Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 1



Vergelijkbare documenten
σ = 1 λ 3,00 μm is: 3,00 x 10-4 cm σ = 1 cm / 3,00 x 10-4 cm= 3, cm -1

b een oxiderende vlam te verkrijgen? Een oxiderende vlam bevat meer zuurstof dan voor de verbranding nodig is. Dus: meer zuurstof (lucht) toevoeren.

Colorimetrische bepaling van het kopergehalte van euromunten experiment 5+

Practicum 1: bepalen enzymactiviteit

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 11 Fluorimetrie bladzijde 1

Meten en Maken 1. Toets Harris

VOORBLAD SCHRIFTELIJKE TOETSEN

Meten en Maken 1. Toets Harris

Meten en Maken 1. Toets Herkansing Harris

Stel je meet calcium bij 423 nm met een acethyleen-lucht vlam van 2400 K. Hoe groot is dan de verhouding N 1/N 0?

Weet je het nog? Welke bewerking moet in afbeelding 21.1 langs elke pijl staan?

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 10 Concentratie bladzijde 1

Meten en Maken 1. TOETS HARRIS: Dinsdag 1 Juni 2004, uur uur

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 17 Potentiometrie bladzijde 1

Oefenopgaven analysetechnieken Scheikunde 2

CENTRUM VOOR MICROCOMPUTER APPLICATIES

Exact periode 3.1 Dictaat exact blok

COLORIMETER Beschrijving B03581

Wennen aan het idee dat je de eenheden eerst aanpast aan de nieuwe grootheid. Hier: eerst omrekenen naar gram en liter.

Meten en Maken 1. Toets Harris

Naaldwijk, september 1986 Intern verslag nr. 60

Meten en Maken 1. TOETS HARRIS 2006: Donderdag 27 April 2006, uur uur

Bepaling van concentratie nitriet in een monster met een. spectrofotometer

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 3 Acidimetrie bladzijde 1

(g) (g) (g) NH 3. (aq) + Cl - (aq)

Oefenopgaven ANALYSETECHNIEKEN

Raming van de kleur volgens de Pt-Co schaal

Tentamen Chemische Analysemethoden. 25 oktober 2006 ( ) Deel 2 Open boek (voor 78 punten) Beschikbare tijd: 140 minuten

Meten en Maken 1. Herkansing Toets Harris

Meten en Maken 1. TOETS HARRIS 2005: Vrijdag 20 Mei 2005, uur uur

2 Concentratie in oplossingen

Exact periode 3 Rechte lijn kunde

Hoofdstuk1 Wat analisten willen..

Opgave 1. Opgave 2. b En bij een verbruik van 10 ml? Dan wordt de procentuele onnauwkeurigheid 2 x zo groot: 0,03 / 20 x 100% = 0,3% Opgave 3

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 5 Argentometrie bladzijde 1

ci/) /i z 5c? PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS TE NAALDWIJK ELEX 6361 VLAMFOTOMETER. W.R. van de Woestijne C.W. van Elderen

Module 7 Analyse technieken Antwoorden

1. 1 Wat is een trilling?

toelatingsexamen-geneeskunde.be Vraag 2 Wat is de ph van een zwakke base in een waterige oplossing met een concentratie van 0,1 M?

1 f T De eenheid van trillingstijd is (s). De eenheid van frequentie is (Hz).

Periode 2: Scheikunde praktijk P2

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Uitwerkingen van de opgaven uit: BASISCHEMIE voor het MLO ISBN , 3 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 18 Oxidimetrie bladzijde 1

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 1 Chemische analyse bladzijde 1

Spectrometrie. SPECTROSCOPISCHE DETECTIE IN DE VLOEISTOFCHROMATOGRAFIE: Deel lib Wat moet er gecalibreerd worden? H.

Standaardcondities FAAS

MOLECULAIRE SPECTROFOTOMETRIE

Bepaling van tetrachlooretheen extraheerbare stoffen in water met IR-spectrofotometrie

Exact Periode 5.2. Licht

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 19 Gaschromatografie bladzijde 1

Opgave 1. Opgave 2. Bereken het chloorgehalte in de droge grond in μg/kg.

