Nota Standpuntnota Bond Beter Leefmilieu inzake nieuwe erkenning FOST Plus Brussel, 12 maart 2013 Jeroen Gillabel Sinds FOST plus in 1994 is opgericht om op een collectieve wijze uitvoering te geven aan de producentenverantwoordelijkheid voor huishoudelijk verpakkingsafval, heeft de organisatie er mee voor gezorgd dat België op vlak van het beheer van verpakkingsafval is uitgegroeid tot een wereldwijde koploper. De door de overheid opgelegde recyclagedoelstellingen worden gehaald, en de organisatie van selectieve inzameling, sortering en verwerking van een aantal verpakkingsafvalstromen wordt op een kostenefficiënte wijze geregeld. FOST Plus gaat er dan ook prat op dat de wijze waarop zij in België uitvoering geeft aan de Europese en Belgische wetgeving inzake verpakkingsafval, de goedkoopste oplossing is voor de burger. Efficiënt maar niet altijd effectief FOST Plus draagt er als vertegenwoordiger van verpakkingsproducenten zorg voor dat de wettelijke verplichtingen (recyclagedoelstellingen) tegen de laagst mogelijke kost ingevuld worden. Dit heeft gezorgd voor een kosten-efficiënte organisatie van het beheer van verpakkingsafval tot op het punt waarop de recyclagedoelstellingen behaald werden. Verdere inspanningen voor de ontwikkeling van meer effectieve verpakkingssystemen die fundamenteel minder grondstoffen vereisen dan het huidige systeem, worden echter niet geleverd. Anno 2013 stellen we vast dat FOST Plus gekenmerkt wordt door een steeds grotere inertie voor verdere innovatie en aanpassing aan externe evoluties. Om de bestaande recyclage-activiteiten zo efficiënt mogelijk te laten verlopen, wordt recyclage van andere stromen tegengehouden. Efficiëntie is vanzelfsprekend een belangrijk aspect, maar dit mag de effectiviteit van de producentenverantwoordelijkheid niet in de weg staan. Ook het feit dat FOST Plus weigert om meer kunststof-afvalstromen selectief in te zamelen en te recycleren, ondanks dat dit in een aantal gevallen (bijvoorbeeld EPS) technisch en economisch haalbaar is, toont aan dat het huidige systeem niet voldoet. FOST Plus heeft onder de huidige erkenning heel wat feitelijke beslissingsmacht in handen. Hierdoor wordt de marge voor nieuwe beleidskeuzes, zowel vanuit de gewestelijke overheden als vanuit de betrokken sector zelf, sterk ingeperkt. In de sterk 1
wijzigende context waarbinnen de problematiek van het verpakkingsafval zich bevindt (zie volgende paragrafen), hypothekeert dit gebrek aan slagkracht de koppositie van België op vlak van duurzaam beheer van verpakkingen. Verpakkingsafval en duurzaam materialenbeheer Zowel op Europees als op Belgisch en Vlaams vlak is er een groeiend bewustzijn van de noodzaak om het grondstoffenverbruik drastisch te laten dalen en broeikasgasemissies terug te dringen, en om de milieu-impact van onze consumptie verder in te perken. We kunnen hierbij vaststellen dat de huidige resultaten op vlak van huishoudelijk verpakkingsafval niet in overeenstemming zijn met bestaande en nieuwe maatschappelijke en beleidsmatige doelstellingen. Er wordt nog meer dan 60% van het plastic verpakkingsafval verbrand, terwijl de Europese Commissie in haar Resource Efficiency Roadmap als doel heeft gesteld om tegen 2020 geen recycleerbaar afval meer te verbranden. Het Vlaamse Materialendecreet, dat zorgt voor de implementatie van de Europese kaderrichtlijn Afval, stelt een zeer duidelijke materialenhiërarchie centraal waarbij hergebruik hoger geplaatst is dan recyclage of verbranding. Bij het nemen van maatregelen mag hiervan enkel afgeweken worden indien kan aangetoond worden dat er, over de hele levenscyclus gekeken, een meer verantwoord alternatief is. In het huidige beleid rond verpakkingsafval wordt hergebruik echter nauwelijks gestimuleerd ten opzichte van recyclage, terwijl een objectieve onderbouwing hiervoor ontbreekt. Er is een groeiende tendens naar bedrijfsmodellen die diensten centraal stellen in plaats van producten, inclusief een terugname van materialen na gebruik. Dit is in feite een vorm van individuele producentenverantwoordelijkheid die vertrekt