Tweede Evaluatie Startersbeurs Instrument voor werkzoekende jongeren ReflecT, Tilburg University Maart 2015 Ronald Lievens Wendy Wesseling Ton Wilthagen Ruud Muffels 1
Inhoudsopgave Samenvatting 3 1 Achtergrond 4 1.1 Jeugdwerkloosheid 4 1.2 De Startersbeurs.4 2 Onderzoeksopzet.5 2.1 Onderzoeksvraag 5 2.2 Metingen.6 3 Onderzoeksresultaten.7 3.1 Kenmerken deelnemers.7 3.2 Scholingsbudget..7 3.3 Status deelnemers drie maanden na deelname 8 3.4 Regionale verschillen 9 4 Tot slot.10 Contactgegevens.11 2
Samenvatting In april 2013 is in de gemeente Tilburg de Startersbeurs gelanceerd: een werkervaringsregeling voor werkzoekende jongeren gedurende maximaal zes maanden. In september 2014 is hier een eerste rapportage over verschenen, uitgevoerd door Tilburg University. In deze vervolgrapportage worden de meest actuele inzichten gerapporteerd. De Startersbeurs heeft de afgelopen periode de snelle groei doorgezet. Momenteel staat het aantal deelnemers op 2150 jongeren in 128 deelnemende gemeenten. Gebaseerd op de ervaringen van 654 deelnemers is een tweede wetenschappelijke evaluatie van de Startersbeurs uitgevoerd door onderzoeksinstituut ReflecT van Tilburg University. Opvallend blijven de kenmerken van de deelnemers. Meer dan twee derde van de deelnemers (70%) is vrouw en bijna alle deelnemers hebben de Nederlandse nationaliteit (97.7%). Drie maanden na afsluiting van de Startersbeurs woont een derde (35%) nog bij zijn of haar ouders. Van de deelnemers die samenwonen met een partner (en kinderen), heeft 80% van de partners een betaalde baan. Het onderzoek wijst uit dat er bij de deelnemers grote onduidelijkheid heerst wat betreft het opleidingsbudget. Deelnemers zijn slecht op de hoogte wat betreft het recht op het opleidingsbudget (42,5% van de deelnemers die geen recht heeft op een opleidingsbudget, denkt het wel te hebben). Drie maanden na afronding van de Startersbeurs, geeft 60,7% van de deelnemers aan betaald werk te hebben (deelnemers die terug zijn gevallen op een voormalige bijbaan zijn in dit percentage niet meegenomen). In de vorige rapportage betrof dit percentage nog 52.3%. Het percentage deelnemers dat een contract aangeboden heeft gekregen bij het leerbedrijf is ongeveer gelijk gebleven (van 36.7% naar 34.2%). De mate waarin het gevonden werk aansluit bij de opleidingsrichting of opleidingsniveau is gedaald. Voorheen gaf 59.6% aan dat er sprake was van een goede aansluiting tussen opleidingsrichting en functie, nu is dat 46.5%. Ruim driekwart (76.9%) van de deelnemers gaf eerst aan dat het werk paste bij het niveau van hun opleiding, nu is dat ruim twee derde (67.2%). Ruim twee derde (68%) van de werkenden vindt dat de Startersbeurs heeft bijgedragen aan het vinden van werk. De resultaten van deze evaluatie moeten met de nodige voorzichtigheid worden gehanteerd en geïnterpreteerd. Niettemin komt grosso modo tot uiting dat de deelnemers aan de Startersbeurs tamelijk positief zijn over de bijdrage die dit werkervaringsproject levert aan hun arbeidsmarktkansen, in casu het verkrijgen van regulier werk. In toekomstige rapportages zullen longitudinale effecten aan bod komen, evenals een vergelijkingsgroep geconstrueerd uit de Schoolverlaters enquête uitgevoerd door het ROA. 3
