2. De vrijstelling erfbelasting voor mantelzorgers: symbool of werkelijkheid?



Vergelijkbare documenten
pagina 2 van 7 De mantelzorgvrijstelling is in de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) opgenomen door een amendement van Tweede Kamerlid Jolande Sap (G

Kamervragen over voorlichting verhoogde vrijstelling erfbelasting en mantelzorgcompliment

Mantelzorgcompliment mogelijk gewijzigd per 1 januari 2015

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Gemeenteblad Officiële uitgave van de gemeente Huizen

Versie 17 juni Nadere regeling waardering mantelzorgers 2015

ECLI:NL:CRVB:2010:BM2585

Enkele belangrijke Wijzigingen in de Successiewet per 1 januari 2010

Artikel 6 Beslistermijn Het college beslist binnen 6 weken na 31 december 2015 op de aanvraag.

ECLI:NL:RBGEL:2015:4313

Gemeenteblad Officiële uitgave van de gemeente Huizen Week: 41 Datum: nr. 6

Nadere regeling waardering mantelzorgers Culemborg Mantelzorgcompliment Culemborg

2. Wettelijke regeling tarief echtgenoten en partners

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBZWB:2015:4441

Informatiebijeenkomst Rabobank Flevoland 16 december. Successiewet I.s.m. notariskantoor van Der Weele

Invulling mantelzorgcompliment in Asten en Someren

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 'S-GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Mantelzorgwaardering. Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp. Programma / Programmanummer Zorg & Welzijn / BW-nummer. Portefeuillehouder B.

ECLI:NL:RBZWB:2015:5579

Het nieuwe partnerbegrip in de fiscaliteit

Partnerbegrip kinderopvangtoeslag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

In artikel 2.1.5, eerste lid, wordt artikel vervangen door artikel 2.1.4a, eerste lid,.

Vernieuwde Successiewet in werking

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere regels blijk van waardering Mantelzorgers. a. belanghebbenden: personen die zich aantoonbaar hebben geregistreerd als mantelzorger;

Wat nu met de (gewijzigde) erfbelasting?

Nieuwe Successiewet 2010 (Schenk- en Erfbelasting)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Erfbelasting. Toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956

ECLI:NL:RBGEL:2016:1150

Erfbelasting. Toepassing van artikel 10 Successiewet 1956

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoe kunt u voordelig vermogen overdragen aan uw kinderen? Schenken en Erven.

NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 9 november Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: Artikel I, onderdeel E, komt te luiden:

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nieuwsbrief Mantelzorg

info &boon tips & boon

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

Nadere regel maatschappelijke ondersteuning Ede 2017

Belastingadviesbureau Groenemans WELKOM. Henk Groenemans CB RB Msc. Register Belastingadviseur

Tweede Kamer der Staten-Generaal

SAMENLEVINGVORMEN EN SAMENLEVINGSCONTRACT

B Sociale Verzekeringsbank Voorzitter Raad van Bestuur

Verordening Tegenprestatie Participatiewet 2015

Procedure massaal bezwaar voor bezwaarschriften erf- en schenkbelasting

Algemene toelichting Verordening tegenprestatie Participatiewet 2015 gemeente Pijnacker-Nootdorp

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AdviesbureauJournaal SPECIAL

Beleidsregels tegemoetkoming kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie Gemeente Súdwest-Fryslân

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Aanpassingen Toelichting op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Katwijk 2015 november 2014

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Achtergrond van een landelijke regeling en juridische context

Aangewezen gegevens als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, van de wet zijn:

Gemeente Den Haag. rv 126. Voorstel van het college inzake aanpassing verordening langdurigheidstoeslag 2012 ten gevolge van vervallen huishoudtoets.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van de gemeente Aa en Hunze,

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET GEMEENTE ASSEN 2015

VERORDENING TEGENPRESTATIE PARTICIPATIEWET GEMEENTE ASSEN 2015

Alumni-Mfp. Actualiteiten estate planning. Theo Hoogwout woensdag 12 februari 2014

