5. Welke vormen van vragen zijn er?

Vergelijkbare documenten
1 Inleiding. 2 Productevaluatie versus procesevaluatie. Secundair Onderwijs

Inhoud. Inhoud... 3 Inleiding... 5

Opstellen van een toets

6 Valkuilen bij het maken van testvragen die eenvoudig zijn te ontwijken. Meer informatie? Bezoek ons op

SCHRIJFWIJZER TOETSTERMEN

2 Lesstof Formuleren

Studieaanbod eerste jaar Heilig Graf

KLASSIEKE STUDIËN LATIJN GRIEKS

Realiseren van VOET in Geschiedenis: leren leren I II III Leren leren

Beoordelingsinstrument Digitale Leermiddelen Taalonderwijs

Wetenschap & Technologie Ontwerpend leren. Ada van Dalen

De Taxonomie van Bloom Toelichting

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

LESSTOF. Formuleren 1F

Drie maal taal. Taal beschouwen in realistische situaties

Toelichting rapportages DTT schrijfvaardigheid Engels

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Actualisering leerplan eerste graad - Deel getallenleer: vraagstukken Bijlage p. 1. Bijlagen

Formuleren. Doelgroep Formuleren. Omschrijving Formuleren

LESSTOF. Formuleren 2F

Formuleren voor gevorderden

Formuleren voor gevorderden

HAVO Het examenreglement voor HAVO Bijlage

Formuleren voor gevorderden

1.De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze betekenis te geven en te memoriseren.

Nieuwe woorden correct kunnen schrijven, kunnen vertalen van N-F en van F-N en kunnen gebruiken in mondelinge en schriftelijke zinnen.

Profilering derde graad

Sterktes en zwaktes uit de peilingen wiskunde - mogelijke verklaringen. Patricia De Grande AHOVOKS

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST

TOETSTIP 7 MAART 05 TIP 7: HOE KAN IK DE BETROUWBAARHEID VAN MIJN TOETS VERHOGEN?

De lessen behandelen de rij-kolom interacties van 1, 2 en 3 ontbrekende cijfers in willekeurig geordende rijen en kolommen.

Het ABC van de leerstoornissen

Gemeenschappelijk gedeelte

Meerkeuze-examen. 1 Inhoud

Mondeling versus schriftelijk examen

Thema 1: Getallen. 1. Leerplandoelen die in dit thema aanbod komen:

HAVO Het examenreglement voor HAVO Bijlage. Programma van toetsing en afsluiting HAVO-5 1

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Kennisbasis Duits 8 juli Taalkundige kennis

Basisarrangement. Groep: AGL fase 1 Leerjaar 1 Vak: Nederlandse taal. 5x per week 45 minuten werken aan de basisdoelen

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.

Beoordeling van het PWS

WISKUNDIGE TAALVAARDIGHEDEN

Mbo, toets je taal! Taalvaardigheid Nederlands beoordelen in competentiegericht onderwijs

TOETSONTWIKKELING. in de praktijk HOE MAAK IK GOEDE VRAGEN EN TOETSEN?

VERBETEREN VAN DE TAALVAARDIGHEID (RESULTATEN POST-DOC ONDERZOEK)

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x

VOORBEELD VAN FEEDBACKRAPPORT SELOR TAALTEST

1 Hoe leren leerlingen?

A. LEER EN TOETSPLAN

14 01 Versie 1 C3 Leren leren Tekst 3/1 Competentiematrix Observatie en evaluatie schema Deze competentiematrix werd ontwikkeld in samenwerking met

HAVO Het examenreglement voor HAVO Bijlage

Inhoud. Woord vooraf 13

Toetstermen en taxonomiecodes

Hallo eerstejaar, Ik ben Tijs, en ik zal je steun zijn om je te helpen studeren in je nieuwe school.

Deze keuze maak je voor de algemene vorming: een pakket van 28 lesuren.

Dagelijks werkperiode 3

Onderzoekscompetenties (OC) in de 1e graad

Hoe zou je dit vertellen aan iemand die er vandaag niet bij is? Leerlingen helpen om wiskunde te begrijpen: Vragen die: Ben je het er mee eens?

Leerstofoverzicht Lezen in beeld

Naar een valide, betrouwbare, transparante, haalbare leerlingenevaluatie in 4 stappen. Stap 1

DIDaCtIsCHe tips Voor DoCenten

Peiling natuurwetenschappen eerste graad A-stroom. dr. Daniël Van Nijlen Colloquium 16 juni 2016

D.1 Motiveren en inspireren van leerlingen

Adviezen in een hulpverlenend gesprek: zegen of vloek? Door: Johan Clarysse, stafmedewerker Tele-Onthaal West-Vlaanderen

Voorwoord. Veel succes met de schrijftraining! Amsterdam, februari Freek Bakker Joke Olie. 6 Voorwoord

Talen en wetenschappen

1. Reële functies en algebra

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag

Advies over de modulaire opleiding NT2 alfa R1, traject 1.2 voor de basiseducatie

Profilering derde graad

Hoe werk ik een opdracht uit?