SPECTROFOTOMETRISCHE BEPALING VAN HET ORGANISCH KOOLSTOFGEHALTE IN BODEM

Bepaling van het nitraatgehalte in water

Bepaling van het gehalte aan ammoniakale stikstof met behulp van doorstroomanalyse

Toets spectrometrie 6 november 2007 blz 1

Exact periode 3.2. Recht evenredig Omgekeerd evenredig Lambert Beer Lenzen en toepassingen

Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat met behulp van doorstroomanalyse

Basisscheikunde voor het hbo ISBN e druk Uitgeverij Syntax media

Tentamen Optica. 20 februari Zet je naam, studentennummer en studierichting bovenaan elk vel dat je gebruikt. Lees de 6 opgaven eerst eens door.

Bepaling van het gehalte aan orthofosfaat met behulp van doorstroomanalyse

Fysische Chemie en Kinetiek

BELGIUM TEAM A TAAK A ANTWOORDBLAD LAND- EN TEAMCODE: HANDTEKENING:

FOTOMETRISCHE BEPALING VAN FLUORIDE MBV EEN DOORSTROOMANALYSESYSTEEM (CFA)

Serie-test LCW 510 Chloor/Ozon

Fotometrische bepaling van fluoride mbv een doorstroomanalysesysteem (CFA)

Uitwerkingen van de opgaven uit: CHEMISCHE ANALYSE ISBN , 1 e druk, Uitgeverij Syntax Media Hoofdstuk 4 Oxidimetrie bladzijde 1

5. Lineaire verbanden.

CIE 1976 totaal kleurverschil - ΔE*ab

38 e Nationale Scheikundeolympiade

de ph-schaal van 0 tot 14 in verband brengen met zure, neutrale en basische oplossingen en met de concentratie van H+-ionen en OH--ionen;

Prof. dr. W. Guedens Lic. M. Reynders

Kwetsbaarheid veenbasis: labmetingen en modelmatige evaluatie. Rob Hendriks

Potentiometrische bepaling van sulfide

Bepaling van ammoniakale stikstof door manuele spectrofotometrie

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Bepaling van opgelost en totaal anorganisch gebonden fluoride met doorstroomanalyse

KWANTITATIEVE BEPALING VAN CHOLINE IN SPECIFIEKE

Bepaling van de oxideerbaarheid bij warmte

Hoeveel deeltjes zijn aanwezig in één mol? Wat is de concentratie van een oplossing? molaire concentratie.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 20 juni uur

6 VWO SK Extra (reken)opgaven Buffers.

5 Water, het begrip ph

b In plaats van een CN-kolom gebruikt men een C-18-kolom. Stationaire fase minder polair: retentietijd langer.

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Eindtoets Experimentele Fysica 1 (3A1X1) - Deel 2. 6 november 2015 van 10:00 12:00 uur

Kuvettentest LCK 320 IJzer 2+/3+

De waterconstante en de ph

Tentamen optimaal sturen , uur. 4 vraagstukken

Bepaling van opgelost en totaal anorganisch gebonden fluoride met doorstroomanalyse

Lesbrief: Fluorescentie en ph

Atoomfysica uitwerkingen opgaven

Bepaling van de exacte molariteit van ca. 0,1 M natronloog

Zuren en basen. Inhoud

Bepaling van de oxideerbaarheid bij warmte

Vaste mest en vaste behandelde mest Ammoniumstikstof

Mens erger je niet: chemistry edition

''STATION VOOR DE GROENTEN- EN FRUITTEELT ONDER GLAS,

Vloeibare mest en vloeibare behandelde mest Ammoniumstikstof

Voorbereiding toelatingsexamen arts/tandarts

Wateranalyse. NANOCOLOR Spectrofotometer met geïntegreerde troebelheidcontrole. Maximale meetzekerheid MACHEREY-NAGEL.