1.1. Lijst van gebruikte begrippen en afkortingen. Successiewet Successiewet Burgerlijk Wetboek

GEMEENTE BUSSUM - Nadere regeling waardering mantelzorgers gemeente Bussum 2015

Artikelsgewijze toelichting

In artikel 9a wordt, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het dagelijks bestuur van WIHW; Gelezen het advies van de Regionale Cliëntenraad WIHW;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tijdelijk verruimde vrijstelling schenkbelasting. Inleiding. Belangrijkste vindplaatsen

2. In onderdeel II wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Achtergrondinformatie geldstromen en wetten

Mantelzorgcompliment. Voorwoord

Geschreven door MdKG dinsdag, 30 maart :38 - Laatst aangepast donderdag, 05 februari :48

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

ALGEMENE TOELICHTING VERORDENING TEGENPRESTATIE

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

1 Inleiding De Tweede Kamer is op 3 november 2009 akkoord gegaan met het wijzigen van de Successiewet.

Aangenomen en overgenomen amendementen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Concept uitvoeringsbesluiten informatieverplichting. Artikel I (artikel 12bis van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001)

Samenwonen, en dan...

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Enschede 2015

gemeente Eindhoven Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van,

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

CVDR. Nr. CVDR302150_1. Verordening Kinderopvang Delft Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 13 september 2016 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Verordening Individuele Inkomenstoeslag Kerkrade 2015

Transcriptie:

2 ftv 2. De vrijstelling erfbelasting voor mantelzorgers: symbool of werkelijkheid? Met ingang van 1 januari 2010 kan degene die mantelzorg verleent aan een met hem samenwonend familielid (ouder of kind) onder bepaalde voorwaarden aanspraak maken op de vrijstelling van erfbelasting die ook voor partners geldt (hierna ook: mantelzorgvrijstelling). Naar aanleiding van de berichtgeving van de Vereniging van Estate Planners in het Notariaat (EPN) is in de afgelopen zomerperiode in de verschillende media aandacht besteed aan de gebrekkige voorlichting over deze nieuwe vrijstelling. 1 Vervolgens zijn Kamervragen gesteld aan de Staatssecretaris van Financiën en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, die zij onlangs hebben beantwoord. 2 Naast de vraag of goede voorlichting heeft plaatsgevonden, rijst de vraag of de mantelzorgvrijstelling inhoudelijk goed is vormgegeven, of dat sprake is van symboolpolitiek. In dit artikel wordt op deze vragen nader ingegaan. 