Sociaal-Economische Raad De Voorzitter, de heer W. Draijer, en (plv) leden Bezuidenhoudseweg AW DEN HAAG



Vergelijkbare documenten
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervragen van het lid Koser Kaya

Minister Donner reageert op verzoek van de heer Pechtold (D66)

Stichting S van de Arbeid

' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

ANW- Hiaat Reglement De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland

REGLEMENT AANVULLINGSREGELINGEN PER 1 JANUARI 2006 STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE HANDEL IN BOUWMATERIALEN

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ANW- Hiaat Reglement 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwsbericht 27 maart 2018

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

3.4. Verplichtstelling en maximale hoogte van het pensioen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwsbericht 28 december 2017

Aandachtspuntenlijst reglementen rechtstreekse regeling

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/ Kamervragen van het lid Omtzigt

No.W /III 's-gravenhage, 8 april 2008

Aan De heer W. Koolmees, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Leden van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Pensioen aanvullende pensioenregelingen. Wat krijg je in onze aanvullende regelingen? Extra ouderdomspensioen. Laag 1.

Advies Toekomst Nabestaandenpensioen

Notitie. 1. Inleiding

Advies van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake Werken aan Zekerheid

bijlagen 2014 behorende bij het pensioenreglement

Geen verandering voor u. U kunt de beleggingsmogelijkheden voor uw werknemers beperken.

Raadsvoorstel2007/ Vrijwillige pensioenoverdracht wethouders

Aanpassing pensioenregeling zorginstellingen per voor bestuurders

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aandachtspuntenlijst reglementen (Bpf)

FNV Vrouw Postbus 8576, 1005 AN Amsterdam Tel: Minder gaan werken? Of stoppen misschien?

Aandachtspuntenlijst reglementen (Opf)

VOOR PARTNER & KINDEREN

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Nr. 62 Vermindering ouderdomspensioen bij eindigen deelneming door omzetting in partnerpensioen bij overlijden voor 65 jaar

Verlenging van uw pensioencontract: wat verandert er voor u en voor uw werknemers?

Pensioen in Eigen Beheer

DNB en AFM zijn op grond van de Europese pensioenrichtlijn (2003/31/EG) verplicht om te dit overzicht te publiceren.

ouderdomspensioen heeft omgezet in partnerpensioen als 1 januari 2018 bedoeld in de overgangsbepaling 62.

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Jouw Delta Lloyd Pensioen in het kort

bijlagen 2013 behorende bij het pensioenreglement

Veranderingen in de Pensioenwereld

Vennootschapsbelasting. Pensioen; knip in de opbouw van pensioenrechten

Uit elkaar STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS ZORGVERZEKERAARS

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

ALV CDAV Brabant 3 oktober 2015

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De nabestaandenregeling van SBZ

Notulen van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van B.V., gevestigd te.. gehouden op.dag 201

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Reglement. Compensatieregeling pensioen RTL Nederland

Heftige effecten van de versobering van het fiscale kader voor pensioenopbouw

Collectieve waardeoverdracht bij de overgang umc s van ABP naar PFZW

Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving

NEDERLANDSE ORDE VAN ADVOCATEN

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op de voordracht van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[Datum openlaten]], nr. [[nr invullen]];

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

2019D17138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Geen verandering voor u. U kunt de beleggingsmogelijkheden voor uw werknemers beperken.

Nabestaanden- pensioen UWV

Pensioenreglement I Abbott Stichting Pensioenfonds Abbott Nederland

TIJDELIJKE AANVULLINGSREGELING van Stichting Pensioenfonds Koninklijke Ten Cate. Per 1 januari 2006

Verlenging van uw pensioencontract: wat verandert er voor u en voor uw werknemers?

Verlenging van uw pensioencontract: wat verandert er voor u en voor uw werknemers?

Consequen;es WiDeveenkader en nftk

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1 Privatisering van het ABP

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Informatiebijeenkomsten maart Werknemers geboren vóór 1950

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Circulaire. Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

STICHTING BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS ZORGVERZEKERAARS

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Bpf Schilders. Ter discussie (On) mogelijkheden vrijstelling/dispensatie ZZP-ers. 19 december 2016, door Nicolette Opdam

Executive wealth planning? Amsterdam, 11 juni 2013

uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U Lbr. 14/093 CvA/LOGA 14/06

Te treffen maatregel voor deze doelgroep: Forfaitaire uitkering afhankelijk van de huwelijksduur van de betrokkenen.