vanuit een positieve benadering (een waarde-voorstel). Hoewel zulke modellen ook zouden kunnen toegepast worden voor verpakkingen (cf retourverpakking voor grote bulkgoederen tussen bedrijven) met heel wat economische en milieuvoordelen tot gevolg, ontbreekt elke dynamiek hierrond binnen het FOST Plus systeem. Een hardnekkig probleem inherent verbonden aan het FOST Plus systeem is dat van het zwerfvuil. Zwerfvuil blijft zorgen voor overlast in steden, maar ook op het platteland en vooral ook in rivieren en zeeën. Daar waar een systeem met statiegeld een inherente incentive bevat om zwerfvuil te minimaliseren, is het huidige Belgische systeem beperkt tot het continu investeren van aanzienlijke middelen voor communicatie en opruimacties. Zonder innovatie geen koploperspositie Om deze uitdagingen in de toekomst effectief en efficiënt te kunnen aanpakken, dringen een aantal belangrijke veranderingen aan het Belgische beleid rond verpakkingsafval zich op. Hoewel de milieubeweging het niet altijd eens was met de in het verleden gemaakte beleidskeuzes (PMD, gebrek aan retour-verpakkingen, ), willen we met deze nota niet onbezonnen pleiten voor een totale revolutie of ommekeer. We zijn er ons immers van bewust dat de huidige sorteer-cultuur bij de Belgische burger een belangrijke verworvenheid is, die niet zomaar ondergraven mag worden. Maar de bezorgdheid om te bewaren wat verworven is, mag geen aanleiding zijn om innovatie naar meer effectieve systemen voor verpakkingen en verpakkingsafval te blokkeren. 2
Met deze nota doet de milieubeweging een aantal concrete voorstellen om het Belgische beleid inzake huishoudelijk verpakkingsafval in het algemeen, en de uitvoering ervan via een nieuwe erkenning voor FOST plus in het bijzonder, over het status-quo te tillen. Met onze voorstellen willen we ervoor zorgen dat de verpakkingsverantwoordelijken op een positieve manier gestimuleerd worden om tot effectieve oplossingen te komen, zodat België haar koppositie op vlak van duurzaam beheer van verpakkingen kan bestendigen. Voorbij het status-quo Onze voorstellen zijn gebaseerd op twee principes: sturende en activerende doelstellingen, en het stimuleren van innovatieve voorlopers. Om een duurzaam beheer van verpakkingen en verpakkingsafval in België een nieuwe stimulans te geven, is het essentieel dat deze twee principes samen toegepast worden in het beleid. 1. Voorbij het status-quo door sturende en activerende doelstellingen: 1.1. Recyclagedoelstellingen verhogen De recyclagedoelstellingen waaraan de verpakkingsverantwoordelijken moeten voldoen, liggen aan de basis van het succes van de huidige selectieve inzameling en recyclage van verpakkingsafval. Anderzijds stellen we vast dat, eens de doelstellingen gehaald werden, de inspanningen om selectieve inzameling en recyclage verder op te drijven sterk zijn afgenomen. Dit is het meest zichtbaar voor kunststof verpakkingsafval, waar de doelstelling van 30% recyclage slechts licht overschreden wordt. Nochtans nemen de (technische) mogelijkheden voor recyclage toe, en zou er een veel beter resultaat geboekt kunnen worden mits FOST Plus hiertoe gestimuleerd wordt. Daarom vraagt BBL om de recyclagedoelstelling voor kunststof verpakkingsafval ernstig te verhogen. Aangezien de recyclagedoelstellingen gevat zijn door het Interregionaal Samenwerkingsakkoord, vragen we een engagement van de overheden om op korte termijn sterkere doelstellingen in te schrijven in dit akkoord. 1.2. Doelstellingen voor hergebruik Hoewel hergebruik beleidsmatig (afvalhiërarchie in Kaderrichtlijn Afval, materialenhiërarchie in Materialendecreet) de voorrang krijgt op recyclage, is er in het huidige Belgische beleid nauwelijks sprake van hergebruik. Bindende doelstellingen ontbreken, net als sterke incentives om innovatieve systemen voor hergebruik op te zetten. BBL vraagt ook hier een engagement van de overheden om hergebruik een centrale plaats te geven in het Interregionaal Samenwerkingsakkoord. Dit kan door het opstellen van doelstellingen, aangevuld met stimuli voor verpakkingsverantwoordelijken om over te schakelen van systemen gebaseerd op wegwerp naar innovatieve systemen die focussen op hergebruik. Binnen de erkenning zelf zou het bevorderen van hergebruik ook meer op de voorgrond geplaatst moeten worden in de bepalingen voor proefprojecten, communicatie etc. (cf art. 9, art.52). 1.3. Doelstellingen voor zwerfvuil Ook op vlak van zwerfvuil pleit BBL voor sturende doelstellingen. In de eerste plaats zou FOST Plus onderzoek moeten doen naar het aandeel verpakkingsafval in het zwerfvuil. 3