1 2 Hiertoe worden achtereenvolgens de ontstaansgeschiedenis van de mantelzorgvrijstelling, de voorwaarden waaronder deze van toepassing is en de knelpunten van de huidige regeling beschreven. Voorts worden voorstellen gedaan voor aanpassing van de regeling en voor een overgangsregeling om de mantelzorgvrijstelling met terugwerkende kracht rechtvaardiger en evenwichtiger vorm te geven. 1. De mantelzorgvrijstelling 1.1. Ontstaan De mantelzorgvrijstelling is in de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956) opgenomen door een amendement van Tweede Kamerlid Jolande Sap (Groen Links). 3 Achtergrond van het amendement was dat in het voorstel tot wijziging van de Successiewet 1956, ingegaan per 1 januari 2010 (hierna: het Wetsvoorstel), de mogelijkheid kwam te vervallen dat bloedverwanten in de eerste graad als partners konden worden aangemerkt. Men vond het schrijnend dat ook de groep kinderen die inwoont bij hun (enig) ouder die zij tevens verzorgen, geen vrijstelling meer zou toekomen. 4 De regering heeft bij de parlementaire behandeling 1 Zie de Volkskrant 21 juli 2012 en Nieuwsuur 23 juli 2012. 2 Kamervragen II 2011-2012, Aanhangsel Handelingen II, nr. 3403 en 3404, Beantwoording van de vragen van Tweede Kamerleden Omtzigt (CDA) en Recourt, Groot en Wolbert (allen PvdA). 3 Kamerstukken II 2009-2010, 31 930, nr. 84. 4 Handelingen II 29 oktober 2009, 18-1421 en 18-1431. steeds aangegeven dat mantelzorg moet worden gestimuleerd, maar vond het geven van een beloning door het verlenen van een vrijstelling van erfbelasting (aan inwonende kinderen) niet het geëigende middel, onder meer om de volgende redenen: 5 Het is moeilijk een eenduidige definitie van het begrip mantelzorg te geven; zo wordt bij de huidige maatstaf bij het mantelzorgcompliment slechts marginaal getoetst of daadwerkelijk mantelzorg wordt verleend. Mantelzorg wordt niet uitsluitend verleend door inwonende kinderen, maar ook door andere mensen, zoals buren, kinderen die niet meer thuis wonen of andere familieleden. Met het invoeren van een vrijstelling erfbelasting voor inwonende mantelzorgers wordt naar het oordeel van de regering een niet te rechtvaardigen onderscheid gemaakt met uitwonende mantelzorgers. Het partnerbegrip in de Successiewet 1956 zou niet meer uniform zijn met het basispartnerbegrip in de Algemene wet inzake rijksbelastingen als ook mantelzorgers als partner kunnen gelden. De toekenning van een hoge vrijstelling aan de achterblijvende partner heeft als achtergrond dat op partners een wederzijdse zorgplicht rust die voortduurt na het overlijden. Dit gaat in beginsel niet op voor de mantelzorger na het overlijden van de erflater. In het geval van mantelzorg is over het 5 Kamerstukken II 2009-2010, 31 930, nr. 9, p. 28-32, Handelingen II 29 oktober 2009, 18-1431, Handelingen I 15 december 2009, 13-452. 6 Sdu Uitgevers

