Lokaal gezondheidsbeleid en Wmo in samenhang

Vergelijkbare documenten
Bestuursopdracht Raad

Wmo beleidsplan 2013 INLEIDING

Startnotitie Nota Lokaal Gezondheidsbeleid

Raadsvergadering, 29 januari Voorstel aan de Raad

Onderwerp: Verlengen nota Lokaal gezondheidsbeleid Wijk bij Duurstede

Natuurlijk... NUTH. NUTH... Natuurlijk DE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING (WMO)

Herstel en rehabilitatie in het licht van herziening zorgstelsel

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Houten

Oude en nieuwe Wmo. ondersteuning. 2 Deze resultaatgebieden zijn: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning;

GGD Hollands Noorden. en wijkverpleegkundigen met S1-taken

Startnotitie beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning

agendanummer afdeling Simpelveld VI- 38 Burgerzaken 21 oktober 2008 onderwerp Uitvoeringsnota Gemeentelijk gezondheidsbeleid

Lokaal gezondheidsbeleid Workshop 18 februari 2016

Wet maatschappelijke ondersteuning. Voorlichtingsbijeenkomsten voor inwoners van Bernheze in oktober/november 2006

Raadsvoorstel (gewijzigd)

De Wmo adviesraad en het gemeentelijk beleid

Voorbeeldadvies Cijfers

VERORDENING WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Gezondheidsachterstanden. Gelijke kansen voor iedereen

9 WMO Wet Maatschappelijke Ondersteuning

Aanvraagformulier voor subsidieverlening subsidiejaar 20..

Onderwerp: Nota lokaal gezondheidsbeleid: Gezondheid, welzijn en welbevinden.

PROGRAMMABEGROTING

Het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Regionale dienst openbare gezondheidszorg Hollands Midden;

Regeling burgerparticipatie Wet Maatschappelijke Ondersteuning

de veiligheid in de dorpen te behouden en waar mogelijk te versterken en overlast tegen te gaan.

Samen Beter. Lokaal Gezondheidsbeleid gemeente Hardenberg

Welzijn nieuwe stijl. Thema-avond gemeenteraad Geldermalsen. 19 oktober 2010 Marjon Breed

Jaarplan 2012 Wmo-adviesraad gemeente Renkum maart

Lokale paragraaf gezondheidsnota

Raadsvoorstel. Inleiding

Nota Lokaal Gezondheidsbeleid

Iedereen moet kunnen meedoen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

GEMEENTE HOOGEVEEN. Voorstel voor burgemeester en wethouders. Onderwerp: Conceptbegroting GGD Drenthe

Relatie tussen de WCPV en de WMO

JAARVERSLAG WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM

Kanteling Wmo iedereen doet mee

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 12 juni 2007 Nummer voorstel: 2007/75

De kernboodschappen voor het gezondheidsbeleid van Westvoorne zijn:

Strategische Agenda Een gezond en veilig bestaan voor onze inwoners in Zaanstreek-Waterland

Herijking subsidierelatie ONIS: opdracht aan ONIS

Welzijn Nieuwe Stijl. preventie zorg en opvang. 27 juni 2011

Plan van Aanpak. Beleidsplan WMO Jeugd Aanleiding

GIDS-gemeenten die de JOGGaanpak & GIDS combineren

Commentaar van de Seniorenraad op het Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO)

Factsheet Veranderingen in de Zorg 2015 (AWBZ, LIZ, Zvw en Wmo):

Prestatieveld informatie, advies en cliëntondersteuning in de Wmo

Voorstel van de Rekenkamer

Versie: februari Meerjarig beleidsplan Stichting Welzijn Diemen

PROGRAMMABEGROTING

Instructie cliëntprofielen

Uitvoeringsprogramma Regionaal gezondheidsbeleid Land van Cuijk

Convenant Samenwerking Zorgkantoor Coöperatie VGZ Gemeente Nijmegen

DE GGZ IN DE 9 PRESTATIEVELDEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Handreiking Gezonde Gemeente. Voor beleid en uitvoering in wijk en gemeente

AAN DE RAAD. Raadsvergadering d.d. : 26 juni 2014 Voorstelnummer : Portefeuillehouder : E. Hollenberg Carrousel d.d.

Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk?

Doetinchem, 28 juni 2017

Hoofdstuk 2. Gemeente

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Beleidsplan Wmo en Volksgezondheid

Verslag basiscursus Wmo d.d. 12 april 2013 LSR in (Utrecht)

Verslaglegging bijeenkomst voor informatie en opinie op 13 september 2011 van uur tot uur

Wmo en de professional

KADERNOTA LOKAAL GEZONDHEIDSBELEID

PFO-Samenleving Hoeksche Waard Bestuurscommissie Volksgezondheid Zuid-Holland Zuid

Wet Maatschappelijke Ondersteuning ( Wmo) Wmo-raad Westland

UITVOERINGSPROGRAMMA WELZIJN/WMO 2012 (gewijzigde expeditie) Bijlage 1: Doelstellingen Integrale Welzijnsnota

3 De WMO in zicht in de regio Gelre-IJssel

Raadsvoorstel agendapunt

Samenwerking JGZ - Jeugdzorg

Proces nota lokaal gezondheidsbeleid

gemeente Eindhoven 3 Maatschappelijke effecten en het meetpunt voor succes

Strategische visie monitoring en verantwoording sociaal domein

Met elkaar voor elkaar

Bestuursopdracht beleidsplan zorg voor jeugd ( )

Nr.: 6 Onderwerp: Vaststellen Verordening Wmo-raad Lopik. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Wet maatschappelijke ondersteuning. Gemeente Oostzaan

18 nov Postreg.nr. Directeur: Tel.nr K. Burger

WMO Rotterdam. Van verzorgingstaat naar - stad en - straat

Bestuursopdracht Wmo Alblasserdam

Verslag regionale werkconferenties kiezen voor gezond leven

Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 19 november 2014 / 137/2014. Fatale termijn: besluitvorming vóór:

Voorstel/alternatieven. Inhoud aanvraag/aanleiding ambtshalve besluit. Wettelijke grondslag. Inhoud extern advies

Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling. Sociaal medische contractering Jeugd. Organisatie wijkteams

Jeugdbeleid en de lokale educatieve agenda

VISIE WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING BOEKEL, LANDERD, SINT-OEDENRODE UDEN EN VEGHEL

Bijlage 1 Onderzoek zorg- en welzijnsloketten

Stand van zaken notitie Integrale Jeugdgezondheidszorg.

Programmabegroting

Wmo 2015 door Tweede Kamer

Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning , "Samen werken aan nieuwe verbanden". 1. Raadsbesluit 2. beleidsplan Wmo

Kerncijfers van de gemeente Leiden (gezondheidspeiling 2012)

ECSD/U Lbr. 14/010

De GGD Hollands Midden nader belicht Sjaak de Gouw 26 juni 2013

Portefeuillehouder : W.J.J. Ligtenberg Datum collegebesluit : 16 februari 2016 Corr. nr.:

Transcriptie:

Lokaal gezondheidsbeleid en Wmo in samenhang

Inhoud Voorwoord 3 1 Samenhang in beleid 5 2 Het Wmo-beleidsplan en de nota lokaal gezondheidsbeleid 7 3 Inhoudelijke samenhang 1 3 4 Procesmatige koppeling 21 5 SMART formuleren 29 6 Evalueren 33 Bijlagen 37 Bijlage 1. Stappenplan SMART formuleren 38 Bijlage 2. Voortgangsmeter 39 Colofon 40

