BESLUITEN. 3. Alle medewerkers informeren door middel van een heldere samenvatting.

Vergelijkbare documenten
De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 31 december 2005.

De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 31 december 2005.

De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 30 juni 2006.

De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 31 december 2005.

De artikelen die hieronder zijn weergegeven bevatten de tekst zoals die gold op 30 juni 2006.

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) b e s l u i t :

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en Uitwerkingsovereenkomst (UWO) b e s l u i t :

Het artikel dat hieronder is weergegeven bevat de tekst zoals die gold op 30 juni 2008.

B&W. Agendapunt, dinsdag 25 augustus Technische wijzigingen BWW

Deze ledenbrief informeert gemeenten over de wijzigingen in de CAR-UWO met betrekking tot de bovengenoemde onderwerpen.

HOOFDSTUK V ZIEKTE 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Hieronder is een handreiking opgenomen voor de uitvoering in de praktijk bij situaties van loondoorbetaling van zieke medewerkers.

Hieronder is een handreiking opgenomen voor de uitvoering in de praktijk bij situaties van loondoorbetaling van zieke medewerkers.

uw kenmerk ons kenmerk ECCVA/U CVA/LOGA 08/42 Lbr. 08/202

provinciaal blad V A N D E P R O V I N C I E G R O N I N G E N

7 AANSPRAKEN BIJ ONGESCHIKTHEID WEGENS ZIEKTE OF GEBREK 1

provinciaal blad besluiten: ARTIKEL I De Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:

Hoofdstuk 7 Rechten en plichten bij arbeidsongeschiktheid. A. Opmerkingen

7 AANSPRAKEN BIJ ONGESCHIKTHEID WEGENS ZIEKTE OF GEBREK 1

uw kenmerk ons kenmerk ECCVA/U Lbr: 08/075 LOGA 08/22

Aanspraken bij ongeschiktheid wegens ziekte of gebrek

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

RECHTSPOSITIE GEMEENTE AMSTERDAM DEEL 1 zoals die gold op 31/

tiif I. ingevolge de LOGA-circulaires van 27 juni 2008 en 3 juli 2008 de volgende wijzigingen van de CAR-UWO vast te stellen: Drechtstedenbestuur

B&W-Aanbiedingsformulier

Bijlage 1 bij U Bijlage CAR teksten. A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden: Buitengewoon verlof.

Ledenbrief 15/052 CvA/LOGA 15/10, d.d. 23 juni 2015 inzake wijzigingen CAR-UWO i.v.m. wijzigingen Wet arbeid en zorg Eijsden-Margraten

A. De toelichting op artikel 6:4 wordt gewijzigd en komt te luiden:

B. De toelichting op artikel 6:4:1a wordt gewijzigd en komt te luiden:

Nota van B&W. 2. Correctie Uitwerking CAO gemeenten (Lbr. 08/071, CVA/LOGA 08/19)

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Dubbel U B.V. Verzuimprotocol. Ziek, wat nu?

ECCVA/U CVA/LOGA 08/36 Lbr. 08/185

c. de vergoeding in geld voor wacht- en storingsdienst, gemiddeld per maand over de voorafgaande periode van 12 maanden;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

GEMEENTEBLAD. Nr

III Loonbetaling bij ziekteverzuim

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN. Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

Rechtspositieregeling voor de sector Ambulancezorg van de VRGZ

HOOFDSTUK 10d VAN WERK NAAR WERK-AANPAK EN VOORZIENINGEN BIJ WERKLOOSHEID

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Dubbel U - Verzuimreglement

gelet op artikel 160 van de Gemeentewet, artikel 125 van de Ambtenarenwet en op hoofdstuk 12 CAR-UWO; b e s l u i t e n

Van werk naar werk-aanpak en voorzieningen bij werkloosheid

========= ===== * Ontslag op verzoek 8:1 en 8:1:1. * Ontslag wegens het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd 8:2 en 8:2a

LOGA GPD

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wijzigingen in de CAR/UWO, Wet arbeid en zorg. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Samenwerking Kempengemeenten,

REGELING RE-INTEGRATIEVERPLICHTINGEN EN SANCTIEBELEID TIJDENS HET VAN WERK- NAAR-WERK-TRAJECT OF DE RE-INTEGRATIEFASE EN WERKLOOSHEID

ZIEKTEVERZUIMREGLEMENT

Tegenover het recht op ziekengeld staan ook een aantal (op wet- en regelgeving gebaseerde) verplichtingen.

B. In artikel 1:2:1 lid 1 worden de woorden 7:24a, 7:25a, 7:25b, vervangen door: 3:25, 3:26.

1 Arbeidsovereenkomst

CAR/UWO Alphen aan den Rijn 2016 (hfdst. 7-10d)

Bijlage 2 bij ledenbrief ECCVA/U Bijlage 2 CARUWO teksten

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden

Casus 9 Passief roken

Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

ZIEKTEVERZUIMREGLEMENT

Dit protocol geldt voor een periode tot en met 4 weken na afloop van de arbeidsovereenkomst.

Ik ben ziek Wat nu? Informatiebrochure voor werknemers November 2007

B. In de toelichting bij punt 5 van artikel 3:27 (overgangsrecht hoofdstuk 3), wordt de laatste zin vervangen door* :

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Marz/CvA/U Lbr. 05/136 CVA/LOGA 05/40

Periode Protocol Actie

UW WERKNEMER IS ARBEIDSONGESCHIKT?

Gemeente Amsterdam College van burgemeester en wethouders. Hamervoordracht voor de collegevergadering van

BLAD GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid

Ziekte- en Arbeidsongeschiktheidsregeling Kenniscentra Beroepsonderwijs Bedrijfsleven 2013

Wijzigingen CAR UWO als gevolg van invoering IKB. Het college van burgemeester en wethouders van Steenwijkerland heeft op 29 november 2016 besloten:

PROVINCIAAL BLAD. Vaststelling Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid

1. Vervallen. 2. Vervallen

Voorbeeld Rechtspositieregeling voor de buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand versie per 1 januari 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECWGO/U Lbr. 16/008 CvA/LOGA 16/04

Tweede Kamer der Staten-Generaal

3.8 RE-INTEGRATIEVERPLICHTINGEN VAN WERKGEVER EN WERKNEMER

Verzuimprotocol: ziekteverlof aanvragen

3 Salaris en vergoedingsregelingen. Bezoldiging

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) en Uitwerkingsovereenkomst (UWO) b e s l u i t :

Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden:

Beh. Ambt.: Síreefdaí.: ons kenmerk. ECWGO/U Lbr: 15/052 CvA/LOGA 15/10

ons kenmerk ECWGO/U Lbr: 15/052 CvA/LOGA 15/10

CVDR. Nr. CVDR19688_5

ZANU o Januari Regelingen Sociale Zekerheid CAO Nederlandse Universiteiten 3

Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid Noord-Brabant

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. W E R K C O N T A C T outplacement - reïntegratie baanbemiddeling

De zesde wijziging car-uwo 2016 gemeente Marum. gelet op de ledenbrieven van het LOGA nummer 16/083 en 16/089;

Ziekte en arbeidsongeschiktheidsregeling hbo februari Ziekte en arbeidsongeschiktheidregeling Hoger Beroepsonderwijs (ZAHBO)

Oproepovereenkomst m.u.p. onbepaalde tijd

========= ===== * Recht op suppletie 13:2 t/m 13:5. * Suppletie 13:6 t/m 13:11. * Betaling van de suppletie 13:12 en 13:13