ftv 2 algemeen geen sprake van een wederzijdse zorgverplichting, maar van een eenzijdige zorgverlening. Met betrekking tot het laatste punt kan worden opgemerkt dat de Raad van State in zijn advies over het Wetsvoorstel heeft voorgesteld om een voetvrijstelling van 19.000 in te voeren voor alle partners en daarnaast een zorgvrijstelling van 581.000 voor de partners voor wie uit hoofde van de wet of uit hoofde van een notarieel samenlevingscontract een wederzijdse zorgplicht geldt (tezamen 600.000). Daarnaast zou de zorgvrijstelling kunnen worden verleend in situaties waarin naar maatschappelijke opvattingen een zorgverantwoordelijkheid of een natuurlijke verbintenis jegens de verkrijger bestaat. 6 Ook Bartel heeft hiervoor gepleit. 7 1.2. Voorwaarden De mantelzorgvrijstelling is vormgegeven door de mantelzorger de mogelijkheid te geven om als partner te kwalificeren in de zin van art. 1a SW 1956 van het familielid voor wie hij zorgt. Voor mantelzorgers gelden dezelfde voorwaarden als voor andere partners, echter met twee verschillen, die zijn opgenomen in art. 1a lid 4 SW 1956: De mantelzorger moet een bloedverwant in de eerste graad zijn. De mantelzorger moet het zogenoemde mantelzorgcompliment hebben ontvangen in verband met aan de bloedverwant verleende zorg in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van overlijden van die bloedverwant; wie in aanmerking komt voor het mantelzorgcompliment is geregeld in art. 19a van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: Wmo); in paragraaf 2 wordt beschreven onder welke voorwaarden het mantelzorgcompliment wordt toegekend. Samengevat komt het erop neer dat aan alle navolgende voorwaarden moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor de mantelzorgvrijstelling: Er moet sprake zijn van een zorgrelatie tussen een ouder en een kind. De ouder en het kind moeten (minimaal zes maanden) meerderjarig zijn en gedurende minimaal zes maanden op hetzelfde adres staan ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) of een vergelijkbare administratie in het buitenland. Er moet gedurende minimaal zes maanden sprake zijn van een notarieel verleden samenlevingscontract met een wederzijdse zorgverplichting of 6 Advies Raad van State bij wetsvoorstel 31 930, p. 4. 7 Dr. J.C.K.W. Bartel, NFTR 2009, 1095. men moet ten minste vijf jaar op hetzelfde adres staan ingeschreven. 8 Noch de ouder noch het kind mag een andere partner hebben in de zin van de Successiewet 1956. De mantelzorger heeft het mantelzorgcompliment ontvangen in verband met zorg verleend in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar van overlijden. 2. Het mantelzorgcompliment Mantelzorg wordt in art. 1 lid 1 letter b Wmo als volgt gedefinieerd: Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Het mantelzorgcompliment is bedoeld als blijk van waardering (compliment) van de overheid richting diegenen die mantelzorg bieden. Art. 19a Wmo vormt de wettelijke basis van het mantelzorgcompliment en is door een wetswijziging met ingang van 9 juli 2009 in de Wmo opgenomen, zulks met terugwerkende kracht tot 1 april 2007. De toekenning en uitkering van het mantelzorgcompliment geschiedt door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). In afdeling 4a van de Regeling maatschappelijke ondersteuning (hierna: de Regeling) is de wijze van toekenning en uitkering van het mantelzorgcompliment vastgelegd. Het mantelzorgcompliment wordt toegekend onder de volgende voorwaarden: Er moet sprake zijn van een door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of Bureau Jeugdzorg afgegeven indicatie (met een geldigheidsduur van ten minste 371 dagen) voor extramurale zorg in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). 9 De aanvraag heeft betrekking op het kalenderjaar waarin de indicatie is afgegeven. De mantelzorger moet het aanvraagformulier dat door de SVB wordt toegezonden binnen drie maanden na toezending indienen bij de SVB. De persoon aan wie de mantelzorg wordt verleend of zijn wettelijk vertegenwoordiger moet het formulier medeondertekenen. 8 Ingevolge art. XII Overgangsrecht Successiewet 1956 geldt de eis van het samenlevingscontract niet in de jaren 2010 en 2011. 9 Bij het invoeren van het mantelzorgcompliment is er met name om budgettaire redenen voor gekozen om geen mantelzorgcompliment uit te keren ingeval er sprake is van een indicatie voor opname in een zorginstelling (intramurale zorg). Sdu Uitgevers 7