2

Voorwoord In 2007 staat elke gemeente voor de uitdaging om het beleid op de terreinen van (gezondheids)zorg en welzijn in samenhang verder te ontwikkelen. De gemeente stelt dit beleid in twee nota s vast: de nota lokaal gezondheidsbeleid in het kader van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) en het beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Gemeenten hebben aangegeven dat het schrijven van twee nota s veel tijd kost. Er is dan ook een grote behoefte om deze nota s te combineren. Daarnaast constateerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2005 dat gemeenten de laatste jaren weliswaar serieus werk hebben gemaakt van het lokale gezondheidsbeleid maar dat verbeteringen mogelijk zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de samenhang van lokaal gezondheidsbeleid met andere beleidsterreinen. De VNG wil u graag op de bovengenoemde onderwerpen ondersteunen met behulp van deze handreiking. In de handreiking staat hoe u in beide nota s rekening kunt houden met de inhoudelijke en procesmatige gevolgen van het beleid en mogelijk een gecombineerde nota kunt opstellen. Daarnaast is vanuit de evaluatie van de vorige gezondheidsnota s naar voren gekomen dat gemeenten behoefte hebben aan ondersteuning bij het SMART maken van beleidsdoelstellingen en het werken met een heldere systematiek van beleidsevaluatie. Ook daar gaat deze handreiking op in. De kennis en ervaringen die gemeenten in verschillende workshops hebben uitgewisseld zijn verwerkt in de handreiking, zodat andere gemeenten daar weer van kunnen leren. Deze handreiking is vooral bedoeld om u te helpen bij het vergroten van inzicht in de inhoudelijke meerwaarde van het verbinden van de beide beleidsterreinen, en de mogelijkheden waarop je die 3

verwevenheid politiek-bestuurlijk en organisatorisch het beste vorm zou kunnen geven. De handreiking maakt deel uit van het project Lokale Gezondheidsimpuls (LOGIN), het brede ondersteuningstraject voor gemeenten op het terrein van lokaal gezondheidsbeleid. Ik wens u veel succes bij het opstellen van de nota s en hoop dat deze handreiking u daarbij van nut kan zijn. Dr. W. Kuiper Lid Directieraad VNG 4

1 Samenhang in beleid 1.1 Het belang van het combineren van Wmo en gezondheidsbeleid Nederland kent verschillende kwetsbare inwoners. Dit komt doordat zij niet zelfredzaam zijn. Diverse zaken kunnen hier de oorzaak van zijn: werkloosheid, slechte beheersing van het Nederlands, slechte woning, schulden, psychische problemen, verslaving, gebrek aan plekken om anderen te ontmoeten, beperkte sociale competenties enz. Kwetsbare personen hebben vaak een combinatie van deze problemen. Gezondheidsklachten zijn hier meestal een onderdeel van. De overheid en andere instellingen benaderen deze problemen vaak afzonderlijk. Maar de verschillende problemen hebben met elkaar te maken. Mensen kunnen worden geholpen met problemen rond overgewicht, maar als dit het gevolg is van eenzaamheid, komt het probleem vanzelf weer terug. Het vergt daarom bijzondere inspanning om met een effectieve oplossing voor de problemen te komen. Voor een gemeente is het de uitdaging beleid te ontwikkelen dat een samenhangend antwoord geeft op sociaal-maatschappelijke en gezondheidsproblemen en het voorkomen daarvan. Een gemeente is daar het best toe in staat, omdat zij weet wat de specifieke kansen en bedreigingen zijn. De grotestadsproblematiek van veel inwoners op een beperkte ruimte, is een andere dan die van plattelandsgemeenten waar de bevolkingsdichtheid laag is en de afstanden tussen dorpen groot. De start van samenhangend beleid wordt gevormd door een nota. Zowel vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) als vanuit de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (WCPV) moeten die in 2007 worden geschreven. Als we denken vanuit de problematiek van de burger, ligt het voor de hand om deze gezamenlijk op te pakken. Deze handreiking geeft aan welke mogelijkheden er zijn voor die gezamenlijkheid. Zowel de Wmo als gezondheidsbeleid wordt daarin breed opgevat. De Wmo gaat daarbij uit van alle activiteiten die ervoor zorgen dat mensen kunnen meedoen en 5

blijven meedoen in de samenleving. Bij gezondheidsbeleid wordt uitgegaan van de indeling van de voormalige Canadese minister Marc Lalonde. Die stelt dat gemeenten hun gezondheidsbeleid kunnen inzetten op gedrag/leefstijl, fysieke omgeving, sociale omgeving en gezondheidszorg. Door de breedte van beide beleidsterreinen zijn er veel mogelijkheden om samen op te gaan. 1.2 Opzet van de handreiking In deze handreiking wordt gekeken naar samenhang op de inhoud, maar ook naar samenhang in het proces om tot de nota te komen. In een inleidend hoofdstuk wordt ingegaan op de afzonderlijke voorwaarden voor de nota lokaal gezondheidsbeleid en het Wmo-beleidsplan. Na deze inleiding gaat het dus over de zaken die gezamenlijk worden opgepakt. Dat betekent dat onderwerpen die voor de individuele nota s van belang zijn, niet worden behandeld. Deze handreiking bevat verder veel adviezen en tips. Sommige liggen voor de hand, maar blijken in de praktijk lastig uitvoerbaar, andere brengen de lezer misschien op nieuwe ideeën. De bedoeling hiervan is om de lezer te inspireren en op een spoor te zetten om bepaalde onderwerpen verder uit te zoeken. De handreiking is voorbereid in workshops. Daar zijn verschillende ideeën getoetst. De vraag of er één nota moet komen, is daar vaak gesteld. Gemeenten gaven aan dat zij ieder in hun eigen tempo met de nota s aan de gang zijn en dat er daarnaast nog specifieke omstandigheden zijn die van invloed zijn op de vorm van de nota of nota s. De handreiking is daarom geen blauwdruk. Deze handreiking gaat niet uit van één nota of van meerdere nota s. Een gemeente kan hier zelf kiezen. Opvallend was verder dat uit de workshops naar voren kwam dat juist het proces rond de nota s van doorslaggevend belang is. Belangrijke stappen daarin zijn regie, interne samenwerking, opdrachtgeverschap, bestuurlijke samenwerking enz. In deze handreiking wordt daar op hoofdlijnen op ingegaan. Maar uiteindelijk verschillen situaties per gemeente zo, dat het niet lukt om daar pasklare antwoorden op te geven. De bedoeling van deze handreiking is om uiteindelijk de burger een samenhangend stelsel aan activiteiten en programma s te bieden. Maar uit de workshops kwam naar voren dat er voor gemeenten nog een andere reden is om te werken aan samenhangend beleid. Het opstellen van beide nota s kost tijd. Er zijn gemeenten die voor Wmo en gezondheid één beleidsmedewerker hebben. Het voordeel van één nota of samenhangende nota s, is dat de werkzaamheden in 2007 efficiënt kunnen worden uitgevoerd. 1.3 SMART formuleren en evalueren In deze handreiking is bijzondere aandacht voor SMART formuleren en evalueren. Dit zijn onderwerpen die bij de evaluatie van de gemeentelijke nota s gezondheidsbeleid naar voren zijn gekomen. Aan de hand van twee modellen wordt uitgelegd hoe dit op een handige manier kan worden aangepakt. Maar ook hierover is bij de workshops naar voren gekomen dat het proces hierin belangrijk is: alle betrokkenen moeten het erover eens zijn dat er op deze manier wordt gewerkt en dat dan ook doen. 6

