EUROPEES PARLEMENT 2004 Zittingsdocument 2009 21.9.2005 B6-0505/2005 ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van de verklaringen van de Raad en de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement door Elmar Brok, João de Deus Pinheiro en Camiel Eurlings namens de PPE-DE-Fractie over de start van de onderhandelingen met Turkije RE\581351.doc PE 361.925v01-00
B6-000 Resolutie van het Europees Parlement over de start van de onderhandelingen met Turkije Het Europees Parlement, gezien de ondertekening van het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije naar aanleiding van de uitbreiding van de Europese Unie, gezien het voorstel voor een kader voor toetredingsonderhandelingen met Turkije van 29 juni 2005 gezien de mededeling van de Commissie van 29 juni 2005 over de dialoog van het maatschappelijk middenveld tussen de EU en de kandidaatlanden, onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 december 2004 over het periodiek verslag 2004 en de aanbeveling van de Europese Commissie over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding, gelet op artikel 103, lid 2 van zijn Reglement, A. overwegende dat de Commissie op 29 juni 2005 een voorstel heeft gepresenteerd voor een kader voor toetredingsonderhandelingen met Turkije, B. overwegende dat Turkije op 29 juli 2005 het Aanvullend Protocol heeft ondertekend om de Overeenkomst van Ankara uit te breiden tot alle lidstaten van de EU, en een officiële Verklaring heeft afgelegd waarin het zijn beleid ten aanzien van Cyprus herbevestigt, Aanvullend Protocol 1. neemt kennis van de ondertekening door Turkije en de EU van het Protocol bij de Overeenkomst van Ankara, dat tot doel heeft de voordelen van de douane-unie uit te breiden tot alle tien nieuwe lidstaten; 2. betreurt de verklaring van Turkije, die vragen zou kunnen doen rijzen bij de werkelijke bedoelingen van Turkije wanneer het gaat om de concrete uitvoering van het Protocol; 3. herinnert Turkije eraan dat, wanneer het beperkingen handhaaft ten aanzien van schepen die onder Cypriotische vlag varen en schepen die Turkije binnenvaren vanuit havens in de Republiek Cyprus door hun de toegang tot Turkse havens te weigeren, en ten aanzien van Cypriotische vliegtuigen door hun overvliegrechten en landingsrechten in Turkse luchthavens te weigeren, Turkije de Overeenkomst van Ankara en de daaraan verbonden douane-unie schendt, ongeacht het Protocol, aangezien deze praktijken in strijd zijn met het beginsel van het vrij verkeer van goederen; 4. beklemtoont dat de ondertekening van het Protocol slechts de rechtsgrondslagen versterkt PE 361.925v01-00 2/5 RE\581351.doc
op basis waarvan Turkije deze beperkingen moet opheffen; 5. verwerpt de interpretatie van de Turkse regering dat dergelijke maatregelen betrekking hebben op het vrij verkeer van diensten en derhalve niet binnen de werkingssfeer van de Overeenkomst van Ankara vallen; herinnert er in dit verband aan dat de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake het vrij verkeer van goederen met de EU (Società Italiana per l'oleodotto Transalpino (SIOT) v Ministero delle finanze, Ministero della marina mercantile, Circoscrizione doganale di Trieste and Ente autonomo del porto di Trieste, Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 16 maart 1983, Arrest 266/81, Jurisprudentie 1983, blz. 731) eveneens van toepassing is op de handel tussen Turkije en de Europese Unie, met inbegrip van Cyprus, 6. verzoekt de Turkse autoriteiten alle belemmeringen voor het vrij verkeer van goederen op te heffen en te zorgen voor de implementatie van alle in het Protocol opgenomen bepalingen die de verplichtingen die voortvloeien uit de Overeenkomst eerbiedigen; 7. betreurt de inhoud van de Verklaring, waarin wordt gesteld dat de Overeenkomst geenszins een vorm van erkenning van de Republiek Cyprus waarnaar wordt verwezen in het Protocol, inhoudt en is van mening dat de geest van de Verklaring indruist tegen de belangrijkste beginselen