Legitimatie: U dient zich te kunnen legitimeren met een geldig ID bewijs indien de surveillant hiernaar vraagt.

Vergelijkbare documenten
- De herexamenvragen mag u houden! -

- De herexamenvragen mag u houden! -

Legitimatie: U dient zich te kunnen legitimeren met een geldig ID bewijs indien de surveillant hiernaar vraagt.

Opgave 1: Theorie - meerkeuzevragen

- De examenvragen mag u houden! -

Legitimatie: U dient zich te kunnen legitimeren met een geldig ID bewijs indien de surveillant hiernaar vraagt.

Datum : Woensdag 30 juni 2010 Opleiding : CCM15 Examen : Module 3 International Business & Credit Management (IB&CM) : 3 klokuren

Van Duuren Districenters B.V. INCOTERMS Aan deze informatie kunnen geen rechten ontleend worden.

Vóór aanvang van het examen dient u zich te legitimeren aan de hand van een geldig legitimatiebewijs indien de surveillant hier naar vraagt.

Acquisitie en verkoop activiteiten

Opgave 1: Theorie - meerkeuzevragen

- De examenvragen mag u houden! -

Inhoudstafel. Woord vooraf 11

Met ingang van 1 januari 2011 kunnen koper en verkoper kiezen uit de volgende 11 Incoterms : Voor elke vorm van transport: multimodaal transport

- Antwoordenset - Datum: donderdag 30 juni 2011 Opleiding: CCM16 Herexamen: Module 3 IB&CM Tijd: 3 klokuren

Datum : zaterdag 19 juni 2010 Opleiding : CCM15 Examen : Module 3 International Business: EM & CM : 3 klokuren

Incoterms Internationale handel en regelgeving. Tijdschrift Controlling Kluwer 2011

Trends & Ontwikkelingen

PC Advocaten Nieuwsbrief DE INCOTERMS. Contact. ZZSituering

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Betreden van de Russische Markt

Werkkapitaalfinanciering ING Commercial Finance. Zicht op Zaken

Verder met financieren. ABN AMRO West Brabant

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

VOORBEELDEXAMEN HANDELS- EN FINANCIELE VERRICHTINGEN

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

CONSOLIDATIE en BREXIT. Nationaal Forum Werkgroep Uitgaan - Jan Robbroeckx

Bijlage HAVO. economie. tijdvak 1. Bronnenboekje

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Licht herstel economie in derde kwartaal 2009

Deze examenopgave bestaat uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen heeft 5 opgaven en omvat 21 vragen.

INCOTERMS 2010 REGELS Betekenis, historiek, ontwikkeling en draagwijdte

Importrestricties Rusland (versie 1.0)

Deze examenopgave bestaat uit 8 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

Handel (tastbare goederen) Diensten (transport, toerisme, ) Primaire inkomens (rente, dividend, )

De risico s en kosten in verband met de levering van uw producten verdelen: de Incoterms

Exportkredietverzekering namens de Staat

IMPORTRESTRICTIES RUSLAND

De impact van concurrentie op de productmix van exporteurs

1. In deze algemene voorwaarden worden de hiernavolgende termen in de navolgende betekenis gebruikt, tenzij uitdrukkelijk anders is aangegeven.

INTENTIEOVEREENKOMST OP HOOFDPUNTEN. en gezamenlijk hierna ook te noemen Partijen,

Bijlage HAVO. economie. tijdvak 1. Bronnenboekje. Achter deze bijlage is een erratum opgenomen. HA-1022-a-18-1-b

Examen AA ICAIS-2 / BIV2

Leveringscondities en vervoer: een gesplitste eenheid

Opdracht 1 Macro-economie [30p]

Algemene Voorwaarden BeeDirect. 1) Algemene voorwaarden

Artikel 4. Voorrijkosten VijftigKLUS rekent geen voorrijkosten, maar heeft als begintijd het moment van vertrek vanaf het vestigingsadres.

De kredietverzekering

PERSBERICHT. Versterking kapitaalpositie ING met 10 miljard euro

Behaal je diploma secundair onderwijs

De BTW-administratie en de dossieropbouw van Fiscaal vertegenwoordiger moeten bevatten:

1 De markt voor de Nederlandse landbouw 9. 2 Bepaling verkoopprijs Opbrengsten en bedrijfsvoering Kostengericht handelen 31

Samenvatting Economie Rekonomie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 5 OKTOBER UUR. SPD Bedrijfsadministratie Algemene economie B / 10

UNIFORM EINDEXAMEN VWO 2015

Correctievoorschrift HAVO

Samenvatting Management & Organisatie Hoofdstuk 1 t/m 3.3

Schaderegeling in de handelsverzekering. Prof.mr. Ph.H.J.G. van Huizen ACIS Symposium: 6 april 2018

Deutsche Bank. Valutamanagement bij. Deutsche Bank

Handleiding: Product configurator

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-I

Koopkrachtpariteit en Gini-coëfficiënt in China: hoe je tegelijkertijd arm én rijk kunt zijn.

