Elektrische netwerken



Vergelijkbare documenten
Elektrische netwerken

Opgaven bij hoofdstuk 9

Opgaven bij hoofdstuk 20

Opgaven bij hoofdstuk 12

Elektrische Netwerken 59

9.2 Bepaal de harmonische tijdsfuncties die horen bij deze complexe getallen: U 1 = 3 + 4j V; U 2 = 3e jb/8 V; I 1 =!j + 1 ma; I 2 = 7e!jB/3 ma.

Elektrische Netwerken 27

5.12 Afgerond op twee decimalen, is de effectieve waarde van deze spanning: a: U eff = 4,18 V b: U eff = 5,00 V c: U eff = 5,70 V d: U eff = 5,98 V

5 Het oplossen van netwerken

Bepaal van de hieronder weergegeven spanningen en stromen: de periodetijd en de frequentie, de gemiddelde waarde en de effectieve waarde.

Spanning versus potentiaal

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 4 november Brenda Casteleyn, PhD

1 Elektriciteit Oriëntatie 1.1 Elektrische begrippen Elektrische stroomkring

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 18 augustus Brenda Casteleyn, PhD

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts. Fysica: Elektrodynamica. 25 juli 2015 dr. Brenda Casteleyn

GESTABILISEERDE VOEDING

Oefeningen Elektriciteit II Deel II

Netwerken. De ideale spanningsbron. De ideale stroombron. De weerstand. De bouwstenen van elektrische netwerken.

Toets 1 IEEE, Modules 1 en 2, Versie 1

Elektrische Netwerken

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5

Opgave 2 Een spanningsbron wordt belast als er een apparaat op is aangesloten dat (in meer of mindere mate) stroom doorlaat.

Engineering Embedded Systems Engineering

Opgave 5 V (geschreven als hoofdletter) Volt (voluit geschreven) hoeft niet met een hoofdletter te beginnen (volt is dus goed).

Opgaven bij hoofdstuk Bepaal R 1 t/m R 3 (in het sternetwerk) als in de driehoek geldt: R 1 = 2 ks, R 2 = 3 ks, R 3 = 6 ks 20.

Men schakelt nu twee identieke van deze elementen in serie (zie Figuur 3).

3.4.3 Plaatsing van de meters in een stroomkring

HOOFDSTUK 2: Elektrische netwerken

Antwoorden bij Deel 1 (hfdst. 1-8)

9 PARALLELSCHAKELING VAN WEERSTANDEN

NETWERKEN EN DE WETTEN VAN KIRCHHOFF

3. Zoek, op het nieuwe vereenvoudigde schema, nieuwe serie en/of parallelschakelingen op en vervang ze. Ga zo door tot het einde.

1821 legt de Duitse wetenschapper Georg Simon Ohm ( ) de relatie tussen spanning weerstand en stroom vast in de naar hem genoemde wet.

Bij een uitwendige weerstand van 10 is dat vermogen 10

Repetitie Elektronica (versie A)

HOOFDSTUK 3: Netwerkanalyse

Hertentamen Lineaire Schakelingen (EE1C11)

Inhoudsopgave De weerstand

Deel I De basis. De plaats van Elektrische Netwerken binnen de elektrotechniek. ALGEMENE ELEKTROTECHNIEK / ELEKTRONICA ELEKTRISCHE VELDEN

Samenvatting NaSk H5 Elektriciteit

Om een lampje te laten branden moet je er een elektrische stroom door laten lopen. Dat lukt alleen, als je een gesloten stroomkring maakt.

Natuur- en scheikunde 1, elektriciteit, uitwerkingen. Spanning, stroomsterkte, weerstand, vermogen, energie

1. Weten wat elektrische stroom,spanning en vemogen is en het verband ertussen kennen 2. Elektrische netwerken kunnen oplossen

Antwoorden bij Deel 3 (hfdst )


Gemengde schakelingen

Examen VMBO-BB versie blauw

b. Bereken de vervangingsweerstand RV. c. Bereken de stroomsterkte door de apparaten.