MEMORANDUM BESCHIKBARE PREMIEREGELING MET BELEGGINGSMOGELIJKHEID: TOETSNORM VOOR HET VERLEDEN

AANVULLENDE PENSIOENREGELING

Inleiding. Keuzemogelijkheden

Dit besluit is vervangen door het besluit van 23 juni 2014, nr. BLKB2014/0351M. Het ingetrokken besluit is hierna opgenomen.

Het inrichten van een nettopensioenregeling bij een pensioenfonds

Reglement TIJDELIJK AANVULLEND NABESTAANDENPENSIOEN (ANW-hiaat verzekering)

Subwerkgroep Pensioenopbouw & Loondispensatie van de Werkgroep Pensioenen van de Stichting van de Arbeid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijziging CDC-regeling TBI

(VNQ) Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 16 maart TAZ/U Lbr:18^10 CvA/LOGA 18/ College voor Arbeidszaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

Notulen van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van B.V., gevestigd te.. gehouden op.dag 201

Verlenging van uw pensioencontract: wat verandert er voor u en voor uw werknemers?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Themasessie transitievergoeding

2009D VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld

PENSIOENREGLEMENT 2 Van Stichting Pensioenfonds Holland Casino

Tentamen Pensioenactuariaat 1,

Vragen en antwoorden nieuwe regeling PMT, versie werkgevers

Transcriptie:

Sociaal-Economische Raad De Voorzitter, de heer W. Draijer, en (plv) leden Bezuidenhoudseweg 60 2594 AW DEN HAAG Secr. 2013/006 Discriminatie op de arbeidsmarkt 25 maart 2013 Geachte Voorzitter, Geachte dames en heren, Op 15 februari 2013 heeft het kabinet de SER gevraagd te adviseren over discriminatie op de arbeidsmarkt. CISA verzoekt u daarbij aandacht te besteden aan de ongerechtvaardigde ongelijke behandeling op de arbeidsmarkt inzake het Wettelijk Kortdurend Zorgverlof en het nabestaandenpensioen in de werknemerspensioenen. Combinatie Zorg & Arbeid De Wet arbeid en zorg (Wet tot vaststelling van regels voor het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin, 16 november 2001) geeft recht op betaald Kortdurend Zorgverlof van maximaal tien dagen per jaar voor de verzorging van een zieke partner, kind en (schoon)ouder. In tegenstelling tot de oorspronkelijke bedoeling zijn alleenstaanden, behoudens voor de verzorging bij ziekte van een (schoon)ouder, van dit recht voor hún directe naasten uitgesloten. Alleenstaanden hebben eveneens zorgbehoeften en zorgverplichtingen voor hun naasten, maar in tegenstelling tot mensen met een partner hebben zij geen huisgenoot op wie zij kunnen terugvallen. Bovendien valt er voor alleenstaanden niets te combineren of te kiezen. Zij kunnen immers de zorg- en arbeidstaken niet met een huisgenoot delen en, zeker de laagbetaalden, om financiële redenen vaak niet in deeltijd werken. Juist mensen bij wie de grootste zorgbehoefte bestaat: alleenwonende ouderen en jongeren, niet-inwonende ouder, alleenwonende dierbaren op afstand als partners en vriend(inn)en, worden uitgesloten. De groep met de grootste behoefte aan het (kunnen) verlenen en ontvangen van zorg moet via de belasting en de loonruimte wél meebetalen aan een voorziening waaraan zijzelf geen recht kunnen ontlenen.