Internationale Marketing H4. Week 1 1. Executive summary 2. Inhoudsopgave 3. Inleiding en achtergrond 4. Externe analyse

ALGEMENE VOORWAARDEN

Vijf oefenopgaven bij de voorbereiding op toets 1, h5 ec12. 1 van 5

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE VRIJDAG 16 DECEMBER UUR

Eindexamen economie 1 vwo 2007-I

Examen PC 2 vak Cash Management

Aanvullende voorwaarden Detachering, Consultancy en Projectmanagement. april 2013

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod

Artikel 2: Bestellen en het tot stand komen van een overeenkomst

Artikel 2: Bestellen en het tot stand komen van een overeenkomst

Aanvraagformulier Aansprakelijkheidsverzekering voor Bedrijven

verloren klanten CONCURRENTIEKRACHT Brutowinstmarge 15,3% 14,6% 14,2% 15,0%

Locked box mechanisme bij Nederlandse transacties vaker gebruikt dan internationaal

Eindexamen economie vwo II

Nieuwe Incoterms Juridische en btw-implicaties

Samenvatting Economie Hst. 4 Het Buitenland

Trends in Export 2018

Minder faillissementen in 2016

Rabobank in Singapore. Uw behoefte. Onze missie.

Inhoud Definitie Eigensoortige en gemengde overeenkomsten 19

Internationale varkensvleesmarkt

Belemmeringen voor de exportontwikkeling van de Gelderse industrie

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Artikel 1. Artikel 2: Overeenkomst

SCHATTING BBO OPBRENGSTEN

Nationale rekeningen voldoen aan nieuwe internationale richtlijnen

Algemene economie P3 Auteurs: dr. R. Schöndorff, drs. J.F.B. Pleus en dr. C.A. de Kam

Mededeling van de Commissie. van

Euler Hermes Nederland. Corporate. Uw waardevolle en kwetsbare business beschermd.

3.Eventuele afwijkingen op deze voorwaarden zijn slechts geldig indien deze uitdrukkelijk schriftelijk zijn overeengekomen.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Persbericht. Economie groeit niet in eerste kwartaal Centraal Bureau voor de Statistiek. Net geen recessie.

Hoofdstuk 15 Economische relaties

Structured products. September Index Garantie Notes. Inlegvel VL Index Garantie Note AEX 14-20

Transcriptie:

Datum : zaterdag 29 juni 2013 Opleiding : CCM17&18 Herexamen : Module 3 IB&CM Tijd : 3 klokuren Herexamen: Dit herexamen bestaat uit 4 opgaven, verdeeld over 13 pagina s. Controleer dit! De vragen van dit herexamen zijn gebaseerd op de leerstof uit het boek, de colleges alsmede de verstrekte hand-outs. Legitimatie: U dient zich te kunnen legitimeren met een geldig ID bewijs indien de surveillant hiernaar vraagt. Toegestane hulpmiddelen: Blauwe of zwarte balpen; het gebruik van potlood en/of vulpen is verboden! Calculator (niet grafisch en/of programmeerbaar) Liniaal / tekenliniaal Uitwerkingen: Formuleer uw antwoorden in correct Nederlands, gebruik géén telegramstijl. U dient uw uitwerkingen in te leveren op het uitgereikte NIBE-SVV uitwerkingenpapier. Beschrijf het uitwerkingenpapier enkel aan de voorkant en voorzie elk blad van uw naam, voornaam, studentnummer en paginanummer. Lever géén kladpapier in! Na afloop van het herexamen Na afloop van het herexamen mag u de herexamenvragen behouden. Correspondentie over de cijfers vindt enkel plaats via het opleidingensecretariaat. - Antwoorden - CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 1 van 20