Peilingen Frans BaO Valeria Catalano Lerarenopleider Frans voor het secundair onderwijs, Hogeschool PXL

Eigen vaardigheid Taal

Om de kwaliteit van ons onderwijs te bewaken en de vorderingen van uw kind te volgen, nemen wij in iedere groep niet-methode gebonden toetsen af.

TIP 2 BEDENK EEN FUNCTIONELE TOETSTAAK OP BASIS VAN EEN CONCRETE SITUATIE

Bijlage 1: het wetenschappelijk denk- en handelingsproces in het basisonderwijs 1

HAVO Het examenreglement voor HAVO Bijlage

Opbrengstgericht werken in het Voortgezet onderwijs

Doe nooit wat je moeder zegt, dan komt het allemaal terecht.

Het kameleongedicht Spreektechnische oefeningen

Gesloten vraagvormen in TestVision

Diagnostische toetsing bij het schoolvak Nederlands

Muiswerk Strategisch Lezen is gericht op het aanleren van deelvaardigheden die nodig zijn voor een strategische leesaanpak.

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Inhoud. Voorwoord 6. Inleiding 7

Bijlage 11 - Toetsenmateriaal

FICHE 5: Ga auditieve informatieverwerking

Peiling natuurwetenschappen eerste graad A-stroom. Voorstelling resultaten Werkseminarie 17 november 2016

Vragenlijst deelnemers Vlaams Lerend Netwerk STEM SO

DE ENERGIEKOFFER EN ONDERZOEKSVRAGEN VERZINNEN

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Een kader voor binnenklasdifferentiatie Aan de hand van een heleboel voorbeelden

Lezen. Doelgroep Lezen. Omschrijving Lezen

Profilering derde graad

4 SOCIAAL TECHNISCHE WETENSCHAPPEN

Transcriptie:

5. Welke vormen van vragen zijn er? Hier formuleert men o.a. de nood aan definitie van de voornaamste vormen van vragen en tevens aan een bepaling van hun mogelijkheden en beperkingen. We zullen die voornaamste vormen van vragen overlopen maar het is aan te bevelen in het Begrippenkader de paragrafen 4.1 Doelmatigheid en 4.2 Billijkheid aandachtig te lezen. De bedoeling is niet één of ander klassement op te stellen van betere en minder goede vraagvormen al die vragen zijn in se goed - maar wel even toe te lichten - welke zijn die vormen van vragen; - wat zij toelaten te meten; - welke beperkingen zij hebben of welke problemen zij kunnen stellen. Niet elke vraagvorm is geschikt voor elk leerdoel. In een toets of in een inoefen- en verwerkingsopdracht kan men opteren voor open vragen (essayvragen, ), gesloten vragen (waar/onwaar, meerkeuzevragen, ), een dictee, vertaal- of hertaalopdrachten, doevragen of een combinatie van die verschillende opdrachtvormen. 5.1 Open vragen Bij open vragen moet de leerling zelf het antwoord formuleren. Men onderscheidt twee belangrijke soorten: de essayvraag en de korteantwoordvraag 5.1.1 De essayvraag Bij essayvragen moet de leerling het antwoord zelf produceren. Daarbij heeft hij een zekere vrijheid in de manier waarop hij dat doet. Deze antwoordvrijheid kan echter verschillen naargelang van de wijze waarop aan het antwoord beperkingen werden opgelegd. Vandaar dat men een onderscheid maakt tussen niet-begrenzende en begrenzende vragen. 5.1.1.1. De niet-begrenzende open vraag - de leerling heeft veel vrijheid om de aard en de opbouw van zijn antwoord te bepalen; - men gebruikt werkwoorden als bespreken, uitleggen, analyseren, beoordelen, vergelijken, confronteren, aantonen - open-eind opdracht, er kunnen verscheidene goede antwoorden mogelijk zijn; - kan een realistisch en authentiek karakter hebben

