Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur

Vergelijkbare documenten
Voorbeeld tentamen 8W210 - Structuur en functie van cel en weefsel

Voorblad bij tentamen

Cel en weefsel tentamen

Inleiding. Anatomie. Humerus

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006.

Bouw van een skeletspier

Naam: Student nummer:

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren

Gesloten vragen Functionele Anatomie II

Anatomie van de heup. j 1.1

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008

Anatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet

MEDISCHE BASISKENNIS INLEIDING HOOFDSTUK /2016

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus.

Knieblessure Anatomie van de knie meniscus kruisbanden

2 De romp. Zichtbare en palpabele oriëntatiepunten van de romp

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008

_met_antwoorden.pdf. Tentamen met antwoorden. Vrije Universiteit Bewegingswetenschappen Spierfysiologie

1. BEKKENGORDEL EN HEUP

Membranen, membraantransport en cytoskelet Versie 2015

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede.

Nederlandse Samenvatting

Oefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder Anteflexie Retroflexie Abductie Adductie 46

Leerdoelen. Opbouw van het lichaam kennen. Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel. Leren kijken naar je leerlingen

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Biologie. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

ERASMUS MC MODIFICATIE VAN DE (REVISED) NOTTINGHAM SENSORY ASSESSMENT Handleiding

ONDERZOEK KNIE. Datum onderzoek... Naam onderzoeker. SENSIBILITEIT Tintelingen. nee / ja. Lokalisatie...bovenbeen / knie / onderbeen / voet. Hobby s.

Voorwoord. Hallo aankomende student!

Sportmassage LES 1 PROGRAMMA

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?


6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd?

a. Geef de 1-lettercode van de aminozuren in het peptide in de corresponderende volgorde. (4P)

De Knie. diagnostische testen. Mark Vongehr Fysiotherapeut/manueeltherapeut. presentatie knie medisch centrum aarveld

Verdiepingsmodule. Vaardigheid schouderonderzoek. Schoudersklachten: Vaardigheid schouderonderzoek. 1. Toelichting. 2. Doel, doelgroep en tijdsduur

VGN immobilisatieprotocollen

Opbouw: 1. Cellen 2. Extracellulaire matrix: grondsubstantie, vezels en wezelsvloeistof

Rol van de scapula in normale schouderfunctie

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit

GENOMISCH KOOKBOEK LEERLINGENHANDLEIDING

Oefeningen voor patiënten met reumatoïde artritis

VUmc_CAT_BB_ _inzage Tuesday, October 16, :35

Richtlijn Knieklachten

Inspectie, anatomische structuren en palpatie liggend

Een fotoatlas van de. anatomie in vivo 2. Onderste extremiteit. Serge Tixa. Bohn Stafleu Van Loghum

Opleiding Physical Trainer - Initiatie van de trainingsleer

Bijscholing BorgInsole 1

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea

Klinisch redeneren. Onderzoek kniegewricht: Hoe en wat beweegt in een kniegewricht?

Auteur(s): E. Koes Titel: De scheve wervel Jaargang: 13 Jaartal: 1995 Nummer: 5 Oorspronkelijke paginanummers:

GENEXPRESSIE VOORBEREIDENDE LES

Opleidingsprogramma. Percutaneous Needle Electrolysis (PNE)

John Hermans. Imaging of the distal tibiofibular syndesmosis: anatomy in relation to radiological diagnosis

Belangrijkste anatomische structuren van de wervelkolom

Opleiding Physical Trainer - Initiatie van de trainingsleer of fysieke voorbereiding

DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg)

Alles rondom Groningen: facebook.com/slimstuderengroningen Alles rondom Geneeskunde: facebook.com/slimstuderengnkgroningen

Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet.

Van mens tot Cel oefenvragen 1. De celdeling bestaat uit verschillende fasen. Hoe heten de G1, S en de G2 fase samen?