Opgave 1: Macro economie en internationale handel 1.1 Lees het artikel uit de Intermediair van 19 januari 2006 en beantwoord de onderstaande vragen. Handel is handel Volgens het CBS wordt de huidige opleving van de economie vooral gedreven door de handel. In 2004 nam de Nederlandse export toe met bijna acht procent en vorig jaar (2005) met een nog altijd respectabele vijf procent. De buitenlandse handel -invoer plus uitvoerbedraagt in Nederland zestig procent van het bruto binnenlands product (bbp). Daarmee haalt Nederland niet het niveau van Singapore en Hongkong, die tweeënhalf keer hun bbp verhandelen. Maar vergeleken met de VS en Japan -waar de handel ongeveer elf procent van het bbp bedraagten de EU als geheel -34 procent van het bbp- is de Nederlandse economie extreem op buitenlandse handel ingesteld. Bovendien is die positie tamelijk bestendig: in 1975 was Nederland het zesde handelsland ter wereld en die positie bekleedt Nederland, ondanks de snelle opkomst van grootexporteurs als China, Taiwan en Singapore, nog altijd. Bovendien is het handelsoverschot de afgelopen jaren alleen maar gestegen, van een kleine veertien miljard euro tien jaar geleden, tot naar schatting zo'n dertig miljard euro in 2005. Volgens het rapport Nederland Handelsland uit 2003 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) werkten eind jaren negentig ongeveer 1,75 miljoen mensen in de handel in de meest ruime zin van het woord. Daaronder valt bijvoorbeeld ook het uitbesteden en vervolgens invoeren van productie van goederen en diensten in lagelonenlanden. INTERMEDIAIR 03 19JANUARI 2006 CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 2 van 20

Gevraagd: a. Benoem de vier onderscheiden economische sectoren en geef aan onder welke economische sector de handel valt? - Primaire sector = agrarische sector. - Secundaire sector = industrie, bouw en nijverheid. - Tertiaire sector = handel en commerciële dienstverlening. - Quartaire sector = niet commerciële dienstverlening; collectieve en zachte sector. De handel behoort tot de tertiaire sector. b. Kunt u naar aanleiding van de tekst concluderen dat Nederland een relatief open of gesloten economie is? Verklaar uw antwoord! Nederland is een relatief open economie. Dit kan worden opgemaakt uit één of meer passages in de tekst van bovenstaand artikel: - De buitenlandse handel -invoer plus uitvoer- bedraagt in Nederland zestig procent van het bruto binnenlands product (bbp). - de Nederlandse economie is extreem op buitenlandse handel ingesteld. c. Welke economische orde zou het best aansluiten op een volledig open economie en welke op een volledig gesloten economie? - Open economie : vrije markt economie - Gesloten economie : centraal geleide economie d. Geef voorbeelden van landen met een relatief open en een relatief gesloten economie. - Open economie : VS, Singapore - Gesloten economie : Noord Korea, Cuba CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 3 van 20

e. In het artikel wordt de buitenlandse handel vergeleken met de omvang van het bbp. Geef de naam van de indicator waarin de buitenlandse handel wordt vergeleken met het bbp en geef de berekeningswijze (formule). De mate waarin een land met andere landen handel drijft is af te lezen aan de waarde van export en import, uitgedrukt als percentage van het BBP. Deze breuk heet de handelsquote. Handelsquote = Importquote + Exportquote Handelsquote = (Import/BBP) + (Export/BBP) Ofwel: Handelsquote= (Import + Export) / BBP f. Wat wordt in de grafiek bedoeld met wederuitvoer? Uitvoer van invoer waaraan veelal weinig waarde is toegevoegd. g. Wordt deze wederuitvoer meegenomen in de indicator zoals die door u is weergegeven in uw antwoord op vraag e? Licht uw antwoord toe! Ja; de wederuitvoer maakt deel uit van de uitvoer (dit in tegenstelling tot de doorvoer). Wederuitvoer betreft goederen die eerst zijn ingevoerd in Nederland, voorts veelal een kleine bewerking ondergaan en tenslotte uit Nederland worden uitgevoerd. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 4 van 20

1.2 Onderstaand treft u een overzicht aan dat de ontwikkeling van de ruilvoet van de internationale handel van Nederland weergeeft. Bestudeer deze figuur en beantwoord onderstaande vragen. Gevraagd: a. Geef de definities van de begrippen ruilvoet en ruilvoetontwikkeling binnen de kaders van de internationale handel. De ruilvoet geeft de verhouding weer tussen het prijspeil van de uitvoer en de invoer. De ruilvoetontwikkeling geeft weer hoe de verhouding tussen de uit- en invoerprijzen verandert, de ruilvoetontwikkeling wordt uitgedrukt in een %. b. Geef aan of er in 2012 respectievelijk 2013 sprake was van een verbetering of verslechtering van de ruilvoet. - 2012 : verslechtering ruilvoet - 2013 : verbetering ruilvoet CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 5 van 20

