Zittingsdocument ONTWERPRESOLUTIE. naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-1803/2016

Transcriptie

1 Europees Parlement Zittingsdocument B8-1134/ ONTWERPRESOLUTIE naar aanleiding van vraag met verzoek om mondeling antwoord B8-1803/2016 ingediend overeenkomstig artikel 128, lid 5, van het Reglement over Europees Vrijwilligerswerk (2016/2872(RSP)) Andrew Lewer, Angel Dzhambazki namens de ECR-Fractie RE\ doc PE v01-00 In verscheidenheid verenigd

2 B8-1134/2016 Resolutie van het Europees Parlement over Europees Vrijwilligerswerk (2016/2872(RSP)) Het Europees Parlement, gezien het besluit van de Raad van 27 november 2009 over het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk ter bevordering van actief burgerschap (2011) 1, gezien de mededeling van de Commissie van 20 september 2011 getiteld "Mededeling over EU-beleid en vrijwilligerswerk: erkenning en bevordering van grensoverschrijdend vrijwilligerswerk in de EU" (COM(2011)0568), gezien de beleidsagenda van de alliantie voor vrijwilligerswerk in Europa (2011) voor het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk, gezien de aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren 2, gezien de resolutie van het Europees Parlement van 23 oktober 2013 over vrijwilligerswerk en vrijwilligersactiviteiten in Europa 3, gezien de resolutie van het Europees Parlement van 12 juni 2012 over erkenning en bevordering van grensoverschrijdend vrijwilligerswerk in de EU 4, gezien het Europees Handvest van de rechten en plichten van vrijwilligers 5, gezien de vraag aan de Commissie over Europees vrijwilligerswerk (O /2016 B8-1803/2016), gezien artikel 128, lid 5, en artikel 123, lid 2, van zijn Reglement, A. overwegende dat Europees Vrijwilligerswerk (European Voluntary Service, EVS) in 2016 zijn 20e verjaardag viert en dat sinds de oprichting vrijwilligers werden gesteund; B. overwegende dat het Europees Jaar voor het vrijwilligerswerk 2011 ten doel had de toegevoegde waarde van vrijwilligerswerk in Europa te belichten en dat vijf jaar nadien het Europees Parlement de gevolgen van het Europees Jaar voor het vrijwilligerswerk 2011 in termen van toegevoegde waarde en beleidsvorming moet evalueren en moet bezien op welke wijze vrijwilligerswerk is ingebed in belangrijke Europese programma's, zoals Erasmus+ en Europees Vrijwilligerswerk; C. overwegende dat het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk 2011 wellicht de stimulans 1 PB L 17 van , blz PB C 398 van , blz Aangenomen teksten, P8_TA(2013) PB C 332 E van , blz PE v /5 RE\ doc