2 Bij de invoering van de wet benadrukte het toenmalige kabinet de noodzaak van evenwicht tussen arbeid en zorg. Voor alleenstaanden geldt in beginsel de plicht en noodzaak tot full-time betaalde arbeid, maar het recht op zorgverlof wordt hun onthouden. Een stelsel van rechten en plichten dient een evenwichtiger invulling te krijgen dan thans wordt geboden. Eén van de argumenten van het toenmalige kabinet was dat zorgtaken binnen het gezin vrouwen ervan kunnen weerhouden betaalde arbeid te (blijven) verrichten, en dat voor alleenstaanden zonder kinderen deze drempel om de arbeidsmarkt op te gaan niet bestaat. De toenmalig verantwoordelijke bewindspersoon van SZW erkende dat alleenstaanden wel zorgbehoeften en zorgverplichtingen hebben. Er wordt dus tegemoet gekomen aan de behoefte van een selectief afgebakende groep, waarbij voorop staat of mensen de mogelijkheid hebben zich al dan niet van de arbeidsmarkt terug te trekken. Het kan toch niet de bedoeling zijn dat in het regeringsbeleid niet primair noodzaak, maar alternatieve mogelijkheden van mensen uitgangspunt is. Conclusie CISA meent, dat ook alleenstaanden in staat moeten worden gesteld zorg in eigen kring op te vangen en zorg aan derden te verlenen (dierbare vriend(in), LAT-relatie, familielid). Iedereen: gehuwd, samenwonend of alleenstaand, dient op voet van gelijkheid op bevredigende wijze zorg te kunnen verlenen aan dierbaren. De maatschappelijke ontwikkelingen dwingen daartoe. Steeds meer mensen leven niet (meer) in gezinsverband. Er zijn ouderen die geen kinderen hebben of van wie de kinderen ver weg wonen. Tevens moet worden bedacht, dat het voor alleenstaanden om financiële redenen (onder meer omdat er geen tweede inkomen aanwezig is, relatief hoge vaste lasten) vaak niet mogelijk is korter te werken om beroepsarbeid en zorg te combineren. Bovendien gaat de gevraagde uitbreiding slechts om een voorziening van maximaal tien dagen verlof per jaar. Nabestaandenpensioen (NP) Samenvatting Het meeverzekeren van het nabestaandenpensioen zonder tegenprestatie door mensen zonder partner ten behoeve van mensen met partner bij het werknemerspensioen, stuit bij alleenstaanden steeds meer op verzet. Iedereen wordt in beginsel geacht het eigen inkomen te verdienen en het tweeverdienerschap is inmiddels gebruikelijk. Het artikel voor gelijke pensioenrechten (artikel 2b (oud) PSW; artikel 60 van de Pensioenwet nieuw) werd ten nadele van alleenstaanden ingeperkt, nog voordat de desbetreffende bepaling feitelijk in werking was getreden. Ongelijke pensioenrechten alleenstaanden In 1994 was in de toenmalige Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW) artikel 2b (oud) toegevoegd. Het artikel schreef voor dat in pensioenregelingen, waarin wordt voorzien in een weduwen- of weduwnaarspensioen voor gehuwden, gelijkwaardige keuzemogelijkheden moeten zijn opgenomen tussen nabestaandenpensioen, ongeacht burgerlijke staat, of een hoger danwel eerder ingaand ouderdomspensioen. De fondsen kregen tot 2000 de tijd hun pensioenregelingen aan te passen. De oorspronkelijke bedoeling van artikel 2b (oud) was de gelijke behandeling ongeacht burgerlijke staat als sluitstuk van de pensioenwetgeving.

3 Het artikel werd gewijzigd nog voordat de bepaling feitelijk in werking was getreden: de verplichting tot gelijke behandeling van alleenstaanden bij arbeidspensioenen werd ingeperkt. Pensioenfondsen kregen de mogelijkheid alleenstaande pensioendeelnemers te verplichten tot deelname aan de collectieve verzekering voor het overlijdensrisico van deelnemers met een partner. Bij risicodekking (voor overlijdensrisico) is het risico van overlijden voor het 65ste jaar van de partner verzekerd. Voor dat deel vindt er dus geen opbouw van aanspraken plaats, waardoor de alleenstaande pensioendeelnemers verplicht blijven zich te verzekeren voor een aanspraak die zij niet kunnen realiseren. De wijziging van het artikel heeft de ongelijke behandeling in stand gehouden. Vergroting inkomenssolidariteit Ogenschijnlijk werd de niet in arbeidsverzekeringen thuishorende inkomenssolidariteit verminderd, maar de wijziging heeft pensioenfondsen alle ruimte gegeven de ongerechtvaardigde inkomenssolidariteit te vergroten. Voorbeelden daarvan zijn de invoering van het collectief partnerpensioen en de collectieve reparatie van het Anw-hiaat bij onder andere ABP en PGGM, nádat het Amendement- Groenman, dat de basis vormde voor artikel 2b (oud), reeds Kamerbreed was aangenomen. Een voorbeeld van vergroting van de inkomenssolidariteit leverde het ABP. Bij de keuze voor verhoogd ouderdomspensioen (OP) vervalt het recht op nabestaandenpensioen en wordt het OP met 12 procent van het OP verhoogd. In 1996 keerde het ABP voor bijna 2,2 miljard gulden uit aan nabestaandenpensioenen (NP's), tegen bijna 4,9 miljard gulden aan ouderdomspensioenen (in het OP van werknemers zitten de NP's voor mensen met een partner). Dit betekende dat het bedrag aan nabestaandenpensioenen vrijwel gelijk was aan 45 procent van het totaal aan ouderdomspensioenen. Alleenstaanden schoten er dus ongeveer de helft van het te ontvangen bedrag aan aanvullend pensioen bij in. Daarvan zagen zij vanaf medio 1999 na 40 dienstjaren slechts 12 procent terug. De regeling heeft namelijk geen terugwerkende kracht. De eerbiedigende werking zou (van rechtswege) worden beperkt tot de opgebouwde pensioenen uit de periode vóór 1 januari 2001. 1 Vervolgens werd de eerbiedigende werking beperkt en is de regeling op 1 januari 2002 in werking getreden. 2 Voor geregistreerde partners gold de terugwerkende kracht wèl tot de toetrede tot de pensioenregeling, een gevolg van een ingediende motie. 3 De staatssecretaris sprak van solidariteit, terwijl (on)gelijke beloning aan de orde was. Hij merkte meermalen op dat pensioenen als loonbestanddeel beloning, uitgesteld loon deel uitmaken van de arbeidsvoorwaarden en als zodanig onder het verbod op onderscheid vallen. 4 Dat is een belangrijke constatering, omdat dit tevens impliceert dat de afgedwongen overhevelende inkomenssolidariteit niet past binnen de aanvullende pensioenen. Dat wil zeggen: voor alleenstaanden geen keuze pas op de pensioendatum, maar direct bij de toetreding tot de pensioenregeling compensatie voor het voor hen niet van toepassing zijnde nabestaandenpensioen. Het is opvallend dat de staatssecretaris het maatschappelijk draagvlak voor de wijziging van artikel 2b PSW (oud) baseerde op de instemming van de sociale partners! Deze maatschappelijke organisaties vertegenwoordigden slechts ongeveer 30 procent van de werknemers. De kamerbrede acceptatie van het oorspronkelijke artikel 2b, gebaseerd op het Amendement- Groenman (1993), was een betere, in de democratische opvattingen zelfs enig juiste, graadmeter voor de beoordeling van het maatschappelijk draagvlak. In 2004 is de kapitaalgedekte opbouw van het partnerpensioen vanaf 65 jaar gehalveerd, en is dienovereenkomstig ook de compensatie voor mensen zonder partner gehalveerd.