Procesbeschrijving Ziekteverzuim

Oplegvel Collegebesluit

JJuridische aspecten arbeidsongeschiktheid / arbeidsconflict

Transcriptie:

Behoudens advies van de commissie SWMG B&W-Aanbiedingsformulier Onderwerp Wijziging Arbeidsvoorwaardenregeling: loondoorbetaling bij ziekte BESLUITEN 1. Als gevolg van wijzigingen in de Wet terugdringen ziekteverzuim (WTZ)de artikelen in de CAR-UWO met betrekking tot dit onderwerp, overeenkomstig bijlage 1 te wijzigen; 2. Het G.O. van dit besluit in kennis te stellen; 3. Alle medewerkers informeren door middel van een heldere samenvatting. Samenvatting Als gevolg van wettelijke aanpassing in de doorbetaling van het salaris tijdens ziekte zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd in de CAR-UWO (de Arbeidsvoorwaardenregeling van de gemeente). Medewerkers die na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt zijn geraakt in als gevolg van deze regeling een wijziging in hun salaris zullen ondergaan worden hier persoonlijk van in kennis gesteld. De regeling zal worden opgenomen in het RAP, die voor alle medewerkers van de gemeente Leiden digitaal beschikbaar

BIJLAGE 1 A. In de toelichting op artikel 3:1, zevende lid, worden de woorden In artikel het salaris geschrapt. Aan artikel 3:1 wordt een nieuw achtste lid toegevoegd: 8 Na de toepassing van artikel 7:16, tweede lid, kan de ambtenaar worden herplaatst in de eigen of een passende functie waaraan een lagere schaal is verbonden met dienovereen-komstige aanpassing van het salaris. Aan de toelichting op artikel 3:1 wordt een nieuw achtste lid toegevoegd: Lid 8 In artikel 7:16, tweede lid, is de grondslag opgenomen voor definitieve herplaatsing na 24 maanden van ziekte in de eigen of een passende functie. Bij herplaatsing zal het salaris aangepast moeten worden aan de gewijzigde functie. B. Artikel 6:7, vijfde lid, vervalt. In de toelichting op artikel 6:7 wordt de alinea Dit artikel.. naar 80% geschrapt. Aan de toelichting op artikel 6:7 worden voor Lid 1 en 2 de volgende woorden toegevoegd: Uit het gelijke behandelingsrecht vloeit voort dat het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet mag worden aangemerkt als ziekte. In dit artikel is geregeld dat de vrouwelijke ambtenaar tijdens haar zwangerschaps- en bevallingsverlof recht heeft op doorbetaling van haar volledige bezoldiging. In de toelichting op artikel 6:7 wordt de alinea Lid 5 maanden termijn. Geschrapt. C. Artikel 7:1, eerste lid, onderdeel b, wordt, onder verlettering van de onderdelen c en d tot d en e, vervangen door: b. werkzaamheden in het kader van de reïntegratie: loonvormende arbeid, die specifiek gericht is op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 7:9, vierde lid: c. scholing in het kader van de reïntegratie: scholing die gericht is op terugkeer in de eigen dan wel passende arbeid waarover afspraken zijn vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 7:9, vierde lid; De toelichting op artikel 7:1, sub a, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Lid 1

Sub a De definitie van passende arbeid komt overeen met de definitie die sinds de invoering van de Wet Verbetering Poortwachter in artikel 658a van boek 7, titel 10, van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen. In zijn algemeenheid dient de vraag wat passende arbeid is in elk concreet geval aan de hand van de omstandigheden te worden beantwoord. Als leidraad geldt dat het bij passende arbeid moet gaan om arbeid die in redelijkheid aan de ambtenaar kan worden opgedragen, gelet op onder meer het arbeidsverleden, de opleiding, de gezondheidstoestand, de afstand tot het werk, de bezoldiging en hetgeen waartoe de ambtenaar nog in staat is. Hierbij geldt dat naarmate de arbeidsongeschiktheid langer duurt, een bredere oriëntatie ten aanzien van de te verrichten arbeid mag worden verwacht. Naarmate de duur van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid langer is, kan van de ambtenaar worden verlangd dat hij concessies doet met betrekking tot de door hem te verrichten werkzaamheden, als reïntegratie in de eigen functie niet tot de mogelijkheden behoort. Dit leidt ertoe dat arbeid die in eerste instantie niet als passend moet worden aangemerkt, op een later moment door wijziging van de omstandigheden- wel als passend kan worden aangemerkt. Eerst dient te worden nagegaan of de eigen arbeid, al dan niet met aanpassingen, of een andere organisatie van het werk, naar verwachting nog zal kunnen worden verricht. Als dat het geval is, dan ligt het in de rede dat werkgever en ambtenaar hun inspanningen daarop richten. Dit sluit niet uit dat de ambtenaar tijdelijk ander werk kan verrichten, mits hij daartoe in staat is en dit niet belemmerend is voor het herstelproces en voor zover dit werk ook overigens in redelijkheid aan de ambtenaar kan worden opgedragen, gelet op onder meer diens arbeidsverleden en werkervaring. Behoort terugkeer naar de eigen werkplek niet meer tot de reële mogelijkheden, is een bredere oriëntatie nodig. Hierbij moet in eerste instantie zo dicht mogelijk worden aangesloten bij de laatst overeengekomen functie. Als (binnen een redelijke termijn) dergelijke arbeid noch bij de eigen werkgever, noch bij een derde voorhanden is, mag van de ambtenaar worden verlangd, dat hij zich wat betreft door hem te aanvaarden arbeid ruimer opstelt. In de jurisprudentie is dit betreffende het begrip passende arbeid een algemeen aanvaard uitgangspunt. De vraag welke arbeid als passend kan worden beschouwd, is in eerste instantie ter beoordeling van de werkgever, die de eigen bedrijfsarts kan raadplegen om te kunnen beoordelen wat (gegeven de gezondheidssituatie) van een ambtenaar mag worden gevraagd. Als de werkgever twijfelt over de vraag of de arbeid die hij voornemens is aan te bieden wel als passend kan worden aangemerkt, kan hij daarover ingevolge artikel 30, eerste lid, onderdeel f, van de SUWI, een oordeel vragen aan het UWV, als onafhankelijke deskundige. Ook de ambtenaar heeft deze mogelijkheid. Voor de rechtsbescherming van de werknemer is relevant dat wanneer de werkgever besluit op grond van artikel 7:14, tweede lid, onder b, de bezoldiging niet uit te betalen, de bezoldiging alsnog aan de ambtenaar moet worden uitbetaald als de ambtenaar op grond van de second opinion ingevolge artikel 30, eerste lid, onderdeel f, van de SUWI in het gelijk wordt gesteld.