Op basis daarvan moeten effectieve maatregelen genomen worden om het zwerfvuil op land en in zee structureel aan te pakken. De netheidsbarometer kan hierbij een belangrijk instrument zijn. Ook zou een clausule in de erkenning moeten voorzien dat statiegeld wordt ingevoerd als FOST Plus er niet in slaagt om het zwerfvuil veroorzaakt door verpakkingsafval structureel te laten afnemen. 2. Voorbij het status-quo door het stimuleren van innovatieve voorlopers 2.1. Heffing op het niet-selectief ingezameld verpakkingsafval BBL stelt vast dat het in de huidige situatie zo is dat de recyclage van verpakkingen grotendeels gefinancierd wordt door de tarieven voor niet-recycleerbare verpakkingen. Voor deze laatste is het Groen Punt tarief immers hoger. Bovendien wordt de kost van verwerking (verbranding) voor dit niet-selectief ingezameld afval niet door FOST Plus gedekt. Hierdoor worden niet alle kosten voor het niet-gerecycleerde verpakkingsafval geïnternaliseerd binnen de producentenverantwoordelijkheid, en ontbreekt de incentive om dit afval te gaan recycleren of te vervangen door alternatieven. In een recente wetenschappelijke publicatie1 werd ook aangetoond dat statische recyclagedoelstellingen leiden tot inefficiënte marktwerking en een gebrek aan incentives voor ecodesign en preventie. Om recyclage van kunststof-verpakkingsafval te bevorderen en innovatie te stimuleren, moeten de producenten de correcte prijsprikkels krijgen. BBL ziet drie mogelijke pistes om dit te realiseren: Voor BBL draagt een heffing op het niet-selectief ingezameld deel van het verpakkingsafval de voorkeur weg. De aanvulling van recyclagedoelstellingen met zulke heffing is economisch onderbouwd1, en zal de inefficiënte marktwerking voor recyclage en ecodesign corrigeren. Zulke heffing kan best worden aangerekend aan FOST Plus, dat dit via de ledenbijdragen (Groen Punt) kan doorrekenen aan de producenten zonder extra transactiekosten. De opbrengst van de heffing moet gebruikt worden voor beheersing van de milieu-impacts van het niet-selectief ingezamelde verpakkingsafval (zwerfvuil, restafval), en voor het stimuleren van preventie en ecodesign. Als alternatief voor een heffing, kan in de erkenning ook geregeld worden dat de kostprijs voor verwerking van het verpakkingsafval in het restafval wordt aangerekend aan FOST Plus. Een derde mogelijkheid is dat men FOST plus verplicht om alle Groen Punt plasticafval te aanvaarden in de PMD-zak. Hierdoor komt de volledige afvalstroom in het FOST Plus circuit terecht, waardoor de verpakkingsverantwoordelijken automatisch financieel geprikkeld worden om meer kunststof te recycleren of naar alternatieven te zoeken. Als bijkomend voordeel zou de sorteerboodschap vanzelf veel eenvoudiger worden. Dit voorstel, in combinatie met stimuli voor voorlopers (zie volgende punten), moet een nieuwe dynamiek op gang brengen rond kunststof-verpakkingsafval, en zal er op termijn toe leiden dat de hoger besproken uitdagingen gerealiseerd kunnen worden. 1 Dubois, M., 2012. Extended producer responsibility for consumer waste: the gap between economic theory and implementation. Waste Management & Research, 30:36. http://wmr.sagepub.com/content/30/9_suppl/36 4