Transcriptie:

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 1 Opgave 1 Welke kleur heeft een stof die: a blauw licht absorbeert? Complementaire kleur: oranje. b paars licht absorbeert? Complementaire kleur: geel. c blauw licht doorlaat? De kleur die je ziet: blauw. d golflengten van 500 nm t/m 600 nm absorbeert? De complementaire kleur van geel: paars. e golflengten van 400 tot 500 nm absorbeert? De complementaire kleur van blauw: oranje. f golflengten van 600 nm tot 700 nm doorlaat? De kleur die je ziet: rood. Opgave 2 Bereken de extinctie voor: a T = 0,25 E = -logt E = -log0,25 = 0,602 b T = 0,005 E = -logt E = -log0,005 = 2,30 c T = 75,1 % E = -logt E = -log0,751 = 0,124 d T = 10,5 % E = -logt E = -log0,105 = 0,979 Opgave 3 Bereken de transmissie (%) voor: a E = 0,100 T = 10 -E T = 10-0,100 = 0,794 79,4% b E = 0,750 T = 10 -E T = 10-0,750 = 0,178 17,8% c E = 1,250 T = 10 -E T = 10-1,250 = 0,0562 5,62% d E = 0,350 T = 10 -E T = 10-0,350 = 0,447 44,7% Opgave 4 In een cuvet met 1 cm weglengte wordt van een oplossing met component A waarvan c(a) = 0,00050 mol/l een extinctie gemeten van : 0,760. Bereken de molaire extinctiecoëfficiënt. E = ε c l 0,760 = ε x 0,00050 mol/l x 1,0 cm. ε = 1520 L/mol cm

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 2 Opgave 5 Component B heeft een concentratie van 2,5 10-3 mol/l. We meten in een cuvet met l = 1,00 cm een extinctie van 0,462. Bereken de molaire extinctiecoëfficiënt. E = ε c l 0,462 = ε x 0,0025 mol/l x 1,0 cm. ε = 184,8 L/mol cm Opgave 6 Component C heeft een extinctiecoëfficiënt (bij λ = 420 nm) van 350 (L/molxcm). Bereken de extinctie en de transmissie die met een 4 cm cuvet gemeten zal worden bij λ = 420 nm als de concentratie van C 0,000150 mol/l bedraagt. E = ε c l E = 350 L/molxcm x 0,000150 mol/l x 4,0 cm = 0,210 T = 10 -E T = 10-0,210 = 0,617 61,7% Opgave 7 Voor stof A geldt: ε 300 = 4010 (L/mol cm) en ε 615 = 1500 (L/mol cm) Voor stof B: ε 300 = 2500 (L/mol cm) en ε 615 = 2800 (L/mol cm) We meten van een oplossing waar zowel A als B in zijn opgelost: E 300 = 0,925 en E 615 = 0,405 Bereken de concentraties van A en B. E A 300 = ε A 300 x c(a) + ε B 300 x c(b) E A 615 = ε A 615 x c(a) + ε B 615 x c(b) 0,925 = 4010 x c(a) + 2500 x c(b) x 28 0,405 = 1500 x c(a) + 2800 x c(b) x 25 25,90 = 112280 x c(a) + 70000 x c(b) 10,125 = 37500 x c(a) + 70000 x c(b) ------------------------------------------------------- - 15,78 = 74780 x c(a) c(a) = 2,11 x 10-4 mol/l 4010 x 2,11 x 10-4 + 2500 x c(b) = 0,950 c(b) = 3,16 10-5 mol/l