4 Pensioenfondsen frustreerden onverkorte invoering artikel 2b (oud) In het reeds in 1994 (!) in de PSW toegevoegde artikel 2b (oud) was tevens bepaald dat pensioenfondsen tot uiterlijk het jaar 2000 de tijd hadden hun pensioenregeling in overeenstemming met het wetsartikel aan te passen. Pensioenfondsen zijn zich eerst bij het naderen van de uiterste datum, het jaar 2000, krachtig tegen de onverkorte toepassing van de gelijke behandeling conform artikel 2b gaan verzetten. Daarbij hebben zij selectief de veronderstelde nadelen benadrukt, maar de voordelen en de mogelijke oplossingen buiten beschouwing gelaten. Voorts hebben pensioenfondsen, waaronder de grootste twee pensioenfondsen in Nederland de Stichting PGGM en de Stichting ABP, besluiten genomen die strijdig waren met de op democratische wijze tot stand gekomen bepaling 2b PSW, waarvan kon worden aangenomen dat als gevolg daarvan de wetgever onder druk kon komen te staan. Zulks moge blijken uit de volgende passage in de brief aan de Tweede Kamer van de toenmalige staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. 5 : 'Aldus wordt tegemoet gekomen aan wensen uit de pensioenwereld en aan de besluiten die terzake in het veld reeds zijn genomen'. Door met het toenmalige (nieuwe) artikel 2b PSW strijdige besluiten 'in het veld' te nemen, hebben vertegenwoordigers uit de pensioenwereld de wetgever voor een voldongen feit geplaatst en feitelijk een ongeoorloofd drukmiddel gehanteerd. Alleenstaande pensioendeelnemers bleven derhalve verplicht zich te verzekeren voor een aanspraak die zij niet kunnen realiseren. De daaropvolgende staatssecretaris antwoordde CISA, die bezwaren had geuit over de inperking van het artikel, dat 'aan het meebetalen door een alleenstaande aan een nabestaandenregeling voor bijvoorbeeld tweeverdieners ten grondslag ligt de wijze waarop in het kader van het nabestaandenpensioen uitleg moet worden gegeven aan de solidariteit van een alleenstaande met hen die in partnerverband leven.' 6 De wetsgeschiedenis en de formulering van artikel 2b PSW bevestigden, dat de verplichte deelneming van alleenstaanden aan de risicoverzekering een aanmerkelijke prijs vraagt, waar geen prestatie tegenover staat. Bij de Tweede-Kamerbehandeling van de PSW stelde bijvoorbeeld mevrouw Groenman, de indiener van het amendement waarop artikel 2b was gebaseerd, het volgende. 'Als je gedurende je hele leven niet gecompenseerd wordt en pas op je 65ste voor een nabestaandenpensioen kunt kiezen, loop je nogal wat mis. Dit betekent, lijkt mij, een ongelijke behandeling van alleenstaanden ten opzichte van andere groepen.' 7 De wijze waarop het besluit tot wetswijziging is genomen, voldoet niet aan de vereiste van zorgvuldigheid en de vereiste van het beginsel van evenredige belangenafweging. Het besluit is onder grote druk van vertegenwoordigers uit de pensioenwereld tot stand gekomen. In NRC-Handelsblad van 8 augustus 1998 schetste Robert Giebels inzake de discussie over het algemeen verbindend verklaren van CAO's op treffende wijze het hiervoor genoemde dilemma met een uitspraak van toenmalig minister Zalm van Fimnanciën. "Als 85 procent van de rijwielhandelaren een afspraak heeft gemaakt over de verkoopprijs, dan kunt u zich niet voorstellen dat de overheid die afspraken op zou leggen aan de overige 15 procent. Juist de wetenschap dat 15 procent van de fietshandelaren vrij is, zal de overige 85 procent 'georganiseerden' ervan weerhouden het te bont te maken in hun prijszetting." Vóór de inperking reeds getroffen maatregelen Bij het ABP geldt sinds 1 juli 1994 een partnerpensioenregeling. Op 28 december 1995 is deze regeling opgenomen in de ABP-wet. De regeling werkt terug tot 1 juli 1994. De ABP-wet is met ingang van 1 januari 1996 ingetrokken en op die datum is het Pensioen-