- laat toe vrij complexe mentale vaardigheden te meten: denkvermogen, planning, geheugen en coherentie in de formulering; - analyse, synthese, formulering van (waarde)oordelen, enz.; - mogelijkheid tot creativiteit (bv. uitbeelding van ) Moeilijkheden - vereist een vrij hoog niveau van taalcompetentie en is niet noodzakelijk een meting van inzicht; - eerder ongeschikt voor nagaan van feitenkennis; - factor tijd; - feedback; - soms grote (en soms onoplosbare) problemen bij quoteren: onbetrouwbaarheid en grote variatie naargelang de leraar. Raadgeving Noodzaak van beperkingen en (zelf)beschermingen, dus echte zuivere open items met omzichtigheid aanwenden. 5.1.1.2. Begrenzende open vragen - de leerling formuleert zijn antwoord binnen een nauwkeurig afgebakende context (lengte, vorm, inhoud van het antwoord); - w-vragen (Wie? Waarom? Wanneer? ); - zie ook verder 5.3 De tekenvraag of item met illustratie. - laten toe vele directe vragen te formuleren; - laten toe volgens vooraf bepaalde en door de leerlingen gekende criteria te beoordelen; - hogere objectiviteit; - bruikbaar op alle niveaus; - reproductie, globaal begrijpen, lees-, luistervaardigheid en schrijfvaardigheid; - bieden ondersteuning aan bij steloefeningen / syntheseopdrachten. Raadgeving Schenk aandacht aan de manier van toekennen van punten en aan de weging (bepaling van het gewicht van elk van de aspecten in een antwoord).

5.1.2 De korteantwoordvraag - de lengte van het antwoord is gelimiteerd tot een getal, een woord, een zin of een zinsdeel; - vormen: vragende vorm: In welk jaar werd België onafhankelijk? opdrachtsvorm: Geef een synoniem van het begrip ph invulvorm: De hoofdstad van Frankrijk is - bruikbaar op alle niveaus, laat vlugge en objectieve score toe, gemakkelijk op te stellen en gemakkelijk te corrigeren; - geschikt voor historische begrippen; - geschikt voor deelelementen; - meet hoofdzakelijk kortetermijngeheugen, stapelgeheugen. Moeilijkheid - neiging tot overgebruik invul- en substitutievragen; - het uitsluitend gebruik van korteantwoordvragen kan leiden tot minder goede studiemethoden; - taalarm; - geeft geen informatie over transfer- of gebruikscapaciteiten (meting van inzicht, toepassingen en productie) noch over bekwaamheid tot uitstippelen van oplossingswegen. - dergelijke vraagvorm met mate gebruiken; - gebruik van de beginletter als stimulus niet systematiseren; - vooraf lijst van synoniemen of andere aanvaardbare antwoorden vastleggen; - opletten voor de invulzone; ze moet altijd dezelfde lengte hebben. 5.2 Gesloten vragen 5.2.1 Alternatief - Waar/Onwaar, Juist/Onjuist, True/False, Vrai/Faux, richtig/falsch" enz.

- vrij gemakkelijk op te stellen; - laat toe vrij vlug kennis en inzicht te meten. - geschikt om het bereiken van eenvoudige én complexe leerdoelen te meten. - ontkenningen duidelijk onderstrepen / dubbele ontkenningen vermijden; - exacte beweringen niet langer maken dan de verkeerde; - verhouding Juist Onjuist: 1/3 2/3; - deze vraagsoort in zijn zuivere vorm is te mijden: de bedoeling van deze vraagvorm is niet de leerlingen alleen te laten kiezen, maar ze ook tot nadenken aan te zetten: vandaar de noodzaak tot compenseren: rechtzetten / niet vermeld / verantwoorden. 5.2.2 Meerkeuzevraag (MKV) Een meerkeuzevraag bestaat uit twee delen: - de itemstam: de vraag, uitspraak, opdracht; - de keuzemogelijkheden (afleiders) waarvan één (of meer ) het juiste antwoord is. - bruikbaar voor begrijpend lezen en begrijpend luisteren, congruentie, discriminatie, definities, oorzakelijke verbanden; - heel bruikbaar als controletest na correctie van toetsen, taken of steloefeningen, op grond van een didactische foutenanalyse. Moeilijkheden - kan problemen stellen bij het quoteren. - een goede keuze van mogelijkheden (afleiders of distractoren) laat toe de oorzaken van leermoeilijkheden te diagnosticeren, zoals verwarringen en verkeerde veralgemeningen; - moeilijk op te stellen (gevaar voor haarklieverij ): liefst 4 mogelijkheden (of, bij sterkere klassen, 3 mogelijkheden +?) al dan niet gekoppeld aan verantwoording;

5.2.3 Matching - verbinden van elementen uit twee reeksen; - eliminatievraag. - laat toe capaciteit tot leggen van verbanden te meten / geen productie; - bruikbaar voor syntaxisoefeningen (maar opletten voor syntactische en semantische coherentie). - liefst geen gelijke kolommen: liefst meer antwoordelementen dan vraagelementen; - heel duidelijk zijn in formulering van opdrachten: is er meer dan één goede combinatie mogelijk; - opletten voor de weging en het gevaar van kettingen van fouten: koppelingen beïnvloeden elkaar; - gebruik van pijlen vermijden; - leerlingen het antwoord laten motiveren kan zinvol zijn.