Het begrip passende arbeid speelt een rol in de verplichting van de werkgever als de ambtenaar ziek is- te zoeken naar passen arbeid (artikel 7:9). Daarnaast is de ambtenaar verplicht passende arbeid te aanvaarden, wanneer deze wordt aangeboden (artikel 7:11). Artikel 7:14 en 8:5a maken het mogelijk de weigering van een ambtenaar passende arbeid te aanvaarden te sanctioneren. De toelichting op artikel 7:1, sub b, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Sub b De ambtenaar die tijdens zijn ziekte werkzaamheden verricht met oog op terugkeer in zijn eigen of passende arbeid, heeft over die uren ingevolge artikel 7:3, zevende lid, onder c, recht op 100% doorbetaling van zijn bezoldiging. Deze werkzaamheden kunnen lager bezoldigd zijn dan de eigen arbeid. Over de invulling van deze werkzaamheden maakt de werkgever heldere afspraken met de ambtenaar. De werkgever laat zich bijstaan door een ter zake deskundige, bijvoorbeeld de bedrijfsarts of door de arbo-dienst. Bij het maken van de afspraken tussen de werkgever en ambtenaar kan worden gedacht aan het aantal uren dat een ambtenaar op bepaalde dagen moet gaan werken, wat de aanvangs- en vertrektijden zijn, welke taken de ambtenaar moet gaan uitvoeren en wie zijn werkzaamheden aanstuurt. De afspraken worden vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 7:9. De ambtenaar is verplicht deze werkzaamheden te aanvaarden, wanneer deze worden aangeboden (artikel 7:11). Artikel 7:14 en 8:5a maken het mogelijk de weigering van een ambtenaar werkzaamheden in het kader van de reïntegratie te aanvaarden te sanctioneren. Na de toelichting op artikel 7:1, sub b, wordt een toelichting op sub c toegevoegd: Sub c De ambtenaar die tijdens zijn ziekte scholing volgt met het oog op terugkeer in zijn eigen of passende arbeid, heeft ingevolge artikel 7:3, zevende lid, onder d, over deze uren recht op de doorbetaling van zijn volledige bezoldiging. Gedacht kan worden aan scholing die het mogelijk maakt dat de ambtenaar op een andere wijze zijn eigen functie weer volledig kan verrichten. Ook kan scholing worden gezocht die de ambtenaar in staat stelt een passende functie uit te kunnen oefenen. Over de specifieke scholing moeten de ambtenaar en de werkgever afspraken maken. De werkgever laat zich bijstaan door een ter zake deskundige, bijvoorbeeld de bedrijfsarts of door de arbo-dienst. De afspraken worden vastgelegd in het plan van aanpak bedoeld in artikel 7:9. De ambtenaar verplicht de scholing te aanvaarden, wanneer deze wordt aangeboden (artikel 7:11). Artikel 7:14 en 8:5a maken het mogelijk de weigering van een ambtenaar scholing in het kader van de reïntegratie te aanvaarden te sanctioneren. D. Artikel 7:3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 7:3

1. De ambtenaar heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek vanaf de eerste dag van die ongeschiktheid gedurende de eerste zes maanden recht op doorbetaling van zijn volledige bezoldiging. 2. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid gedurende de zevende tot en met de twaalfde maand recht op doorbetaling van 90% van zijn bezoldiging. 3. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid na 12 maanden gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand recht op doorbetaling van 75% zijn bezoldiging. 4. De ambtenaar heeft bij voortduring van deze ongeschiktheid na 24 maanden tot het einde van zijn dienstverband recht op doorbetaling van 70% van zijn bezoldiging. 5. De ambtenaar heeft in de situaties genoemd in het tweede, derde en vierde lid, ten minste recht het wettelijk minimumloon, berekend naar rato van zijn formele arbeidsduur. 6. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder ziekte ook gebreken verstaan. 7. De ambtenaar heeft recht op de doorbetaling van zijn volledige bezoldiging over de uren waarop hij: a. zijn arbeid verricht; b. passende arbeid verricht; c. werkzaamheden in het kader van zijn reïntegratie verricht; d. scholing volgt in het kader van zijn reïntegratie. 8. De ambtenaar behoudt na afloop van de termijn van zes maanden recht op de doorbetaling van zijn volledige bezoldiging bij arbeidsongeschiktheid in en door de dienst. 9. De ambtenaar, die tenminste 50% van zijn formele arbeidsduur zijn arbeid, passende arbeid, werkzaamheden in het kader van zijn reïntegratie verricht of scholing volgt in het kader van zijn reïntegratie, genoemd in het zevende lid van dit artikel, heeft recht op een extra percentage van 5% berekend over de bezoldiging waar hij recht op heeft ingevolge dit artikel. Hierbij geldt als maximum de bezoldiging bedoeld in het eerste lid. 10. De periode waarover de ambtenaar voorafgaand aan de periode van het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in artikel 6:7, ziek is als gevolg van de zwangerschap, schort de periode, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, op. 11. Voor de toepassing van het eerste tot en met het vierde lid worden perioden van ongeschiktheid wegens ziekte samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen of indien zij direct voorafgaan aan en aansluiten op een periode waarin zwangerschaps- en bevallingsverlof wordt genoten, bedoeld in artikel 6:7, tenzij in dat geval de ongeschiktheid redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit dezelfde oorzaak. 12. De doorbetaling van de bezoldiging, bedoeld in het eerste, tweede, derde en vierde lid, eindigt indien de ambtenaar definitief wordt herplaatst in een andere functie. 13. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het recht op bezoldiging. De toelichting op artikel 7:3 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

Toelichting Inleiding Voor een omschrijving van het begrip ziekte wordt aangesloten bij de jurisprudentie zoals die door de Centrale Raad van Beroep is gevormd op basis van artikel 19 van de Ziektewet. Voor een recht op ziekengeld moet een verzekerde ongeschikt zijn voor het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. Onder het begrip ongeschiktheid tot werken verstaat de Centrale Raad het op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten niet kunnen of mogen verrichten van de in aanmerking komende arbeid. Vervolgens hanteert de Centrale Raad een medisch ziektebegrip. Er moet, naar het oordeel van de Centrale Raad, sprake zijn van een de gezondheidstoestand ongunstig beïnvloedend procesmatig gebeuren. Lid 1, 2, 3 en 4 In het eerste tot en met het vierde lid wordt de hoofdlijn van het regime van de hoogte van de loondoorbetaling tijdens ziekte weergegeven. Met ingang van de eerste ziektedag wordt de bezoldiging gedurende zes maanden volledig doorbetaald. Hierna heeft de ambtenaar gedurende de zevende maand tot en met de twaalfde maand recht op 90% van zijn bezoldiging. Na twaalf maanden van ziekte heeft de ambtenaar recht op 75% van zijn bezoldiging. Na 24 maanden van ziekte heeft de ambtenaar recht op 70% van zijn bezoldiging tot het einde van zijn dienstverband. In alle gevallen geldt dat de ambtenaar ten minste recht heeft op het minimumloon, of indien het een deeltijder betreft, een evenredig deel van het minimumloon. Uit het gelijke behandelingsrecht vloeit voort dat het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet mag worden aangemerkt als ziekte. De leden 1, 2, 3 en 4, die de hoogte van de doorbetaling van de bezoldiging bepalen tijdens ziekte zijn hier niet van toepassing. In artikel 6:7 is geregeld dat de vrouwelijke ambtenaar tijdens haar zwangerschaps- en bevallingsverlof recht heeft op de doorbetaling van haar volledige bezoldiging. Dit geldt ook als de ambtenaar ziek is tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft met andere woorden voorrang boven de financiële aanspraken die gelden tijdens ziekte. Op grond van artikel 29a van de Ziektewet heeft de medewerkster recht op ziekengeld ter hoogte van 100% van haar dagloon over de perioden van zwangerschapsgerelateerde ziekte voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof en daarna. Lid 7 De definities met betrekking tot passende arbeid, werkzaamheden en scholing in het kader van de reïntegratie zijn opgenomen in artikel 7:1, eerste lid, onderdelen a, b en c. Lid 8