1 Achtergrond 1.1 Jeugdwerkloosheid Sinds de uitbraak van de wereldwijde financiële crisis rond september 2008 is in Nederland de werkloosheid, ook onder jongeren, gestegen. Hoewel de werkloosheid onder jongeren van 18 tot 25 jaar in 2010 licht daalde, was er wederom een stijging van de jeugdwerkloosheid waar te nemen in 2012 met als hoogtepunt het 2 e kwartaal van 2013. Op dat moment was 16,51% van de jongeren werkloos een op de zes jongeren. Het is hierbij voornamelijk het tempo van de stijging dat zorgen baart en overeenkomsten vertoont met de werkloosheidscijfers ten tijde van de economische crisis in de jaren tachtig. Voor een meer uitgebreide probleemanalyse verwijzen wij de lezer naar de eerste evaluatie van de Startersbeurs. 1.2 De Startersbeurs Om te voorkomen dat jongeren een slechte start maken op de arbeidsmarkt en uiteindelijk in een sociaal vangnet belanden, waardoor hun afstand tot de arbeidsmarkt nog groter wordt, is de Startersbeurs in het leven geroepen. Initiatiefnemer hoogleraar Ton Wilthagen van Tilburg University heeft in samenwerking met de jongerenvakbonden FNV en CNV, de gemeente Tilburg en het bedrijf Funding BV het instrument ontwikkeld. Het instrument is gebaseerd op wetenschappelijke inzichten en daarmee een vorm van kennisvalorisatie. Uit onderzoek komt naar voren dat het gebrek aan werkervaring en een beperkt professioneel netwerk het voor jongeren extra moeilijk maakt om hun weg te vinden naar en op een toch al ruime arbeidsmarkt. De bedoeling van het initiatief was om in korte tijd en met een proactieve en positieve insteek tot een concrete maatregel te komen die jongeren een beter perspectief zou kunnen bieden. Het gezamenlijke vertrekpunt bij deze samenwerking was dat het op een laagdrempelige wijze faciliteren van jongeren in het opdoen van relevante werkervaring hun kansen op de arbeidsmarkt zou vergroten. Voor het opdoen van werkervaring na het afronden van een opleiding bestond in Nederland destijds geen algemene regeling. De Startersbeurs is een betaald werkervaringstraject van maximaal 6 maanden gedurende 32 uur per week, waarin jongeren in de gelegenheid worden gesteld om relevante werkervaring op te doen en daarnaast te werken aan hun professioneel netwerk en competenties. Het betreft hier competenties die niet gebonden zijn aan een specifieke functie of opleidingsrichting, zoals leidinggeven en presenteren. Verondersteld wordt dat de aantrekkelijkheid van de starters voor werkgevers vergroot waardoor ze een breder scala aan competenties beheersen die zich niet beperken tot vakspecifieke vaardigheden welke in een opleiding zijn bijgebracht. Na afloop van de Startersbeurs ontvangt de deelnemer een certificaat met daarbij een begeleidend schrijven waarin de competentiebeheersing van de deelnemer door het leerbedrijf toegelicht wordt. Bovendien is in sommige gemeenten een scholingsvoucher onderdeel van de regeling. De voucher (doorgaans ter waarde van 600 euro) wordt verstrekt door het leerbedrijf en de deelnemer kan dit besteden aan een opleiding of cursus. Voor meer (achtergrond)informatie over de Startersbeurs, verwijzen wij de 4
lezer naar de eerste evaluatie van de Startersbeurs of de website van de Startersbeurs (www.startersbeurs.nu). De Startersbeurs is in april 2013 in de gemeente Tilburg van start gegaan, gevolgd door de gemeente Rotterdam. Momenteel is het concept Startersbeurs landelijk overgenomen door circa 128 gemeenten. Ondanks dat het aantal deelnemende gemeente is gedaald ten opzichte van de vorige evaluatie (van 150 naar 128), is het aantal jongeren dat van de regeling gebruik heeft gemaakt gestegen. Tot op heden hebben 2150 jongeren gebruik gemaakt van de Startersbeurs (waarbij een deel van die jongeren nog met de werkervaringsperiode bezig is). In dit rapport worden voor de tweede maal de resultaten van de Startersbeurs gepresenteerd. Het onderzoek is uitgevoerd door Ronald Lievens en Wendy Wesseling, verbonden aan het onderzoeksinstituut ReflecT van Tilburg University, onder begeleiding van de hoogleraren Ton Wilthagen en Ruud Muffels. De data die worden verzameld bij het onderzoek naar de Startersbeurs zullen aan de academische gemeenschap ter beschikking worden gesteld via de data-archieven van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). 