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 3 Opgave 8 Van stof C en D zijn de volgende gegevens bekend: molaire extinctiecoëfficiënten (L/mol cm) λ = 380 nm λ = 500 nm C: 1250 660 D: 480 900 Beide stoffen bevinden zich in één oplossing. We meten de extincties in een 1 cm cuvet, bij λ = 380 nm: E = 0,355 en bij λ = 500 nm: E = 0,495. Bereken de concentraties (mol/l) van beide stoffen C en D. E C 380 = ε C 380 x c(c) + ε D 380 x c(d) E C 500 = ε C 500 x c(c) + ε D 500 x c(d) 0,355 = 1250 x c(c) + 480 x c(d) x 90 0,495 = 660 x c(c) + 900 x c(d) x 48 31,95 = 112500 x c(c) + 43200 x c(d) 23,76 = 31680 x c(c) + 43200 x c(d) ------------------------------------------------------- - 8,19 = 80920 x c(c) c(c) = 1,01 x 10-4 mol/l 0,355 = 1250 x 1,01 x 10-4 + 480 x c(d) c(d) = 4,77 10-4 mol/l Opgave 9 Voor de spectrometrische bepaling van aspirine maakt men gebruik van een reeks standaarden van salicylzuur. Een hoeveelheid salicylzuur wordt afgewogen en opgelost tot 1000 ml. Van deze standaard wordt 25,00 ml gepipetteerd en aangevuld tot 100 ml. De laatste oplossing heeft een massaconcentratie van 50,0 mg/l. Hoeveel mg salicylzuur moet dan worden afgewogen? De 25 ml wordt tot 100 ml verdund. Verdunningsfactor: 100 / 25 = 4 x Vóór de verdunning was de massaconcentratie dus: 4 x 50,0 mg/l = 200,0 mg/l. De oplossing was precies 1000 ml (= 1,000 L) dus af te wegen: 200,0 mg Opgave 10 Ter bepaling van de detectiegrens van een spectrometrische meting vinden we voor een meetoplossing met een zeer lage concentratie, in een 1 cm cuvet de volgende extincties:

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 4 0,006 0,003 0,008 0,009 0,006 0,007 0,005 0,004 0,008 0,005. ε = 9500 L/mol cm. Bereken de detectiegrens en de bepalingsgrens in mol/l. Standaarddeviatie in de meting: 0,0019 Bijbehorende concentratie: E = ε c 0,0019 = 9500 x c c = 2,0 x 10 7 mol/l c min = 3 x 2,0 x 10 7 = 6 10-7 mol/l bepalingsgrens: 3 x 6 10-7 = 1,8 10-6 mol/l Opgave 11 Ter bepaling van de detectiegrens van een spectrometrische meting vinden we voor een meetoplossing met een zeer lage concentratie, in een 1 cm cuvet de volgende extincties: 0,002 0,003 0,001 0,005 0,000 0,002 0,006 0,006 0,004 0,005. Extinctiecoëfficiënt (ijkfactor): K = 0,225 L/mg cm. Bereken de detectiegrens en de bepalingsgrens in mg/l. Standaarddeviatie in de meting: 0,0021 Bijbehorende concentratie: E = K ρ 0,0021 = 0,221 x = 9,5 x 10-3 mg/l c min = 3 x 9,5 x 10-3 = 2,9 10-3 mg/l bepalingsgrens: 3 x 2,9 10-3 = 8,6 1-2 mg/l Opgave 12 Bij de bepaling van Fe(II) met sulfosalicylzuur wordt een kalibratielijn gemaakt aan de hand van de onderstaande gegevens. Tevens wordt een schatting gemaakt van de detectiegrens door tienmaal een blanco ten opzichte van water te meten en te corrigeren voor de gebruikte cuvet. Resultaat: ρ(fe 2+ ) E (mg/l) 0,000 0,000 2,010 0,200 4,020 0,402 6,030 0,602 8,040 0,805

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 5 10,05 1,004 12,06 1,182 14,08 1,301 16,10 1,429 Blanco extincties ten opzichte van water: 0,010 0,008 0,007 0,009 0,006 0,010 0,005 0,007 0,006 0,008. a Zet de meetpunten in een grafiek. b Teken de bijbehorende kalibratielijn door deze meetpunten. c Bepaal de extinctiecoëfficiënt (K) Met lineaire regressie (bijvoorbeeld functie LIJNSCH in Excel) wordt voor de eerste 7 meetpunten (t/m 12,06 mg/l) gevonden: K = 0,0987 L/mg cm. Dus: E = 0,0987 x (Fe 2+ )