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

Parallelschakeling - 2

Weerstand. Bron: Cursus Radiozendamateur 1

Aanwijzingen. Figuur 1 LDR (NORP12) Weerstand - lichtsterkte grafiek (Let op: Logaritmische schaal) Nakijkmodel

Deeltentamen A+B Netwerkanalyse

Elektriciteit. Hoofdstuk 2

Impedantie V I V R R Z R

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 4

Inhoudsopgave Schakelen van luidsprekers

JAN Denk aan ALLE letters van FIRES! Geef duidelijke berekeningen. Er zijn 4 opgaven. Totaal 34 punten.

Hfd 3 Stroomkringen. Isolator heeft geen vrije elektronen. Molecuul. Geleider heeft wel vrije elektronen. Molecuul.

Tentamen Analoge- en Elektrotechniek

6,9. Samenvatting door een scholier 833 woorden 13 december keer beoordeeld. Natuurkunde 1.1

Condensator. Het hellingsgetal a is constant. Dit hellingsgetal noemen we de capaciteit van de condensator C. Er geldt dus: C = Q U

jaar: 1989 nummer: 10

Naam: Klas Practicum elektriciteit: I-U-diagram van lampje Nodig: spanningsbron, schuifweerstand (30 Ω), gloeilampje, V- en A-meter, 6 snoeren

7. MEETINSTRUMENTEN Inleiding. 7.2 Stroommetingen

Elektrotechniek voor Dummies

Practicum Zuil van Volta

Rekenkunde, eenheden en formules voor HAREC. 10 april 2015 presentator : ON5PDV, Paul

Deel 1: Metingen Bouw achtereenvolgens de onderstaande schakelingen en meet de klemspanning en de stroomsterkte. VOORKOM STEEDS KORTSLUITING!!

8-VOUDIGE BEZETMELDER

Tentamen Lineaire Schakelingen, 2 e deel (EE1300-B)

1.3 Over een weerstand van 4 kω staat en spanning van 20 mv. De stroomsterkte in die weerstand is A 60 A B 5 A

4.0 Elektriciteit 2

Over Betuwe College Oefeningen H3 Elektriciteit deel 4

Werkblad 1 Serieschakeling gelijke lampjes

Elektrische energie en elektrisch vermogen

DEEL 6 Serieschakeling van componenten. 6.1 Doel van de oefening. 6.2 Benodigdheden

Samenvatting Natuurkunde Hoofdstuk 2 (elektriciteit)

Vak: Labo elektro Pagina 1 / /

Uitwerking LES 22 N CURSSUS

Herhalingsantwoorden Novice -Cursus LES 1 t/m 3 i.p.v. LES 4

Een elektrische schakeling is tot op zekere hoogte te vergelijken met een verwarmingsinstallatie.

Elektriciteit (deel 1)

Hoofdstuk 4 Het schakelen van weerstanden.

Pajottenlandse Radio Amateurs. De multimeter

Meetinstrumenten. PEKLY 33, Rue Boussingault _ Paris. Werkboekje behorende bij de software. Naam : Klas: 3, 15, 30, 150, 450 1,5 2

Elektriciteit Inhoud. Elektriciteit demonstraties

Examen VMBO-KB versie rood

EXAMENFOLDER maandag 26 januari 2015 OPLOSSINGEN. Vraag 1: Een gelijkstroomnetwerk (20 minuten - 2 punten)

Werkstuk Natuurkunde Schakeling

Systematische Probleem Aanpak (SPA) Voorbeeld opgave Electriciteit.

Schakelingen Hoofdstuk 6

Elektronica. Voorvoegsels van eenheden. Schakeling van een simpele audioversterker met een opamp

4,1. Samenvatting door L. 836 woorden 21 november keer beoordeeld. Natuurkunde. Natuurkunde samenvattingen Havo 4 periode 2.