Mobiliserende oefeningen voor thuis

fig Verschillende proteoglycanen

Uit: prometheus. Reina Welling WM/SM-theorieles 2. Transversale / frontale as = van links naar rechts = rekstok

Nederlandse samenvatting

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie,19e jrg 2001, no.6 (pp )

1 (~20 minuten; 20 punten)

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding

UMC ttj St Radboud Celbiologische processen -herhaaltoets** 29 april uur

94 Transcriptie en vorming van mrna bij prokaryoten en eukaryoten

Pijn achter de knieschijf

voetverzorging uit Bakens & Zadkine Informatie mbtstof Anatomie Voetverzorging eindtermen

KNGF-richtlijn Beroerte Verantwoording en Toelichting Map K

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris

Sport Specifieke Blessure Begeleiding

Behandeladvies Epicondylitis Lateralis in de sub-acute fase

SPORTMASSAGE les 1 woensdag Hoofdstuk 1. Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam

Hoorcollege Tractus locomotorius. Dirk Geurts

Proefexamen MEDISCHE TERMINOLOGIE

I. B E W E G I G E E A S S E S T E L S E L S

Antwoordformulieren open vragen

Heling in de Orthopedie

Tentamen Farll. 20 December :15

PATIËNTENFOLDER ORTHOPEDIE

Passantentarieven tm

Samenvatting. Figuur 2

Versus Tijdschrift voor Fysiotherapie, 16e jrg 1998, no. 2 (pp )

HOOFDSTUK 1: CELLEN VAN ONS LICHAAM

Protocol voor niet aan MINTH studie deelnemende kliniek

GENEXPRESSIE HET PRACTICUM

Cytoskelet Onderstaande 13 vragen verschijnen at random, dat betekent dat ze niet altijd in dezelfde volgorde komen.

Transcriptie:

Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) 17-01-2011 van 09.00-12.00 uur Opmerkingen bij dit tentamen: Zorg ervoor dat op elk formulier dat je inlevert, je identiteitsnummer en naam zijn ingevuld! Probeer kort en bondig te antwoorden. Het reguliere deel van het tentamen bestaat uit 28 open vragen. Er zijn aan het eind 3 stervragen toegevoegd. De stervragen zijn onderdeel van de toetsing voor toelating tot het honors-programma BMT, en derhalve van belang voor studenten die in aanmerking willen komen voor dat programma. NB: De stervragen zijn dus geen onderdeel van het reguliere tentamen en tellen niet mee voor het eindcijfer. Veel succes.

1) Zie onderstaande tekening. a) Welke namen horen bij de structuren aangegeven met de letters a t/m p? b) Beschrijft kort de functie van de structuren aangegeven met a, h, en k. 2) Wat is het verschil tussen een perifeer, een integraal en een transmembraneus eiwit? 3) Wat zijn de functies van a) een desmosoom b) een tight junction 4) Beschrijf het proces van DNA tot eiwit, en noem daarbij minimaal de termen: transcriptie, triplet, splicing, aminozuur, en intron. 5) Waarvoor staan de letters m, t en r in de termen mrna, trna en rrna? 6) Maak een schets van een mitochondrium en geef daarin de positie van cristae aan. 7) Het cytoskelet bestaat uit 3 soorten filamenten. a) Noem de naam van deze 3 filamenten. b) Geef voor ieder van deze 3 filamenten aan wat karakteristiek is qua lokalisatie en functie. c) Welke van deze drie cytoskeletaire structuren is afgebeeld in de figuur hiernaast?