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 6 d Bereken de molaire extinctiecoëfficiënt (ε). We gaan uit van 1 mol: 1 mol = 55,85 g Fe 2+ en dus: 5,585 x 10-4 mg E = 0,0987 x (Fe 2+ ) E = 0,0987 x 5,585 x 10-4 = 5,514 x 10 3 E = ε x 1,00 mol/l 5,514 x 10 3 = ε x 1,00 mol/l ε = 5,51 x 10 3 L/mol cm e Bepaal de detectiegrens. Standaarddeviatie in de blanco-meting: 0,0017 Bijbehorende concentratie: E = K ρ 0,0017 = 0,0987 x (Fe 2+ ) (Fe 2+ ) = 1,7 x 10-4 mg/l Detectiegrens: c min = 3 x 1,7 x 10-4 = 5 10-4 mg/l (bepalingsgrens: 3 x 5,1 10-4 = 1,5 1-3 mg/l) f Bepaal de bovengrens van het lineair bereik bij een lineariteitsfout van 2%. Zie grafiek, bij benadering: c max = 12 mg/l Opgave 13 Welke voordelen heeft een enkelstraalfotometer? Hoge lichtopbrengst, eenvoudige bouw en bediening, goedkoop. Opgave 14 Bij welke soort metingen is een dubbelstraalspectrometer noodzakelijk? Als het monster tijdens de meting geen constante samenstelling heeft en dus verandert, bijvoorbeeld tijdens een enzymatische bepaling. Hierbij meet je juist de snelheid van de verandering. Opgave 15 Een spectrometer geeft bij een spleetbreedte van 3,0 mm een bandbreedte van 8,0 nm. Hoe groot is de lineaire dispersie? Δs/Δλ = 3,0 mm / 8,0 nm = 0,375 mm/nm

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 7 Opgave 16 Welke nadelen zijn verbonden aan een prisma als spectraal middel? Verstrooiing door glasoppervlakken, spectrum niet lineair met de draaiing van het prisma. Opgave 17 a b Welk voordeel biedt een fotomultiplicator? Gevoeliger dan een diode. Welk nadeel? Ook in het nulpunt is er een gering signaal (donkerstroom). Opgave 18 In een cuvet met 1 cm weglengte wordt van een oplossing met component P waarvan c(p) = 0,000150 mol/l een extinctie gemeten van : 0,880. Bereken de molaire extinctiecoëfficiënt. E = ε c l 0,880 = ε x 0,000150 x 1 ε = 5,87 10 3 L/molcm Opgave 19 Component Q heeft een concentratie van 5,0 10-2 mol/l. We meten in een cuvet met l = 2,00 cm een extinctie van 0,528. Bereken de molaire extinctiecoëfficiënt. E = ε c l 0,528 = ε x 0,050 x 2 ε = 5,28 L/molcm Opgave 20 Component R heeft een extinctiecoëfficiënt (bij (λ) = 490 nm) van 850 (l/mol cm). Bereken de extinctie en de transmissie die met een 4 cm cuvet gemeten zal worden bij λ = 490 nm als de concentratie van C 0,000500 mol/l bedraagt. E = ε c l E = 850 x 0,000500 x 4 E = 1,700 T = 10 -E = 10-1,7 = 0,0200 (2,00%) Opgave 21 Van stof A en B zijn de volgende gegevens bekend: molaire extinctiecoëfficiënten (l/mol cm) λ = 480 nm λ = 550 nm A: 1850 950