TENTAMEN ELEKTROMAGNETISME (8N010)

Uitwerkingen Hoofdstuk 2 - deel 2

spanning. * Deel het verschil daarvan en deel dat getal door de gewenste stroom om de weerstandswaarde te krijgen.

Transcriptie:

Deel 1: de basis H1 - H4: basisbegrippen gelijkspanning Opgaven bij hoofdstuk 1... 1 Opgaven bij hoofdstuk 2... 2 Opgaven bij hoofdstuk 3... 4 Opgaven bij hoofdstuk 4... 11 H5 - H8: basisbegrippen wisselspanning Opgaven bij hoofdstuk 5... 17 Opgaven bij hoofdstuk 6... 19 Opgaven bij hoofdstuk 7... 20 Opgaven bij hoofdstuk 8... 22 Elektrische netwerken Oefenopgaven: meerkeuzevragen Deel 2: verdieping H9 - H11: complexe rekenwijze Opgaven bij hoofdstuk 9... 24 Opgaven bij hoofdstuk 10... 27 Opgaven bij hoofdstuk 11... 29 H12 - H16: modelvorming; frequentieafhankelijkheid; systematische berekening Opgaven bij hoofdstuk 12... 32 Opgaven bij hoofdstuk 13... 36 Opgaven bij hoofdstuk 14... 40 Opgaven bij hoofdstuk 15... 53 Opgaven bij hoofdstuk 16... 56 Deel 3: verbreding H17 - H19: overgangsverschijnselen, Laplace, Fourier Opgaven bij hoofdstuk 17... 59 Opgaven bij hoofdstuk 18... 62 Opgaven bij hoofdstuk 19... 65 H20 - H23: ster-driehoektransformatie, gekoppelde ketens, lange leidingen Opgaven bij hoofdstuk 20... 67 Opgaven bij hoofdstuk 21... 70 Opgaven bij hoofdstuk 22... 72 Opgaven bij hoofdstuk 23... 74 Veel opgaven zijn ook in het boek opgenomen; als aanvulling daarop worden ze hier digitaal beschikbaar gesteld. De nummers zijn ongewijzigd, zij het dat de paragraafaanduiding hier weggelaten is. Opgave 1.10.6 in het boek is hier dus opgave 1.6. Opgaven die niet in het boek staan krijgen een tussengevoegde letteraanduiding,.e., dus bijvoorbeeld 3.E.1' voor de eerste toegevoegde opgave bij hoofdstuk 3.

Elektrische Netwerken 1 Opgaven bij hoofdstuk 1 De volgende drie vragen hebben alle betrekking op het onderstaand netwerk. 1.6 In dit netwerk is de spanning over de weerstand R a gelijk aan: a: U a = I 1 R a b: U a =!I 1 R a c: U a = (I 2!I 3 ) R c + U 1 d: U a =!(I 2!I 3 ) R c + U 1 1.7 In dit netwerk is de stroom door de weerstand R d gelijk aan: a: I d = U 1 /R d b: I d = (U 1 /R d )!I 3 c: I d = (U 1 /R d )!I b!i 3 d: I d = (U 1 /R d )+I 2 +I c!i 3 1.8 In dit netwerk is de stroom door de weerstand R c gelijk aan: a: I c = (I b +I d )! (I 2!I 3 ) b: I c = (I 3!I 2 ) + [U 1 /(R b +R d )] c: I c = [(I b +I d )!(I 2!I 3 )] + [U 1 /(R b +R d )] d: I c = I 1!I 2 +I 3