8) Bij welk cytoskeletair filament hoort een dyneine? 9) Celdeling is een proces dat uit een aantal fases bestaat. a) Welk proces vindt plaats in de S-fase? b) Hoe heet de fase waarin het kernmembraan wordt gevormd? 10) Leg uit waarom de verhouding cel/matrix anders is in bot dan in de lever. 11) De volgende vragen hebben betrekking op collageen a) Beschrijf het proces van het vormen van een collageen type I vezel, beginnend met een α- keten. b) Welke van de bij (a) beschreven stappen vindt intracellulair en welke extracellulair plaats? c) Maak een tekening waaruit duidelijk wordt waarom collageen type I dwarsstreping vertoont. d) Wat betekent de afkorting FACIT? 12) In de zogenaamde anatomische stand staat een persoon rechtop met zijn armen afhangend langs zijn lichaam en zijn handen gesupineerd. Vanuit deze stand wordt de rechter arm in het frontale vlak opgetild tot boven het hoofd. Daarna wordt de elleboog gebogen. Welke vinger zit nu het dichtst bij het hoofd? 13) Welk van de termen proximaal, lateraal, ventraal, mediaal, distaal, en dorsaal, geeft het best de positie weer van a) De patella ten opzichte van de voorste kruisband b) De buitenste meniscus ten opzichte van de voorste kruisband c) Het patellaire ligament (patellapees) ten opzichte van de patella 14) In zowel het onderbeen als de onderarm zitten twee botten. a) Wat is de officiële Latijnse naam van deze vier botten? b) Welke van de figuren hiernaast (links of rechts) hoort bij de onderarm, respectievelijk bij het onderbeen?

15) Wat is de typische oriëntatie van facetgewrichten in de lumbale, respectievelijk de thoracale regio, en wat is het gevolg van deze orientatie? 16) Wat is een antagonist (in de context van het bewegingsapparaat)? 17) Teken een typisch synoviaal gewricht. Geef in de tekening aan waar het synoviaal membraan zich bevindt, een geef aan waar een capsulair, een intracapsulair en een extracapsulair ligament zich zou kunnen bevinden. 18) Jan wil tijdens microscopiseren het contrast in het beeld verhogen. a) Hoe hoort hij dat te doen? b) Ten koste waarvan wordt het contrast verhoogd? 19) Teken een dwarsdoorsnede door een stukje hartspierweefsel èn door een stukje skeletspierweefsel, en leg uit hoe uit de schets het verschil tussen deze weefsels duidelijk is. 20) De functionele unit van een spier is een sarcomeer. a) Welke van de volgende structuren zijn onderdeel van een sarcomeer? Actine, desmine, integrine, cadherine, myosine, titine, tropomyosine, vimentine. b) Teken een sarcomeer, en geef op deze tekening de locatie aan van de structuren uit jouw antwoord op vraag a. 21) Wat is een sarcoplasmatisch reticulum, en welke belangrijke functie heeft het? 22) Teken een kracht-snelheids curve voor een spiercontractie, en geef erin aan wanneer we spreken van respectievelijk isometrische, concentrische en excentrische contracties. 23) We kennen 3 soorten kraakbeen: hyalien, fibreus en elastisch. a) Geef van elk van deze soorten een voorbeeld. b) Beschrijf hoe we met het blote oog hyalien van fibreus kraakbeen kunnen onderscheiden. c) Geef voor elk van de drie soorten aan hoe we ze met een microscoop kunnen herkennen. 24) Leg uit waarom bij osteopetrose, de aandoening waarbij osteoclasten onvoldoende bot resorberen, bloedarmoede ontstaat. 25) Teken een lengtedoorsnede door een stuk bot, en geef erin aan waar een osteon, een havers kanaal, een lamel, en een osteocyt zich bevinden. 26) Iemand staat rechtop met zijn armen langs zijn lichaam. Zal het hoofd van de benen gescheiden worden door een snede in het sagittale, het frontale, of het transversale vlak?

27) Welke van de volgende namen hoort bij welk plaatje (A t/m H) in de figuur hiernaast? NB: alle namen gebruiken; bij sommige plaatjes horen meerdere namen. [Superior; anterior; caudal; lateral; dorsal; distal; cranial; superior; proximal; medial; inferior; posterior; ventral]. 28) Het plaatje hiernaast toont een been van de voorkant en de achterkant. Welke spier (A t/m M) zou een abductie van het bovenbeen kunnen geven? STERVRAGEN 1) Leg in algemene bewoordingen uit wat wordt bedoeld met epigenetische effecten, geef een tweetal voorbeelden, en licht deze voorbeelden kort toe. 2) Wat is het verschil tussen histologie en immunohistochemie?