonisch interview. Procedure Participanten worden door middel van een e-mail door het NIP benaderd om een online vragenlijst in te vullen betreffende de evaluatie van het masterplan DJI 3-8. Er wordt twee weken na de eerst e-mail een herinnering gestuurd om alsnog deel te nemen aan dit onderzoek. Aan het eind van de vragenlijst kunnen de participanten aangeven of ze naast de online vragenlijst, ook nog benaderd mogen worden voor een telefonisch interview. Vragen in dit interview zijn gebaseerd op de vragen in de online vragenlijst, maar vormen hierop een verdieping. De participanten die benaderd worden voor het telefonisch interview, worden random gekozen. Materialen Een online vragenlijst wordt opgesteld door de onderzoekers om de gevolgen van het masterplan op de gehele forensische zorg in kaart te brengen. Er is gebruik gemaakt van vignetten uit het masterplan, zodat alle participanten genoeg informatie hebben om de vragenlijst te beantwoorden. Om de werktevredenheid te meten wordt een gestandaardiseerde vragenlijst gebruikt. Dat is de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden die door het TNO, CBS en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is ontwikkeld. Van deze vragenlijst zijn de onderdelen Ziekteverzuim, Functioneren en Inzetbaarheid, uw Verdere Loopbaan en Tevredenheid afgenomen. Daarnaast zal telefonisch gevraagd worden naar opvallendheden uit de vragenlijst en mogelijke alternatieven bezuinigingen. Statistische analyses De eerste onafhankelijke variabele in dit onderzoek is de maatregelen van het masterplan. De afhankelijke variabele is de evaluatie van deze maatregelen volgens de psychologen. De online vragenlijst zal allereerst met factor analyse geanalyseerd worden. Hiermee wordt gekeken of achter de single items, een theoretisch construct ligt. Deze constructen worden gevormd, echter blijven er enkele single items bestaan die unieke informatie omvatten. Voor deze constructen en single items worden gemiddeldes berekend voor een indicatie van de evaluatie. De tweede onafhankelijke variabele is werktevredenheid, die bestaat uit vier subschalen (Ziekteverzuim, Functioneren en Inzetbaarheid, uw Verdere Loopbaan en Tevredenheid). De factoren bij de subschalen worden gebruikt om gemiddeldes te bereken. Daarnaast worden er explorerende analyses gedaan met de factoren sekse (t-test), leeftijd (ANOVA), beroep (ANOVA), sector (ANOVA), setting (ANOVA), kennis van het masterplan (t-test) en het aantal uur werkzaam (ANOVA). 9

In het telefonische interview is gevraagd naar de mening over de invoering van elektronische detentie, het meerpersoonscelgebruik en de versobering van het detentieklimaat. Ook is gevraagd hoe de participanten de toekomst als forensisch psycholoog zien. Vervolgens is aan de participanten gevraagd waarop zei vinden dat absoluut niet meer op bezuinigd moet worden en waar juist wel op bezuinigd zou kunnen worden. De vragen over de maatregelen uit het masterplan komen voort uit opvallende resultaten uit de vragenlijst. Daarnaast is gekeken in hoeverre de participanten de functie zien veranderen als gevolg van de bezuinigingen. Alternatieve bezuinigingen die vanuit de participanten gegeven worden, kunnen waardevol zijn, omdat deze ideeën gebaseerd zijn op praktijkervaring. Het telefonische interview wordt uitgeschreven, waarna verschillende antwoordmogelijkheden geclusterd worden. Bij de vragen over elektronische detentie en het meerpersoonscelgebruik wordt eerst om een evaluatie gevraagd (positief, zowel positief als negatief en negatief). Vervolgens is om een onderbouwing hiervan gevraagd, deze antwoorden worden geclusterd. Resultaten Factor analyse Er is een factor analyse gedaan over alle vragen met betrekking tot het masterplan en de werktevredenheidsvragenlijst. Uit de vragen over het masterplan zijn twee factoren gemaakt: regime (7.8 % verklaarde variantie) en detentieklimaat (. % verklaarde variantie), die samen 48% van de variantie verklaren. Daarnaast worden zes single items meegenomen in de analyse, deze items omvatten unieke informatie over het masterplan. De factoranalyse over de werktevredenheidsvragenlijst is gedaan over de vier deelonderwerpen van de werktevredenheid vragenlijst, namelijk ziekteverzuim, functioneren, verdere loopbaan en tevredenheid. De subschalen functioneren en verdere loopbaan konden verder opgedeeld worden in twee kleinere schalen. Hierdoor zijn zes factoren gevormd, namelijk ziekteverzuim, psychische en fysieke eisen, kans op een nieuwe baan, zorgen over baanbehoud, ander werk en algehele werktevredenheid (zie tabel ).