2 Meerkeuze-opgaven Opgaven bij hoofdstuk 2 De volgende vier vragen hebben alle betrekking op onderstaand netwerk 2.10 In dit netwerk is de spanning over de weerstand R a gelijk aan: a: U a = I 1 R a b: U a =!I 1 R a c: U a = U 1! I 1 R a d: U a = U 1 + I 1 R a 2.11 In dit netwerk is de stroom door de weerstand R b gelijk aan: a: I b =!I 2 R d /R b b: I b =!I 2 R b /(R b +R d ) c: I b =!I 2 R d /(R b +R d ) d: I b = I c R b /(R b +R c ) 2.12 In dit netwerk is de stroom door de weerstand R c gelijk aan: a: I c = U 1 /R c b: I c = (U 1 /R c )+I 1 +I 3 c: I c = I 2 +I b +I d +I 1 +I 3 d: I c = (U 1 /R c )+I 2 +I b +I d +I 1 +I 3 2.13 In dit netwerk is de stroom door de weerstand R d gelijk aan: a: I d = I 2 [R b R d /(R b +R d )] b: I d = I 2 [R b /(R b +R d )] c: I d = I 2 [R d /(R b +R d )] d: I d =!I 2!I b

Elektrische Netwerken 3 De volgende vier vragen hebben alle betrekking op onderstaand netwerk. 2.14 In dit netwerk is de spanning over de weerstand R a gelijk aan: a: U a = I 1 R a b: U a =!I 1 R a c: U a = (I 1!I 2 ) R a + U 1 d: U a =!(I 1!I 2 ) R a + U 1 2.15 In dit netwerk is de stroom door de weerstand R b gelijk aan: a: I b = U 1 /R b b: I b = (U 1 /R b )+I 2 c: I b = (U 1 /R b )+I 2 +I 3 d: I b = (U 1 /R b )+I 2 +I 3 +I c +I d 2.16 In dit netwerk is de stroom door de weerstand R c gelijk aan: a: I c = (I b!i 3 )! (I 2 +I d ) b: I c =!(I 3 +I 2 ) [R d /(R c +R d )] c: I c = [(I b!i 3 )!(I 2 +I d )] [R d /(R c +R d )] d: I c =!I 1!I 2!I d 2.17 In dit netwerk levert de spanningsbron U 1 een stroom die gelijk is aan: a: I U1 = U 1 /R b b: I U1 = (U 1 /R b )!I 3 c: I U1 = (U 1 /R b )!I 3 +I 1 d: I U1 = (U 1 /R b )!I 3 +I 2 +I 1

4 Meerkeuze-opgaven Opgaven bij hoofdstuk 3 De volgende vier vragen hebben alle betrekking op nevenstaand netwerk, en de bijbehorende Thévenin- of Norton-vervangingsnetwerken tussen de klemmen A en B. 3.7 De inwendige weerstand R i tussen de klemmen A en B wordt bepaald door: a: 1 weerstanden b: 2 weerstanden c: 3 weerstanden d: 4 weerstanden 3.8 De inwendige weerstand R i tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 2 S b: 9 S c: 11 S d: 18 S 3.9 De open spanning U o tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 5 V b: 7 V c: 9 V d: 11 V 3.10 Stel dat wij een externe gelijkstroombron aansluiten tussen de klemmen A en B, zodanig dat deze een stroom I = U o /R i van klem A naar klem B pompt (zoals in nevenstaande deeltekening). Zijn de twee volgende beweringen in dit geval WAAR of ONWAAR: 1: het in de 12 S weerstand gedissipeerd vermogen neemt toe. 2: de spanning U AB wordt precies 0 volt. a: Beide beweringen zijn WAAR b: Bewering 1 is WAAR, maar bewering 2 is ONWAAR c: Bewering 1 is ONWAAR, maar bewering 2 is WAAR d: Beide beweringen zijn ONWAAR