2 Voor elke periode van 371 dagen kan slechts één mantelzorger als begunstigde van het mantelzorgcompliment worden aangewezen. Elk kalenderjaar kan opnieuw een mantelzorger als begunstigde worden aangewezen. Een mantelzorger kan per kalenderjaar slechts door één persoon als begunstigde worden aangewezen. De uitkering is vastgesteld op 200 (voor 2012). De SVB is verplicht om het mantelzorgcompliment op of rond 10 november uit te keren als de aanvraag voor 1 oktober van het betreffende jaar is ingediend. De uitkeringen op aanvragen die na 1 oktober zijn ingediend dienen zo spoedig mogelijk na de aanvraag plaats te vinden. In art. 6i van de Regeling wordt aan de SVB de bevoegdheid toegekend om bepaalde voorwaarden buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken voor zover strikte toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. 3. Onvoldoende voorlichting en knelpunten 3.1. Onvoldoende voorlichting Mantelzorgers blijken veelal niet op de hoogte te zijn van het bestaan van de mantelzorgvrijstelling. Op de website van de SVB werd tot voor kort slechts summier melding gemaakt van de mogelijkheden van mantelzorgers om een beroep te doen op de mantelzorgvrijstelling en op het aanvraagformulier voor het mantelzorgcompliment werd hierover niets vermeld. Bij de beantwoording van de Kamervragen geeft de Staatssecretaris van Financiën aan dat de SVB inmiddels de voorlichting op haar website heeft aangepast en heeft toegezegd om ook in de begeleidende brief bij het aanvraagformulier te zullen wijzen op de mogelijke relatie tussen het mantelzorgcompliment en de mantelzorgvrijstelling. Ook zal hij de SVB verzoeken informatie te plaatsen inzake het aanvragen van het mantelzorgcompliment indien het aanvraagformulier niet is ontvangen. Verder geeft hij aan dat de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in overleg met Mezzo (de Landelijke vereniging voor mantelzorgers en vrijwilligerszorg) zal bezien of de voorlichting aan mantelzorgers over de mantelzorgvrijstelling kan worden verbeterd. De regering geeft hiermee onzes inziens aan dat de kritiek dat er onvoldoende publiciteit is gegeven aan de mantelzorgvrijstelling terecht is. De vraag of er met de Tweede Kamer afspraken zijn gemaakt over de voorlichting over de mantelzorgvrijstelling wordt door de staatssecretaris echter ontkennend beantwoord. Dit is opmerkelijk, aangezien de ftv regering bij monde van de toenmalige Staatssecretaris van Financiën De Jager bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer, zowel in de eerste als tweede termijn, heeft aangegeven dat er publiekscommunicatie zou plaatsvinden, zowel via de website van de Belastingdienst als via persberichten van het ministerie van Financiën. Aan het slot van de plenaire behandeling merkt de staatssecretaris op: Wij zullen er nauwgezet op inzetten om voldoende informatie te geven. 10 3.2. Knelpunten In de huidige regeling met betrekking tot de mantelzorgvrijstelling kunnen de volgende knelpunten worden gesignaleerd: 1. De vrijstelling kan alleen toepassing vinden in de zorgrelatie tussen een ouder en een inwonend kind. 2. De vrijstelling kan alleen toepassing vinden indien de ouder en het kind geen andere partner hebben in de zin van de Successiewet 1956. 3. De vrijstelling kan als geen sprake is van een gezamenlijke huishouding van meer dan vijf jaar, alleen worden toegepast als er gedurende minimaal zes maanden een notarieel samenlevingscontract met een wederzijdse zorgverplichting bestaat. 4. De vrijstelling kan alleen toepassing vinden als er sprake is van een indicatie voor extramurale zorg. 5. Het mantelzorgcompliment moet zijn ontvangen in verband met het kalenderjaar voorafgaande aan het jaar van overlijden. 6. De vrijstelling moet ambtshalve worden toegepast door de Belastingdienst. We gaan nu in op de hiervoor genoemde knelpunten. Ad 1. De vrijstelling kan alleen toepassing vinden in de zorgrelatie tussen een ouder en een inwonend kind. Het is de vraag of het onderscheid tussen thuis- en uitwonende mantelzorgers is te rechtvaardigen. Het is immers niet voor alle mantelzorgers wenselijk of mogelijk om in te wonen bij degene die zij verzorgen (hierna: de zorgvrager), bijvoorbeeld indien de mantelzorger ook nog zorg draagt voor zijn eigen gezin of indien de mantelzorger of de zorgvrager te klein behuisd is, waardoor inwoning niet mogelijk is. Zoals hiervoor in paragraaf 1.1 is aangegeven, acht ook de Staatssecretaris van Financiën dit onderscheid niet te rechtvaardigen. Deze opvatting van de staatssecretaris krijgt nog meer gewicht door de uitspraak van de Rechtbank Breda van 13 juli 2012 11 over het ongerechtvaardigd onderscheid tussen verkrijgers van ondernemingsvermogen en verkrijgers van niet-on- 10 Handelingen I 15 december 2009, 13-478. 11 Rb. Breda 13 juli 2012, AWB 11/5509, LJN BX3386, nr. 10/3534. 8 Sdu Uitgevers