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 8 B: 680 1200 Beide stoffen bevinden zich in één oplossing. We meten de extincties in een 1 cm cuvet, bij λ = 480 nm: E = 0,710 en bij λ = 550 nm: E = 0,790. Bereken de concentraties (mol/l) van beide stoffen A en B. E A 480 = ε A 480 x c(a) + ε B 480 x c(b) E A 550 = ε A 550 x c(a) + ε B 550 x c(b) 0,710 = 1850 x c(a) + 680 x c(b) x 120 0,790 = 950 x c(a) + 1200 x c(b) x 68 85,20 = 222000 x c(a) + 81600 x c(b) 53,72 = 64600 x c(a) + 81600 x c(b) ------------------------------------------------------- - 31,48 = 157400 x c(a) c(a) = 2,00 x 10-4 mol/l 0,710 = 1850 x 2,00 x 10-4 + 680 x c(b) c(b) = 5,00 10-4 mol/l Opgave 22 500,0 mg salicylzuur wordt opgelost tot 1000,0 ml (maatkolf), hiervan wordt 25,00 ml gepipetteerd in een maatkolf van 100,0 ml. Hoe groot is de massaconcentratie salicylzuur in mg/l? De eerste oplossing: 500,0 mg / 1,000 L = 500,0 mg/l Verdunning: 4 x 500,0 mg/l / 4 = 125,0 mg/l Opgave 23 Ter bepaling van de detectiegrens van een spectrometrische meting vinden we voor een meetoplossing met een zeer lage concentratie, in een 1 cm cuvet de volgende extincties: 0,012 0,008 0,001 0,005 0,004 0,002 0,009 0,006 0,004 0,006. Extinctiecoëfficiënt: K = 0,455 L/mg cm. Bereken de detectiegrens en de bepalingsgrens. Standaarddeviatie in de blanco-meting: 0,0033 Bijbehorende concentratie: E = K ρ = 0,0073 mg/l 0,0033 = 0,455 x Detectiegrens: c min = 3 x 0,0073 = 0,022 mg/l Bepalingsgrens: 3 x 0,022 = 0,066 mg/l)

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 9 Opgave 24 Bij de spectrometrische bepaling van nitriet met sulfanylzuur wordt een ijklijn gemaakt aan de hand van de onderstaande gegevens. Tevens wordt een schatting gemaakt van de detectiegrens door tienmaal een blanco ten opzichte van water te meten en te corrigeren voor de gebruikte cuvet. Resultaat: ρ(no 2- ) (mg/l) 0,000 0,000 0,201 0,165 0,402 0,335 0,603 0,500 0,804 0,658 1,005 0,806 1,206 0,955 1,408 1,068 1,609 1,160 E Blanco extincties ten opzichte van water: 0,010 0,008 0,007 0,009 0,006 0,010 0,005 0,007 0,006 0,008. a Maak een ijklijn.

Hoofdstuk 8 UV-VIS spectrometrie bladzijde 10 b Bepaal de extinctiecoëfficiënt (K) Met lineaire regressie (bijvoorbeeld functie LIJNSCH in Excel) wordt voor de eerste 5 meetpunten (t/m 0,804 mg/l) gevonden: K = 0,821 L/mg cm. Dus: E = 0,821 x ρ(no 2 - ) c Bereken de molaire extinctiecoëfficiënt (ε). We gaan uit van 1 mol: 1 mol NO 2 - = 46,00 g en dus: 46000 mg E = 0,821 x ρ(no 2 - ) E = 0,821 x 46000 = 3,778 x 10 4 E = ε x 1,00 mol/l 3,778 x 10 4 = ε x 1,00 mol/l ε = 3,78 10 4 L/mol cm d Hoe groot is de bepalingsgrens? Standaarddeviatie in de blanco-meting: 0,0017 Bijbehorende concentratie: E = K ρ 0,0017 = 0,821 x = 0,0021 mg/l Detectiegrens: c min = 3 x 0,0021 = 0,0063 mg/l Bepalingsgrens: 3 x 0,0063 = 0,019 mg/l e Bepaal de bovengrens van het lineair bereik bij een lineariteitsfout van 3%. Schatting uit de grafiek: circa 1,2 mg/l