Elektrische Netwerken 5 De volgende twee vragen hebben beide betrekking op nevenstaand netwerk, en de Thévenin- of Norton-vervangingsnetwerken tussen A en B. 3.11 De inwendige weerstand R i tussen de klemmen A en B wordt bepaald door: a: 1 weerstand b: 2 weerstanden c: 3 weerstanden d: 4 weerstanden 3.12 De inwendige weerstand R i tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 2 S b: 6 S c: 11 S d: 15 S De volgende twee vragen hebben beide betrekking op het hiernaast gegeven netwerk, en de Thévenin- of Norton-vervangingsnetwerken tussen de klemmen A en B. 3.13 De inwendige weerstand R i tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 100 S b: 150 S c: 200 S d: 225 S 3.14 De kortsluitstroom I k tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 50 ma b: 100 ma c: 150 ma d: 200 ma 3.15 In bovenstaand netwerk is de stroom I 1 gelijk aan: a: 1/2 A b: 1/3 A c: 1/4 A d: 1/5 A

6 Meerkeuze-opgaven 3.E.1 Tussen de klemmen A en B in bovenstaand netwerk wordt een belasting R b aangesloten, zoals met een stippellijn aangegeven. De spanning tussen A en B blijkt dan precies 10 V te zijn. Hoe groot is R b? a: 50 S b: 100 S c: 200 S d: 400 S 3.E.2 Tussen de klemmen A en B in bovenstaand netwerk wordt een belasting R b aangesloten, zoals met een stippellijn aangegeven. De stroom door deze weerstand blijkt dan precies 100 ma te zijn. Hoe groot is R b? a: 50 S b: 150 S c: 450 S d: 500 S 3.E.3 Tussen de klemmen A en B in bovenstaand netwerk wordt een belasting R b aangesloten, zoals met een stippellijn aangegeven. De spanning over deze weerstand blijkt dan precies 7½ V te zijn. Hoe groot is R b? a: 50 S b: 100 S c: 200 S d: 400 S

Elektrische Netwerken 7 De volgende twee vragen hebben beide betrekking op onderstaand netwerk. 3.E.4 We bekijken het Thévenin-vervangingsschema van dit netwerk, tussen de klemmen A en B. De inwendige weerstand daarvan is gelijk aan: a: R i = R a +R b +(R c 2R d ) (2 betekent: parallel aan) b: R i = R a 2R c 2R d c: R i = R c 2R d d: R i = R a 2(R b +(R c 2R d )) 3.E.5 We bekijken het Norton-vervangingsschema van dit netwerk, tussen de klemmen A en B. Voor de ideale bron daarin geldt: a: U o = U 1 + I 3 R b b: U o = U 1! (R c 2R d ) (I 1 +I 2 ) c: I k = I 3! I 2! I 1 d: I k = U 1 /(R c 2R d )! (I 1 +I 2 ) 3.E.6 Het Thévenin-equivalent van bovenstaand netwerk, tussen de klemmen A en B, bestaat uit: a: een 150 ma stroombron in serie met een 50 S weerstand b: een 150 ma stroombron parallel aan een 100 S weerstand c: een 150 ma stroombron parallel aan een 200 S weerstand d: een 15 volt spanningsbron in serie met een 200 S weerstand

8 Meerkeuze-opgaven 3.E.7 We bekijken het Thévenin-vervangingsschema van bovenstaand netwerk, tussen de klemmen A en B. De inwendige weerstand daarvan is gelijk aan: a: R i = R a +R c +(R b 2R d ) (2 betekent: parallel aan) b: R i = R c +(R b 2R d ) c: R i = R c d: R i = (R b 2R d ) De volgende twee vragen hebben beide betrekking op onderstaand netwerk, en de Thévenin-of Norton-vervangingsnetwerken tussen de klemmen A en B. 3.E.8 De inwendige weerstand R i tussen de klemmen A en B wordt bepaald door: a: 1 weerstand b: 2 weerstanden c: 3 weerstanden d: 4 weerstanden 3.E.9 De inwendige weerstand R i tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 2 S b: 6 S c: 11 S d: 15 S