2 Onderzoeksopzet 2.1 Onderzoeksvraag De hoofdvraag luidt: In hoeverre versterkt de Startersbeurs de kansen op werk voor jongeren?. Hierbij bekijken we in welke mate en op welke termijn deelnemers werk vinden en wordt gekeken naar de aansluiting van het werk bij de opleidingsrichting en het opleidingsniveau. Onderzocht is hoe het de deelnemers drie maanden na afloop van de Startersbeurs vergaat. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het vaststellen van het netto effect van de Startersbeurs beperkingen kent, omdat bovenstaande uitkomsten niet getoetst zijn met een controlegroep. Door de maatschappelijke urgentie waarmee de Startersbeurs is geïmplementeerd is het niet doenlijk gebleken een controlegroep te construeren. Het ethische bezwaar tegen het ad random toewijzen van Startersbeurzen onder geïnteresseerden heeft ertoe geleid dat we elders een vergelijkbare groep moeten en zullen zoeken om het netto effect van de Startersbeurs zo goed mogelijk te kunnen meten. We zullen daartoe gebruik maken van het jaarlijks onderzoek onder schoolverlaters dat wordt uitgevoerd door het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Schoolverlaters die hun diploma hebben behaald, worden in dit rapport anderhalf jaar na afstuderen bevraagd over hun intrede op de arbeidsmarkt; de zoektermijn en de mate van aansluiting van het werk bij de opleidingsrichting en het niveau. Een vergelijking van de beschikbare gegevens van de Startersbeurs met het ROA-onderzoek zou slechts kunnen worden gebaseerd op een gering aantal Startersbeurs-deelnemers die ook in 2012 zijn afgestudeerd. Om die 5
reden zal de vergelijking met de ROA-enquête bij een volgende evaluatie van de Startersbeurs aan de orde komen. 2.2 Metingen Om zowel de ontwikkeling van de deelnemer als de langetermijn werking van de Startersbeurs te kunnen beoordelen, is voor een design met meerdere meetmomenten gekozen (zie onderstaande tabel). De meetmomenten zijn ingebed in het proces en de webapplicatie van de Startersbeurs, teneinde een zo hoog mogelijke respons te realiseren. Tabel 1. Meetmomenten onderzoek Startersbeurs Moment Aanvang Startersbeurs Halverwege Startersbeurs Einde Startersbeurs 3 maanden follow-up 12 maanden follow-up + 3 maanden + 6 maanden + 9 maanden +18 maanden Competentie beheersing Zelf ervaren employability Deelnemer X X X Leerbedrijf X X Netwerkactiviteiten x X Gebruik scholingsbudget X Arbeidsmarktstatus X X X X X Scholingsbudget Wanneer het recht op het scholingsbudget is verlopen (drie maanden na afsluiting Startersbeurs), wordt aan de deelnemers gevraagd of zij denken recht te hebben op het budget. Daarnaast wordt gevraagd of zij het hebben gebruikt en zo ja, waarvoor. Als zij geen gebruik hebben gemaakt wordt tevens gevraagd naar de motivatie. Kenmerken betaald werk Hier wordt gekeken of deelnemers werk vinden, wat de aard van het werk is (in loondienst, ZZP, bijbaan) en wat de gepercipieerde kwaliteit van het gevonden werk is. De kwaliteit wordt enerzijds afgeleid van de mate waarin het werk aansluit bij de opleidingsrichting van de deelnemer (horizontale match), anderzijds bij het opleidingsniveau (verticale match). Indien de deelnemer (nog) geen werk heeft, wordt bekeken welke andere activiteiten hij of zij ontplooit (eventuele tweede Startersbeurs, vrijwilligerswerk of nieuwe studie). Achtergrond kenmerken deelnemers Van deelnemers worden de volgende achtergrondkenmerken in kaart gebracht: leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, werkloosheidsduur, zoekgedrag en de motieven voor deelname. 6
