Rijexamen: Clusteropdracht Omkeeropdracht Zelfreflectie en meer (wordt je aangeboden door Autorij-instructie.nl) Het autorijexamen Een praktijkexamen voor het behalen van je rijbewijs-b duurt ongeveer 55 minuten. Voor aanvang van het praktijkexamen maak je kennis met de examinator, die je vraagt naar het formulier zelfreflectie. Na afloop van het examen wordt dit besproken. De examinator controleert je identiteitsbewijs én of je geslaagd bent voor je theorie-examen. Buiten aangekomen moet je een kenteken van een stilstaande auto op een afstand van ongeveer 25 meter kunnen lezen (de ogentest). Voordat het rijexamen kan beginnen kunnen je een aantal vragen worden gesteld met betrekking tot de voertuigcontrole; zowel buiten als in het voertuig. Rest nog het afstellen van de zithouding (stuur en stoel), juist afstellen van de spiegels én het omleggen van de veiligheidsgordel. Wat er tijdens het rijden van het praktijkexamen onder andere van je verwacht wordt, lees je onderstaand.
Zelfstandig route rijden Bij het zelfstandig rijden van een route -die ongeveer 10 á 15 minuten duurt- moet je tijdens het rijden kunnen laten zien dat je in staat bent onder eigen verantwoordelijkheid de juiste en veilige beslissingen binnen het verkeer te nemen. Je moet de route zelfstandig kunnen rijden door: 1. naar een oriëntatiepunt rijden (een voor jou bekend punt, of een zichtbaar hoog object) 2. met behulp van een navigatiesysteem rijden (niet verplicht) 3. het rijden op basis van een cluster van opdrachten (gemiddeld krijg je drie opdrachten tegelijkertijd) Note: aankomen op de plaats van bestemming is niet het meest belangrijke, wel het op een vlotte, zelfstandige wijze komen tot verantwoorde en veilige keuzes Vooraf aangegeven bestemming / oriëntatiepunt Dit houdt in dat de je zelfstandig naar een vooraf aangegeven oriëntatiepunt moet kunnen rijden. Dit kan een voor jou bekende bestemming zijn of -als je plaatselijk minder bekend bent- een duidelijk in de verte zichtbaar gebouw of object. Rijden met behulp van het navigatiesysteem Hierbij moet je -na instructie van de examinator- het navigatiesysteem zelfstandig instellen op een door de examinator opgegeven straat en huisnummer.
Bij het volgen van de daarop volgende rit moet je er zelf rekening mee te houden dat de kans bestaat dat het navigatiesysteem je door een straat wil sturen waar je niet in mag (b.v. borden geslotenverklaring C1 en C2). Als je dit signaleert, moet je zelf een juiste, vlotte en veilige oplossing vinden voor dit probleem. Ook moet je er rekening mee houden dat het navigatiesysteem wel eens gebreken zou kunnen vertonen of een foutieve weergave heeft. Er wordt van je verwacht dat je zelf ook op blijft opletten, dit signaleert en corrigeert. De clusteropdracht Het clusteren (bundelen) van opdrachten kan een lastige opgave zijn. Je moet maximaal 5 opdrachten achter elkaar kunnen onthouden, vergelijkbaar met een praktijksituatie waarbij je in een onbekende omgeving de weg vraagt. Op het aangegeven eindpunt aangekomen, kan je eventueel een nieuwe cluster van opdrachten ontvangen. Als je een vergissing hebt gemaakt is dat niet erg. Zoek in dat geval zelf een veilige plaats om stil te gaan staan, zodat je verduidelijking of verdere aanwijzingen kan vragen. Voorwaarden bij de clusteropdracht: de opdracht kan alle soorten wegen inhouden: erf, 30-km zone, binnen de bebouwde kom, buiten de bebouwde kom en op autowegen en autosnelwegen de opdracht moet minimaal drie en maximaal vijf herkenningspunten inhouden (cluster) de opdracht moet bij voorkeur worden gegeven wanneer je buiten het verkeer stilstaat de methode dient gedurende minimaal 10 min. te worden toegepast