Wanneer de ziekte is veroorzaakt door een dienstongeval blijft aanspraak bestaan op de gehele bezoldiging. Lid 9 De ambtenaar die voor ten minste 50% van zijn arbeidsduur werkzaamheden verricht of scholing volgt als genoemd in het zevende lid, heeft recht op een bonus van 5%, berekend over de bezoldiging waarop hij recht heeft ingevolge dit artikel. Deze bonus geeft naast de betaling van 100% over de gewerkte uren en uren van scholing in het kader van de reïntegratie een extra reïntegratiestimulans voor de ambtenaar. Hieronder is een voorbeeld opgenomen ter verduidelijking. Voorbeeld Een ambtenaar verdient per maand 1.000. De ambtenaar wordt ziek. Zeven maanden na de eerste ziektedag heeft de ambtenaar voor 60% zijn eigen betrekking hervat. De ambtenaar heeft recht op 100% loondoorbetaling over de gewerkte uren (100% x 60% x 1.000 = 600) en recht op 90% over de niet-gewerkte uren (90% x 40% x 1.000 = 360). Aangezien de ambtenaar voor ten minste 50% van zijn arbeidsduur werkt, heeft hij recht op een bonus van 5% boven op zijn loondoorbetaling. Het totale inkomen bedraagt dan 960 + 5% = 1008. Als maximum geldt de eigen bezoldiging, de ambtenaar heeft recht op 1000. Lid 10 Uit jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep volgt (CRvB 25 februari 2005, vindplaats: LJN AS9294, 02/3044 AW) dat uit het recht op gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen voortvloeit dat de periode vanaf het begin van de zwangerschap tot aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof waarin de zwangerschap gepaard gaat met stoornissen en complicaties niet meegteld mag worden voor de berekening van de termijn als bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid. Indien dat wel het geval zou zijn, zou de medewerkster die zwangerschapsgerelateerd ziek is, eerder geconfronteerd worden met een verlaging van haar bezoldiging. Deze verlaging kan alleen vrouwen treffen en is daarom strijdig met het gelijke behandelingsrecht. In het negende lid is daarom geregeld dat de periode van de zwangerschapsgerelateerde de termijnen als bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid opschort. Dit houdt in dat het langer duurt voordat de bezoldiging van betrokkene op een lager niveau gesteld wordt. Voorbeeld Een medewerkster is met ingang van 1 februari 2006 ziek vanwege een hernia. Zij wordt hersteld verklaard op 1 mei 2006 (zij is dan 3 maanden ziek). Op 15 mei 2006 valt zij uit wegens zwangerschapsklachten (minder dan 4 weken van herstel) en herstelt hiervan met ingang van 15 juni 2006 (1 maand ziek). Met ingang van 1 juli 2006 valt zij voor 4 maanden uit wegens een hernia (minder dan 4 weken van herstel). Als gevolg van de samentelregeling uit het elfde lid, worden ziekteperioden samengeteld als er minder dan 4 weken van herstel tussenligt. Ingevolge lid 2 zou de medewerkster dan met ingang van

1 september 2006 (dan zijn in totaal de korte periodes van herstel niet meegerekend- 6 maanden van ziekte verstreken), recht hebben op 90% van haar bezoldiging. De periode van zwangerschapsgerelateerde ziekte schort de periode van de hoogte van de loondoorbetaling echter op. De medewerkster is 1 maand zwangerschapsgerelateerd ziek geweest. als gevolg hiervan wordt haar bezoldiging met ingang van 1 oktober 2006 naar 90% bijgesteld. Let wel, het tiende lid ziet alleen op een opschorting van de periode bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid. Als een medewerker 7 maanden ziek is en na 3 weken herstel zwangerschapsgerelateerd ziek wordt, dan heeft zij op grond van het tweede lid van dit artikel recht op 90% doorbetaling van haar bezoldiging tijdens zwangerschapsgerelateerde ziekte. De periode van de zwangerschapsgerelateerde ziekte schort de berekening van de periode waarover de hoogte van de loondoorbetaling wordt bepaald, op. Ingevolge artikel 29a van de Ziektewet heeft de vrouwelijke ambtenaar over de periode van zwangerschapsgerelateerde ziekte recht op ziekengeld ter hoogte van 100% van haar dagloon. In artikel 7:19 is de samenloop van bezoldiging bij ziekte met het ziekengeld geregeld. Lid 11 Volgens het elfde lid worden ziekteperioden samengeteld als zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen. Uit het gelijke behandelingsrecht vloeit voort dat de periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof niet aangemerkt mag worden als ziekte. Dit heeft tot gevolg dat ziekteperioden die onderbroken worden door het zwangerschaps- en bevallingsverlof in principe niet mogen worden samengeteld aangezien er door het verlof een onderbreking van vier weken of meer plaatsvindt tussen de ziekteperioden. Indien de ziekte echter direct voorafgaat aan en direct aansluit op het zwangerschaps- en bevallingsverlof én de ziekte moet redelijkerwijs worden geacht voort te vloeien uit dezelfde oorzaak, worden deze perioden samengeteld. Hieronder zijn een aantal voorbeelden opgenomen. Voorbeeld I Een medewerkster is ziek vanaf 1 januari 2006. Op maart 2006 herstelt zij, waarna zij op 29 maart 2006 (na 2 weken) weer ziek wordt. De periode van herstel heeft korter geduurd dan 4 weken. Daardoor geldt 1 januari 2006 als eerste ziektedag. Dit betekent dat de bezoldiging op 15 juli 2006 (dit is zes maanden + 2 weken na 1 januari 2006) wordt teruggebracht naar 90%. Op 15 januari 2007 wordt de bezoldiging vervolgens teruggebracht naar 75% en per 15 januari 2008 naar 70%. Voorbeeld II Een medewerkster is ziek vanaf 1 januari 2006. Op 15 maart 2006 herstelt zij, waarna zij op 26 april (na 6 weken) weer ziek wordt. De periode van herstel heeft langer geduurd dan 4 weken. Daardoor geldt 26 april 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor terugbrengen van de bezoldiging begint te lopen. Dit betekent dat de bezoldiging op 26

oktober 2006 (dit is 6 maanden na 26 april 2006) wordt teruggebracht naar 90%. Op 26 april 2007 wordt de bezoldiging vervolgens teruggebracht naar 75% en per 26 april 2008 naar 70%. Voorbeeld III Een medewerkster is ziek vanaf 1 januari 2006. Op 15 maart 2006 herstelt zij. Op 29 maart 2006 gaat zij met zwangerschaps- en bevallingsverlof. Zij zou op 19 juli 2006 weer moeten gaan werken. Op dat moment is zij echter ziek. Omdat de medewerkster voorafgaand aan het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet ziek was, geldt het zwangerschaps- en bevallingsverlof als onderbreking van 4 weken of meer. Daardoor geldt 19 juli 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor het terugbrengen van de bezoldiging begint te lopen. Dit betekent dat op 19 januari 2007 (dit is 6 maanden na 20 juli 2006) de bezoldiging wordt teruggebracht tot 90%. Op 19 juli 2007 wordt de bezoldiging vervolgens teruggebracht naar 75% en per 19 Juli 2008 naar 70%. Voorbeeld IV Een medewerkster is ziek vanaf 1 januari 2006. Op 1 mei 2006 gaat zij met zwangerschaps- en bevallingsverlof tot en met 20 augustus 2006. Op 21 augustus 2006 zou zij weer moeten gaan werken. Echter, zij is op dat moment nog ziek. Er zijn twee mogelijkheden. Mogelijkheid A De ziekte na het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft dezelfde oorzaak als de ziekte voor dat verlof. In dit geval geldt 1 januari 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor terugbrengen van de bezoldiging begint te lopen. Dit betekent dat de bezoldiging op 21 oktober 2006 (dit is 6 maanden + 16 weken na 1 januari 2006) wordt teruggebracht naar 75% en per 21 april 2008 naar 70%. Mogelijkheid B De ziekte na het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft een andere oorzaak dan de ziekte voor dat verlof. In dit geval geldt 21 augustus 2006 als eerste ziektedag, waarop de termijn voor het terugbrengen van de bezoldiging begint te lopen. Dit betekent dat op 21 februari 2007 (dit is 6 maanden na 21 augustus 2006) de bezoldiging wordt teruggebracht tot 90%. Op 21 augustus 2007 wordt de bezoldiging vervolgens teruggebracht naar 75% en per 21 augustus 2008 naar 70%. Lid 12 Indien de ambtenaar na 24 maanden van ziekte definitief wordt herplaatst in een andere betrekking door middel van een wijziging van de aanstelling (artikel 7:16), tweede lid), ontstaat op de ingangsdatum van de wijziging van de aanstelling een nieuwe situatie. Als de ambtenaar weer ziek wordt in deze aanstelling beginnen de termijnen van dit artikel opnieuw te lopen. Lid 13

