Vrouw en pensioen Jean MOUREAUX jean.moureaux@rvp.fgov.be www.rvp.fgov.be
Belang van de gelijkstelbare dagen per aard en geslacht Werloosheid Ziekte, invaliditeit Brugpensioen Onvoldoende informatie Loopbaanonderbreking (tijdkrediet) 0 25 50 75 100 Mannen Vrouwen
100% Belang van de gelijkgestelde dagen in de pensioenen Verdeling van de toegekende loopbanen in gewerkte of gelijkgestelde jaren Bedienden - Mannen op 65 jaar en Vrouwen op alle leeftijden 75% 50% 25% 0% 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 Mannen gewerkte jaren Mannen gewerkte jaren Mannen gelijkgestelde jaren Vrouwen gelijkgestelde jaren
Belang van de gelijkgestelde dagen in de pensioenen 100% Verdeling van de toegekende loopbanen in gewerkte of gelijkgestelde jaren Arbeid(st)ers - Mannen op 65 jaar en Vrouwen op alle leeftijden 75% 50% 25% 0% 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 Mannen gewerkte jaren Mannen gelijkgestelde jaren Vrouwen gewerkte jaren Vrouwen gelijkgestelde jaren
100 Belang van de gelijkgestelde dagen in de pensioenen Verdeling van de toegekende loopbanen in gewerkte of gelijkgestelde jaren Mannen op 60 jaar 75 50 25 0 1933 1934 1935 1936 1937 Arbeiders gewerkte jaren Arbeiders gelijkgestelde jaren Bedienden gewerkte jaren Bedienden gelijkgestelde jaren
Belang van de deeltijdse arbeid Tewerkstelling werknemer: voltijds/deeltijds per leeftijdsgroep (%) Mannen Vrouwen Leeftijdscategorie Voltijds Deeltijds Voltijds Deeltijds Alle 95% 5% 62% 38% 60 tot 64 jaar 88% 12% 52% 48% 55 tot 59 jaar 93% 7% 54% 46% 50 tot 54 jaar 94% 6% 55% 45% 45 tot 49 jaar 97% 3% 57% 43% 40 tot 44 jaar 96% 4% 56% 44% 35 tot 39 jaar 96% 4% 55% 45% 30 tot 34 jaar 96% 4% 63% 37% 25 tot 29 jaar 96% 4% 75% 25% 20 tot 24 jaar 92% 8% 77% 23% 15 tot 19 jaar 75% 25% 53% 47%
Redenen voor deeltijdse arbeid Mannen Vindt geen voltijds werk - 31% ; Andere persoonlijke redenen - 16% ; Andere reden - 16% ; Wil geen voltijds werk - 9% ; Combineert opleiding en deeltijds werk - 9% ; Andere (ander deeltijds werk, gezondheid, kinderen, gepensioneerd) : 19%. Vrouwen Om te zorgen voor de kinderen - 30% ; Andere persoonlijke redenen - 26% ; Vindt geen voltijds werk - 20% ; Andere reden - 10% ; Wil geen voltijds werk - 10% ; Andere (gezondheid, opleiding, ander deeltijds werk) : 4%.
Gevolgen van de hervorming van 1997 1. Uitstel van de pensionering van de vrouwen (vooral wegens de loopbaanvoorwaarde): Vrouwen Geboortejaar Leeftijdsklassen 1938 1939 1940 Alle leeftijden 100,0% 100,0% 100,0% Van 60 tot juist vóór de wettelijke leeftijd 31,9% 33,9% 28,1% Op de wettelijke leeftijd 68,1% 66,1% 71,9% Mannen Geboortejaar Leeftijdsklassen 1931 1932 1933 1934 1936 Alle leeftijden 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% 100,0% Op 60 jaar 19,6% 20,3% 21,0% 21,2% 21,7% Van 61 tot 64 jaar 17,6% 16,8% 16,5% 21,1% 15,6% Op 65 jaar 62,9% 62,9% 62,6% 62,7% 62,7%
Gevolgen van de hervorming van 1997 2. Toename van de tewerkstelling van de vrouwen Gemiddelde pensioenleeftijd - Vrouwen Geboortejaar 1936 1937 1938 1939 1940 60,23 60,49 60,82 61,46 61,56 Gemiddelde pensioenleeftijd - Mannen Geboortejaar 1931 1932 1933 1934 1936 63,56 63,50 63,48 63,45 63,44
Evolutie van de gecumuleerde verdeling van de maandelijkse inkomens per leeftijd 2.000 Vrouwen in 2005 1.500 1.000 500 0 0% 25% 50% 75% 100% 65 jaar 75 jaar 85 jaar 95 jaar Voorbeeld : 75% van de vrouwen genieten een maandinkomen van minder dan ongeveer 850 (uitgezonderd overheidspensioenen)
Evolutie van de gecumuleerde verdeling van de maandelijkse inkomens per leeftijd 2.000 Mannen in 2005 1.500 1.000 500 0 0% 25% 50% 75% 100% 65 jaar 75 jaar 85 jaar 95 jaar
Relatief belang van het aantal loopbaanjaren (vrouwen) 100,0% 10,0% 1,0% 0,1% 0 10 20 30 40 50 Vrouwen 1914 Vrouwen 1924 Vrouwen 1934
Relatief belang van het aantal loopbaanjaren (mannen) 100,0% 10,0% 1,0% 0,1% 0 10 20 30 40 50 Mannen 1914 Mannen 1924 Mannen 1934