en doelstellingen van de Unie die het Europese integratieproces moeten schragen; 8. herhaalt zijn oproep tot de Turkse autoriteiten om de Republiek Cyprus te erkennen; vestigt de aandacht van de Turkse autoriteiten op het feit dat de onderhandelingen in kwestie intergouvernementele onderhandelingen zijn tussen enerzijds Turkije en anderzijds de 25 leden van de EU, dat de Republiek Cyprus een van deze lidstaten is, dat de start van de onderhandelingen vanzelfsprekend de erkenning van Cyprus door Turkije impliceert en dat de Turkse autoriteiten duidelijk deze stap niet hebben gezet; 9. benadrukt dat de ondertekening van het Protocol door Turkije een van de voorafgaande voorwaarden is geweest voor de start van de onderhandelingen en dat het verlenen van toegang tot Turkse havens aan schepen die onder Cypriotische vlag varen en aan schepen die Turkije binnenvaren vanuit haven in de Republiek Cyprus en het verlenen van overvliegrechten en landingsrechten in Turkse luchthaven aan Cypriotische vliegtuigen, een onverbrekelijk deel vormt van de uitvoering van het Protocol; 10. merkt evenwel op dat uit de Verklaring van Turkije en communiqués van leden van de Turkse regering af te leiden valt dat Turkije zijn beleid ten aanzien van Cyprus niet zal veranderen, hetgeen ondermeer inhoudt dat het weigert schepen die onder Cypriotische vlag varen en schepen die Turkije binnenvaren vanuit havens in de Republiek Cyprus, toegang te verlenen tot Turkse havens en weigert aan Cypriotische vliegtuigen overvliegrechten en landingsrechten in Turkse luchthaven te verlenen; 11. vindt dan ook dat moet worden verzekerd dat de Verklaring van Turkije geen deel vormt van het officiële ratificatieproces van het Protocol noch in het Europees Parlement noch in het Turkse parlement, en dat indien zij toch deel uitmaakt van het officiële ratificatieproces, de stemming over het Protocol in het Europees Parlement moet worden uitgesteld; RE\581351.doc 3/5 PE 361.925v01-00
12. vraagt dat de onderhandelingen slechts worden gestart na een duidelijke toezegging van de Turkse regering inzake de uitvoering van het Protocol; 13. verklaart evenwel dat indien de Raad het onderhandelingskader tijdig goedkeurt zodat de onderhandelingen op 3 oktober 2005 van start kunnen gaan, het openen van de hoofdstukken slechts mag plaatsvinden na de ratificatie en de volledige uitvoering van het Protocol zonder enige discriminatie; 14. verzoekt de Commissie en de Raad nieuwe initiatieven te bevorderen voor een regeling van de kwestie Cyprus, die leidt tot een billijke oplossing welke wordt overeengekomen op basis van het plan Annan en de beginselen waarop de EU gestoeld is; wijst op het belang van EU-acties ter bevordering van de sociale en economische ontwikkeling van de Turks-Cypriotische gemeenschap; Onderhandelingen 15. verwelkomt de goedkeuring en inwerkingtreding op 1 juni 2005 van zes belangrijke wetgevingsinstrumenten, een stap die door de Europese Raad in december 2004 was vastgelegd als een voorwaarde voor het starten van onderhandelingen; merkt evenwel bezorgd op dat het hervormingsproces vertraagt, met name voor wat betreft de uitvoering ter plaatse; blijft bezorgd over bepaalde elementen van de goedgekeurde wetten, bijvoorbeeld artikel 301, dat handelingen tegen de Turkse identiteit strafbaar stelt, en dat in strijd met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens wordt toegepast in de rechtszaak tegen Orhan Pamuk; artikel 305 van het Turkse strafwetboek, dat 'handelingen tegen het fundamenteel nationaal belang' strafbaar stelt, en een decreet ter uitvoering van het verenigingsrecht waarin een aantal beperkingen gehandhaafd worden met inbegrip van voorafgaande vergunning voor buitenlandse financiering; merkt tevens op dat er ook ernstige bezorgdheid blijft bestaan over de ontoereikende wetgevingsvoorstellen inzake de werking van religieuze gemeenschappen (wet inzake stichtingen); 16. dringt erop aan dat het onderhandelingskader de politieke