2 Het Wmo-beleidsplan en de nota lokaal gezondheidsbeleid 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk gaat over de voorwaarden voor het Wmo-beleidsplan en de nota lokaal gezondheidsbeleid zoals die in de wet zijn verwoord. 2.2 Wet maatschappelijke ondersteuning 2.2.1 Meedoen De kern van de Wet maatschappelijke ondersteuning is dat iedereen meedoet aan de samenleving. Maar er zijn verschillende mensen voor wie dat niet vanzelfsprekend is, omdat zij daar belemmeringen bij tegenkomen. Bij het opstellen van de Wmo ging het kabinet ervan uit dat mensen zelf oplossingen bedenken voor die problemen. Het idee is dat er te snel een beroep wordt gedaan op de overheid. Oplossingen moeten meer in eigen kring worden gevonden. Pas als iemand hiertoe niet in staat is, zorgt de overheid voor ondersteuning. De oplossing moet worden gevonden in samenhangend beleid op lokaal niveau. Dit kan door schotten tussen voorzieningen weg te halen, bureaucratie te verminderen en samenhang te organiseren tussen voorzieningen. 2.2.2 Wmo-beleidsplan De Wmo geeft gemeenten de ruimte voor eigen beleid. Het Rijk stelt alleen de kaders. Om inhoud te geven aan dat Wmo-beleid zijn gemeenten volgens artikel 3 van de Wmo verplicht maximaal iedere vier jaar een of meer beleidsplannen vast te stellen. De gemeenteraad stelt het beleidsplan vast. De bedoeling is dat het plan richting geeft aan beslissingen over maatschappelijke ondersteuning die de raad en het college gaan nemen. In het beleidsplan moet een gemeente aangeven hoe zij het beleid omtrent de maatschappelijke ondersteuning wil vormgeven. Dat wil zeggen: hoe zorgt zij ervoor 7

dat er een structuur is waardoor iedereen kan meedoen in de samenleving? Het plan mag tussentijds worden gewijzigd. 2.2.3 Verplichtingen in het beleidsplan Een gemeente is vrij om de vorm van het beleidsplan te kiezen. Volgens artikel 3 derde lid Wmo staan de volgende zaken in ieder geval in het plan: wat de gemeentelijke doelstellingen zijn op de prestatievelden; hoe het samenhangende beleid over de maatschappelijke ondersteuning wordt uitgevoerd en welke acties in de planperiode worden ondernomen; welke resultaten de gemeente in de planperiode wil behalen; welke maatregelen de gemeenteraad en het college nemen om de kwaliteit te borgen van de uitvoering van de maatschappelijke ondersteuning; op welke manier gemeenteraad en college keuzevrijheid bieden aan activiteiten en voorzieningen voor jeugdigen die problemen hebben met opgroeien en voor ouders die problemen hebben met opvoeden. Deze keuzevrijheid moet ook worden geboden aan mensen met een beperking of een psychisch probleem, zodat zij zelfstandig kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer; de manier waarop de gemeenteraad en het college op de hoogte raken van de behoeften van kleine doelgroepen. Vóór vaststelling van het plan door de raad, moet het college over het ontwerp advies vragen aan gezamenlijke vertegenwoordigers van representatieve organisaties. Dit zijn organisaties van vragers van maatschappelijke ondersteuning. Bij de voordracht schrijft het college ook hoe de belangen en de behoeften van de kleine doelgroepen zijn meegenomen. Deze verplichting staat in artikel 12 van de Wmo. Advies: Zoek de samenhang tussen de beleidsvelden. 2.2.4 Samenhang in beleid en prestatievelden In de wet staan prestatievelden. Deze velden geven de invulling aan het begrip maatschappelijke ondersteuning. In de wet schrijft het Rijk niet tot in detail voor waar voorzieningen aan moeten voldoen. Dit moet lokaal worden ingevuld. De ruimte voor eigen invulling biedt de gemeente de mogelijkheid om een beleid te ontwerpen dat recht doet aan de lokale situatie. Hierbij gaat het niet alleen om het uitwerken van die prestatievelden, maar ook om de samenhang ertussen. De prestatievelden zijn als volgt omschreven: 1. het bevorderen van de sociale samenhang in en de leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten; 2. op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden; 3. het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning; 4. het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers; 5. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem; 6. het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behoud van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer; 8

7. het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang; 8. het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen; 9. het bevorderen van verslavingsbeleid; In het beleidsplan moeten dus over deze prestatievelden doelstellingen worden geformuleerd. Advies: Raadpleeg voor meer informatie en voorbeelden voor het Wmo-beleidsplan www.invoeringwmo.nl en www.beleidsplanwmo.nl. 2.2.5 Onderwerpen in het beleidsplan Er zijn nog andere onderwerpen die in het beleidsplan kunnen staan. Zo moet er een uitspraak worden gedaan over het zogenoemde primaat van het privaat. In artikel 10 van de Wmo staat namelijk dat gemeenten de maatschappelijke ondersteuning zo veel mogelijk laten verrichten door derden. In de nota moet ook staan wat het standpunt van een gemeente is wat betreft de compensatieplicht. Dan gaat het om de vraag wanneer een gemeente vindt dat iemand gecompenseerd is in zijn of haar beperkingen. Wonen-zorg-welzijn is een ander belangrijk thema. Daar moet samenhangend beleid op komen, met in ieder geval als concrete invulling één loket voor dit thema. Sommige van deze onderwerpen zullen al in een andere notitie staan, bijvoorbeeld ter voorbereiding van het vaststellen van de Wmo-verordening. Daar kan dan naar worden verwezen. 2.3 Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid 2.3.1 Beschermen, bewaken en bevorderen van gezondheid Gemeenten zijn op basis van de WCPV verantwoordelijk voor de collectieve preventie in hun gemeente. Zij hebben de taak de gezondheid van hun inwoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. De WCPV bepaalt dat gemeenten een gemeentelijke of gewestelijke gezondheidsdienst (GGD) in stand dienen te houden. Sinds de wijziging van de WCPV in 2003 is een gemeente verplicht iedere vier jaar een nota lokaal gezondheidsbeleid te maken met daarin de ambities, keuzes en prioriteiten op het gebied van volksgezondheid en preventie. 2.3.2 Verplichtingen in de WCPV In de WCPV zijn de taken en verantwoordelijkheden van de gemeente ten aanzien van collectieve preventie op het gebied van volksgezondheid vastgelegd. De gemeenten brengen de hieruit voortvloeiende werkzaamheden over het algemeen onder bij de GGD. Daarnaast zijn er ook andere partijen denkbaar voor de uitvoering van lokale preventie. De WCPV onderscheidt drie deelterreinen: collectieve preventie, infectieziektenbestrijding en jeugdgezondheidszorg (JGZ). Collectieve preventie: de gemeenteraad heeft tot taak de totstandkoming en continuïteit van collectieve preventie te bevorderen. Daarnaast draagt de gemeenteraad zorg voor de samenhang binnen de collectieve preventie en de afstemming tussen collectieve preventie en curatieve zorg. De taken van de gemeente op dit terrein zijn in ieder geval: verwerven van inzicht in de lokale gezondheidssituatie van de bevolking; bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen; bijdragen aan preventieprogramma's; bevorderen van medisch-milieukundige zorg, onder andere bij rampen; bevorderen van technische hygiënezorg; bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg. 9