c. Geef aan onder welke twee situaties er in het algemeen een verbetering van de ruilvoet optreedt. - Als het prijspeil van de uitvoer sneller stijgt dan het prijspeil van de invoer, is er sprake van een ruilvoetverbetering. - Als het prijspeil van de uitvoer langzamer daalt dan het prijspeil van de invoer, is er sprake van een ruilvoetverbetering. d. Geef aan onder welke twee situaties er in het algemeen een verslechtering van de ruilvoet optreedt. Als het prijspeil van de invoer sneller stijgt dan het prijspeil van de uitvoer, is er sprake van een ruilvoetverslechtering. Als het prijspeil van de invoer langzamer daalt dan het prijspeil van de uitvoer, is er sprake van een ruilvoetverslechtering. e. In de literatuur wordt vaak gesteld dat Nederland een open economie is en bovendien fungeert als rotonde (draaischijf) van de internationale handel. Beredeneer of de invloed van veranderingen van de ruilvoet een grote of geringe impact op de Nederlandse economie hebben. Een verandering in de ruilvoet is van grote invloed op de Nederlandse economie. Doordat de Nederlandse economie een open economie is, leunt deze economie zwaar op de export en import. Prijswijzigingen in de invoer en/of uitvoer zijn dan van grote invloed op de winstmarges en hiermee de bijdrage aan het BBP. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 6 van 20

Opgave 2: [18 x 1 pt = 18 pt] Vrijhandelspolitiek, protectie en internationale samenwerking 1. Wat verstaan we onder het begrip internationale handel? a. Het verkopen van goederen aan het buitenland. b. Alle uitwisselingen van goederen en diensten die nationale grenzen overschrijden. c. De export waar geld aan wordt verdiend. d. Hetzelfde als binnenlandse handel maar dan met een buitenlandse koper. 2. Wat vormt de basis voor het ontstaan van internationale handel? a. Slimme kooplieden. b. Het internationale verschil tussen arme en rijke landen. c. Het verschil in behoefte aan goederen tussen verschillende landen. d. Internationale kostenverschillen. 3. Waardoor ontstaan volgens de Heckscher-Ohlin-theorie internationale prijsverschillen? a. Door de relatieve beschikbaarheid van productiefactoren in de verschillende landen. b. Door verschillende belastingen en heffingen die landen kunnen toepassen. c. Door verschil in loonkosten per land. d. Door productiviteitsverschillen. 4. Welke typen van ondernemingen onderscheidt Perlmutter ten aanzien van het internationaliseringsproces? a. Regiocentrisch, etnocentrisch, multicentrisch, polycentrisch. b. Multimarket, globalmarket, singlemarket, supramarket. c. Polycentrisch, geocentrisch, etnocentrisch, regiocentrisch. d. Etnocentrisch, precentrisch, regiocentrisch, geocentrisch. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 7 van 20

5. Wat zien de Nederlandse exporteurs als de belangrijkste stimuli voor de Nederlandse export? a. Het positieve imago van Nederlandse producten, de grote talenkennis,de Nederlandse handelsgeest. b. Beschikbaarheid van geschikt personeel, de stabiele euro, het innovatieve vermogen van het bedrijfsleven. c. De talenkennis, het positieve imago van Nederlandse producten, de stabiliteit van de euro. d. Het innovatieve vermogen van het bedrijfsleven, de gematigde loonkostenstijging, het positieve imago van de Nederlandse producten. 6. Het Nederlandse exportbeleid bestaat uit de volgende twee soorten maatregelen: a. Sectorspecifieke maatregelen, horizontale maatregelen. b. Horizontale maatregelen, verticale maatregelen. c. Financiële maatregelen, voorwaardenscheppende maatregelen. d. Algemene maatregelen, sectorspecifieke maatregelen. 7. Wat streeft de Nederlandse overheid na met haar beleid van handelspolitiek? a. Het vergroten van de Nederlandse export. b. Het opheffen van zoveel mogelijk kunstmatig opgeworpen barrières voor het handelsverkeer. c. Het ondersteunen van Nederlandse exporteurs op buitenlandse markten. d. Het regelen van exportfinanciering. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 8 van 20

8. Wat wordt in de Nederlandse handelspolitiek verstaan onder strategische goederen? a. Goederen ontworpen voor militair gebruik. b. Nucleaire splijtstoffen en aanverwante artikelen. c. Chemicaliën en hoogwaardige meetapparatuur. d. Goederen die alleen uitgevoerd mogen worden met een uitvoervergunning van het ministerie van Economische Zaken. 9. Wat valt niet onder bilaterale handelsbetrekkingen? a. Ontwikkelingshulp. b. Compensatiehandel. c. Belastingverdragen. d. Internationale investeringen. 10. Een bekend Amerikaans bedrijf hanteert in de voorselectie van een landenanalyse twee criteria, te weten economische groei en maatschappelijke consensus. Deze twee variabelen geven informatie over respectievelijk: a. risico en rendement van ondernemingsactiviteiten in het land; b. politieke stabiliteit en toename van de afzet; c. vestigingsvoorwaarden en arbeidsrust; d. aard van de ondernemingsactiviteiten in het land. 11. Voor welke van onderstaande ondernemingen zijn politieke criteria in een landenselectie relatief belangrijk? a. Een bouwonderneming die grote infrastructurele projecten uitvoert. b. Een onderdelenfabrikant van de auto-industrie. c. Een koekjesfabrikant. d. Een producent van gereedschapskisten. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 9 van 20