3 en de context heeft geboden voor het opstellen en/of herzien van nationale en wettelijke kaders voor vrijwilligerswerk in heel Europa; overwegende dat, hoewel één enkel contactpunt voor de EU-instellingen en het delen van beste praktijken op het gebied van vrijwilligerswerk op EU-niveau nuttig zijn, het beleid ten aanzien van vrijwilligerswerk tot de bevoegdheden van de EU-lidstaten blijft horen; D. overwegende dat iemand uit eigen vrije wil, keuze en motivatie vrijwilligerswerk uitvoert zonder financieel voordeel na te streven; overwegende dat vrijwilligerswerk kan helpen een gemeenschapsgevoel te ontwikkelen en een manier kan bieden om menselijke, sociale en milieubehoeften en -zorgen aan te pakken; E. overwegende dat vrijwilligerswerk op een van de meest zichtbare manieren blijk geeft van gemeenschapszins, maatschappelijke inclusie bevordert en vergemakkelijkt, sociaal kapitaal creëert en een transformatief effect heeft op de samenleving, en dat vrijwilligerswerk een bijdrage levert aan de ontwikkeling van een bloeiend maatschappelijk middenveld, dat creatieve en innovatieve oplossingen biedt voor gemeenschappelijke problemen, en bijdraagt aan economische groei; F. overwegende dat een stabiele, ondersteunende omgeving voor vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties, met inbegrip van een duurzame vrijwilligersinfrastructuur, kan bijdragen tot de betrokkenheid van meer burgers in vrijwilligerswerk; G. overwegende dat vrijwilligerswerk een combinatie vereist van steunmechanismen en/of passende organisatiestructuren die baat kunnen hebben bij geschikte wettelijke kaders in de lidstaten, waarin de rechten en verantwoordelijkheden met betrekking tot vrijwilligers en vrijwilligerswerk worden vastgesteld; overwegende dat het percentage vrijwilligers en vrijwilligersactiviteiten aanzienlijk varieert van lidstaat tot lidstaat; H. overwegende dat het van belang is dat eenieder het recht heeft op gelijke toegang tot mogelijkheden voor vrijwilligerswerk en bescherming tegen discriminatie bij de verrichting van vrijwilligerswerk, alsook het recht zou moeten krijgen om zijn vrijwilligersactiviteit met zijn werk- en privéleven te verzoenen; I. overwegende dat erkenning van de sociale en economische waarde van vrijwilligerswerk cruciaal is om alle belanghebbenden de passende impulsen te geven en daarmee de kwantiteit, kwaliteit en impact van vrijwilligerswerk te verhogen; J. overwegende dat het Erasmus+-programma mogelijkheden biedt om vrijwilligersprojecten te financieren en te ondersteunen, met name middels het EVSprogramma, en dat het EU-vrijwilligersprogramma voor humanitaire hulp (EU Aid Volunteers) door DG ECHO is opgezet om praktische steun te verlenen aan humanitaire-hulpprojecten; overwegende dat de toegang van vrijwilligersorganisaties tot grote EU-fondsen, zoals Europese structuur- en investeringsfondsen, beperkt blijft; K. overwegende dat de huidige vluchtelingencrisis in herinnering brengt hoe belangrijk vrijwilligers en vrijwilligerswerk zijn; overwegende dat vrijwilligers veerkracht kunnen belichamen en vaak bereid zijn om flexibele en pragmatische oplossingen te bieden voor gedeelde problemen; 1. erkent dat vrijwilligerswerk een uitdrukking van gemeenschapszin, vrijheid en RE\ doc 3/5 PE v01-00

4 verantwoordelijkheid is, die bijdraagt tot een sterker actief burgerschap en dat het een essentieel instrument is voor sociale inclusie en cohesie, alsook voor opleiding, onderwijs en interculturele dialoog, en tegelijkertijd sterk bijdraagt tot de verspreiding van de waarden van de EU-lidstaten; benadrukt dat ook vrijwilligerswerk in samenwerking met derde landen vele voordelen biedt, omdat dit leidt tot beter wederzijds begrip en sterkere interculturele betrekkingen; 2. erkent de waarde van nationale wettelijke kaders waarin de status van vrijwilligers en vrijwilligerswerk worden bepaald, en het belang van een beter begrip en betere vergelijkbaarheid van vaardigheden en kwalificaties op EU-niveau, teneinde mobiliteit te bevorderen; 3. dringt er bij de lidstaten op aan in het kader van de aanbeveling van de Raad van 2012 processen ten uitvoer te leggen om een beter begrip en betere vergelijkbaarheid van vaardigheden en kwalificaties te waarborgen; pleit ervoor dat in elk toekomstig initiatief voor een Europees vaardighedenpaspoort en Europass meer belang wordt gehecht aan leren door middel van formele, informele en niet-formele ervaringen, waaronder vrijwilligerswerk; herinnert eraan dat via vrijwilligerswerk vaardigheden worden verworven die de toegang tot de arbeidsmarkt kunnen vergemakkelijken; 4. merkt op dat in Europa bijna 100 miljoen burgers van alle leeftijden als vrijwilliger actief zijn, en dat hun werk bijdraagt tot de productie van ongeveer 5 % van het bbp van de EU; vraagt de Commissie rekening te houden met de economische waarde van door vrijwilligers gegenereerde goederen en diensten door meer op vrijwilligers gerichte beleidsvorming; 5. spoort de lidstaten die dit nog niet hebben gedaan aan om nationale vrijwilligerswerkregelingen tot stand te brengen en de toegang tot kwalitatief hoogwaardige informatie over vrijwilligerswerkmogelijkheden op nationaal en lokaal niveau te verbeteren, met name via bestaande jongereninformatienetwerken en peer-topeer-informatie, en om nationale contactpunten voor vrijwillige dienstverlening op te richten, die ook internationale mogelijkheden voor vrijwilligerswerk zouden stimuleren; 6. verzoekt de Commissie een onderzoek te verrichten naar de verschillende nationale regelingen inzake vrijwilligersdiensten, met inbegrip van burgerschapsdiensten en solidariteitskorpsen, en naar de bestaande situatie in de lidstaten voor potentiële vrijwilligers, teneinde wederzijds begrip en de verspreiding van goede praktijken te bevorderen, 7. neemt kennis van het plan van de Commissie om een nieuw vrijwilligersinitiatief in het leven te roepen, het Europees Solidariteitskorps; dringt er bij de Commissie op aan eerst en vooral de Europese meerwaarde van een dergelijk initiatief te beoordelen; dringt er bij de Commissie op aan om, afhankelijk van een positieve beoordeling van de meerwaarde van het initiatief, te waarborgen dat lokale en nationale vrijwilligersorganisaties betrokken zullen worden bij de opzet ervan; benadrukt voorts de noodzaak te waarborgen dat de opzet en tenuitvoerlegging van een EUsolidariteitscorps niet ten koste gaan van de middelen die zijn toegewezen aan andere EU-programma's noch van de overeengekomen MFK-plafonds voor de periode ; PE v /5 RE\ doc