Infectieziektenbestrijding: verder draagt de gemeenteraad in het kader van de WCPV zorg voor de uitvoering van de infectieziektenbestrijding. Naast de taken op dit terrein die voortvloeien uit de Infectieziektenwet, zijn de taken van de gemeenteraad op dit terrein in ieder geval: algemene infectieziektenbestrijding; bestrijding van seksueel overdraagbare aandoeningen, waaronder aids; tuberculosebestrijding; bron- en contactopsporing bij vermoeden van epidemieën van infectieziekten; beantwoorden van vragen uit de bevolking; geven van voorlichting en begeleiding. Jeugdgezondheidszorg: de gemeenteraad draagt eveneens zorg voor de uitvoering van de JGZ. Taken op dit terrein zijn in ieder geval: verwerven van inzicht in de ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen en van gezondheidsbevorderende en -bedreigende factoren; ramen van de behoefte aan zorg; vroegtijdige opsporing en preventie van een aantal specifieke stoornissen en het aanbieden van vaccinaties voortkomend uit het Rijksvaccinatieprogramma; geven van voorlichting, advies, instructie en begeleiding; formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen. Tip: De nota Kiezen voor Gezond Leven is te vinden op www.minvws.nl. Advies: Landelijke speerpunten opnemen in de nota lokaal gezondheidsbeleid. 2.3.3 Relatie landelijke preventienota nota lokaal gezondheidsbeleid Het ministerie van VWS presenteert iedere vier jaar een landelijke preventienota. In de preventienota Kiezen voor Gezond Leven (2006) staan de volgende prioriteiten genoemd: roken; overmatig alcoholgebruik; overgewicht; diabetes; depressie. De nota is kaderstellend voor de lokale gezondheidsnota s, die gemeenten in 2007 moeten vaststellen. VWS gaat ervan uit dat deze speerpunten een plaats zullen krijgen in de gemeentelijke nota s en ook vertaald worden naar beleid en acties op lokaal niveau. 2.3.4 Nota lokaal gezondheidsbeleid In de nota lokaal gezondheidsbeleid staat hoe het lokale gezondheidsbeleid wordt vormgegeven. In de nota zijn speerpunten, doelstellingen en activiteiten voor het beleid geformuleerd voor een periode van vier jaar. De speerpunten geven aan waar deze accenten binnen het gezondheidsbeleid liggen. Het vaststellen van de speerpunten en doelstellingen gebeurt onder andere aan de hand van de analyse van de gezondheidssituatie van de bevolking. De GGD levert de epidemiologische gegevens op basis waarvan de gemeente (en in de praktijk vaak ook de GGD) deze analyse uitvoert. Vaak zijn ook andere lokale of regionale partijen betrokken bij de benoeming van de speerpunten, zoals zorgverzekeraars en zorgkantoren, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties. Daarnaast worden andere gemeentelijke afdelingen betrokken bij het opstellen van de nota. Dit is van belang om draagvlak te creëren in het veld en binnen de gemeente. 10

In de praktijk blijk dat gemeenten een nota lokaal gezondheidsbeleid op verschillende wijze opstellen. Een opvallend verschil is de mate van abstractie. In sommige nota s worden op gedetailleerde wijze acties gekoppeld aan doelstellingen van beleid. Andere nota s zijn veel globaler van aard en gaan meer in op de gezondheidssituatie binnen de gemeente en koppelen daar speerpunten aan. Zo n nota is meer kaderstellend van aard en geeft aan op welke gebieden van de openbare gezondheidszorg de gemeente zich de komende jaren wil focussen. 2.3.5 Evaluatie nota s door IGZ In de periode 2005 heeft SGBO in opdracht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) onderzoek gedaan naar de gemeentelijke nota s gezondheidsbeleid. Het doel van het onderzoek was te kijken op welke wijze gemeenten invulling hebben gegeven aan de in de WCPV opgenomen verplichting om een nota lokaal gezondheidsbeleid te ontwikkelen. De belangrijkste conclusies, in termen van wat is verbeterd en wat kan nog verbeterd worden kunnen als volgt worden samengevat: Wat is verbeterd? Er is meer aandacht gekomen voor de openbare gezondheidszorg, zowel landelijk als lokaal. De verplichting een gezondheidsnota te maken heeft gemeenten meer inzicht gegeven in het terrein. Ook wordt meer aandacht besteed aan de effectiviteit van preventiemaatregelen en de verspreiding van kennis daarover. Een zeer belangrijk winstpunt is de verbetering van de bestuurlijke betrokkenheid van de gemeenten zoals de IGZ heeft geconstateerd. De verplichting voor gemeenten om een nota lokaal gezondheidsbeleid te schrijven, heeft eraan bijgedragen dat gemeenten meer betrokken zijn en dat het onderwerp hoger op de politieke agenda staat. Advies: Besteed aandacht aan de door IGZ geformuleerde verbeterpunten voor beleid. Wat kan nog verbeterd worden? De consistentie van het beleid is nog onvoldoende. Gemeenten moeten de kwaliteit van de nota en de beleidscyclus verbeteren en afspraken maken met de GGD over het aanleveren van voldoende informatie over de gezondheidstoestand van risicogroepen. Gemeenten besteden te weinig aandacht aan facetbeleid. De mogelijkheden die gemeenten hebben om de volksgezondheid te bevorderen door gevolgen van beslissingen op andere beleidsterreinen af te wegen, benutten zij onvoldoende. Gemeenten moeten facetbeleid en integraal beleid meer bewust inzetten om de volksgezondheid te bevorderen evenals het gebruik van de juridische instrumenten. De afstemming tussen het landelijke en gemeentelijke beleid kan beter. De financiering van de beleidsvoornemens moet beter worden geregeld. 11

2.3.6 Verplichtingen nota lokaal gezondheidsbeleid en Wmo-beleidsplan Hieronder staan de verplichtingen van beide nota s nog eens naast elkaar. Tip: Meer informatie over Wmo en gezondheidsbeleid is te vinden in de notities: Preventie voor Zorg; wat de GGD doet en kan doen in het kader van de Wmo op www. ggd.nl. De relatie tussen WCPV en de Wmo op www.ggdgelreijssel.nl. Nota lokaal gezondheidsbeleid Vanaf 1 juli 2003 iedere vier jaar. Raad stelt vast hoe hij uitvoering geeft aan: de continuïteit en samenhang binnen de collectieve preventie en de afstemming tussen collectieve preventie en de curatieve gezondheidszorg specifieke taken w.o. - inzicht in de gezondheidssituatie - bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen infectieziektenbestrijding jeugdgezondheidszorg advies vragen aan de GGD. Verder: afstemmen ander beleid landelijke prioriteiten doelen en resultaten communicatie van het beleid evt. verwijzen naar andere nota s. Beleidsplan Wmo Een of meer plannen die richting geven aan beslissingen over de maatschappelijke ondersteuning: Ieder vier jaar de hoofdzaken van beleid. In ieder geval: - doelstellingen op prestatievelden - samenhang op m.o. met acties - resultaten - kwaliteit uitvoering - keuzevrijheid prestatievelden 2, 5 en 6 - behoefte aan kleine doelgroepen - advies vragen aan vertegenwoordigers van vragers m.o. Verder: nota mag tussentijds worden gewijzigd de burger weet door de nota wat de (lokale) rechten zijn als het gaat om individuele voorzieningen met het plan kan de burger zien wat er van het gemeentelijk beleid terechtkomt. 12

3 Inhoudelijke samenhang Dit hoofdstuk beschrijft de onderwerpen die gezamenlijk vanuit de Wmo en het gezondheidsbeleid kunnen worden opgepakt. Het gaat om de volgende onderwerpen: preventie; samenhang met andere beleidsterreinen; jeugd; gezondheidszorg; netwerkvorming/woon-zorgzones; informatie en advies/cliëntondersteuning; OGGZ. 3.1 Preventie 3.1.1 Preventie in Wmo en WCPV Het beeld bestaat dat de Wmo een individuele voorzieningenwet is. De wet zou bestemd zijn voor die mensen die voor de komst van de Wmo een voorziening kregen op basis van de Wvg of Huishoudelijke Verzorging vanuit de AWBZ. Dit beeld klopt niet. Door de Wmo is het mogelijk om een samenhangend aanbod van activiteiten en voorzieningen te bieden, van het voorkomen dat mensen minder kunnen participeren (preventie) tot het verlenen van individuele voorzieningen (care). Dit heeft een inhoudelijke relatie met het gezondheidsbeleid. In het gezondheidsbeleid komen verschillende indelingen voor preventie voor. De Australiërs Mrazek en Haggerty hebben een schema ontwikkeld gebaseerd op de reikwijdte van beleid. Deze indeling is als Preventiebeleid: een achtergrondstudie, Werkdocument 7, R. Torenvliet en A. Akkerman, Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, 2005 13