Tabel. Factoranalyse Werktevredenheid Vragenlijst Deelonderwerp Factor Verklaarde variantie (%) Factor Verklaarde variantie (%) Totaal verklaarde variantie (%) Ziekteverzuim Ziekteverzuim 43.9 - - 43.9 Functioneren Psychische en fysieke eisen 3.9 Kans op een nieuwe baan 3.8 6.7 Verdere loopbaan Zorgen over baanbehoud 3.4 Nieuwe baan gezocht 4. 7.4 Tevredenheid Algehele werktevredenheid 8.7 - - 8.7 Beschrijvende statistiek De evaluatie van het masterplan is allereerst beoordeeld met een rapportcijfer tussen en, deze is gemiddeld met een 3.57 (SD =.) beoordeeld. Aan de hand van gemiddeldes op de factoren en single items die op een 5-punts-likert schaal beoordeeld zijn, kan gekeken worden waar de participanten het meeste kritiek op hebben. Deze resultaten staan in tabel 3. Als gekeken wordt naar de algehele werktevredenheid, dan scoort deze op een 5-puntslikert schaal een 3.6 (SD =.9). De beoordelingen op de overige factoren van de werktevredenheid vragenlijst staan in tabel 4. Tabel 3. Gehele Evaluatie van het Masterplan N Minimum Maximum Gemiddelde SD Tevredenheid Masterplan 7 3.57. Detentieklimaat 7 5.35.9 Regime 7 5.99.97 Elektronische detentie 7 5.9. Meerpersoonscelgebruik 7 5.73.97 Behandelduur van jaar naar 8 jaar Verbetering forensische zorg door masterplan Kwaliteit forensische zorg op hetzelfde niveau Ondanks bezuinigheden positief tegenover de kwaliteit van zorg 7 5 3..7 7 5.99. 7 5.39. 7 5.7.9

Tabel 4. Werktevredenheid N Minimum Maximum Gemiddelde SD Algehele tevredenheid 7 5 3.6.9 Ziekteverzuim afgelopen 7.65.8 maanden Psychische en fysieke eisen 7 4 3.5.54 van het werk Nieuwe baan krijgen intern of 7 4.55.78 extern Zorgen over baan behoud 7.66.4 Gemakkelijk ander werk 7.49.43 Explorerende analyse Sekse Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen sekse en de evaluatie van het masterplan en de mate van werktevredenheid. Leeftijd Er zijn drie leeftijdscategorieën gecreëerd: jongste groep (6-37 jaar), middengroep (38-54 jaar) en oudste groep (55-76 jaar). Er werd een significant verschil gevonden tussen de leeftijdscategorieën en het single item elektronische detentie (F(,6) = 4.4, p <.5). De oudste groep (M = 3.5, SD =.8) beoordeelde elektronische detentie significant positiever dan de jongste groep (M =.57, SD =.87). De middengroep verschilde niet significant van de jongste en oudste groep. Ook werden er significante verschillen gevonden op de werktevredenheid vragenlijst tussen de jongste en oudste groep op de items tot welke leeftijd willen werken (F(, 4) = 5.78, p <.5) en tot welke leeftijd psychisch en fysiek in staat tot werken (F(, 98) = 7.59, p <.5), de middengroep scoort hiertussen en verschilt niet significant. De oudste groep wil langer doorwerken (M = 67.33, SD = 3.78) dan de jongste groep (M = 64.8, SD =.9), en denkt ook langer psychisch en fysiek in staat te zijn om het werk te blijven uitvoeren dat ze nu doen (M = 68.6, SD = 3.78), dan de jongste groep (M = 6.5, SD = 6.89). Beroep Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen beroep en de evaluatie van het masterplan en de mate van werktevredenheid. Sector Verschillen tussen participanten die werkzaam waren in de jeugdsector, volwassen sector of in beide sectoren, zijn niet gevonden op de evaluatie van het masterplan. Wel zijn er significante verschillen gevonden op de factor ziekteverzuim (F(,6) = 5., p <.) en het single item tot welke leeftijd