Het twaalfde lid geeft de basis voor artikelen die het onderwerp recht op bezoldiging nader regelen. In de artikelen 7:8 tot en met 7:8:3 is hieraan uitdrukking gegeven. Ook de artikelen 7:13:1, 7:13:2, 7:14 en 7:15:1 bevatten bepalingen met betrekking tot het niet uitbetalen van en het tussentijds stopzetten van de bezoldiging. E. Artikel 7:9 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 7:9 1. Het college is verplicht zo tijdig mogelijk zodanige maatregelen te treffen en voorschriften te geven als redelijkerwijs nodig is, opdat de ambtenaar, die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek verhinderd is zijn arbeid te verrichten, in staat wordt gesteld de eigen arbeid of passende arbeid te verrichten. 2. Indien vaststaat dat de eigen arbeid niet meer kan worden verricht en binnen de openbare dienst van de gemeente geen passende arbeid voorhanden is, bevordert het college de inschakeling van de ambtenaar in passende arbeid buiten de openbare dienst van de gemeente. 3. Uit hoofde van zijn verplichting, genoemd in het eerste en tweede lid, stelt het college in overeenstemming met de ambtenaar een plan van aanpak op als bedoeld in artikel 71a, tweede lid, van de WAO. Het plan van aanpak wordt met medewerking van de ambtenaar regelmatig geëvalueerd en zo nodig bijgesteld. 4. Het college stelt een protocol vast, waarin de regels zijn opgenomen met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begeleiding van ziekteverzuim, verplichtingen omtrent ziek- en herstelmeldingen daaronder begrepen, de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in acht te nemen procedures. De toelichting op artikel 7:9 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Lid 1 en 2 Onder het treffen van maatregelen moeten ook het verrichten van werkzaamheden in het kader van de reïntegratie en het volgen van noodzakelijke scholing in het kader van de reïntegratie, bedoeld in artikel 7:1, eerste lid, onder b en c, worden begrepen. Doel van deze maatregelen is terugkeer in de eigen arbeid dan wel plaatsing in een passende functie. Op grond van de Wet verbetering poortwachter is in artikel 7:9 voor de werkgever de verplichting opgenomen om er, zover als mogelijk, voor te zorgen dat de ambtenaar bij de eigen organisatie arbeid kan verrichten (eerste spoor). Als bij de eigen organisatie geen passende arbeid te vinden is, moet de werkgever (laten) zoeken naar passende arbeid bij een andere werkgever (tweede spoor). De tekst van artikel 7:9 komt overeen met de tekst van artikel 658a van boek 7, titel 10 van het Burgerlijk Wetboek. Het is mogelijk dat de werkgever en de werknemer van mening verschillen over de aanwezigheid van passende arbeid. Artikel 30, eerste lid, onder f, van de Wet structuur

uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bepaalt dat de werknemer of de werkgever UWV kan verzoeken een onderzoek in te stellen naar en een oordeel te geven over de aanwezigheid van passende arbeid, die de zieke werknemer voor de werkgever in staat is te verrichten. Lid 3 In de WAO zijn, naast de aanspraken van de werknemers, ook verplichtingen voor werkgever en werknemer opgenomen. Een van de verplichtingen betreft het opstellen van een plan van aanpak, dat opgesteld moet worden op het moment dat sprake is van dreigend langdurig ziekteverzuim. Dit plan van aanpak moet volgen op een probleemanalyse en advies van de arbo-dienst, dat na 6 weken ziekte moet worden opgesteld. Binnen twee weken daarna moet het plan van aanpak zijn opgesteld. Hierin moet worden opgenomen welke maatregelen in het kader van het herstel van de ambtenaar getroffen worden. Afspraken over de te verrichten werkzaamheden en de te volgen scholing moeten worden neergelegd in het plan van aanpak. De werkgever laat zich bij het maken van de afspraken bijstaan door een ter zake deskundige, bijvoorbeeld de bedrijfsarts of door de arbo-dienst. Lid 4 In de CAO 2002-2003 is de verplichting opgenomen dat de werkgever een verzuimprotocol vaststelt. In diezelfde CAO zijn enkele verplichtingen elementen van dat verzuimprotocol vastgesteld. In de ledenbrief van 26 november 2002, Lbr. 02/167 is een handreiking gedaan voor een verzuimprotocol. De verplichte elementen maken daar onderdeel van uit. F.Artikel 7:11, derde lid, vervalt. De toelichting op artikel 7:11 wordt gewijzigd en komst als volgt te luiden: In artikel 7:11 zijn de algemene verplichtingen opgenomen, die in het kader van ziekteverzuim en reïntegratie voor de werknemer gelden. Op overtreding van deze verplichtingen staat een sanctie. Deze sancties zijn opgenomen in artikel 7:14 (inhouding bezoldiging) en artikel 8:5a (ontslag is in nader gespecificeerde situaties ook mogelijk binnen 24 maanden na ziekte). Lid 1 In het kader van de Wet verbetering poortwachter is in het eerste lid, onderdeel a en b, voor de werknemer de verplichting opgenomen medewerking te verlenen aan zijn reïntegratie. Dit artikel is opgenomen in de CAR om hiermee uitdrukking te geven aan de nieuwe en strengere regelgeving in het kader van preventie ziekteverzuim en reïntegratie en de invoering van de Wet verbetering poortwachter, die op 1 april 2002 in werking is getreden. De tekst van het eerste lid komt overeen met artikel 660a, boek 7,

titel 10, van het Burgerlijk Wetboek. Het eerste lid is ook de tegenhanger van de verplichtingen die in het kader van preventie ziekteverzuim en reïntegratie aan de werkgever worden opgelegd (zie artikel 7:9). Het artikel verplicht de ambtenaar actief mee te werken aan het reïntegratieproces, zowel in het eerste begin van de ziekte als lopende het reïntegratietraject. Onder de maatregelen waaraan de ambtenaar gevolg moet geven moeten onder andere werkzaamheden en scholing in het kader van de reïntegratie worden verstaan (zie artikel 7:9, tweede lid). Lid 2 De ambtenaar is verplicht om aangeboden passende arbeid te aanvaarden. De sanctie op het zonder deugdelijke grond niet aanvaarden van deze arbeid is neergelegd in artikel 7:14 (inhouding bezoldiging) en artikel 8:5a (ontslag binnen dan wel na 24 maanden na de eerste ziektedag bij het zonder deugdelijke grond niet aanvaarden van passende arbeid). Artikel 30, eerste lid, onder f, SUWI bepaalt dat werkgever of werknemer UWV kan verzoeken een onderzoek in te stellen naar dan wel een oordeel te geven over de aanwezigheid van passende arbeid, die de zieke werknemer voor de werkgever in staat is te verrichten. G. Artikel 7:14, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 1. De ambtenaar die zich niet houdt aan zijn verplichtingen, bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, onder c, wordt disciplinair gestraft wegens plichtsverzuim. Artikel 7:14, tweede lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 2. De doorbetaling van de bezoldiging, bedoeld in artikel 7:3, wordt gestaakt, indien en voor zolang de ambtenaar: a. weigert mee te werken aan, door het college of een door hem aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften of getroffen maatregelen, als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, onder a, die erop gericht zijn om de betrokkene in staat te stellen de eigen passende arbeid te verrichten; b. weigert mee te werken aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 7:11, eerste lid, onder b. c. weigert aangeboden passende arbeid te verrichten, waartoe hij op grond van artikel 7:11, tweede lid, verplicht is. De toelichting op artikel 7:14, voorafgaand aan lid 1, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 7:14