12. Indien een onderneming wil weten of op het geselecteerde land exportkredietverzekeringen afgesloten kunnen worden, zal het te rade gaan bij: a. De Nederlandsche Bank (DNB); b. Atradius; c. Nielssen; d. Economische Voorlichtingsdienst (EVD). 13. Een voorbeeld van een strategische toetredingsbelemmering tot een bedrijfstak in het buitenland is de: a. hoogte van de importbelemmeringen; b. hoogte van de belastingen; c. aanwezigheid van een sterk lokaal merk; d. omvang van de schaalvoordelen. 14. Porter noemt een aantal mogelijke positionele voordelen. Welke van de hieronder genoemde items is in verband hiermee juist? a. Integratie, die men nastreeft. b. Kostenleiderschap die men bezit. c. Switch-strategie, de merkendekking die men kiest. d. Balanced-scorecard-methode. 15. De BCG-matrix en de MABA-analyse (GE-matrix, negencellenmatrix) zijn twee verschillende strategische analysemethoden. De overeenkomst tussen beide is dat: a. op basis van een marktanalyse wordt bepaald welke investeringsstrategie voor een product gevoerd gaat worden; b. beide methoden een analyse van de marktontwikkeling bevatten waarin uitgegaan wordt van de concurrentiekracht van de product-marktcombinatie; c. beide methoden met twee variabelen werken; d. beide methoden het marktaandeel als belangrijkste uitgangspunt hanteren in de bepaling van de aantrekkelijkheid van de markt. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 10 van 20

16. Welke stelling(en) is/zijn juist? I Als bij segmentatie ervan uitgegaan wordt wat voor belang afnemers hechten aan productattributen, is er sprake van benefit-segmentation. II Als bij segmentatie de mogelijkheid tot herhalingsaankopen meteen in kaart wordt gebracht, is er sprake van loyalty-segmentation. a. Zowel I als II is juist. b. Zowel I als II is onjuist. c. Alleen I is juist. d. Alleen II is juist. 17. Een marktdefinitie bestaat volgens Abell uit een drietal dimensies. Indien sprake is van wel of geen groep binnen een bepaalde dimensie dan geeft dat tevens de groeistrategie aan die binnen de Ansoff-matrix een rol kan spelen. Het volgende verband is dan juist: a. Bij groei uitsluitend langs de dimensie afnemerstechnologie (producten) is sprake van marktontwikkeling. b. Bij groei uitsluitend langs de dimensie afnemersgroepen is sprake van productontwikkeling. c. Bij groei langs geen van te onderscheiden dimensies is sprake van marktdifferentiatie. d. Bij groei langs alle te onderscheiden dimensies is sprake van diversificatie. 18. Volgens het Ansoff-model valt exporteren in het kwadrant: a. marktpenetratie; b. marktontwikkeling; c. diversificatie; d. productontwikkeling. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 11 van 20

Opgave 3: Incoterms a. Waar staat de afkorting Incoterms voor en hoe luidt de gangbare Nederlandse vertaling van het begrip? Incoterms: International Commercial Terms. Incoterms: Internationale leveringsvoorwaarden ofwel Internationale leveringscondities. [2x1 pt] b. Geef in een omschrijving aan wat de betekenis is van de Incoterms voor de internationale handel. De Incoterms vormen een verzameling van internationale standaardregels omtrent de leveringsvoorwaarden bij internationale en eventueel ook nationale goederentransacties. De Incoterms regelen de rechten en plichten van de koper en verkoper in een (inter)nationale koopovereenkomst. [2 pt] c. Kunnen de Incoterms gelijk zijn aan de algemene voorwaarden van een exporteur? Motiveer uw antwoord. Nee; de Incoterms zijn internationale standaardregels omtrent leveringsvoorwaarden en kunnen dus wel deel uitmaken van de algemene voorwaarden, maar deze niet vervangen! [2 pt] d. Welke drie aspecten van de internationale handelskoop worden door de Incoterms geregeld? Benoem de aspecten en geef een korte toelichting. 1. Taakverdeling: [3x1 pt] Wie doet wat? Wat doet de verkopende partij (exporteur) en wat doet de inkopende partij (importeur). Denk aan zaken als: Wie verpakt? Wie regelt het transport? Wie regelt de export en wie de import? Wie draagt zorg voor welke documenten? Wie zorgt voor de transportverzekering? 2. Kostenverdeling: Tot welk moment draagt de verkoper bepaalde kosten en vanaf welk moment gaat de koper de kosten dragen? 3. Risicoverdeling: CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 12 van 20