psychisch en fysiek in staat tot werk (F(,98) = 3.58, p <.5) van de werktevredenheid vragenlijst. Participanten werkzaam in de jeugdsector verzuimden het minst (M =.86, SD =.5), dit verschilde significant met de volwassen sector (M =.6, SD =.7) en werkzaam in beide sectoren (M =.6, SD =.9). Werkzaam in de volwassen sector verschilde niet significant met de groep die werkzaam is in beiden sectoren. De participanten in de jeugdsector scoorden significant lager op de leeftijd tot wanneer ze psychische en fysiek in staat zouden zijn om huidig werk uit te voeren (M = 6.9, SD = 7.8) in vergelijking met de beide sectoren (M = 67., SD = 3.39). De volwassen sector verschilde niet significant met de jeugd sector en beide sectoren (M = 65.9, SD = 6.47). Setting Er zijn significante verschillen gevonden tussen de setting en de evaluatie van het masterplan en de werktevredenheid. Setting verschilde significant op de evaluatie van het detentieklimaat (F (9, 3) = 3.5, p <.5) en het regime (F (9, 3) =.8, p <.5). Participanten werkzaam in een P.I. waren het meest negatief over het detentieklimaat (M =.53, SD =.54) en het regime (M =.3, SD =.85). Het detentieklimaat werd het meest positief ervaren door participanten werkzaam in een polikliniek (M =.89, SD =.75). Participanten werkzaam in een ambulante setting waren het meest positief over het regime (M =.7, SD =.79). Als gekeken wordt naar de werktevredenheid, waren er significante verschillen tussen de algehele tevredenheid (F (9, 3) =.49, p <.5) en de leeftijd tot wanneer participanten willen blijven werken (F (9, ) = 3.8, p <.5). Participanten werkzaam in een FPK zijn het meest tevreden met hun werk (M = 4.5, SD =.5), daarentegen zijn participanten werkzaam in een PPC het minst tevreden met hun werk (M =.5, SD =.). Het langste willen participanten werkzaam bij het NIFP/Pro Justitia doorwerken (M = 68.35, SD = 5.35) in tegenstelling tot participanten werkzaam in een JJI (M = 6.9, SD = 8.4). Kennis van het masterplan Significante verschillen zijn gevonden tussen participanten die aangaven kennis te hebben van het masterplan en participanten die dit niet hadden. Deze verschillen bevinden zich uitsluitend op de evaluatie van het masterplan, op de werktevredenheid vragenlijst scoren de groepen hetzelfde. Allereerst beoordelen participanten met kennis van het masterplan (M = 3.36, SD =.) dit plan slechter dan participanten zonder kennis (M = 4.5, SD =.5). Dit verschil was significant t (5) = -.33, p <.5. Participanten met kennis zagen negatievere gevolgen van het masterplan op het detentieklimaat (t (5) = -.47, p = <.5) en het regime dan participanten zonder kennis (t (5) = -.8, p = <.5). Daarnaast stonden participanten met kennis positiever tegenover het terugdringen van de behandelduur van naar 8 jaar, dan participanten zonder kennis (t (5) =.5, p <.5). Aantal uur werkzaam De participanten zijn opgedeeld in drie groepen: fulltime (3-4 uur), parttime (3-3 uur), oproepbasis (- uur). Er zijn geen significante verschillen gevonden voor het aantal werkuren en de evaluatie van het masterplan en de werktevredenheid. 3

Kwalitatieve data: telefonische interviews Aan het telefonische interview hebben zes participanten deelgenomen (N=6). Er werden vragen gesteld over opvallende resultaten uit de kwantitatieve data (elektronische detentie, meerpersoonscelgebruik en de versobering van het detentieklimaat), de toekomst van de forensisch psycholoog en alternatieve bezuinigingen. De resultaten zijn verwerkt in tabel 5. Deze resultaten moeten met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden door het kleine aantal participanten (N=6, 5.6 % van het totaal