juni 2014 vanaf 4 jaar tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof
Refrein: gaan rond en rond. Een grote boog naar boven, dan weer naar de grond. Kijk eens hoe ze draaien, al-le vier. Het lijkt alsof ze zwaaien: Dag en veel plezier! tekst: Marian van Gog muziek: Ton Kerkhof 1 Kijk eens door het raam. Er is weinig wind vandaag. Je ziet het aan de wieken. Die draaien reuze traag. Refrein 2 Kijk eens door het raam. Lekker windje, dat is goed. Je ziet het aan de wieken. Die gaan zoals het moet. Refrein 3 Kijk eens door het raam. Hoor de wind, het wordt een storm. Je ziet het aan de wieken. De snelheid is enorm. Refrein Illustratie: Hans Meijer
Het raadspel Marian van Gog Wat ben ik? vraagt Anouk. Ze staat in de kamer met haar armen wijd. Ze zijn helemaal gestrekt. Ze beweegt ze langzaam op en neer. Als haar ene arm omhoog gaat, gaat haar andere arm omlaag, en omgekeerd. Wat ben ik? vraagt ze weer. Jij bent... Anouk! zegt mama. Maar dat bedoelt Anouk niet. Wat ben ik nu? Wat ben ik als ik zó doe? vraagt ze, terwijl ze haar armen weer beweegt. Een... eh... een vogel die vliegt! raadt mama. Fout! gilt Anouk. Ik ben iets heel anders. Een vliegtuig misschien? vraagt papa. NEE! roept Anouk. Dan weet ik het niet, hoor, zegt mama. Je moet ráden! roept Anouk. Kijk nog eens goed. En weer beweegt ze haar armen op en neer. Daarna draait ze één arm helemaal rond. Weet je het nou? Maar mama weet het niet. Een springtouw dat draait, probeert ze. Of een helikopter. Maar het is allemaal fout. Ik geef het op, zegt mama. Zeg het maar. Anouk schudt haar hoofd. Het is een raadspel. Je moet het ráden, anders is er niks aan. Maar ik weet het echt niet, zegt mama. Dan niet, zegt Anouk en ze holt de kamer uit. Papa en mama kijken haar verbaasd na. Nou weten ze het nog niet. Ronald komt uit school. Ronald is de grote broer van Anouk. Zodra hij de kamer in komt, gaat Anouk voor hem staan met haar armen wijd. Ze strekt ze helemaal uit en beweegt ze langaam op en neer. Wat ben ik? vraagt ze. Anouk met haar armen wijd, zegt Ronald lachend. Dat is flauw, zegt Anouk. Je moet echt raden. Een vogelverschrikker, zegt Ronald. Of een grote ronde walvis. Fout! gilt Anouk. Maar wat ze wel is, wil ze niet zeggen. Om vier uur komt opa. Opa! gilt Anouk, en weer gaat ze met haar armen wijd staan. Wat ben ik? Je moet het raden. Niemand weet het nog. Hmm... raden, zegt opa. Laat het nog eens zien. Anouk strekt haar armen wijd. Langzaam beweegt ze één arm omlaag en de andere omhoog. Opa gaat naast haar staan en doet de beweging na. Ik moet het vóelen, zegt hij. Dan kan ik beter raden. Hij doet zijn ogen dicht en denkt lang na. Dan zegt hij: Ik weet het. Maar eerst wil ik koffie. Mama schenkt koffie in. Anouk wiebelt op haar tenen naast zijn stoel. Ze is zó benieuwd of hij het echt weet. Wat is het opa? Wat? vraagt ze, terwijl hij van zijn koffie drinkt. Hmm... zegt opa. Eerst maar eens een koekje. Anouk barst haast van nieuwsgierigheid. Weet opa het nou of niet? Zodra het koekje op is, roept ze: Zeg het dan, zeg het dan! Ik wéét het wel, zegt opa bedachtzaam. Maar ik zég het niet. Waarom niet? vraagt Anouk. Omdat het een raadspel is natuurlijk, roept opa vrolijk uit. Ken jij de regels van een raadspel niet?