De in dit artikel beschreven situaties kunnen tijdelijk zijn. Dit houdt in dat artikel 7:14 ook tussentijds kan worden toegepast. Wanneer de situatie weer hersteld is, wordt de betaling van de bezoldiging weer gestart. Artikel 7:14 ziet op de verplichtingen die op grond van artikel 7:11 aan de ambtenaar zijn opgelegd. Artikel 7:14 sanctioneert de ambtenaar die zich niet houdt aan de volgende verplichtingen, te weten: - het niet naleven van het ziekteverzuimprotocol; - het niet naleven van de voorschriften en maatregelen (zoals het verrichten van werkzaamheden en scholing in het kader van de reïntegratie als bedoeld in artikel 7:1, eerste lid, onderdelen b en c) die door het college gesteld kunnen worden: - het niet meewerken aan het plan van aanpak en - het weigeren van passende arbeid. H. Artikel 7:16, inclusief koptekst, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Wijze van opdragen passende arbeid Artikel 7:16 1. Passende arbeid, bedoeld in artikel 7:11, tweede lid, wordt de ambtenaar opgedragen: a. door plaatsing in een andere betrekking voor tijdelijk duur, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling; b. door plaatsing in een andere betrekking bij wijze van proef, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling; c. bij een andere werkgever, door een tijdelijke detachering, zonder dat dit gepaard gaat met een wijziging van de aanstelling. 2. Na 24 maanden van ziekte kan passende arbeid, bedoeld in artikel 7:11, tweede lid, aan de ambtenaar worden opgedragen in een andere betrekking, door wijziging van de aanstelling. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder een andere betrekking mede verstaan het verrichten van dezelfde werkzaamheden onder andere voorwaarden. De toelichting op artikel 7:16 wordt gewijzigd en komst als volgt te luiden: Bij het opdragen van passende arbeid kunnen twee situaties worden onderscheiden: 1. de situatie waarin de aanstelling in de oude betrekking gehandhaafd blijft, maar waarbij de ambtenaar tijdelijk andere arbeid wordt opgedragen; 2. de situatie waarin de aanstelling na 24 maanden van ziekte wordt gewijzigd; de oude betrekking van de ambtenaar komt te vervallen en deze krijgt een nieuwe betrekking in passende arbeid.

ad 1 De situatie beschreven onder 1) zal zich vooral voordoen in die gevallen waarbij: - terugkeer in de oude betrekking nog mogelijk wordt geacht en de betrokkene bijvoorbeeld passende arbeid verricht, - (volledige) terugkeer in de oude betrekking niet mogelijk wordt geacht en de betrokkene tijdelijk een andere betrekking vervult, bijvoorbeeld bij wijze van proef voorafgaand aan een definitieve herplaatsing. Door schriftelijk vast te leggen op welke wijze passende arbeid, ook zonder aanpassing van de aanstelling, aan de ambtenaar wordt opgedragen, wordt voor de ambtenaar en de werkgever inzichtelijk wat van de ambtenaar verlangd wordt. Hierna kan een wijziging van de aanstelling plaatsvinden. Ook is het mogelijk dat de ambtenaar terugkeert in zijn eigenlijke functie. Over de uren dat de ambtenaar deze werkzaamheden verricht, heeft hij recht op de doorbetaling van zijn bezoldiging (artikel 7:3, zesde lid, onderdeel b). ad 2 De Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting tijdens ziekte 2003 heeft de WAO gewijzigd waardoor de wachttijd voor een WAO-uitkering is verlengd van 1 jaar naar 2 jaar. Indien het mogelijk zou zijn de zieke medewerker definitief te herplaatsen binnen twee jaar in een passende functie zou de situatie ontstaan dat hij naast zijn nieuwe inkomen geen recht heeft op een WAO-uitkering (en een eventuele herplaatsingstoelage). In het BW is daarnaast geregeld dat de werknemer in de eerste twee jaar van ziekte kan terugvallen op de arbeidsovereenkomst van de eigen werkgever bij het verrichten van passende arbeid. Deze twee wijzigingen zijn de reden geweest om artikel 7:16 op punt van de definitieve herplaatsing te wijzigen. Als gevolg hiervan kan een wijziging van de aanstelling pas plaatsvinden nadat er twee jaren van ziekte zijn verstreken. De situatie beschreven onder 2) zal zich voordoen indien na 24 maanden van ziekte duidelijk is dat betrokkene niet kan terugkeren in zijn oude betrekking. De herplaatsing kan eventueel vooraf worden gegaan door een herplaatsing bij wijze van proef. Een belangrijk verschil met de situatie onder 1) is dat bij een definitieve herplaatsing door middel van een wijziging in de aanstelling de bezoldiging van de ambtenaar wordt aangepast aan het niveau en de omvang van de nieuwe betrekking. Dit is mogelijk op grond van artikel 3:1, achtste lid. Indien de ambtenaar definitief wordt herplaatst in een andere betrekking door middel van een wijziging van de aanstelling, ontstaat op de ingangsdatum van de wijziging van de aanstelling een nieuwe situatie. Als de ambtenaar ziek wordt in deze functie beginnen de termijnen ingevolge artikel 7:3 opnieuw te lopen. Indien de ambtenaar definitief is herplaatst, wordt voor wat betreft de doorbetaling van de bezoldiging altijd uitgegaan van de bezoldiging die geldt voor die nieuwe betrekking.