5 reglement van het ABP in werking getreden. Ten behoeve van het partnerpensioen is de premie collectief en is deze, dus ook voor alleenstaande pensioendeelnemers, verhoogd (verhoging werkgevers/werknemers 0,8%). Met ingang van 1995 is de franchise voor alleenstaande ongehuwden verhoogd en voor gehuwden verlaagd. Daardoor gingen vanaf die datum alleenstaanden als gevolg van de verhoging van de franchise een lager aanvullend pensioen opbouwen, terwijl gehuwden als gevolg van de verlaging van de franchise voor zich en hun nabestaanden een hoger pensioen opbouwen. Bij PGGM en ABP is een collectieve regeling voor aanvulling van het Anw-hiaat getroffen. Dat gebeurde wederom mede op kosten van de alleenstaande pensioendeelnemers. Conclusie De wetswijziging was in strijd met het beginsel van rechtszekerheid en het vertrouwensbeginsel. De overheid schond het vertrouwen van een groep burgers door het artikel voor gelijke pensioenrechten (artikel 2b (oud) PSW; artikel 60 van de Pensioenwet nieuw) in te perken, nog voordat de desbetreffende bepaling feitelijk in werking was getreden. Het beginsel van rechtszekerheid geldt niet alleen ten aanzien van de uitvoering, maar ook ten aanzien van de wetgeving. Burgers moeten op de geldigheid van de wet kunnen vertrouwen en wetten mogen niet te snel worden veranderd. Voorts past de afgedwongen overhevelende inkomenssolidariteit niet binnen de aanvullende pensioenen. Dat wil zeggen: voor alleenstaanden geen keuze pas op de pensioendatum, maar direct bij de toetreding tot de pensioenregeling compensatie voor het voor hen niet van toepassing zijnde nabestaandenpensioen. Hoogachtend, Het bestuur van de Stichting Centrum Individu en Samenleving, Drs. L. de Zwaan (voorzitter) Noten nabestaandenpensioen 1. Kamerstukken II, 26 711, nr. 11, blz. 9 en 27. Nota naar aanleiding van het nader verslag bij het wetsvoorstel recht van keuze voor ouderdomspensioen in plaats van nabestaandenpensioen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen. 2. EK 26 711, 14a, blz. 6. 3. Motie-Dittrich c.s., 22 700, nr. 30. 4. TK 1998-1999, 25 694, nr. 6, blz. 5; TK 1999-2000, 26 711, nr. 7, blz. 13; TK 1999-2000, 26 711, nr. 11, blz. 2 en 7; EK 26 711, nr. 14a, blz. 2. 5. Brief van 6 maart 1998, kenmerk SV/VP/98/343b. 6. Brief van 9 oktober 1998, kenmerk SV/VP/98/19549. 7. Handelingen TK 47, 3 februari 1994, blz. 3623.