n de opdracht worden, zoveel mogelijk, markante punten gebruikt in verband met de herkenbaarheid hiervan Bijvoorbeeld: de opdracht zou kunnen luiden: ga bij de T-splitsing links, ga na het tankstation rechts, ga voor de kerk links en probeer tot slot zo dicht mogelijk na de eerste bushalte te parkeren. Milieubewust rijden Dit houdt in dat de je in staat moet zijn om milieubewuste keuzes te kunnen maken en hierna te handelen zoals onder andere beschreven staat in "Het Nieuwe Rijden" Volgens het principe van Het Nieuwe Rijden houd je onder andere rekening met: schakelen - schakel zo vroeg mogelijk op naar een hogere versnelling, tussen de 2000 en 2500 toeren rijden - rijd zoveel mogelijk met een gelijkmatige snelheid en een laag motortoerental in een zo hoog mogelijke versnelling vooruitkijken - kijk zo ver mogelijk vooruit en anticipeer op het overige verkeer uitrollen - Zie je dat je snelheid moet minderen of moet stoppen voor een verkeerslicht, laat dan tijdig gas los en laat de auto in de versnelling van dat moment uitrollen motor uitzetten - zet de motor uit bij stops, waarbij je vermoedt dat deze langer gaan duren dan 1 minuut en start daarna kort voor vertrek weer zonder gas te geven bandenspanning - controleer maandelijks de bandenspanning cruise control - maak -als dit logisch of noodzakelijk is- gebruik van de apparatuur en hulpmiddelen in de auto zoals: toerenteller, cruise control en boordcomputer
energieverbruikers - ga bewust om met energieverbruikers zoals, airconditioning (plusminus 25% brandstoftoename), achterruitverwarming (plusminus 10% brandstoftoename) en onnodig voeren van verlichting. Maar denk bijvoorbeeld ook aan geopende autoramen en de autoradio. Zet deze dus uit wanneer u ze niet meer nodig heeft. Uitvoeren van Bijzondere verrichtingen Je moet tijdens het examen zelfstandig een bijzondere verrichting / manoeuvre kunnen uitvoeren De opdrachten kunnen bestaan uit: 1. Omkeeropdracht 2. Parkeeropdracht 3. Stopopdracht Doel bij het uitvoeren van de bijzondere verrichting(en) is dat je moet kunnen laten zien dat je zelfstandig tot een juiste, vlotte uitvoering van een bijzondere verrichting komt. Je kunt twee van de drie genoemde bijzondere verrichten verwachten, waarbij bij één van verrichtingen achteruitgereden moet worden. Beoordeling Naast de beheersing van het voertuig, het kijkgedrag en het eventueel voor laten gaan van het overige verkeer, is ook het maken van een veilige keuze voor wat betreft de plaats van handeling van belang. De omkeer-, parkeer- of stopopdrachten worden je al rijdend gegeven. Omkeeropdracht Tijdens de rit krijg je de opdracht om met de auto te keren en de andere kant / tegenovergestelde richting op te rijden. Het is dan aan jou om een juiste plek te bepalen waar je de bijzondere verrichting het meest logisch en het veiligste kan doen. Je houdt hierbij