Elektrische Netwerken 9 De volgende twee vragen hebben beide betrekking op onderstaand netwerk, en de Thévenin- of Norton-vervangingsnetwerken tussen de klemmen A en B. 3.E.10 3.E.11 De inwendige weerstand R i tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 100 S b: 150 S c: 200 S d: 225 S De kortsluitstroom I k tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 50 ma b: 100 ma c: 175 ma d: 250 ma 3.E.12 We bekijken het Thévenin-vervangingsschema van bovenstaand netwerk, tussen de klemmen A en B. De inwendige weerstand daarvan is gelijk aan: a: R i = (R a 2R c )+(R b 2R d ) (2 betekent: parallel aan) b: R i = R c +(R b 2R d ) c: R i = (R b 2R d ) d: R i = R c

10 Meerkeuze-opgaven De volgende twee vragen hebben beide betrekking op het hiernaast gegeven netwerk, en de Thévenin- of Norton-vervangingsnetwerken tussen de klemmen A en B. 3.E.13 3.E.14 De inwendige weerstand R i tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 100 S b: 150 S c: 200 S d: 225 S De kortsluitstroom I k tussen de klemmen A en B is gelijk aan: a: 100 ma b: 200 ma c: 300 ma d: 400 ma 3.E.15 In bovenstaand netwerk is de spanning U 1 gelijk aan: a: +10 V b: + 3a V c:! 3a V d:!10 V

Elektrische Netwerken 11 Opgaven bij hoofdstuk 4 De volgende zes vragen hebben alle betrekking op nevenstaand netwerk. 4.10 Tussen A en B sluiten we een stroombron (1 A) met serieweerstand (36 S) aan. Hoeveel vermogen wordt er in de 36 S weerstand gedissipeerd? a: P R = 36 W b: P R = 30 W c: P R = 24 W d: P R = 18 W 4.11 Tussen A en B sluiten we een stroombron (1 A) met serieweerstand (36 S) aan. Hoeveel vermogen levert (of dissipeert) de stroombron? a: P bron = 28 W b: P bron = 36 W c: P bron = 48 W d: P bron < 0 W (dissipatie!) 4.12 Tussen A en B sluiten we een instelbare weerstand (R v = 0..2 S) aan. Hoeveel vermogen kan er maximaal in deze weerstand worden gedissipeerd? a: P max $ 10 W b: P max = 9 W c: P max = 8 W d: P max # 7 W 4.13 Stel nu dat de drie 12 S weerstanden elk maximaal 2 watt kunnen dissiperen. Hoe groot moet een weerstand R b (tussen A en B) dan minimaal zijn? a: R min = 3,2 S b: R min = 4,0 S c: R min = 5,8 S d: R min = 17,4 S 4.14 We sluiten een weerstand R b = 20 S aan tussen de klemmen A en B. Hoeveel vermogen wordt in deze weerstand gedissipeerd? a: P Rb = 7,20 W b: P Rb = 5 W c: P Rb = 3 W d: P Rb. 1 W (ongeveer!) 4.15 We sluiten een (andere) weerstand R b aan tussen A en B. Bij deze weerstand verandert de weerstandswaarde, afhankelijk van de stroom I R die er doorheen vloeit: R b = ½ I R (R in S; I R in A). Welke waarde krijgt R b in dit geval (aangesloten tussen A en B)? a: R b = 11,5 S (precies) b: R b. 11,5 S (ongeveer) c: R b = 1,15 S (precies) d: R b. 1,15 S (ongeveer)

12 Meerkeuze-opgaven De volgende vier vragen hebben alle betrekking op het nevenstaand netwerk. Tussen de klemmen A en B worden achtereenvolgens vier verschillende belastingen aangesloten, zoals gestippeld aangegeven. 4.E.1 4.E.2 4.E.3 4.E.4 Tussen A en B wordt een belastingsweerstand (10 S / 20 watt) aangesloten. Hoeveel vermogen wordt er in deze 10 S weerstand gedissipeerd? a: P R = 8,1 W b: P R = 9,0 W c: P R = 14,4 W d: P R = 20,0 W Tussen de klemmen A en B wordt een stroombron (1 A) aangesloten. Hoeveel vermogen levert deze stroombron? a: P bron = 3a W b: P bron = 9 W c: P bron = 12 W d: P bron = 15a W Tussen A en B wordt een instelbare weerstand (R v = 0..2 S) aangesloten. Hoeveel vermogen kan er maximaal in deze weerstand worden gedissipeerd? a: P max = 10cW b: P max = 10,8W c: P max = 12,0W d: P max = 14,4W Stel nu dat de drie 10 S weerstanden elk maximaal 2½ watt kunnen dissiperen. Hoe groot moet een weerstand R b (tussen A en B) dan minimaal zijn? a: R min = 1,4 S b: R min = 3 a S c: R min = 4 b S d: R min = 14 S