Tot waar is het risico van de schade aan of verlies van de goederen voor rekening van de verkoper en vanaf waar gaat de koper dit risico dragen? e. Op welke drie wijzen worden de Incoterms 2010 doorgaans onderverdeeld? - Wijze van vervoer: Maritiem (blauwe Incoterms) vs Non-maritiem of Not exclusively maritime (grijze Incoterms). - Geheel van verplichtingen: E, F, C en D groep. - Exclusief en inclusief transportverzekering. - Aard van de goederen (deze variant is echter niet geheel eenduidig). f. Geef per onderverdeling (zie voorgaande vraag) een nadere toelichting. Wijze van vervoer: Maritiem vs Non-maritiem of Not exclusively maritime: - Maritiem (blauwe Incoterms) = FAS, FOB, CFR en CIF. - Non-maritiem of Not exclusively maritime = EXW, FCA, CPT, CIP, DAT, DAP en DDP. Geheel van verplichtingen: E, F, C en D groep: - E groep = departure (Ex ) = EXW - F groep = main carriage unpaid (Free ) = FCA, FAS, FOB - C groep = main carriage paid = CPT, CIP, CFR, CIF - D groep = arrival (Delivered at ) = DAT, DAP, DDP Exclusief en inclusief verzekering: - Inclusief transportverzekering = de 'i' Incoterms CIP en CIF. De verkoper sluit bij deze Incoterms verplicht een transportverzekering met minimale dekking af. Aard van de goederen: - stukgoed, - bulk/partij goed, - multimodaal goed. g. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 13 van 20

Bij welke incoterm(s) van de Incoterms 2010 dient er zorg te worden gedragen voor de import clearance? Import clearance dient enkel verplicht door de verkoper plaats te vinden bij de Incoterm DDP (Delivered Duty Paid). h. Bij welke incoterm(s) van de Incoterms 2010 dient er zorg te worden gedragen voor de transportverzekering? Bij de Incoterms CIP en CIF (de zogenoemde 'i' Incoterms) dient de verkoper verplicht een transportverzekering met minimale dekking af te sluiten. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 14 van 20

Opgave 5: Case Incoterms en financieel beleid bij export Ship Building B.V. is gevestigd te Schiedam en heeft een omzet van 125.000.000 per jaar. De bruto marge is 22%. De netto marge is echter amper 1,75%. Voor het voorbestaan van de onderneming is een netto marge van 7,8% noodzakelijk. Alle operationele, commerciële en financiële risico s (waaronder de handelsrisico s), die de continuïteit van de onderneming in gevaar kunnen brengen dienen te worden afgedekt. Met name de inkoop- en verkoop contracten zijn inhoudelijk (qua condities) voor verbetering vatbaar. Zo zijn de export contracten niet waterdicht waardoor de kans op non-betaling groot is. Ook disputen bedreigen een gezonde kasstroom. Van oudsher bouwt Ship Building BV vaartuigen zoals sleepboten, pontons en kleine baggerschepen. De laatste jaren produceert de onderneming echter steeds vaker containerkranen of richt het zelfs complete terminals van havens in. Dit zijn projecten die veelal in niet Westerse landen worden uitgevoerd. De gehanteerde Incoterms (Incoterms 2010) variëren sterk: van EXW Schiedam tot CFR <port of destination> en DDP <place of destination>. Er loopt op dit moment een project in de havenstad Rostov aan de Don te Rusland. De containerkranen en andere vaste installaties worden bij de afnemer (dus lokaal) afgebouwd en opgeleverd conform de specifieke wensen van de opdrachtgever. De engineering, installatie en onderhoud bieden voldoende toegevoegde waarde, maar de ervaring leert dat grote projecten (met name de logistiek) vaak niet tijdig worden afgerond, waardoor (deel)betalingen laat of niet worden ontvangen. Er is buitenlands recht van toepassing. De waarde van het project bedraagt USD 6.000.000. De betaling van het project in Rostov aan de Don vindt plaats in deelbetalingen: 25% te betalen na tekenen van het contract en tegen aanbieding van een door de eigen bank af te geven vooruitbetalinggarantie en deelfactuur, 25% na verzending vanuit Schiedam tegen aanbieding van een deelfactuur en Bill of Lading (cognossement) inclusief een uitvoeringsgarantie. Dit is een garantie die wordt CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 15 van 20