3 Onderzoeksresultaten 3.1 Kenmerken deelnemers De steekproef bestaat uit 654 Startersbeursdeelnemers, die drie maanden na afsluiting van de Startersbeurs de vragenlijst hebben ingevuld (meetmoment 4 uit tabel 2). De respons onder de deelnemers op de vragenlijst bedroeg 67.2 %. De kenmerken van de deelnemers zijn ten opzichte van de vorige rapportage nagenoeg gelijk gebleven. Meer dan twee derde van de deelnemers (70%) is vrouw en 97.7% heeft de Nederlandse nationaliteit. Ongeveer een derde (35%) woont drie maanden na de Startersbeurs bij zijn of haar ouders, een derde (32%) woont samen met een partner (en kinderen) en een derde (33%) woont alleen of in een studentenhuis. Van de deelnemers die samenwoont met een partner (en kinderen), heeft 80% van de partners een betaalde baan. Slechts 1% van de partners ontvangt een uitkering. De overige 19% heeft geen van beide en studeert bijvoorbeeld. 3.2 Scholingsbudget Bij de deelnemers heerst grote onduidelijkheid wat betreft het opleidingsbudget (zie tabel 2). Bij 15,5% van de deelnemers komt het verwachte recht niet overeen met het werkelijke recht: 42,5% van de deelnemers dat geen opleidingsbudget heeft, denkt het wel te hebben en 10,3 % van de deelnemers dat wel een opleidingsbudget heeft, denkt dit niet te hebben. Tabel 2. Werkelijk en verwacht recht op scholingsbudget. Werkelijk recht Ja Nee Verwacht recht Ja 75,0% 8,5% Nee 7,0% 9,5% Van de deelnemers die recht hebben op een opleidingsbudget wil een kleine meerderheid (54,5%) het daadwerkelijk gaan gebruiken. Omdat de invulling van het budget geheel bij de deelnemer ligt, was er een willekeur aan bestemmingen, zoals een training rollenspellen begeleiden en opleiding tot lasser. Het budget werd in de meeste gevallen ingezet voor een praktische in tegenstelling tot een inhoudelijke cursus. 91 deelnemers hadden nog geen idee waar ze het budget voor wilden gebruiken. Verscheidene redenen waarom deelnemers geen gebruik maken van het budget zijn: vergeten dat ze het budget hadden; gebrek aan tijd door nieuw dienstverband; onnodig geacht; het budget is ontoereikend voor de gewenste scholing/ eigen bijdrage te hoog; onduidelijk hoe het budget besteed kan worden; geschil met het leerbedrijf. 7
3.3 Status deelnemers drie maanden na deelname 442 van de 652 deelnemers (67,6%) geven aan drie maanden na de Startersbeurs betaald werk te hebben. Tot deze groep behoren echter ook de 48 deelnemers die (volledig) zijn teruggevallen op zijn of haar bijbaan ten tijde van zijn of haar Startersbeurs. Wanneer hiervoor wordt gecontroleerd en dus enkel gekeken wordt naar de deelnemers die drie maanden na de Startersbeurs een nieuwe baan hebben gevonden, komt het percentage uit op 60,7%. Dat is een toename van 8,4% in nog geen drie maanden tijd. Opvallend is dat een relatief groot deel (34.2%) van de werkenden werkzaam is bij het leerbedrijf. Daarbij is 7,3% een eigen onderneming gestart. Bevraagd naar de mate waarin het gevonden werk aansluit bij de opleidingsrichting geeft 46.5% aan dat hier sprake is van een goed tot zeer goede aansluiting. Daarnaast geeft 32.3% aan dat de aansluiting noch slecht noch goed is. Ruim driekwart (67.2%) van de deelnemers geeft aan dat het werk past bij het niveau van hun opleiding. Daarbij vindt iets meer dan de helft (51,8%) dat de huidige functie goede carrièremogelijkheden biedt; een kwart (23,4%) is van mening dat de huidige functie geen goede carrièremogelijkheden biedt. Deelnemers zijn over het algemeen tevreden met de huidige functie; nog geen 10% is ontevreden en 28,3% is zeer tevreden. De deelnemers die werk hebben gevonden, is gevraagd of de Startersbeurs heeft geholpen bij het vinden van werk. Ongeveer een derde (32%) van de deelnemers is van mening dat de Startersbeurs niet heeft bijgedragen, twee derde (68%) vindt dat de Startersbeurs wel heeft bijgedragen aan het vinden van werk. Van de 212 deelnemers die aangeven geen betaald werk te hebben, volgt 25,9% een (vervolg)opleiding, 13,2% is een tweede Startersbeurs of stage gestart en 40,1% houdt zich voornamelijk bezig met het zoeken naar werk. De overige 20% houdt zich onder andere bezig met vrijwilligerswerk. 8