Elektrische Netwerken 13 4.19 In bovenstaand netwerk levert de 10 volt spanningsbron een vermogen van: a: 1 W b: 2 W c: 3 W d: 4 W De volgende twee vragen hebben beide betrekking op nevenstaand netwerk. 4.20 Het door de 3 volt spanningsbron geleverd vermogen is gelijk aan: a: 1 W b: 2 W c:!2 W d:!4 W 4.21 Het door de 1 ampère stroombron geleverd vermogen is gelijk aan: a: 4 W b: 8 W c: 12 W d: 20 W 4.22 We brengen een weerstand R L aan tussen de klemmen A en B van dit netwerk. Voor het door de stroombron I 3 geleverd vermogen P I3 geldt in dit geval: a: P I3 = I 3 ² R L b: P I3 = U 1 I 3 c: P I3 = 0 d: P I3 is afhankelijk van de waarde van R L

14 Meerkeuze-opgaven 4.E.5 In bovenstaand netwerk levert de 20 volt spanningsbron een vermogen van: a: 1 W b: 2 W c: 3 W d: 4 W 4.E.6 In bovenstaand netwerk levert de 20 volt spanningsbron een vermogen van: a: 1 W b: 2 W c: 4 W d: 8 W De volgende twee vragen hebben beide betrekking op nevenstaand netwerk. 4.E.7 4.E.8 Het door de 2 ampère stroombron geleverd vermogen is gelijk aan: a: 6 W b: 9 W c: 18 W d: 36 W Het door de 3 volt spanningsbron geleverd vermogen is gelijk aan: a: 1 W b: 2 W c:!2 W d:!5 W

Elektrische Netwerken 15 De volgende twee vragen hebben beide betrekking op nevenstaand netwerk. 4.E.9 4.E.10 Het door de 2 ampère stroombron geleverd vermogen is gelijk aan: a: 6 W b: 9 W c: 18 W d: 36 W Het door de 3 volt spanningsbron geleverd vermogen is gelijk aan: a: 1 W b: 2 W c:!2 W d:!5 W 4.E.11 Het in de weerstand R (midden) gedissipeerd vermogen is gelijk aan: a: ¼ W b: 1 W c: 2 W d: 4 W 4.E.12 Het in de weerstand R (midden) gedissipeerd vermogen is gelijk aan: a: ½ W b: 2 W c: 4½ W d: 8 W

16 Meerkeuze-opgaven 4.E.13 We brengen een weerstand R L aan tussen de klemmen A en B van dit netwerk. Voor het in de weerstand R a (LET OP: in R a, niet in R L!) gedissipeerd vermogen P Ra geldt in dit geval: a: P Ra = I 1 ² R a b: P Ra = U 1 ²/R a c: P Ra = U 1 I 1 d: P Ra is afhankelijk van de waarde van R L 4.E.14 We brengen een weerstand R L aan tussen de klemmen A en B van dit netwerk. Voor het door de stroombron I 3 geleverd vermogen P I3 geldt in dit geval: a: P I3 = U 1 I 3 b: P I3 = I 3 ² R L c: P I3 = I 3 ² R c d: P I3 is afhankelijk van de waarde van R L 4.E.15 Het in de weerstand R (midden) gedissipeerd vermogen is gelijk aan: a: 0 W b: ½ W c: 2 W d: 2¼ W