aantal participanten). Op de evaluatie van het masterplan werd specifiek gevraagd naar elektronische detentie, het meerpersoonscelgebruik en de versobering van het detentieklimaat. Uit tabel 5 blijkt dat elektronische detentie door de helft van de participanten (N=3) zowel positief als negatief wordt beoordeeld. Ze vinden dat de maatregel zou kunnen werken, mits de zorg en controle hieromheen goed geregeld is. Hiermee wordt bedoeld dat er strenge controles van reclassering zijn, bijvoorbeeld op drugsgebruik en criminele activiteiten, waardoor de pakkans omhoog gaat. Een van de participanten vertelt een derde van de veroordeelden met een elektronische detentie maatregel komt niet meer terug. Voor dit deel werkt het heel goed, voor het andere deel is meer controle nodig. Daar is nu geen tijd en manskracht voor. Een minderheid (N=) ziet negatieve gevolgen voor de veiligheid van de maatschappij door elektronische detentie, doordat er veel problemen zijn rond de controles. Een van de participanten voegde daaraan toe dat psychotherapie veel werkzamer is dan elektronische detentie: Zelfs voor first offenders is het belangrijker om emoties naar buiten te laten komen door therapie, dat helpt meer dan elektronische detentie. Bij elektronische detentie is er geen vooruitgang. Ze moeten de gesprekken weer in. Met het meerpersoonscelgebruik hadden de participanten nog geen ervaring, maar verwachtten allemaal dat deze maatregelen zeer negatieve gevolgen zal hebben (N=6). Verwachte gevolgen waren met name het gebrek aan privacy (N=4) en toenemende agressiviteit (N=), doordat veroordeelden zich niet alleen kunnen terugtrekken. Vier participanten (N=4) hebben een mening over de versobering van het detentieklimaat. De overige participanten (N=) werken niet in een gesloten instelling en hadden hiermee geen ervaring. De ruime meerderheid (N =3) ervaart de versobering op het detentieklimaat negatief. De afname van de dag- en weekendprogramma s zorgt ervoor dat veroordeelden meer tijd op hun cel doorbrengen. Hierdoor gaan ze meer piekeren, krijgen minder fysieke beweging en leven ongezonder. Sport en buiten zijn, heeft positieve gevolgen: Als veroordeelden naar buiten gaan, zie je ze opbloeien. De moed keert terug voor een goede terugkeer naar de maatschappij. Ook het werk tegen een laag loon werkt averechts: Ze moeten meer gaan verdienen voor het werk dat ze doen. Door lage lonen verzwak je mensen. Een kritische noot werd toegevoegd door een van de participanten: De versobering is strijdig met elektronische detentie: bij elektronische detentie moet iedereen zo snel mogelijk vrij, de versobering zorgt ervoor dat veroordeelden juist verder van de maatschappij verwijderd worden. De versobering zorgde daarnaast voor een afname van de kwaliteit van zorg (N=3): De intramurale zorg staat stil. De aansluiting op de ambulante zorg is slecht, waardoor daar pas begonnen wordt met 4

behandeling. Er komen steeds meer hele kwetsbare mensen in de ambulante zorg. Daarnaast heeft de zorg te lijden onder het afnemend aantal participanten De behandelduur moet korter, maar moet gebeuren met minder personeel. Dat staat haaks op elkaar. Antwoorden op de vraag hoe ze de functie als forensische psycholoog over vijf jaar zien, waren erg verschillend. Drie participanten (N=3) waren op dit moment niet werkzaam als psycholoog in een forensische instelling. Twee van deze participanten waren werkzaam als sociotherapeut, hierover vertelden ze beiden dat deze functie zwaarder wordt. Voorheen stonden er man op