afgegeven door de bank van de leverancier waarmee de bank, namens haar klant aangeeft dat de exporteur wordt goed geacht om tijdig aan alle contractvoorwaarden te voldoen. De waarde van de uitvoeringsgarantie bedraagt 25% van de contractwaarde. 25% tegen de deelfactuur en acceptatieprotocol. Dit document wordt pas afgegeven na correcte installatie en goedkeuring door beide partijen. Samen met dit protocol en de deelfactuur wordt een warranty bond (garantie) afgegeven, die aangeeft dat er een garantie met een looptijd van twee jaar wordt toegezegd. Deze garantie wordt wederom door de eigen Nederlandse bank afgegeven. Tegen aanbieding van deze documenten zal de deelbetaling vanuit de opdrachtgever dienen plaats te vinden. 25% te betalen 6 maanden na installatie en tegen aanbieding van een eindprotocol, waarin ondubbelzinnig wordt verklaard dat de installatie naar alle tevredenheid functioneert (dit protocol dient te zijn ondertekend door zowel de exporteur als de afnemer) en geeft aan dat de installatie 100% voldoet aan de eisen die gesteld zijn door de afnemer. Ook hier zal na aanbieding van de documenten door de afnemer worden betaald. De totale looptijd van het project bedraagt 24 maanden. De warranty bond loopt tot twee jaar na de definitieve installatie. Uitgangspunt is dat alle in het contract aangegeven deelprestaties stipt op tijd worden betaald om de financiering van het benodigde werkkapitaal te kunnen verkrijgen. Gevraagd: a. Wat zijn naar uw mening de best passende Incoterms voor Ship Building BV indien er wordt geëxporteerd naar Rostov aan de Don te Rusland? DAP Rostov en zelf regelen van de transport verzekering (sellers intrest verzekering). b. Welke nadelen kleven er aan de Incoterm DDP Rostov? Motiveer uw antwoord. De exporteur zou dan zelf de inklaring moeten regelen en heffingen betalen in Rusland. De import heffing kan extreem hoog zijn en alle winst teniet doen. c. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 16 van 20

Wat is het nadeel van EXW Schiedam? Motiveer uw antwoord. Bij Ex Works Incoterms 2010 kun je niet aantonen dat er is geëxporteerd (dat levert eventueel problemen op met de fiscus). Tevens heb je geen vervoersovereenkomst en kun je een vervoerder niet aanspreken op bijvoorbeeld wanprestatie. Omdat het in de case een project betreft is regievoering vanuit de exporteur essentieel. Alle logistiek moet passend zijn om de installatie tijdig te kunnen voltooien. Dit om een voorspelbare kasstroom te realiseren. Regievoering is in geval van Ex Works niet in de hand te houden. d. Wat is het nadeel van CFR Rostov aan de Don? Motiveer uw antwoord. De goederen moeten dan verzekerd worden door de afnemer. Je hebt geen zekerheid of dit op correcte wijze plaatsvindt. Tevens is het claimen bij een Russische assuradeur zeer lastig vanwege monetaire restricties. e. Wanneer gaat het eigendom van de vaartuigen over bij toepassing van de Incoterms DAP Rostov aan de Don en FOB Schiedam? Motiveer uw antwoord. Het eigendom heeft niets te maken met de gebruikte Incoterm. In principe is de rechtmatige houder van de Bill of Lading (B/L: cognossement) de eigenaar. De houder van de B/L kan via dit document de rechtshandeling verrichten ter verkrijging van de goederen. f. Benoem zeven handelsrisico s voor Ship Building BV in de rol van exporteur van goederen naar Rostov aan de Don. Geef hierbij de volgorde van de risico s aan die gebaseerd is op de mogelijke negatieve impact. Onderbouw de door u gekozen volgorde, ervan uitgaand dat het grootste risico als eerste wordt benoemd. Niet afname risico; geen erkende vordering, geen volledige afgeronde prestatie en daarmee dus geen betaling. Debiteuren -of insolventie risico; het risico dat de debiteur niet in staat is om (tijdig) haar betalingsverplichting na te komen). Politiek risico inclusief banken risico; dat vanwege politieke events of monetaire maatregelen de betaling niet kan of mag worden verricht. Performance risico of discussie over de geleverde prestatie onder het contract; waardoor betaling vertraagt of uitblijft. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 17 van 20