ftv 2 dernemingsvermogen. Daarnaast rijst de vraag waarom de vrijstelling alleen van toepassing is in de relatie ouder-kind. Mantelzorg kan immers ook verleend worden door een ander familielid of door een derde. 12 Waarom zou deze geen recht hebben op de vrijstelling? De regeling kent dit onderscheid niet bij het mantelzorgcompliment. Ad 2. De vrijstelling kan alleen toepassing vinden indien de ouder en het kind geen andere partner hebben in de zin van de Successiewet. Ook dit onderscheid doet onrechtvaardig aan. Niet te verklaren valt waarom een mantelzorger die bijvoorbeeld beide ouders in huis neemt en/of een partner heeft, geen recht heeft op de mantelzorgvrijstelling en een mantelzorger die zijn langstlevende ouder in huis neemt en geen partner heeft, wel. Ad 3. De vrijstelling kan, ingeval er nog geen sprake is van een gezamenlijke huishouding van meer dan vijf jaar, alleen worden toegepast als er (gedurende minimaal zes maanden) een notarieel samenlevingscontract met een wederzijdse zorgverplichting bestaat. In de relatie tussen de mantelzorger en de zorgvrager is doorgaans geen sprake van een wederzijdse zorgverplichting. In de meeste gevallen zal uitsluitend de mantelzorger zorg bieden aan de zorgvrager en niet omgekeerd. Het stellen van de eis van een notarieel samenlevingscontract met een wederzijdse zorgverplichting doet dan ook vreemd aan. De notaris wordt er in feite door de wetgever toe gedwongen om zijn medewerking te verlenen aan een contract waarin partijen jegens elkaar verklaren dat zij een wederzijdse zorgverplichting hebben, terwijl duidelijk is dat het contract alleen wordt opgesteld om in aanmerking te komen voor de mantelzorgvrijstelling. Ad 4. De vrijstelling kan alleen toepassing vinden als er sprake is van een indicatie voor extramurale zorg. Bij de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot invoering van het mantelzorgcompliment is van de zijde van de regering aangegeven dat naast budgettaire redenen ook de praktische uitvoerbaarheid een reden is geweest om het mantelzorgcompliment niet te verstrekken ingeval er sprake is van een indicatie voor intramurale zorg. Als praktisch probleem wordt aangegeven dat het CIZ niet weet of mensen met een dergelijke indicatie al dan niet nog thuis wonen. 13 Voor de toekenning van de mantelzorgvrijstelling geldt onzes inziens dit praktische probleem niet. De Belastingdienst kan door raadpleging van de GBA 12 Zie Hof Arnhem 2 oktober 2012, LJN BX9650, nr. 12/00020; in dit geval deed een neef die zijn hoogbejaarde oom en tante in huis nam tevergeefs een beroep op de vrijstelling. 13 Handelingen I 31 maart 2009, 27-1403. immers nagaan op welk adres de zorgvrager was ingeschreven. Ad 5. Het mantelzorgcompliment moet zijn ontvangen in verband met zorg verleend in het kalenderjaar voorafgaande aan het overlijden. Achtergrond van deze voorwaarde zal waarschijnlijk zijn geweest het voorkomen van misbruik. Het moet niet mogelijk zijn dat in het vooruitzicht van het overlijden nog een CIZ-indicatie wordt aangevraagd, een notarieel samenlevingscontract wordt afgesloten en een GBA-inschrijving op hetzelfde adres wordt geregeld. Echter, een praktisch probleem doet zich voor als er sprake is van een eerste CIZ-indicatie en de zorgvrager overlijdt in het (eerste) kalenderjaar waarin de mantelzorg is verleend. Op de website van de SVB wordt thans wel aangegeven dat ook na het overlijden van de zorgvrager een aanvraagformulier voor het mantelzorgcompliment door nabestaanden of door een executeur kan worden ingediend indien de zorgvrager dit nog niet had gedaan, maar aan de voorwaarde van zorgverlening in het voorafgaande kalenderjaar kan in zo n geval vanzelfsprekend niet worden voldaan. Ad 6. De vrijstelling moet ambtshalve worden toegepast door de Belastingdienst. Op vrijstellingen als bedoeld in art. 32 SW 1956 hoeft in de aangifte geen beroep te worden gedaan. Hierdoor kan toepassing van de mantelzorgvrijstelling, zonder dat de Belastingdienst en de mantelzorger zich hiervan bewust waren, achterwege zijn gebleven. Een mantelzorger kan immers aan alle voorwaarden voor de vrijstelling hebben voldaan, maar door onwetendheid zowel van de zijde van de Belastingdienst als van de zijde van de mantelzorger kan de vrijstelling buiten toepassing zijn gebleven. Zelfs indien de bezwaartermijn reeds is verstreken, kan in zo n geval de inspecteur de vrijstelling alsnog toepassen op grond van het algemene beleid inzake ambtshalve vermindering. 14 De Staatssecretaris van Financiën heeft dit in een brief aan de EPN bevestigd. 15 4. Voorstellen tot wijziging en een overgangsregeling 4.1. Voorstellen tot wijziging Om de genoemde knelpunten op te lossen stellen wij 14 Besluit ambtshalve verminderen of teruggeven van 16 december 2010. 15 Bij brief aan de EPN d.d. 11 september 2012, www.epn-notaris.nl. Sdu Uitgevers 9