een afdeling, dat is nu teruggebracht naar 7 a 8. Hierdoor wordt het werk zwaarder en de caseload groter. Ook veranderen de taken van een sociotherapeut Nu is het meer verslagen schrijven, dan begeleiden. Sociotherapeuten moeten de handen weer aan het bed hebben. Een van de drie participanten was werkzaam in een ambulante kliniek en zag voor deze functie niet veel veranderen. De drie participanten (N=3) die wel als forensisch psycholoog werkzaam waren, zagen de toekomst negatief. Ze verwachten dat ook hier de caseloads gaan stijgen en hierdoor de werkdruk zal toenemen. Een van de participanten die werkzaam was in een ambulante setting zei: Door de versobering van de behandeling intramuraal en het verkorten van de behandelduur, zie ik steeds meer patiënten in de ambulante zorg komen. Hierdoor stijgt het aantal patiënten en wordt de caseload groter. Daarnaast wordt verwacht dat de kans op het volgen van een opleiding, miniem is. Vervolgens werd gevraagd waar, volgens de participanten, absoluut niet op bezuinigd kon worden. Alle participanten vonden dat er absoluut niet meer bezuinigd moet worden op het personeel (N=6). Een van de participanten vertelde over de gevolgen van de bezuinigingen op het personeel het volgende: De goede mensen gaan weg en de mindere mensen blijven, daarbij komt dat de doorstroming erg hoog is, waardoor constant nieuwe mensen ingewerkt moeten worden. In combinatie met een grotere caseload zorgt dit voor veel ziekteverzuim. De andere participanten (N=5) vonden dat de hulp die geboden wordt, kwalitatief en kwantitatief minder is door het gebrek aan personeel. Andere punten waar absoluut niet op bezuinigd moet worden zijn de dagprogramma s (N=3) en de jeugdsector (N=) ( Voor jongeren bestaan wachtlijsten voor een behandelplek, hierdoor wordt het probleem niet op het juiste moment aangepakt ). Waar wel op bezuinigd kan worden volgens de participanten is met stip het management (N=5), Het management en de kwaliteit van de directeuren is te laag, dit merk ik bijvoorbeeld in vrijhedenvergaderingen. Er moet weer meer maatwerk zijn, hoe het nu gaat is achterhaald. Ook vinden de participanten dat er te veel directeuren zijn waardoor er miscommunicatie ontstaat en er hierdoor veel tijd verloren gaat aan informatie overdracht (N=3). Een ander punt waarop wel bezuinigd kan worden, is op de ICT, zeker nu de computers van de cellen afgehaald zijn (N=). Daarnaast wordt kritische gekeken naar de gebouwen: Een gevangenis bouwen van miljoen euro en die na drie jaar weer sluiten, dat vind ik geldverspilling. 5

Tabel 5. Resultaten kwalitatieve data (N=6) Man (N=3) Vrouw (N=3) Totaal (N=6) Evaluatie masterplan Elektronische detentie - Positief - Zowel positief als negatief - Negatief 3 Meerpersoonscelgebruik - Positief - Zowel positief als negatief - Negatief - Gebrek aan privacy - Toenemende agressiviteit 3 3 3 6 4 Versobering van het detentieklimaat - Positief - Zowel positief als negatief - Negatief - Afname dag- en weekendprogramma s - Afname van de kwaliteit van zorg 4 3 Toekomst forensisch psycholoog - Hogere werkdruk - Kleine kans opleiding, ondanks vraag om nieuwe forensisch psychologen 3 5 Niet op bezuinigen - Personeel - Programma s voor veroordeelden - Jeugdsector 3 3 6 3 Wel op bezuinigen - Management - ICT - Gebouwen 3 5 Discussie Huidig onderzoek evalueert de gevolgen van de maatregelen uit het masterplan DJI 3-8, een jaar na implementatie. Hiervoor zijn NIP geregistreerde psychologen die werkzaam zijn in de forensische sector benaderd om te bekijken hoe zij tegen de implementatie van de maatregelen in de praktijk aankijken. Daarnaast is gekeken naar de werktevredenheid na de invoering van het masterplan. Verwacht werd dat de maatregelen negatief beoordeeld worden, er zijn geen specifieke verwachtingen gedaan op de specifieke maatregelen zoals het detentieklimaat, de invoering van 6