Anouk kijkt opa verbaasd aan. Luister, zegt opa. Bij een raadspel moet je allebei raden. Ik heb geraden wat jij bent. Nu moet jij raden of ik het goed geraden heb. Huh...? zegt Anouk. Opa legt het uit. Ik heb in mijn hoofd wat jij bent. Nou moet jij raden wat ik in mijn hoofd heb. Dan zeg ik of het goed is. Anouk snapt het niet helemaal, maar ze is zo blij dat iemand heeft geraden wat ze is, dat ze het er meteen uitflapt. Ik ben een mólen! Mijn armen zijn de wieken. Ze draaien! Opa lacht. Dan had ik het goed! zegt hij. Een molen, dat had ik geraden. En omdat jíj geraden hebt wat ík geraden heb, mag je een lekker koekje. Hij pakt een koekje uit de koektrommel en geeft het aan Anouk. Anouk eet van haar koek. Er klopt iets niet, denkt ze. Opa houdt haar voor de gek. Maar hoe...? Als ze naar hem kijkt, geeft hij haar een knipoog. Dan weet Anouk het helemaal niet meer. Maar het geeft niet. Want het was een leuk spel en ze heeft een lekker koekje. Wat wil je nou nog meer...? versje Alles draait Marian van Gog gaan langzaam op en neer. Maar als je om je heen kijkt, dan draait er nog veel meer. De wielen van een auto. De wijzers van de klok. De meisjes bij de optocht draaien met een mooie stok. Het zwaailicht van de brandweer. De wielen van een fiets. Als die niet zouden draaien, nou, dan gebeurt er niets. De wieltjes van je skate-board. De jojo langs het touw. En als we dansen op de straat, dan draai ik rond met jou. gaan langzaam op en neer. Maar kijk eens heel goed om je heen, daar draait nog heel veel meer.
Extra bij Bij het liedje Het liedje is een bewegingliedje. Laat de kinderen staan met de armen wijd als de wieken van de molen. Armen goed gestrekt. In het eerste couplet draaien de wieken traag, want het is bijna windstil. Laat kinderen eerst één arm omhoog strekken en de andere omlaag. Daarna draait de molen terug en gaat de andere arm naar boven en de eerste arm naar beneden. Maak er een mooie ronde beweging van. Dit kan het beste als de kinderen verspreid in het speellokaal staan, omdat ze dan geen last van elkaar hebben. Doet u het in de kring, laat de kinderen dan om en om een stapje naar voren doen of laat ze een kwartslag draaien zodat alle rechter- (of linker)armen naar het midden wijzen. Bij couplet 2 gaat het draaien sneller, op normale snelheid. Bij couplet 3 wordt (te) snel gedraaid. Begrijpen de kinderen ook dat de wieken bij meer wind sneller gaan draaien? Hoe werkt een molen? Haal boekjes in de klas over molens en leg de werking (globaal) uit. Doordat de wieken draaien, gaat er een maalsteen draaien en die maalt het graan fijn. Je krijgt dan meel. Van meel kun je brood bakken of koekjes of pannenkoeken. Laat zien dat draaien zorgt voor beweging. Bijvoorbeeld met een speelgoedautootje, een skate- of waveboard of een step. Als hij stilstaat, bewegen de wielen niet. Als de wielen bewegen, gaat het voorwerp vooruit. Fiets in de klas Bij een molen wordt de draaiing van de wielen overgebracht op de draaiing van de maalsteen. Bij een fiets gebeurt net zoiets. Bekijk het samen. Als je trapt, draaien de trappers. Laat zien dat daarmee een ketting gaat bewegen. De ketting laat de wielen draaien. De fiets werkt dus een beetje zoals een molen. Hoe is dat met een auto? (De motor draait en laat de wielen draaien, daardoor gaat hij rijden.) Voor oudere kinderen of plus-kinderen: Heeft u een constructiedoos of techniekset in de klas met raderen? Laat kinderen daarmee dan een beetje experimenteren, zodat ze zien dat raderen elkaar laten bewegen.
Kleurplaat - illustratie: Hans Meijer