Tip: Gebruik de universele, selectieve, geïndiceerde en zorggerichte preventie ook voor de Wmo. eerste gebruikt voor interventies voor psychische problemen: universele preventie: richt zich op de hele bevolking. Voorbeelden zijn prenatale zorg, postbus 51- spotjes of antipestprogramma s op scholen; selectieve preventie: gericht op individuen of een subgroep waarbij het risico op het ontwikkelen van een probleem aanzienlijk groter dan gemiddeld is. Voorbeelden zijn: preventieprogramma s gericht op beroeprisico s, maar ook op het voorkomen van het vallen bij ouderen; geïndiceerde preventie: gericht op individuen die de eerste symptomen hebben die voorafgaan aan een probleem. Het gaat dan bijvoorbeeld om kinderen die gedragsproblemen veroorzaken of mensen met een verhoogde bloeddruk; zorggerichte preventie: gericht op mensen die een gediagnosticeerde aandoening hebben. Beleid is er dan op gericht om te voorkomen dat het erger wordt en dat er andere aandoeningen ontstaan. Een ander doel is dat deze mensen beter in staat zijn om zich in de samenleving te handhaven. 2 Deze terminologie kan ook worden gebruikt voor de Wmo, waarbij het gaat om participatie in plaats van gezondheid. Het verschil tussen Wmo en WCPV is dat het bij de Wmo om alle vier de vormen van preventie gaat en bij de WCPV om de universele, selectieve preventie en geïndiceerde preventie. De individuele voorzieningen vallen onder de zorggerichte preventie. Advies: Vanuit Wmo en WCPV samen om aandacht vragen voor activiteiten om (gezondheids)uitval in de samenleving te voorkomen. 3.1.2 Preventie onder druk? Met de invoering van de Wmo hebben gemeenten het budget voor Huishoudelijke Verzorging erbij gekregen. Door vergrijzing en extramuralisering zal de vraag naar individuele voorzieningen toenemen. Daar gaat dan ook de meeste aandacht naar uit. Maar een gemeente moet eerst kijken of zij over het hele schema activiteiten heeft. Daarna kan zij kiezen op welke vorm van preventie zij de nadruk wil leggen. Een gemeente kan bijvoorbeeld al haar aandacht richten op universele preventie: een breed aanbod aan activiteiten waar iedereen gebruik van kan maken. Dit heeft mogelijk als gevolg dat mensen met een beperking op een later moment voor een voorziening in aanmerking komen. Maar alle aandacht kan ook uitgaan naar de zorggerichte preventie en minder naar de universele. Dit debat is ook voor de WCPV van belang omdat deze zich richt op de universele, selectieve en geïndiceerde preventie. Minder aandacht voor deze vormen van preventie in de Wmo kan als gevolg hebben dat er ook minder aandacht voor is in het gezondheidsbeleid. Aan de andere kant ligt het voor de hand om aandacht te besteden aan de prioriteiten uit de landelijke preventienota: roken, overmatig alcoholgebruik, overgewicht, diabetes en depressie. Om universele, selectieve en geïndiceerde preventie op de agenda te houden, moeten beide beleidsterreinen daarom gezamenlijk optrekken. 3.1.3 Voorbeeld: vrijwilligerswerk Het hele stelsel aan algemene en preventieve activiteiten van zowel de WCPV als de Wmo, biedt de gemeente de kans om samenhang te brengen in de beleidsterreinen. Vrijwilligerswerk is een goed voorbeeld. Ten eerste is er de ondersteuning door vrijwilligers voor mensen die (langdurig) ziek zijn. Te denken valt aan de activiteiten van De Zonnebloem of het buddywerk. Zo wordt voorkomen dat zij in een geïsoleerde positie terecht komen. Dat kan een preventieve uitwerking hebben bij het risico voor verslechtering van de gezondheid. Daarnaast kan het vrijwilligerswerk ook worden inge- 2 Tweede Gids Preventie, Bohlmeijer en P. Cuijpers, Trimbosinstituut, 2001 14

Tip: Gezamenlijke hoofdstukken over universele, selectieve en geïndiceerde preventie met een samenhangend stelsel aan preventieve activiteiten. zet als preventief instrument. Zo blijven zij maatschappelijk participeren, men voelt zich deel van de samenleving. Vrijwilligerswerk moet dus worden gestimuleerd. Mogelijk kunnen sociale activeringsmiddelen vanuit de WWB worden ingezet, als het gaat om mensen met een uitkering. De mogelijkheid is er om dit rond doelgroepen te organiseren: bijvoorbeeld jeugd of ouderen. 3.2 Samenhang met andere beleidsterreinen 3.2.1 Gezamenlijk optreden Zowel het gezondheidsbeleid als het Wmo-beleid heeft een relatie met andere terreinen: onderwijs, veiligheid, wonen, openbare ruimte enz. Om vanuit een goede positie hier afspraken over te maken, kan het best gezamenlijk worden opgetreden. Dat betekent dat gezamenlijk andere onderdelen van de gemeentelijke organisatie kunnen worden benaderd, wethouders hier gezamenlijk kunnen optrekken, maar ook van het maatschappelijke middenveld kan men samen optrekken om andere beleidsterreinen te benaderen. Advies: Zet de GGD in bij het adviseren over fysieke leefbaarheid. 3.2.2 Ruimtelijke ordening De ruimtelijke ordening is een onderwerp waar gezamenlijk verbanden mee kunnen worden gelegd. Bij het (her)ontwikkelen van buurten en (her)inrichtingen van de openbare ruimte moet worden gekeken naar het gezondheidsaspect én de mogelijkheid tot participeren. Dan gaat het bijvoorbeeld om gezondheidsrisico s in het buitenmilieu. Dat zijn risico s die te maken hebben met overlast door stof, stank of geluid, zowel in de lucht als in grond en water. Wat is de invloed van een nieuwe weg op de woonwijk ernaast? Hier kan dus een koppeling worden gelegd met medische milieukunde waar de gemeente (GGD) verantwoordelijk voor is. Medische milieukunde kijkt ook naar de gezondheidsrisico s in het binnenmilieu van woningen, scholen en bedrijven. Bij de ruimtelijke ordening gaat het ook om het bieden van voldoende mogelijkheden om te bewegen. De grootte van de woning ten opzichte van de grootte van een huishouden is bijvoorbeeld belangrijk. Dit kan gevolgen hebben voor de motorische ontwikkeling van een kind. In buurten met veel voorzieningen worden deze lopend of op de fiets bezocht, waardoor de bewoners zich meer bewegen. Ook voldoende openbare ruimte is van belang om fysiek actief te zijn, in het bijzonder voor kinderen. Tenslotte biedt voldoende openbare ruimte de mogelijkheid om elkaar spontaan te ontmoeten. De GGD kan in dit alles adviseren. 3.3 Jeugd 3.3.1 Preventieve functies en basistaken Zowel vanuit de Wmo als vanuit de WCPV heeft een gemeente taken en verantwoordelijkheden rond de jeugd. In de Wmo zijn dat de volgende: informatie en advies; signaleren van problemen; toegang tot het hulpaanbod; licht pedagogische hulp; coördinatie van zorg. 15