elektronische detentie en het meerpersoonscelgebruik. Daarnaast werd verwacht dat de werktevredenheid te lijden heeft onder de toenemende werkdruk door de bezuinigingen. Een overkoepelde verwachting was dat de jeugdsector minder last zou hebben van de bezuinigingen dan de volwassen sector. Ter verduidelijking van de kwantitatieve onderzoeksresultaten en mogelijke alternatieve maatregelen zijn zes telefonische interviews afgenomen. Door dit relatief kleine aantal, moeten deze bevinden met voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. Uit de resultaten is gebleken dat de participanten de maatregelen uit het masterplan met een rapportcijfer ( ) van 3,6 erg negatief beoordelen. Als gekeken wordt naar welke specifieke maatregelen met name negatief beoordeeld worden, gaat het vooral om het meerpersoonscelgebruik en de versobering van het regime en detentieklimaat. Uit de telefonische interviews blijkt dat de participanten veel negatieve effecten zien op patiënten door de versobering. Door de versobering van de programma s zitten veroordeelden langer op hun cel en krijgen minder fysieke beweging. Piekeren en ongezonder leven zijn gevolgen die participanten hierdoor waarnemen. Recent is besloten door de rechter dat de versobering van het detentieklimaat en regime in strijd is met de wet. In de Penitentiaire beginselenwet staat de veroordeelden zoveel mogelijk in een regime van algehele gemeenschap worden geplaatst (Kas, 4). Met het meerpersoonscelgebruik hadden de participanten geen praktijkervaring, maar keken er negatief tegenaan. Hoofdargumenten hierbij waren de afname van privacy en een mogelijke toename van agressie, doordat veroordeelden zich niet alleen kunnen terugtrekken. Uit onderzoek van Moors en collega s (4) is echter gebleken dat de arbeidsomstandigheden, veiligheid en welbevingen van het personeel niet heeft te lijden onder de invoering van het meerpersoonscelgebruik. Een aantal maatregelen, waaronder de elektronische detentie en het terugbrengen van de behandelduur van naar 8 jaar, wordt als neutraal beoordeeld. Bij nadere analyses bleek dat de oudere groep participanten (55-8), elektronische detentie positiever beoordeelden dan de jongere groep (6-37). In de telefonische interviews is dit verschil uitgediept en bleek dat de jongere groep elektronische detentie een goed alternatief vindt, maar vindt dat de uitvoering nog niet klaar is om geïmplementeerd te worden. Zij vinden dat er een goed kader ontwikkeld moet worden waarbij de reclassering meer controles uitvoert. Zeker voor first offenders zien de participanten elektronische detentie als waardevol. Overkoepeld kan met betrekking tot elektronische detentie gesteld worden dat participanten het een goed alternatief vinden, maar dat de daadwerkelijke uitvoering verder uitgewerkt moet worden. De kernbegrippen van de forensische zorg zijn zelfredzaamheid, menswaardigheid, veiligheid en een verantwoorde terugkeer naar de samenleving. Er is een lichte negatieve evaluatie gegeven na invoering van het masterplan: de participanten vinden dat de maatregelen negatief bijdragen aan deze kernbegrippen. Als gekeken wordt naar de toekomst van de forensische zorg na invoering van de maatregelen uit het masterplan, lijken de participanten nog wat afwachtend. Wel verwachten ze dat de functie als forensisch psycholoog verandert, doordat de werkdruk zal toenemen als gevolg van het 7