Verdeling van de pensioenbedragen in vergelijking met het minimumpensioen volgens het aantal loopbaanjaren Vrouwen wiens pensioen ingaat na 1996 100% 80% 60% 40% 20% 0% 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 minder dan 80% tussen 80% en 90% tussen 90% en 100% 100% meer dan 100% Minimumrecht per loopbaanjaar Minimumpensioen
Verdeling van de pensioenbedragen in vergelijking met het minimumpensioen volgens het aantal loopbaanjaren Mannen alle ingangsjaren 100% 80% 60% 40% 20% 0% 1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 minder dan 80% tussen 80% en 90% tussen 90% en 100% 100% meer dan 100% Minimumrecht per loopbaanjaar Minimumpensioen
Verdeling van de pensioenbedragen in vergelijking met het minimumpensioen en het aantal loopbaanjaren Vrouwen wiens pensioen ingaat na 1996 Alle duurtijden v. d. loopbaan Van 40 tot 43 jaren Van 35 tot 39 jaren Van 30 tot 34 jaren Van 25 tot 29 jaren Van 20 tot 24 jaren Van 15 tot 19 jaren Van 10 tot 14 jaren Van 5 tot 9 jaren Minder dan 5 jaren 0% 25% 50% 75% 100% minder dan 80% tussen 80% en 90% tussen 90% en 100% 100% meer dan 100%
Verdeling van de pensioenbedragen in vergelijking met het minimumpensioen en het aantal loopbaanjaren Mannen alle ingangjsaren Alle duurtijden v. d. loopbaan Van 40 tot 45 jaren Van 35 tot 39 jaren Van 30 tot 34 jaren Van 25 tot 29 jaren Van 20 tot 24 jaren Van 15 tot 19 jaren Van 10 tot 14 jaren Van 5 tot 9 jaren Minder dan 5 jaren 0% 25% 50% 75% 100% minder dan 80% tussen 80% en 90% tussen 90% en 100% 100% meer dan 100%
Een voorbeeld van bonus malus gebaseerd op de (in)activiteit op het einde van de loopbaan Mannen Ongeveer een man op acht zou zijn pensioen zien verminderen; Ongeveer een man op vier zou zijn pensioen zien verhogen; De mannen wiens pensioen zou verminderen, zouden gemiddeld een lager pensioen krijgen dan de anderen; De mannen wiens pensioen zou verhogen, zouden gemiddeld een hoger pensioen krijgen dan de anderen. Vrouwen Ongeveer een vrouw op twee zou haar pensioen zien verminderen; Ongeveer een vrouw op dertien zou haar pensioen zien verhogen; De vrouwen wiens pensioen zou verminderen, zouden gemiddeld een lager pensioen krijgen dan de anderen; De vrouwen wiens pensioen zou verhogen, zouden gemiddeld een hoger pensioen krijgen dan de anderen.
Huwelijksstaat Verdeling van de pensioenbedragen in vergelijking met het minimumpensioen volgens geslacht en huwelijksstatuut Vrouwen wiens pensioen ingaat na 1996 Mannen - alle ingangsjaren Mannen en vrouw en Alle vrouw en Ongehuw de vrouw en Gehuw de vrouw en of vrouw en die gehuw d gew eest zijn Alle Mannen Ongehuw de mannen Gehuw de mannen of mannen die gehuw d gew eest zijn 0% 25% 50% 75% 100% minder dan 80% tussen 80% en 90% tussen 90% en 100% 100% meer dan 100%
Relatief belang van de loopbaanduur per geslacht op 55 jaar 12,5% 10,0% 7,5% 5,0% 2,5% 0,0% 0 10 20 30 40 50 Vrouwen 1944 Mannen 1944
Relatief belang van de loopbaanduur per geslacht op 45 jaar 12,5% 10,0% 7,5% 5,0% 2,5% 0,0% 0 10 20 30 40 50 Vrouwen 1944 Mannen 1944 Vrouwen 1954 Mannen 1954
Relatief belang van de loopbaanduur per geslacht op 35 jaar 12,5% 10,0% 7,5% 5,0% 2,5% 0,0% 0 10 20 30 40 50 Vrouwen 1944 Mannen 1944 Vrouwen 1954 Mannen 1954 Vrouwen 1964 Mannen 1964
15% Inkomensgarantie voor ouderen Weerslag van de IGO (en van het GI) per geboortejaar Breuk van de personen betaald door de RVP, ongeacht hun titel 10% 5% 0% 1900 1910 1920 1930 1940 Vrouwen Mannen Gemiddelde weerslag voor die leeftijdsgroep : Vrouwen 7,1% en Mannen 3,5 %
Inkomensgarantie voor ouderen Weerslag van de IGO volgens het geslacht en de pensioencategorie Vrouwen Mannen Alle categorieën 4,5% 2,7% Gehuwd of gehuwd geweest 2,8% 2,5% Ongehuwden 21,0% 5,8% Gehuwden, gezinsbedrag (37,3%) 3,2% Gehuwden, bedrag alleenstaande 2,1% 1,3% Ongehuwd 21,0% 5,8% Cumulatie rust- en overlevingspensioen 1,7% 5,7% Overlevingspensioen 5,2% (3,6%)
Inkomensgarantie voor ouderen 300 Gemiddeld maandbedrag per geslacht en geboortejaar 250 200 150 100 50 0 1900 1910 1920 1930 1940 Vrouwen Mannen