Er is een duidelijke samenhang te ontdekken met de basistaken die de gemeente heeft op basis van de WCPV: monitoring en signalering; vaststellen van de zorgbehoefte; screening en vaccinaties; voorlichting, advies, instructie en begeleiding; beïnvloeden van gezondheidsbedreigingen; zorgsysteem, netwerken, overleg en samenwerking. Het ligt voor de hand om hierin samen te gaan. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is het tastbaarste voorbeeld waar gezondheid en Wmo kunnen samengaan. 3.3.2 Centrum voor Jeugd en Gezin In april 2006 verscheen het rapport Koersen op het Kind van de commissaris Jeugd- en Jongerenbeleid Van Eijck. Van Eijck komt met verschillende voorstellen om ervoor te zorgen dat voorzieningen voor kinderen en hun ouders diegenen bereiken die ook moeten worden bereikt. Eén voorstel is het CJG. In de toekomst moeten alle jongeren, die met lichte ambulante hulp uit de problemen kunnen komen, naar het CJG in hun gemeente kunnen. Het kabinet Balkende III heeft in 2006 besloten dat iedere ouder en kind in de toekomst naar zo n centrum moet kunnen komen. In haar brief over de CJG heeft Staatssecretaris Ross beschreven hoe dit eruit kan zien:...ouders, kinderen, jongeren en professionals moeten bij het CJG snel, gemakkelijk en vanzelfsprekend terecht kunnen met allerlei vragen over opvoeden en opgroeien. In principe is het CJG bedoeld voor iedereen met vragen over opvoeden en opgroeien. In het CJG worden taken op het gebied van jeugd en opvoeden gebundeld. Ik zie het CJG als een herkenbare, laagdrempelige plek met een duidelijk loket waar men gemakkelijk terecht kan. Bijvoorbeeld in de nabijheid van school, buurt/wijk, eerstelijnsgezondheidszorg. De taken van het CJG zijn in deze brief ook al vastgesteld: basistakenpakket JGZ; vijf gemeentelijke functies Wmo; informatievoorziening (i.c. onderhoud en beheer elektronisch kinddossier in de JGZ (EKD) en eventueel de verwijsindex); zo mogelijk basisverloskundige zorg. De consultatiebureaus van de JGZ kunnen uitgroeien tot zo'n CJG. Gemeenten zijn vrij om het CJG zelf vorm te geven, maar uiteindelijk moet er een functioneel (groei)model komen. Als locatie zijn verschillende plekken geschikt: de JGZ, eerstelijnsgezondheidscentra, brede school enz. In verschillende plaatsen in Nederland zijn er al CJG s. In de gemeente Amsterdam was de GGD de trekker van wat daar het Ouder- en Kindcentrum wordt genoemd. Daar zijn de consultatiebureaus de basis. Als locatie kan er natuurlijk ook worden gedacht aan het Wmoloket. Dat kan financiële voordelen geven wat betreft bouw, inrichting, beheer en exploitatie. 3.3.3 Gezamenlijke activiteiten voor de jeugd Overigens valt onder de Wmo meer dan alleen de vijf functies preventief jeugdbeleid. Verantwoordelijkheden die de gemeenten onder de Welzijnswet hadden, vallen nu onder de Wmo. Een 16

Advies: Ontwikkel buurtnetwerken en neem de JGZ daarin op. voorbeeld hiervan is het peuterspeelzaalbeleid. Dat is niet naar de Wet kinderopvang gegaan maar onder de Welzijnswet gebleven. Ook vrijetijdsvoorzieningen en activiteiten voor de jeugd, zodat zij zich kunnen ontwikkelen en ontplooien, vallen onder de Wmo. Dat gaat van een spelinloop en kinderactiviteiten tot een jongerencentrum. Vanuit de JGZ kan worden gestimuleerd dat kinderen daar gebruik van maken. Dat betekent dat het consultatiebureau, de schoolarts enzovoort goed op de hoogte moeten zijn van de activiteiten in de buurt. 3.4 Eerstelijnsgezondheidszorg Advies: Versterk de toegang tot de eerstelijnszorg. Praktijk: Publicatie De eerstelijn en de Wmo van de LVG (Landelijke Vereniging Georganiseerde eerstelijn), www.lvg.org. 3.4.1 Versterken eerstelijn De eerstelijnsgezondheidszorg kan een belangrijke rol spelen bij het verkrijgen en in stand houden van de sociale samenhang en leefbaarheid in de buurt. Voor mensen kan het moeilijk zijn om hun vragen duidelijk naar voren te brengen. Of vinden het moeilijk om in te zien dat er een probleem is, waar een antwoord op moet komen. Gezondheidsproblemen zijn problemen die vaak wel voor iemand duidelijk zijn. Met vragen daarover gaat iemand naar de huisarts. Deze vragen blijken dan het startpunt te zijn van een reeks vragen. Huisartsen weten daarom niet alleen goed wat er in een wijk speelt, maar ook wat er achter de voordeur gebeurt. Daarom kunnen ze een belangrijke rol spelen in het netwerk aan voorzieningen in een buurt. Maar in ieder geval is het een basisvoorwaarde dat er in buurt voldoende eerstelijnsgezondheidszorg (dus ook tandartsen en fysiotherapeuten) aanwezig is. In buurten moet worden gekeken of dat nu of in de toekomst het geval is. Tip: Onderzoek welke rol de huisarts kan spelen bij de indicatiestelling. 3.4.2 Indicatiestelling bij de huisartsen? Om voor een individuele voorziening in aanmerking te komen, moeten mensen worden geïndiceerd. Mensen met vragen over of behoefte aan deze voorzieningen, komen daarmee vaak bij de huisartsen. Die verwijzen dan door. De eerstelijn kan ook worden ingezet voor de indicatiestelling. Door huisartsen de indicatiestelling te laten doen, sla je een stap over. Tip: Stem de zorg af in een gezondheidscentrum of consultatiebureau voor ouderen. Praktijk: Zorggroep Almere is een overkoepelende organisatie van eerstelijnsgezondheidszorg en ouderenzorg www. zorggroep-almere.nl. 3.4.3 Organisatie gezondheidszorg in de wijk Maar een mogelijkheid is ook om na te denken over de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg: bijvoorbeeld in een gezondheidscentrum of een HOED. Dan gaat het niet zozeer om één loket waar iedereen met een vraag komt, maar om afstemming en samenhang in de zorg naar patiënten. Een andere ontwikkeling waarover kan worden nagedacht is het Consultatiebureau voor Ouderen. Ouderen lopen namelijk meer risico op gezondheidsklachten. Het idee is dat de gezondheidstoestand van ouderen hier periodiek en ter preventie wordt onderzocht. Hiervoor moet een oudere zich persoonlijk melden. Als er vragen zijn over ondersteuning kan men dan naar het Wmo-loket worden doorverwezen, bij gezondheidsklachten naar de eerstelijnsgezondheidszorg. Aan beide voorzieningen zou zo n consultatiebureau goed kunnen worden gekoppeld. 3.5 Netwerkvorming/Woon-zorgzones 3.5.1 Netwerkvorming In de Wmo staat de buurt centraal. Ook vanuit de gezondheidszorg kan worden bekeken hoe er vanuit de buurt kan worden gedacht. De huisarts kan worden ingezet in het netwerk in een buurt, omdat daar veel signalen binnenkomen. Dat vraagt wel om een andere rol van huisartsen: zij moe- 17