rekening dat je het overige verkeer (inclusief voetgangers) zo min mogelijk mag hinderen. Ook moet je er rekening mee houden dat er bij de uitvoering van een opdracht geen verkeersovertredingen worden begaan. Bijvoorbeeld: de bocht achteruit een straat in- of uitrijden waar je niet in of uit mag komen. (éénrichtingsverkeer, geslotenverklaring) De omkeeropdracht kun je bijvoorbeeld uit voeren door middel van: keren steken ( straatje keren ) de halve draai keren via een uitrit (inrit) bocht achteruit via een parkeerplaats of parkeervak Parkeeropdracht Bij de parkeeropdracht maak je zelfstandig een keuze afhankelijk van de beschikbare ruimte en mogelijkheden waar je kunt parkeren. De parkeeropdracht kan zijn: voor of achteruit in een parkeervak parkeren in file (voor of achteruit) of parkeren langs de zijde van de rijbaan De opdrachten mag je zowel rechts als links van de rijbaan uit voeren. Formulering van de opdracht Bijvoorbeeld: parkeren in een straat. De opdracht zou dan kunnen luiden: ''het is de bedoeling dat je de auto in deze straat zo dicht mogelijk parkeert bij straatnummer. ''
Bij parkeren op een parkeerplaats. De opdracht zou kunnen luiden: ''het is de bedoeling dat je de auto zo dicht mogelijk bij de ingang van het overdekte winkelcentrum parkeert'' Stopopdracht Je moet na het krijgen van de stopopdracht zo kort mogelijk achter een ander voertuig stoppen om vervolgens weer zelfstandig vooruit rijdend aan het verkeer te kunnen gaan deelnemen. Formulering van de opdracht De opdracht zou kunnen luiden: stop zo dicht mogelijk achter die rode bestelwagen, maar wel zodanig dat je weer vooruit je weg kunt vervolgen. Toetsing en Gevaar herkenning Je moet (mogelijke) gevaren kunnen herkennen en hierop op een veilige en adequate wijze kunnen reageren. Herkennen van en reageren op gevaren Voor een veilige en verantwoorde verkeersdeelname is het belangrijk dat mogelijke gevaren tijdig onderkend worden (waarnemen), je er vervolgens de juiste consequenties aan verbindt (voorspellen en evalueren) en er tenslotte de juiste beslissingen en handelingen aan koppelt. Motiveren van gemaakte keuzes Bij de situatie bevraging wordt er achteraf nagegaan welke stappen je hebt doorlopen bij het oplossen van de voorgaande verkeerssituatie, én of je de gemaakte keuzes goed kan onderbouwen op basis van de volgende punten / criteria: 1. de omgang met het voertuig 2. beoordeling van de veiligheid
3. rekening houden met de doorstroming 4. sociaal rijgedrag 5. milieubewust rijgedrag Het doel hiervan is om voor jezelf inzicht te krijgen in je vaardigheden, om gevaren tijdig te herkennen en op een adequate wijze op deze gevaren te reageren en juist te handelen. Dit onderdeel neemt 1 á 2 minuten in beslag. Formulering van de opdracht Er wordt voorafgaand aan een min of meer complexe verkeerssituatie aangegeven dat er na deze situatie gestopt moet worden om de situatie te bespreken, of nadat je een willekeurige situatie hebt voltooid wordt aangegeven waar even gestopt wordt om deze situatie te bespreken. Je moet dan aangeven: wat je gedaan hebt welke afwegingen jij daarbij gemaakt hebt maximaal 2 van de 5 boven genoemde criteria benoemen aangeven hoe je gekomen bent tot de oplossing Zelfreflectie Je moet in staat zijn je eigen vaardigheden te kunnen inschatten (je zelfbeeld) en een motivatie kunnen geven van je rijgedrag. Je beoordeelt je eigen prestaties door het invullen van het zelfreflectie formulier. Je eigen beoordeling wordt dan vergeleken met het vertoonde rijgedrag tijdens je examen. Tot slot wordt er -om te beoordelen of je een realistisch beeld hebt van je eigen capaciteiten en beperkingen- vóór het praktijkexamen het zogenaamde zelfreflectieformulier ingevuld
waarbij je jezelf een cijfer geeft voor een aantal belangrijke aspecten over veilig en verantwoord rijgedrag. Deze zelfbeoordeling wordt door de examinator bij het bespreken van de einduitslag betrokken.