Het spreekt voor zich dat naarmate de arbeidsongeschiktheid langer duurt, een bredere oriëntatie ten aanzien van de te verrichten passende arbeid mag worden verwacht. Naarmate de duur van de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid langer is, kan van de ambtenaar worden verlangd dat deze concessies doet met betrekking tot door hem te verrichten passende arbeid als reïntegratie in de eigen arbeid niet tot de mogelijkheden behoort. Artikel 7:14 beidt de mogelijkheid om de bezoldiging te staken, wanneer de ambtenaar zonder deugdelijke grond de aangeboden passende arbeid weigert. Bij de beoordeling van de deugdelijkheid van de weigeringgrond zal worden meegewogen of de arbeid wel voldoet aan het criterium passen. De ultieme sanctie op het zonder deugdelijke reden weigeren van passende arbeid is ontslag. Dit kan ook binnen 24 maanden plaatsvinden. Sinds 1 januari 2003 beidt artikel 8:5a daartoe mogelijkheid. Situationele arbeidsongeschiktheid In het geval de ambtenaar situationeel arbeidsongeschikt is, zal in de regel geen sprake zijn van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO. Als de ambtenaar arbeid wordt aangeboden, die gelijk of nagenoeg gelijk is aan de functie die hij bekleedde, zij het bij een ander organisatieonderdeel, dan zal de ambtenaar deze arbeid in principe niet mogen weigeren. De oorzaak van de uitval, de situatie waarin de ambtenaar zijn werk moest verrichten, is dan immers weggenomen. Weigert de ambtenaar deze arbeid wel, dan kan besloten worden tot toepassing van artikel 7:14 en kan de bezoldiging gestaakt worden. I. Artikel 7:18 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 7:18 Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het in mindering brengen van inkomsten uit passende arbeid of werkzaamheden in het kader van de reïntegratie op de bezoldiging. De toelichting op artikel 7:18 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Artikel 7:18 geeft de basis aan voor UWO-artikelen die het onderwerp het in mindering brengen van inkomsten uit passende arbeid of werkzaamheden in het kader van de reïntegratie op de bezoldiging nader regelen. Dat betekent dat voor UWO-gemeenten het in mindering brengen van inkomsten uit passende arbeid of werkzaamheden in het kader van de reïntegratie op de bezoldiging inhoudelijk in artikel 7:18:1 volledig is uitgewerkt. UWO-gemeenten kunnen derhalve weliswaar geen nadere regels aan dit UWO-artikel toevoegen, wel kunnen UWO-gemeenten nadere uitvoeringsregels vaststellen ter uitvoering van een UWO-artikelen voor zover noodzakelijk.

J. Artikel 7:18:1, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: Indien de ambtenaar tijdens de verhindering tot het vervullen van zijn betrekking, op grond van een aan het college uitgebracht advies door de arbo-dienst of door het UWV, in het belang van zijn genezing of zijn reïntegratie, dan wel in het kader van herplaatsing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, worden de inkomsten uit deze arbeid in mindering gebracht op de bezoldiging waar de ambtenaar recht op heeft krachtens artikel 7:3. De toelichting op artikel 7:18:1 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden. Als de zieke ambtenaar in het belang van zijn genezing, reïntegratie of herplaatsing werkzaamheden verricht voor zichzelf of voor derden (bijvoorbeeld bij een andere werkgever), moeten de verkregen inkomsten in mindering gebracht worden op de bezoldiging waarop hij ingevolge artikel 7:3 aanspraak op heeft. Deze verrekening vindt als volgt plaats. In overleg met de ambtenaar wordt vastgesteld hoeveel uren hij besteedt aan de betreffende werkzaamheden. Op basis hiervan wordt de hoogte van de loondoorbetaling, bedoeld in artikel 7:3, vastgesteld. De inkomsten die de ambtenaar verwerft, worden op de bezoldiging in mindering gebracht. K. In artikel 7:19, eerste lid, worden de woorden eerste lid geschrapt. Aan artikel 7:19 wordt een nieuwe vijfde lid toegevoegd: 5. Indien de ZW-uitkering meer bedraagt dan het bedrag waarop de ambtenaar op grond van artikel 7:3 recht heeft, wordt het meerdere aan de ambtenaar uitbetaald. Aan de toelichting op artikel 7:19 wordt een toelichting lid 5 toegevoegd: Lid 5 De medewerker die zwangerschapsgerelateerde ziek is, heeft ingevolge de Ziektewet recht op een uitkering. De uitkering is gecedeerd aan de werkgever ingevolge het vierde lid. Als het bedrag van de uitkering hoger ligt dan het bedrag waar de ambtenaar recht op heeft op grond van artikel 7:3, wordt het meerdere uitbetaald aan de ambtenaar. L.In artikel 7:20 worden de woorden eerste lid geschrapt. In de toelichting op artikel 7:20 wordt het cijfer 18 vervangen door de woorden: 6 (voor ziektegevallen van voor 1 januari 2004 moet hier 18 maanden gelezen worden). In de toelichting op artikel 7:20 wordt de zin Per saldo houdt de ambtenaar dus recht op 80% van de bezoldiging, geschrapt.

M. In artikel 7:21, eerste lid, worden de woorden eerste lid geschrapt. De toelichting op artikel 7:21 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: In artikel XV, veertiende lid, van de Wet terugdringing ziekteverzuim (WTZ) is bepaald dat de WAO-wachttijd in drie gevallen kan worden verlengd en wel: a. met de duur van de verlenging van de wachttijd, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de WAO, indien de wachttijd op grond van het zevende lid van dat artikel wordt verlengd; b. met de duur van de vertraging indien de werkgever de aangifte bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de ZW later doet dan op grond van dat artikel van de ZW is voorgeschreven; c. met de duur van het tijdvak, dat het UWV op grond van artikel 71a, negende lid, van de WAO heeft vastgesteld. ad a In artikel 19, zevende lid, van de WAO is bepaald dat de WAO-wachttijd op verzoek van werkgever en werknemer gezamenlijk verlengd kan worden. ad b Artikel 38 ZW legt een werkgever de verplichting op uiterlijk op de eerste dag nadat de ziekte 13 weken heeft geduurd de ziekte te melden bij het UWV. Als de werkgever deze melding te laat doet, wordt de wachttijd voor de WAO met de duur van de vertraging verlengd. De WAO-uitkering gaat dan pas later in. ad c Bij de aanvraag van een WAO-uitkering moet een reïntegratieverslag worden ingediend. Als het UWV van mening is dat de werkgever zonder deugdelijke grond zijn verplichtingen niet is nagekomen of onvoldoende reïntegratie-inspanningen heeft verricht, kan het UWV de termijn gedurende de werkgever het loon moet doorbetalen verlengen. Dit komt neer op een verlenging van de WAO-wachttijd. De termijn van de verlenging is maximaal 52 weken en wordt afhankelijk gesteld van de aard en ernst van het verzuim. De sanctiebevoegdheid is neergelegd in artikel 71a, negende lid, van de WAO. Door de Wet verlenging loondoorbetalingsverplichting bij ziekte 2003 is de wachttijd voor de WAO verlengd van 1 jaar naar 2 jaar. Voor ziektegevallen van voor 1 januari 2004 geldt de bepaling uit de Wet terugdringing ziekteverzuim zoals die op 31 december 2003 gold. Hierbij wordt uitgegaan van een wachttijd van 52 weken voor de WAO. Als om de drie hiervoor genoemde redenen de WAO-uitkering pas op een later tijdstip ingaat dan na 104 weken ziekte, kan op de door te betalen bezoldiging na 104 weken ziekte geen WAO-uitkering in mindering worden gebracht. Dit betekent dat de werkgever