5.2.4 Sorteervraag - variante op matching; - i.p.v. twee lijsten / kolommen, rangschikken van reeksen elementen in verscheidene categorieën. - (klank)verschillen laten onderscheiden; - bruikbaar voor lees- en luistervaardigheid; - interessante variante (en te weinig gebruikt) voor oefeningen op (werkwoord)morfologie. - vraagt om duidelijke opdrachten; - voor geschiedenis is het motiveren van het rubriceren aangewezen. 5.2.5 Rangschikkingsvraag - herschikken in logische of chronologische volgorde van reeks elementen of uitspraken - bruikbaar voor lees- en luistervaardigheid, chronologievragen, logica oorzaken- gevolg; - leert structuren en structuurelementen onderscheiden, organiseert het geheugen en vereist denkoperaties; - bruikbaar bij de voorbereiding van schrijfproductie (bv.:in goede volgorde zetten van elementen van een brief vóór het schrijven / idem met delen van een argumentatieve tekst). - geen te grote hoeveelheid elementen voorzien; - in sommige (zwakkere) klassen één of twee elementen aanreiken;

5.2.6 De puzzel - herschikken van elementen van een zin, van een paragraaf, van een hele tekst, - werkt op de analyse van essentiële herkenningspunten: leestekens, hoofdletters, elementen die de gedachtengang verduidelijken, tijdsmarkeringen, verwijswoorden, substitutie-elementen; - bruikbaar voor narratieve en argumentatieve teksten en voor alle documenten met duidelijke chronologieaanduidingen; - afgeleid van de tekstgrammatica, laat toe tekstbegrip te meten en te verfijnen. 5.3 De tekenvragen of items met illustraties, grafieken, enz. - een tekening, stripverhaal, labyrint, plan, enz., aanvullen; - tekening, foto, illustratie inventariseren, beschrijven en/of interpreteren; - lezen en interpreteren van grafieken, diagrammen, kaarten; - bruikbaar in spreek- en schrijfvaardigheid: aandacht voor 4- delige progressie: 1 inventariseren, 2 beschrijven, 3 interpreteren, 4 verzinnen; - bruikbaar bij lees- en luisterteksten; - kan in een beginjaar een variante zijn op het dictee; - maken van tekening, grafieken, affiche of collage; - correct omgaan met de assen (x en y) en de ijken. Raadgeving - opletten voor bepalen van criteria

5.4 Het dictee - is geen vorm van schrijfvaardigheid maar is pure kennis/reproductie - is een belangrijke ondersteunende oefenvorm en een goed middel om het kortetermijngeheugen te trainen; - maakt leerlingen gevoelig voor correcte spelling en voor klankendiscriminatie, gekoppeld aan grammaticaal inzicht; - Vormen van dictee: - cijferdictee; - in- of aanvuldictee; - individueel voorbereid dictee; - loopdictee; - dictee waarbij men eerst de tekst systematisch doorneemt en de aandacht vestigt op de doelstellingen; - - Cf. DAVIS & RINVOLUCRI, Dictation. New Methods, new possibilities, Cambridge, Cambridge University Press, 1989 5.5 Vertaal- en hertaaloefeningen - Vertalen in moderne talen doe je zo weinig mogelijk, het is zeker geen doel op zich. In Latijn en Grieks echter is tekstbegrip de hoofddoelstelling: vertalen naar het Nederlands is daarbij een belangrijk onderdeel. - Vertalen kan nuttig zijn om contrastief te werken. - Vertalen kan nuttig zijn om na te gaan of de instructietaal correct begrepen wordt. - Hertalen - omzetten van ene register naar het andere - omzetten van de ene tekstsoort naar een andere - kleuren van teksten - herstellen van een tekst (ontbrekend stuk toevoegen); - omzetten van een vraagstuk in een formulevorm. - - 5.6 De doevraag - meting van een willekeurig voorwerp om vervolgens een specifieke constante te bepalen; - enquête afnemen, affichecampagne, tentoonstelling organiseren

- meestal specifiek voor (toegepaste) wetenschappen; - testen van de wetenschappelijke methode; - deze vragen kunnen in wetenschappelijk werk voorkomen, in technologische opvoeding, in biologie, chemie en fysica; - ook voor alle vakken uit de industriële sector waar het resultaat belangrijk is (mechanica, elektriciteit, elektronica, landbouw, tuinbouw, hout, bouw, voeding, ) Raadgeving - niet alleen het uitvoeren van de proef is belangrijk maar ook het resultaat is een onderdeel van de evaluatie.