3.4 Regionale verschillen in status na drie maanden Bij de analyse van de arbeidsmarktpositie van jongeren is ook een onderscheid gemaakt naar regio/ gemeente. Hierbij is een minimaal aantal deelnemers van 25 per gemeente voor gehanteerd. Dit is een gering aantal en de resultaten moeten daarom met de nodige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Tabel 3. De arbeidsmarktstatus van deelnemers drie maanden na de Startersbeurs per regio. Gemeente Aantal deelnemers % Werkzaam in loondienst* % Werkzaam als zelfstandige % Onderwijs % Overig** % Werkloos Den Bosch 26 58 8 12 14 8 Amsterdam 36 64 8 3 14 11 Eindhoven 42 55 12 14 0 19 Rotterdam 79 52 15 8 7 18 Tilburg 96 63 9 5 8 15 Nijmegen 105 63 6 11 8 12 Noot. * De deelnemers met dezelfde bijbaan als tijdens de Startersbeurs zijn uitgesloten. ** Onder deze categorie vallen onder andere een tweede Startersbeurs, stage en een combinatie van leren en werken. In tabel 3 staat de arbeidsmarktstatus van deelnemers drie maanden na de Startersbeurs opgesplitst in regio s. Wanneer gekeken wordt naar het percentage werkenden (zowel als zelfstandige als in loondienst), verschillen de gemeenten amper van elkaar. Het percentage werkenden varieert van 66% (Den Bosch) tot 72% (Amsterdam en Tilburg). Opvallend is het relatief hoge percentage zelfstandige ondernemers in de gemeente Rotterdam, wat 2,5 keer zo hoog is als in Nijmegen (15% versus 6%). Het percentage jongeren dat drie maanden na de Startersbeurs is teruggekeerd naar onderwijs verschilt ook per gemeente. De jongeren uit Eindhoven keren relatief het vaakst terug en de jongeren uit Amsterdam het minst vaak. Opmerkelijk is het ontbreken van deelnemers die een stage lopen of een tweede Startersbeurs/ werkervaringsplaats hebben in de gemeente Eindhoven. Zowel in Den Bosch als Amsterdam lopen jongeren relatief vaak na de Startersbeurs nog een stage. Het percentage deelnemers dat na drie maanden naar eigen zeggen werkloos is verschilt per regio. In Den Bosch is het percentage het laagst (8%) en in Eindhoven het hoogst (19%). 9
4 Tot slot Dit onderzoeksverslag is een tweede evaluatie van de effecten en waardering van het instrument Startersbeurs. De basis hiervan betreft een steekproef van 654 deelnemers aan de regeling. De komende tijd zal het aantal deelnemers dat de Startersbeursperiode heeft afgerond toenemen en zal derhalve ook de groep respondenten waarover kan worden gerapporteerd groeien, alsmede het aantal momenten in de tijd waarop de respondenten zijn bevraagd. Dat laatste maakt een meer longitudinale analyse mogelijk hoe vergaat het de deelnemers langere tijd na het afronden van de Startersbeurs? Ook zal op een later moment getracht worden om de gegevens over de arbeidsmarktloopbaan van de deelnemers aan de Startersbeurs af te zetten tegen andere onderzoeksresultaten, zodat vergelijking mogelijk wordt. De resultaten van deze eerste evaluatie moeten derhalve met de nodige voorzichtigheid worden gehanteerd en geïnterpreteerd. Niettemin komt grosso modo tot uiting dat de deelnemers aan de Startersbeurs tamelijk positief zijn over de bijdrage die dit werkervaringsproject levert aan de ontwikkeling van hun competenties, de omvang van hun professioneel netwerk en (daarmee) aan hun arbeidsmarktkansen, in casu het verkrijgen van regulier werk. 10
Contactgegevens ReflecT Tilburg University Postbus 90153 5000 LE Tilburg Telefoonnummer 013 466 2181 E-mail reflect@uvt.nl 11