Valuta risico; het risico dat de waarde van de ontvangen USD lager is dan vooraf in EUR is gecalculeerd. Transport risico; het transport risico is mogelijk niet adequaat is afgedekt. Geldend recht; met als gevolg dat disputen in een derde land voor de rechter worden geregeld. Naast bovenstaande 7 risico`s kunnen ook nog worden genoemd: Ex Works is geen optimale INCO term omdat er bijvoorbeeld geen vervoersovereenkomst tussen exporteur en vervoerder is; als de spullen niet bij de fabriek worden afgehaald zal er zeker niet worden betaald. De export buiten de EU kan ook niet worden bewezen. Het claim risico; de garanties kunnen worden geclaimd waardoor er veel geld verloren kan gaan. De stapeling van bankgaranties kost veel liquiditeitsruimte; einddata in de bankgarantie kunnen stapeling voorkomen. Proportionaliteit van de transactie ten opzichte van de omzet (denk aan concentratie risico). Non betaling van hele grote projecten is bedreigend voor de continuïteit van de onderneming. Moraliteit van de afnemer. Juridische disputen. g. Op welke wijze zijn de door u geschetste zeven risico s af te dekken? Benoem hiertoe zowel de bancaire- als eventuele verzekeringsproducten. - Niet afname risico: Letter of Credit vragen voor 100% van de contractwaarde in combinatie met een passende leveringsconditie zoals CIP of DAP bouwplaats (final destination). Via het LC is het project blijkbaar door de bank van de afnemer voor 100% gefinancierd. Tegen tijdige aanbieding van LC conforme documenten door exporteur wordt er betaald (actie bij eigen klant). - Debiteuren risico: wordt eveneens via een Letter of Credit afgedekt. Vooruitbetaling is commercieel lastig realiseerbaar. Deelbetalingen zonder 100% LC dekken het risico niet voldoende af omdat het niet zeker is dat alle toekomstige deelbetalingen inderdaad zullen gaan plaatsvinden. CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 18 van 20

- Politieke risico: kan worden afgedekt door confirmatie van het export LC door de eigen Nederlandse bank. Ook onder een Letter of Credit is vooruitbetaling eventueel en afhankelijk van de tekst wellicht mogelijk. Export Finance biedt een goed alternatief. Ook kan worden gedacht aan een betalingsgarantie of Stand-by Letter of Credit (in de praktijk is dit moeilijk te realiseren). Overname van de Chinese bankgarantie of Stand-by Letter of Credit door de eigen Nederlandse bank geniet de voorkeur om het politieke en deels het juridisch risico af te dekken. - Juiste performance; is voor (tijdige) betaling van belang. Een sluitend contract waarin een objectief document van een onafhankelijke deskundige instantie wordt benoemd in de Letter of Credit is voor het eventueel oplossen van disputen aan te bevelen. Bovendien zal de specifieke prestatie juist moeten zijn verwoord in het contract. Een contract dient het belang van beide partijen en dient in evenwicht te zijn. - Valuta risico; is met verschillende bancaire instrumenten goed af te dekken (opties en valuta termijn contracten). Een swap is een foutief antwoord! - Transport risico; is via een goede transportverzekering adequaat af te dekken. Laat de verzekering niet door de afnemer regelen vanwege gebrek aan inzicht in de kwaliteit van de dekking of monetaire problemen bij uitbetaling. - Geldend recht; een goed contract onder Nederlands recht is aan te bevelen. Alternatief zou Engels of Duits recht kunnen zijn. Is de inhoud van het onderliggende contract inclusief de garanties in balans; zijn de voorwaarden allemaal eenzijdig? h. De afnemer uit Rostov aan de Don verlangt echter: - De vooruitbetaling dient te worden afgedekt via een vooruitbetalinggarantie (25% van de contract waarde). - Een uitvoeringsgarantie (performance bond) voor 25 % procent van de contractwaarde af te geven na verscheping. - Een uitvoeringsgarantie (performance bond) voor 25% van de contractwaarde en een bankgarantie (5%) met een looptijd van twee jaar na oplevering van het project (datum eindprotocol volgens laatste deelprestatie). Wat is het risico gepaard gaande met het stellen van deze bankgaranties? Een garantie kan altijd worden geclaimd (dus cash out!). Bovendien kost het stellen van een garantie liquiditeitsruimte voor de onderneming. Bovendien zijn bij stapeling van garanties CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 19 van 20

(als garanties tegelijkertijd lopen) deze soms lastig financierbaar. Daarnaast neemt het claimrisico bij een langere looptijd toe. i. Welke kritische vragen zou u als credit manager voorafgaand aan de goedkeuring van de transactie aan de afdelingen productie en sales willen stellen ten einde de transactie intern goed te keuren. Deel de vragen in naar vragen omtrent de operaties, financiën en garanties. Operationeel: - Is Ship Building BV in staat om het project 100% conform het contract te realiseren? Garanties: - Wat zijn de doelstellingen van de garanties? - Zijn er in het verleden wel eens garanties geclaimd en op welke wijze zijn de onderliggende disputen opgelost? - Wat stelt de buitenlandse begunstigde van de garantie (de opdrachtgever) hier als betalingzekerheid tegenover? Financiering: - Is het project financierbaar? - Hoe groot is de maximale financieringsbehoefte; hoe hoog moet de faciliteit minimaal zijn? - Is er voldoende ruimte onder de bankfaciliteit en passen de garantietermijnen binnen de toegestane bankfaciliteit (gefiatteerde looptijd)? CCM17&18 Mod3 IB&CM - 130629 herexamen (incl antwoorden) Pagina 20 van 20