grote aantal ontslagen collega s. Ze kunnen geen oordeel geven of de forensische zorg verbetert door het masterplan. De participanten vinden dat de kwaliteit van de forensische zorg veranderd is na invoering van de maatregelen en staan eerder negatief tegenover de kwaliteit van zorg na invoering van de maatregelen. Het terugbrengen van de behandelduur van naar 8 jaar is geen negatieve maar ook geen positieve vooruitgang. Daarnaast is er gekeken naar de werktevredenheid van de participanten in de forensische sector een jaar na implementatie van het masterplan. Verwacht werd dat de werktevredenheid lager dan gemiddeld was, doordat de hoge werkdruk en de daarbij horende werkgerelateerde stress een belangrijk oorzaak is van ziekteverzuim (Houtman, De Jonge & Smulders, 7). Deze verwachting kan niet ondersteund worden door de resultaten. Hieruit blijkt dat de algehele werktevredenheid tussen neutraal en goed beoordeeld wordt. De participanten vinden dat ze nog steeds kunnen voldoen aan de psychische en fysieke eisen van het werk en hebben niet veel ziekteverzuim. Over het algemeen lijkt de werktevredenheid nog niet te lijden onder de bezuinigingen. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat er alleen werkzame psychologen hebben meegedaan aan dit onderzoek. Wellicht was de werktevredenheid lager bij de psychologen die ontslagen zijn na invoering van het masterplan. Op basis van het programma Aanpak Jeugdcriminaliteit van het Ministerie van Veiligheid en Justitie () leek het masterplan minder impact te hebben op de jeugdsector dan op de volwassensector. Dit werd verwacht omdat bij de jeugdigen het idee voorkomen van erger centraal staat. Vroegtijdige opsporing van kinderen die opgroeien in risicovolle omstandigheden en een goede indicatie van criminogene dynamische factoren moeten hiertoe leiden. Dit zijn voorspeller voor later crimineel of afwijkend gedrag (Groot, Steketee, Boutellier, Braan, Tierolf & van Dijk, 7). Tegen de verwachting in is er geen verschil gevonden tussen de jeugd en volwassen sector op de kwantitatieve evaluatie van het masterplan. Opvallend was dat tijdens de telefonische interviews twee van de zes participanten aangaven dat ze de effecten van de bezuinigingen harder merkten in de jeugdsector. Volgens de participanten heeft de ambulante zorg in de jeugdsector met name te lijden onder de bezuinigingen. De ambulante zorg is met name belangrijk voor de uitvoering van voorkomen van erger. Opvallend is dat participanten het minst verzuimd hebben in vergelijking met de participanten die werkzaam zijn in de volwassen sector of beide sectoren. Daarentegen zijn participanten uit de jeugdsector het kortst in staat om te voldoen aan de psychische en fysieke eisen van huidig werk (6 jaar). Concluderend blijkt uit de kwantitatieve data dat de jeugd- en volwassensector evenveel te lijden hebben onder de bezuinigingen. Uit de kwalitatieve data lijkt een aanwijzing te zijn dat de jeugdsector meer te lijden heeft. Mogelijke verklaring voor deze resultaten kunnen komen door het beperkte aantal deelnemende participanten die uitsluitend werkzaam waren in de jeugdsector. Als gekeken wordt naar de specifieke setting waarin de participanten werkzaam zijn, blijkt dat participanten die in een P.I. werken negatiever zijn over het detentieklimaat en regime. Dit zou kunnen betekenen dat de bezuinigingen hier het hardst doorgevoerd worden. Participanten werkzaam in een 8