Advies: De eerstelijnsgezondheidszorg opnemen in gemeentelijke netwerken. ten zich niet alleen richten op de medisch-technische kant. Een deel van de oplossing van een medisch probleem kan immers ook in sociaalmaatschappelijke activiteiten liggen zoals die vanuit de Wmo en de WCPV worden geboden. Hierbij valt te denken aan de mantelzorgondersteuning. Om zich ook te richten op het doorverwijzen naar de activiteiten, moet de eerstelijn meer in netwerken worden georganiseerd. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de buurtnetwerken die er al bestaan rond bijvoorbeeld jeugd, overlast, buurtbeheer enz. Tip: Neem bij de ontwikkeling van woonzorgzones de gezondheidszorg mee. 3.5.2 Woonzorgzones Extramuralisatie is voor veel gemeenten het beleid. Dat betekent dat bewoners met een ziekte of een beperking langer zelfstandig blijven wonen. Mensen die eerst die gezondheidszorg in een instelling kregen, zullen die nu in hun buurt (blijven) ontvangen. Tweedelijnspatiënten komen de wijk in. Rond deze personen wordt dan een netwerk aan zorg georganiseerd. Hier zijn verschillende mogelijkheden voor als woonzorgzones en woonservicezones. Voor zover ze dat al niet deden, zullen intramurale zorgaanbieders zich daarbij op de extramurale markt bewegen. Daarbij kan ook worden bekeken wat de toekomst van de verpleeghuisarts wordt. Voor te stellen is dat die ook de zorg op zich neemt voor patiënten die niet in een instelling verblijven. Dit kan onderdeel zijn van een compleet zorgpakket van zo n aanbieder, bijvoorbeeld in een woonservicezone. Ook ziekenhuizen en zorgverzekeraars begeven zich langzaam op de markt van de eerste lijn. In sommige steden zijn door deze ziekenhuizen en/of verzekeraars medische centra opgericht. Dit zijn grote spelers met veel geld. Aan de ene kant moet dus in de gaten worden gehouden of plannen overeenkomen met de plannen van gemeenten, aan de andere kant kan worden bekeken of zij als nieuwe partner in een gemeente willen investeren in het verbeteren van de gezondheidszorg voor mensen met een beperking. 3.6 Informatie en advies/cliëntondersteuning Tip: Plaats het Wmo-loket in een gezondheidscentrum of een wijkservicecentrum. Praktijk: Het Wmo-loket in Zundert is gevestigd in het gezondheidscentrum Welborg www.welborg.nl. 3.6.1 Eén plek voor informatie en advies Zowel vanuit de Wmo als vanuit de WCPV heeft de gemeente taken op deze terreinen. Er zijn verschillende mogelijkheden om hierin samen te gaan. Zo zijn gemeenten vanuit de Wmo verplicht om één loket in te richten waar burgers met al hun vragen terechtkunnen. Daar moeten zij dan een advies krijgen over hoe die vragen worden beantwoord. Zo n loket kan smal zijn of breed. Dat betekent dat een loket zich kan richten op de individuele voorzieningen (voorheen AWBZ en Huishoudelijke Ondersteuning) of op heel de maatschappelijke ondersteuning (alle welzijns- en zorgactiviteiten). Het loket kan daarnaast ondiep of diep zijn. Bij ondiep beperkt het loket zich tot informatie en advies, bij een diep loket wordt in een soort backoffice de hele vraag of het complex aan vragen afgehandeld. Bij het loket zullen ook vragen komen over gezondheid. In ieder geval moet daar ook een antwoord op kunnen worden geformuleerd. Daarom kan aan een koppeling worden gewerkt met gezondheidszorg. Zo zijn er Wmo-loketten die zijn gevestigd in gezondheidscentra. Dat zijn plekken in de wijk waar Wmo-cliënten op een natuurlijke wijze al komen. 3.6.2 Sociale kaart Om informatie en advies te geven is een goede sociale kaart nodig. Zowel vanuit het gezondheidsbeleid als vanuit de maatschappelijke ondersteuning kunnen deze worden ontwikkeld. Het ligt voor de hand dat er een grote overlap is in informatie: in de basis zullen adressen en namen van het alge- 18

Advies: Ontwikkel één sociale kaart. meen maatschappelijk werk, sociaal raadslieden, buurthuizen, huisartsen e.d. niet zo veel verschillen. Het opzetten van zo n sociale kaart en zeker het bijhouden kost veel werk. Het is daarom efficiënt om naar één sociale kaart toe te gaan. Tip: Integreer de cliëntondersteuning ook in de gezondheidszorg. 3.6.3 Cliëntondersteuning Wat betreft cliëntondersteuning zijn er ook mogelijkheden tot samenhang. De cliëntondersteuner helpt een persoon bij het vinden van zijn of haar weg in zorg en welzijn. In sommige gemeenten zijn er Voorlichters in Eigen Taal en Cultuur (VETC). Op consultatiebureaus en bij de eerstelijnsgezondheidszorg kunnen bezoekers en patiënten nog eens uitgebreider worden voorgelicht. Dit kan ook voor een Wmo-loket interessant zijn. Omdat de VETC ers dezelfde taal spreken als bepaalde cliënten, komen deze cliënten ook met andere problemen bij hen. Zij kunnen dan doorverwijzen naar het Wmo-loket. 3.7 OGGZ 3.7.1 Overgang OGGZ van WCPV naar Wmo Per 1 januari 2007 is de OGGZ, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen, overgeheveld van de WCPV naar de Wmo. Gemeenten zijn vanaf die datum verantwoordelijk voor de uitvoering van de OGGZ, evenals voor de uitvoering van maatschappelijke opvang en verslavingszorg. Kwetsbare mensen kunnen afglijden in de maatschappij en zo in de maatschappelijke opvang en/of verslavingszorg terechtkomen. Gemeenten hebben de taak om enerzijds dit met preventie te voorkomen en anderzijds het herstel van mensen te bevorderen. Dat is dan ook de reden dat de OGGZ is overgegaan naar de Wmo. Toch zijn er nog steeds relaties te leggen tussen deze Wmotaken en de WCPV. Advies: Zet WCPV-preventietaken in voor de OGGZ. 3.7.2 Nog een relatie met WCPV? Hoewel met het overgaan naar de Wmo geen directe taken meer zijn opgenomen in de WCPV op het terrein van OGGZ, MO en verslavingszorg, zijn er wel duidelijke raakvlakken zichtbaar. Ten eerste gaat het in de relatie tussen WCPV en Wmo (en dus ook OGGZ) om het belang van een adequate preventie. Om problemen bij de doelgroepen van de Wmo (dus ook kwetsbare personen en risicogroepen) te voorkomen, moeten problemen vroegtijdig in beeld worden gebracht en worden aangepakt. Dus om te voorkomen dat te veel inwoners een beroep doen op Wmo- (en dus ook OGGZ-) voorzieningen, is het van belang dat gemeenten blijven investeren in preventietaken die ook vooral vanuit de WCPV worden georganiseerd. Daarnaast zijn er met name binnen de WCPV-taak van collectieve preventie verschillende taken die het brede OGGZ-beleid kunnen ondersteunen en/of versterken. Verwerven van inzicht in de lokale gezondheidssituatie van de bevolking (vaak opgepakt door GGD s) kan een bijdrage leveren aan het inzichtelijk krijgen van de omvang en aard van de problemen van kwetsbare groepen en risicogroepen. Voorbeelden hiervan zijn gegevens die vanuit de gezondheidsmonitor worden verzameld over het aantal inwoners met psychische stoornissen, de aard van deze stoornissen, het aantal inwoners met een verslaving, het aantal contacten met zorgaanbieders, epidemiologische gegevens over gedragsproblemen bij jongeren enz. 19

20

4 Procesmatige koppeling 4.1 Inleiding Het ligt voor de hand dat gezondheidsbeleid en de Wmo op de inhoud samen kunnen gaan. Maar ook in het proces rond beide beleidsonderwerpen zijn er veel mogelijkheden. Het gaat dan om: het proces voor het schrijven van een nota; de procesvoorwaarden die in het beleid zijn opgenomen; het proces in de planperiode. In dit hoofdstuk wordt dit beschreven aan de hand van vier fasen waaruit een beleidsproces is opgebouwd: effecten; beleid; organisatie; uitvoering. Deze fasen vormen samen weer een dynamisch geheel waarin de uitkomsten van iedere fase weer gevolgen hebben voor de volgende. 4.2 Effecten Is iedereen bereikt die moest worden bereikt? 4.2.1 Evalueren afgelopen periode Voordat er wordt gestart met plannen maken, moet worden bekeken wat de effecten zijn van het beleid van de afgelopen periode. Omdat de nota lokaal gezondheidsbeleid al één keer is verschenen, is dit gemakkelijker. De doelen en resultaten uit de nota kunnen na vier jaar worden getoetst. 21