2.2. voorzie voldoende flexibiliteit voor innovatieve projecten door externe partijen We stellen vast dat innovatieve projecten rond preventie, hergebruik of selectieve inzameling van bijkomende stromen in het huidige systeem tot stand komen dankzij externe actoren zoals de intercommunales, en niet op initiatief van FOST Plus zelf. We vragen dan ook dat de bestaande mechanismen in de erkenning die (de financiering van) innovatieve projecten mogelijk maken, behouden blijven. Bovendien pleiten we ervoor om de flexibiliteit voor innovatieve projecten rond hergebruik, alternatieve inzamelsystemen en uitbreiding van selectieve inzamelcircuits te verhogen waar mogelijk, en om de financieringsgraad door FOST Plus te verhogen. In dezelfde context zou het ook mogelijk moeten zijn om R&D projecten in opdracht van, of in medezeggenschap van, de overheid te laten uitvoeren. Dit kan helpen om de inertie tegenover vernieuwing te doorbreken. 2.3. Geef verpakkingsverantwoordelijken stimuli voor innovatieve verpakkingssystemen Om de efficiëntie van de recyclageketen van bepaalde stromen hoog te houden, blokkeert FOST Plus de selectieve inzameling van andere stromen (cf PMD+). Om dit te doorbreken, zouden individuele verpakkingsverantwoordelijken meer gestimuleerd moeten worden om oplossingen te bedenken voor verpakkingen die momenteel niet gerecycleerd worden. Aangezien dit niet mogelijk lijkt te zijn via FOST Plus, moeten verpakkingsverantwoordelijken de mogelijkheid krijgen om zelf hergebruikssystemen, of inzamel- en recyclagesystemen op gang te brengen voor specifieke stromen buiten FOST Plus om. FOST Plus zou bijvoorbeeld niet mogen eisen dat men bij lidmaatschap alle verschillende types verpakkingen via FOST Plus moet laten beheren, maar dat men een opt-out heeft voor stromen waarvoor men een eigen milieuverantwoorde oplossing voor heeft. Ook zouden stimuli moeten ingebouwd worden voor verpakkingsverantwoordelijken om zelf initiatief te nemen op vlak van specifieke stromen waar FOST Plus geen recyclage voor kan of wil op gang brengen. 2.4. Een eenvoudige sorteerboodschap De hoogst onduidelijke sorteerboodschap voor PMD blijft een probleem. BBL pleit ervoor om eindelijk werk te maken van een eenvoudige ja/nee boodschap op het etiket van elke verpakking, waardoor de consument perfect weet welke verpakking selectief ingezameld kan worden. Voorbeelden uit de praktijk tonen aan dat de argumenten tegen zulke boodschap niet stand houden. Om te vermijden dat verschillende producenten hun eigen boodschap ontwikkelen, moet FOST Plus dit voor haar rekening nemen. Aangezien deelname aan FOST plus een vrijwillig engagement is, is het volgens BBL perfect mogelijk dat FOST Plus bij toetreding van haar leden oplegt om een door FOST Plus bepaalde sorteerboodschap op de verpakkingen aan te brengen. 2.5. Rapporteer ook over bestemming en toepassing recyclaat Om maatschappelijk draagvlak voor het FOST Plus systeem te garanderen, moet er transparantie zijn over het eindresultaat van de selectieve inzameling en recyclage. Niet alleen cijfers over hoeveelheden zijn hiervoor belangrijk, maar ook informatie over de toepassing van recyclaat, en de bestemming van het te recycleren afval. Daarom vraagt BBL om deze informatie verplicht op te nemen in de rapportage (huidige artikel 58). 5
3. Andere aandachtspunten 3.1. Spring verstandig om met bio-plastics BBL is van mening dat doordacht moet worden omgesprongen met het stimuleren van verpakkingen die composteerbaar zijn of bestaan uit biogebaseerde materialen. Daarom is het belangrijk dat innovatie voor dit soort verpakkingen wordt afgetoetst aan een aantal criteria. Zo zouden biogebaseerde verpakkingen enkel op basis van organische afvalstromen geproduceerd mogen worden. Ook mag dit er niet toe leiden dat recyclage wordt afgebouwd. Biogebaseerde grondstoffen kunnen ten hoogste beschouwd worden als een aanvulling bij het gebruik van recyclaat. Voor composteerbare verpakkingen is het belangrijk dat het degradatieproces volledig is om te vermijden dat micro-plastics in het leefmilieu terechtkomen. Bovendien moet gegarandeerd worden dat composteerbare verpakkingen ook effectief gecomposteerd worden. 3.2. Lastenboeken: meer aandacht voor kwaliteit De verwerking van afval mag niet alleen geregeld worden tegen de laagst mogelijke kost. Om de duurzaamheid van de inzameling te verhogen, moet er bij toekenning van contracten ook rekening worden gehouden met kwaliteitseisen. 6