polikliniek en ambulante setting waren het meest positief over de bezuinigingen. De participanten die in deze setting werkzaam zijn werken niet in een gesloten instelling, waardoor ze geen negatieve gevolgen ervaren van de maatregelen op detentie. Participanten die werkzaam zijn bij het NIFP/Pro Justitia gaven aan het langste door te willen werken. In deze setting werken veel zzp ers die langer zullen doorwerken, omdat ze voor zichzelf werken. Uit de telefonische interviews kwam naar voren dat door het verkorten van de behandelduur en de beperkte behandelingen intramuraal, de ambulante zorg steeds meer patiënten in behandeling krijgt. Dit zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor de mogelijk positievere evaluatie van de bezuinigingen. De kwalitatieve data is niet alleen gebruikt ter verduidelijking van de kwantitatieve data, maar ook om te onderzoeken welke bezuinigingen als zeer slecht worden ervaren en wat mogelijke alternatieve bezuinigingen kunnen zijn. Allereerst werd gevraagd waar absoluut niet meer op bezuinigd moet worden, hierover hadden de participanten een eenduidig antwoord: het personeel en de dag- en weekendprogramma s. Belangrijkste argument hiervoor was dat het welzijn van de veroordeelden achteruit gaat door de versobering van de activiteitenprogramma s. Op het personeel moet niet meer bezuinigd worden, omdat de werkdruk zal toenemen en de kans op ziekteverzuim zal stijgen. De conclusie van de participanten was dat de bezuinigingen op het personeel en de dag- en weekendprogramma s niet verder doorgevoerd moeten worden en eigenlijk weer teruggevoerd moeten worden naar de oude vorm. De bezuinigingen uit het masterplan zijn al veel in de publiciteit geweest door demonstraties en krantenberichten. Door advocaat Jeddink werd in NRC Next alternatieve bezuinigingen voorgesteld, die met name gaan over het proces in een rechtbank. Daar moet efficiënter gewerkt gaan worden, zodat andere bezuinigingen niet doorgevoerd hoeven te worden ( Fred bezuinig liever hierop, 3). In dit onderzoek is gevraagd waarop de participanten vinden waarop beter bezuinigd kan worden. Hieruit kwam naar voren dat op het management kan en moet bezuinigd worden. Ze vinden dat er te veel directeuren zijn, waardoor er veel miscommunicatie is. Hierdoor werken ze elkaar tegen. Andere bezuinigingen die wel doorgevoerd zouden kunnen worden zijn op de ICT en de gebouwen. De participanten vinden het geldverspilling dat er nieuwe gevangenissen gebouwd worden die een aantal jaar later weer gesloten worden. Dit onderzoek is een eerste evaluatie van de bezuinigingen uit het masterplan die in de praktijk ervaren wordt door psychologen. Een sterk punt aan dit onderzoek is dat er gebruik gemaakt is van vignetten, zodat alle participanten, ook zonder kennis van de bezuinigingen, een evaluatie konden geven. Ook de brede insteek van alle NIP geregistreerde psychologen in de forensische setting zorgt ervoor dat naar verschillen in de werksector en setting gekeken kan worden. Het is van belang ieder jaar een evaluatie van dit masterplan te doen om te kijken of er verschillen op treden. Er zou in vervolgonderzoek goed gekeken kunnen worden of de elektronische detentie terrein wint en of de zorg en controle van de reclassering verbeterd. Ook moet gekeken worden in hoeverre meerpersoonscellen ingevoerd gaan worden en hoe de psychologen dit in de praktijk ervaren. 9