Bekeken kan worden of deze zijn gehaald en wat de redenen zijn voor mogelijke andere uitkomsten. Voorwaarde is wel dat het om SMART geformuleerde uitspraken gaat, die daardoor dus toetsbaar zijn. Het SMART-concept kan ook worden gebruikt om de beoogde resultaten te toetsen. Advies: Gebruik de evaluatie van de nota lokaal gezondheidsbeleid als input voor het Wmo-beleidsplan. Advies: Neem de tijd om te evalueren! Betrek partners erbij voor draagvlak voor de volgende periode! Het is de eerste keer dat het Wmo-beleidsplan wordt geschreven. Er kan dus niet worden teruggekeken op een planperiode. Maar onder de Wmo valt voor een groot deel beleid dat al onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid viel. Als eerste moet worden geïnventariseerd wat voor beleid er al is vastgesteld in nota s en notities. Daarna moet in een evaluatie worden bekeken of de genoemde doelen en resultaten zijn gehaald. De belangrijkste vragen die dan moeten worden gesteld zijn: Wat kunnen we leren van de effecten van de afgelopen periode? Hoe gebruiken we deze lessen voor de nieuwe periode? Advies: Gebruik de gegevens van de jeugdgezondheidsmonitor en volksgezondheidsmonitor. 4.2.2 Gegevensverzameling In de WCPV heeft de gemeente de taak om inzicht te verwerven in de gezondheidssituatie van de lokale bevolking. In het bijzonder heeft de gemeente de taak om inzicht te krijgen in de ontwikkelingen in de gezondheidstoestand van jeugdigen. Dit zijn taken die door de GGD worden uitgevoerd. In de nota lokaal gezondheidsbeleid moet namelijk een relatie worden gelegd tussen de ontwikkelingen en de keuze van prioriteiten. Deze gegevens over ontwikkelingen zijn ook van belang als input voor het Wmo-beleidsplan. Gegevens over gezondheid en zorgbehoefte zijn te vinden in de jeugdgezondheidsmonitor, volksgezondheidsmonitors en regionale volksgezondheidstoekomstverkenningen van GGD s. Praktijk: Regionaal Kompas GGD Hart voor Brabant, www.ggdhvb.nl. Belangrijke voorwaarden voor zulke gegevens zijn: het moet gaan om gegevens over gezondheid in de brede definitie; gegevens moeten leverbaar zijn op gemeenteniveau. Gemeenten kunnen daarnaast andere monitoren gebruiken als de Veiligheids/Leefbaarheidsmonitor en de Jeugdmonitor. Naast kwantitatieve gegevens kunnen ook kwalitatieve gegevens worden gebruikt: cliënttevredenheidsonderzoeken. Die kunnen in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd, maar ook standaard onderdeel zijn van het kwaliteitssysteem van een uitvoerende organisatie; panels/bevolkingsenquêtes. Advies: Richt een werkgroep op met interne en externe partners die onderstaand proces begeleiden. Neem hier zowel partners vanuit de Wmo als het gezondheidsbeleid in op. 4.3 Beleid Eerst het wat, dan het hoe. 4.3.1 Visie Een van de meest lastige zaken bij het formuleren van beleid is het onderscheid tussen doel en middel. De ervaring leert dat er gemakkelijk activiteiten worden bedacht zonder dat duidelijk is of deze bijdragen aan een beoogd doel. Een activiteit wordt zo een doel op zich. Om dat te voorkomen, moet er worden gestart met het formuleren van een visie. 22

Voor het gezondheidsbeleid is de vraag of de visie moet worden bijgesteld. Voor het Wmo-beleidsplan is het nieuw om een visie vast te stellen. De evaluatie en de informatie geven daar de input voor. Advies: Formuleer één visie op de civil society. Die kan worden worden uitgewerkt voor gezondheid en Wmo (al dan niet gezamenlijk), maar ook voor ander beleidsonderwerpen die met zelfredzaamheid en participatie te maken hebben. Advies: Wmo- en gezondheidsbeleid gebruiken verschillende termen die voor de andere terreinen onbekend zijn. Leer elkaars taal en/of gebruik zo veel mogelijk dezelfde termen! Bij het formuleren van een visie op het gezondheidsbeleid kunnen twee discussies worden gevoerd: Welke rol ziet de gemeente voor zichzelf, de partners en de burger wat betreft de zorg voor mensen met gezondheidsproblemen? Welke rol ziet de gemeente voor zichzelf, de partners en de burger als het gaat om het voorkomen van gezondheidsproblemen? Dat laatste ligt in de lijn van de WCPV die gemeenten de taak geeft de gezondheid van hun inwoners te beschermen, te bewaken en te bevorderen. Als een gemeente ambitieus is,kan zij bijvoorbeeld kiezen voor de volgende visie: De gemeente zorgt ervoor dat iedereen met gezondheidsproblemen de juiste zorg krijgt; zo wordt voorkomen dat deze problemen ontstaan. Aan de andere kant kan een gemeente ervoor kiezen om de nadruk te leggen op de eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het zoeken van de juiste zorg in geval van gezondheidsproblemen én als het gaat om het voorkomen van gezondheidsproblemen. Deze discussie raakt weer aan de discussie die ook in het kader van de Wmo moet worden gevoerd. Het idee achter de Wmo is dat iedereen de eigen verantwoordelijkheid neemt om mee te doen aan de samenleving. Daar waar mensen obstakels tegenkomen, moet de gemeente die wegnemen. Een gemeente kan hierbij zelf de grenzen stellen. De gemeente moet dus bepalen wanneer zij tegen een burger zegt: Stop, en nu ben jij aan de beurt. Dat betekent dat zij moet definiëren wanneer zij een burger zelfredzaam acht. Daarnaast moet zij definiëren wanneer zij vindt dat iemand volledig kan deelnemen aan de samenleving en daar ook verantwoordelijkheid voor draagt. Deze discussie hangt ook samen met die rond het compensatiebeginsel en de keuzevrijheid in voorzieningen. De discussies over visie op gezondheidsbeleid en de Wmo raken elkaar wat betreft de verhouding tussen overheid-middenveld-burger, met andere woorden: de civil society. 4.3.2 Speerpunten en doelstellingen De visie moet worden vertaald in speerpunten en doelstellingen. Daarvoor kunnen onderwerpen worden genomen zoals die bij inhoudelijke samenhang zijn genoemd. Op basis van die ene visie kan een gemeente op verschillende manieren de inhoudelijke samenhang vormgeven: Eén visie => Afzonderlijke speerpunten en doelstellingen voor Wmo en gezondheidsbeleid benoemen en uitwerken in een nota lokaal gezondheidsbeleid en in een Wmo-beleidsplan. Eén visie => Gezamenlijke speerpunten en doelstellingen Gezondheidsbeleid/Wmo in één nota benoemen en uitwerken in één plan van aanpak. Bij ieder speerpunt wordt dan gekeken wat de bijdrage is vanuit de Wmo en wat de bijdrage is vanuit gezondheidsbeleid. Eén visie => Gezamenlijke speerpunten en doelstellingen Gezondheidsbeleid/ Wmo benoemen. De uitwerking gebeurt in afzonderlijke plannen van aanpak: een Plan van Aanpak Gezondheidsbeleid en een Plan van Aanpak Wmo. Per speerpunt wordt daarin de bijdrage vanuit het specifieke beleidsterrein besproken. 23