feitelijk na 104 weken ziekte een zwaardere financiële last draagt. In het geval genoemd onder a hiervoor is sprake van een bewuste keuze. Deze keuze kan voor werkgever en werknemer gunstig zijn als reïntegratie aanstaande is. De werknemer krijgt dan niet te maken met een WAO-uitkering; de werkgever heeft als voordeel dat de Pemba-premie niet verhoogd wordt als gevolg van het feit dat een medewerker een WAO-uitkering heeft. In de gevallen b en c hiervoor kan dit worden beschouwd als een sanctie voor de werkgever voor het niet naleven van de reïntegratie-verplichtingen. De medewerker merkt financieel dus niets van de verlenging van de wachttijd op grond van de hiervoor genoemde redenen. Op grond van artikel 7:3 heeft de medewerker na 24 maanden ziekte recht op 70% van zijn bezoldiging. Lid 1 Het eerste lid bepaalt dat de aanspraak op een WAO-uitkering in mindering wordt gebracht op de doorbetaling van bezoldiging. Let op: de WAO-uitkering wordt alleen in mindering gebracht op de door te betalen bezoldiging indien deze beide kunnen worden toegerekend aan één en dezelfde betrekking. In het geval de betrokkene ondertussen definitief is herplaatst is in een andere functie door middel van een wijziging van de aanstelling wordt de WAO-uitkering, voor zover die voortvloeit uit die oude betrekking, niet in mindering gebracht op de door te betalen bezoldiging tijdens ziekte. Lid 2 Het tweede lid bevat een bepaling voor de situatie waarin sprake is van een zieke ambtenaar die meer dan één baan heeft. Indien betrokkene voor beide betrekkingen arbeidsongeschikt wordt, zal slechts één WAO-uitkering worden toegekend die betrekking heeft op beide banen. Op doorbetaling van bezoldiging voor één van die functies zal de werkgever uitsluitend dat deel van de WAO-uitkering in mindering moeten brengen dat verband houdt met de arbeidsongeschiktheid uit die functie. Dit dient naar rato van de bezoldiging van de beide betrekking te worden bepaald. Lid 3 t/m 5 In het derde tot en met vijfde lid wordt geregeld dat bij samenloop van een WAO-uitkering en doorbetaling van bezoldiging tijdens ziekte wordt uitgegaan van een WAO-uitkering berekend naar een mate van volledige arbeidsongeschiktheid, in die situaties waarbij de WAO-uitkering niet (tijdig) wordt aangevraagd ofwel wordt verminder. Het niet tijdig of volledig ontvangen van een WAO-uitkering dient wel verwijtbaar te zijn aan betrokkene. Hiermee wordt voorkomen dat de ontstane meerlasten kunnen worden afgewenteld op de werkgever die immers een hoger bedrag aan bezoldiging dient door te betalen ingeval de WAO-uitkering niet of niet volledig tot uitbetaling komt en dit betrokkene te verwijten is. Omdat dit gevolg ongewenst is, geven genoemde leden de werkgever de mogelijkheid in dergelijke gevallen toch een korting op de bezoldiging toe te passen.

N. Aan hoofdstuk 7 wordt een nieuw artikel 7:28, inclusief koptekst, toegevoegd. Overgangsartikel Artikel 7:28 1. Op de ambtenaar van wie de eerste dag van ongeschiktheid bedoeld in artikel 7:3 is gelegen voor 1 januari 2004 zijn de artikel 7:1, 7:3, 7:9, 7:11, 7:14, 7:16 en 7:18 niet van toepassing. 2. Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, zijn de artikelen 7:1, 7:3, 7:9, 7:11, 7:14, 7:16 en 7:18 zoals die golden op 31 december 2005, van toepassing. 3. Het college stelt per 1 januari 2006 voor de ambtenaren van wie de eerste dag van ongeschiktheid, bedoeld in artikel 7:3, is gelegen op of na 1 januari 2004, de duur van de ongeschiktheid vast. De hoogte van de loondoorbetaling vanaf 1 januari 2006 wordt bij voortduring van de ongeschiktheid berekend op basis van het bepaalde in artikel 7:3, eerste tot en met het vierde lid. Aan de toelichting op hoofdstuk 7 wordt de toelichting op artikel 7:28 toegevoegd. Artikel 7:28 lid 1 en 2 Het overgangsartikel heeft de volgende strekking. De artikelen gelden niet met ingang van 1 januari 2006 en zijn van toepassing op de lopende ziektegevallen van op of na 1 januari 2004. Dit betekent niet dat de artikelen terugwerken tot 1 januari 2004. Er wordt door middel van dit artikel een onderverdeling gemaakt in twee groepen van ziektegevallen. De groep van wie de ziekte ligt voor 1 januari 2004, hiervoor gelden de bepalingen genoemd in artikel 7:28 zoals die golden op 31 december 2005. De groep van wie de eerste ziektedag lag op of na 1 januari 2004 valt met ingang van 1 januari 2006 onder de huidige bepalingen. Lid 3 De hoogte van de loondoorbetaling als bedoeld in de leden een tot en met vier van artikel 7:3 gelden vanaf 1 januari 2006 voor medewerkers die op of na 1 januari 2004 ziek zijn geworden. Voor de ambtenaar van wie de eerste ziektedag lag voor 1 januari 2004, vangt een nieuwe ziekteperiode ingevolge artikel 7:3, vierde lid (zoals dat artikel gold op 31 december) aan, als sprake is geweest van een onderbreking in 2004 van 4 weken of langer. Er is sprake van een nieuwe ziekteperiode die is aangevangen na 1 januari 2004. Hetzelfde geldt voor de zieke medewerker van voor 1 januari 2004, die in 2004 definitief is herplaatst op grond van artikel 7:16, eerste lid, onder c (zoals dat artikel gold op 31 december 2005). Als de medewerker in de gewijzigde aanstelling opnieuw ziek wordt, is sprake van een ziekteperiode die is aangevangen na 1 januari 2004. Dit betekent voor een medewerker van wie bijvoorbeeld de eerste ziektedag lag op 1 maart 2005, dat hij op 1 januari 2006 10 maanden ziek is. Op grond van artikel 7:3,

tweede lid, heeft hij met ingang van 1 januari 2006 recht op doorbetaling van 90% van zijn bezoldiging. Met ingang van 1 maart 2006 is de ambtenaar 12 maanden ziek en heeft hij ingevolge artikel 7:3, derde lid, recht op doorbetaling van 75% van zijn bezoldiging. Op doorlopende ziektegevallen van voor 1 januari 2004 blijven de percentages van de loondoorbetaling gelden, die zijn opgenomen in artikel 7:3, zoals die bepaling gold op 31 december 2005 (eerste 18 maanden 100%, daarna 80% van de bezoldiging). O. Aan hoofdstuk 7 wordt een nieuw artikel 7:28:1 toegevoegd. Artikel 7:28:1 1. Op de ambtenaar wie de eerste dag van ziekte is gelegen voor 1 januari 2004 is artikel 7:18:1 niet van toepassing. 2. Op de ambtenaar, bedoeld in het vorige lid, is artikel 7:18:1 zoals dat gold op 31 december 2005, van toepassing. Aan de toelichting op hoofdstuk 7 wordt de toelichting op artikel 7:28 toegevoegd. Artikel 7:28 Voor de strekking van dit overgangsartikel zij verwezen naar de toelichting bij artikel 7:28, eerste en tweede lid. P. Artikel 8:5 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 1. Ontslag kan aan de ambtenaar worden verleend op grond van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ziekte mede verstaan gebreken. Het ontslag wordt eervol verleend door het bestuursorgaan dat bevoegd is tot aanstelling in de betrekking. 2. Een ontslag als bedoeld in het eerste lid mag slechts plaatsvinden indien: a. er sprake is van ongeschiktheid voor de vervulling van zijn betrekking wegens ziekte gedurende een periode van 24 maanden; b. herstel van zijn ziekte niet binnen een periode van 6 maanden na de in onderdeel a genoemde periode van 24 maanden is te verwachten; c. het na zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken de ambtenaar binnen de openbare dienst van de gemeente andere arbeid op te dragen, als bedoeld in artikel 7:9. 3. Het bestuursorgaan wint voor het beoordelen van de vraag of er sprake is van een situatie als bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, advies in bij door de uitvoeringsinstelling daartoe aangewezen medisch deskundige. 4. De in het derde lid bedoelde arts betrekt bij zijn beoordeling een arts, aangewezen door het bestuursorgaan en, indien de ambtenaar dit wenst, een arts, aangewezen door de ambtenaar.