prioriteiten moet weerspiegelen die het Europees Parlement heeft genoemd in zijn vroegere resoluties waarin Turkije wordt opgeroepen tot volledige naleving van de volgende politieke criteria: de stabiliteit van de instellingen die een garantie vormt voor de democratie, de rechtstaat, de mensenrechten en de eerbiediging en bescherming van minderheden; vraagt derhalve dat elke onderhandelingsvergadering op ministerieel niveau wordt voorafgegaan door een evaluatie van de politieke criteria zowel in theorie als in de praktijk, om zo een permanente druk op de Turkse autoriteiten uit te oefenen om het tempo van de nodige hervormingen aan te houden; vindt bovendien dat korte termijnen moeten worden vastgelegd voor de volledige naleving van de politieke criteria met name voor wat betreft de delicate kwestie van mensenrechten en vrijheden; 17. vindt dat de onderhandelingen moeten worden opgeschort indien deze termijnen niet worden nageleefd of in het geval van een ernstige of blijvende schending van de politieke criteria door Turkije; 18. verzoekt de Raad lid 3 van het voorstel voor een kader voor toetredingsonderhandelingen te wijzigen en de volgende procedurele bepalingen op te nemen: PE 361.925v01-00 4/5 RE\581351.doc
- de opschorting van de onderhandelingen moet worden aanbevolen door de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een derde van de lidstaten, na raadpleging van het Europees Parlement; - de Raad beslist met gekwalificeerde meerderheid over de aanbeveling; - de onderhandelingen kunnen slechts heropend worden na een positieve aanbeveling van de Commissie, na raadpleging van het EP en bij eenparig besluit van de Raad; 19. verklaart dat het onderhandelingsproces een proces met een open einde is en dat het publiek dringend uitvoerig geïnformeerd moet worden over dit open einde van het onderhandelingsproces, dat ettelijke jaren kan duren en dat, wil het slagen, van Turkije constante en aanzienlijke inspanningen zal vergen om het moderniseringsproces van het land voort te zetten; beklemtoont dat de Turkse burgers van deze inspanningen moeten profiteren ongeacht het resultaat van de onderhandelingen, zodat hun levensstandaard verbetert en zij betere perspectieven krijgen; 20. is de mening toegedaan dat, indien Turkije niet in staat is volledig alle lidmaatschapsverplichtingen na te leven of indien de EU niet in staat is Turkije te absorberen, ervoor moet worden gezorgd dat Turkije volledig verankerd is in de Europese structuren via de sterkst mogelijke banden in het voordeel van beide partijen; 21. gelooft bovenal dat het open karakter van de onderhandelingen, waarin constructieve mogelijkheden worden geboden parallel aan het beginsel van volledig lidmaatschap, vanaf de start moet worden gewaarborgd; 22. steunt de Commissie om tijdens de onderhandelingen toezicht uit te oefenen op het vermogen van de Unie om Turkije te absorberen en herinnert daarom de Commissie aan zijn verzoek, dat is opgenomen in de laatste resolutie van het Europees Parlement over de vorderingen van Turkije op de weg naar toetreding die is aangenomen op 15 december 2004, om de follow-up van de impactstudie voor 2005 te krijgen, die nuttige informatie kan geven over dit belangrijke aspect van de kwestie; Maatschappelijk middenveld 23. roept de Commissie op gemeenschappelijke projecten bedoeld voor het maatschappelijk middenveld in beide delen van Cyprus te bevorderen en via passende programma's en acties de twee gemeenschappen aan te sporen de dialoog met elkaar aan te knopen; 24. vraagt de Commissie dat zij gelijklopend met het onderhandelingsproces een dialoog van het maatschappelijk middenveld tussen de EU en Turkije bevordert, zoals wordt aangekondigd in de recente mededeling van de Commissie, om te helpen het pad te effenen voor wederzijds begrip, verdraagzaamheid en culturele synergie; 25. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten en de regering en het parlement van Turkije. RE\581351.doc 5/5 PE 361.925v01-00