5 8. beveelt verdere internationalisering van het EVS-programma aan en stelt voor alle EVA/EER-landen, toetredende landen en kandidaat-lidstaten uit te nodigen tot samenwerking met de EU-lidstaten in overeenstemming met hun associatieovereenkomsten en bilaterale overeenkomsten met de EU; benadrukt dat de vrijwilligerswerkmogelijkheden in het buitenland moeten worden vergroot en de samenwerking met vrijwilligersorganisaties in de EU en buurlanden moet worden versterkt; 9. vestigt de aandacht op het feit dat het EVS-programma zowel de betrokken individuen en organisaties als de samenleving in haar geheel ten goede moet komen; benadrukt dat de EVS bij alle jongeren moet worden gepromoot zonder de oudere generaties uit te sluiten, aangezien zij een belangrijke bijdrage kunnen leveren, bijvoorbeeld als mentor; 10. benadrukt dat de EVS moet stoelen op kwalitatief hoogwaardige aanbiedingen voor vrijwilligerswerk die in overeenstemming zijn met het Handvest van de rechten en plichten van vrijwilligers en de beginselen van het kwaliteitshandvest voor leermobiliteit; wijst er voorts op dat de EVS gebaseerd moet zijn op een structuur die vrijwilligersorganisaties aanmoedigt om als gastorganisaties van de EVS te fungeren, waarbij deze organisaties adequate financiering en opleiding krijgen, terwijl de rol van coördinerende organisaties die een groot aantal gastorganisaties ondersteunen, bijvoorbeeld op het gebied van beheer en training, moet worden versterkt; 11. herinnert eraan dat het EVS-programma gebaseerd moet zijn op een structuur die een gemakkelijke en snelle toegang van jongeren tot het programma mogelijk maakt; dringt er bijgevolg op aan het huidige aanmeldingssysteem te stroomlijnen en te vereenvoudigen, teneinde mensen aan te moedigen vrijwilligerswerk te gaan doen en de administratieve lasten voor liefdadigheidsverenigingen en vrijwilligersorganisaties te verminderen; 12. benadrukt dat de follow-up na vrijwilligerservaringen, met name wanneer deze in het buitenland hebben plaatsgevonden, moet worden versterkt, door niet alleen voor het vertrek steun te verlenen aan lokale gemeenschappen, maar ook na de terugkeer in de vorm van post-oriëntatie- en post-integratie-opleidingen; stelt dat dergelijke maatregelen eveneens een proces van positieve feedback zouden moeten bevorderen, waarbij ervaringen worden uitgewisseld en meer mensen worden aangemoedigd te overwegen vrijwilligerswerk te gaan doen; 13. benadrukt dat het hele proces begeleid moet worden door mentoren via verantwoord beheer van vrijwilligers, waarbij moet worden opgemerkt dat vrijwilligers ook bewust gemaakt moeten worden van hun eigen verantwoordelijkheden ten aanzien van vrijwilligersorganisaties en de gemeenschap; 14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten. RE\ doc 5/5 PE v01-00