2 voor om de vrijstelling als volgt vorm te geven: De mantelzorgvrijstelling moet gelden voor alle mantelzorgers, ongeacht bloedverwantschap of inwoning op hetzelfde adres. Bij de invoering van de vrijstelling is niet gemotiveerd waarom de vrijstelling alleen zou moeten gelden in de zorgrelatie tussen een ouder en een (inwonend) kind. Veelal zullen het kinderen zijn die als mantelzorger voor hun ouders zorgen, maar er zullen ook situaties zijn dat mantelzorg wordt verleend door andere familieleden of niet-familieleden. Ook zal in lang niet alle gevallen van inwoning sprake zijn. De koppeling van de mantelzorgvrijstelling aan het partnerbegrip moet komen te vervallen. Het moet derhalve mogelijk worden om ook in aanmerking te komen voor de vrijstelling indien de mantelzorger of de zorgvrager een partner heeft. Ook de eis van het notarieel samenlevingscontract moet komen te vervallen. De eis van het moeten hebben verleend van mantelzorg in het jaar voorafgaande aan het jaar van overlijden wordt vervangen door de eis dat er (1) ten minste sinds zes maanden voorafgaand aan het overlijden tot aan het overlijden sprake is geweest van een CIZ-indicatie voor intramurale of extramurale zorg en (2) ten minste zes maanden voorafgaand aan het overlijden tot aan het overlijden mantelzorg is verleend en (3) een mantelzorgcompliment is toegekend. Dit vereist derhalve ook een aanpassing van de Regeling, zodanig dat het mantelzorgcompliment ook kan worden toegekend bij een indicatie voor intramurale zorg. Bij de aangifte erfbelasting moet een beroep worden gedaan op de vrijstelling, aangezien de Belastingdienst doorgaans niet kan beoordelen of aan de voorwaarden voor de vrijstelling is voldaan. Vanuit principieel oogpunt kan als kritiek op de mantelzorgvrijstelling gelden dat indien van een erfrechtelijke verkrijging geen sprake is of indien de erfrechtelijke verkrijging binnen de algemene vrijstellingen van art. 32 SW 1956 valt, geen tegemoetkoming in de vorm van een extra vrijstelling erfbelasting kan worden geëffectueerd. Deze ongelijke behandeling kan worden beperkt dan wel opgeheven door de volgende regeling te treffen: De mantelzorgvrijstelling wordt niet meer gelijkgesteld aan de vrijstelling voor partners. Voor deze gelijkstelling is ook een onvoldoende basis. Immers, zoals aangegeven in paragraaf 1.1 heeft de (hoge) partnervrijstelling als achtergrond dat er een zorgplicht bestaat tussen partners; tussen een mantelzorger en een zorgvrager bestaat een dergelijke zorgplicht in het algemeen niet. De mantelzorgvrijstelling zou daarom kunnen worden vastgesteld op een lager bedrag. De gemiddelde ftv nalatenschap in Nederland bedroeg in 2008 110.000. 16 Als dit gemiddelde als uitgangspunt wordt genomen, zou de mantelzorgvrijstelling kunnen worden vastgesteld op dit bedrag. Aangenomen dat de meeste mantelzorg wordt verleend door de eigen kinderen, derft de overheid bij het toekennen van deze vrijstelling gemiddeld maximaal 11.000 aan erfbelasting per nalatenschap waarin een mantelzorger erft (uitgaande van een tarief van 10%). Aan mantelzorgers bij wie geen sprake is van een erfrechtelijke verkrijging of bij wie sprake is van een erfrechtelijke verkrijging lager dan de algemene vrijstellingen van art. 32 SW 1956, zou een extra tegemoetkoming kunnen worden verleend door in het jaar van overlijden het mantelzorgcompliment te verhogen. Hoe hoog het mantelzorgcompliment voor hen zou moeten zijn, zou verder moeten worden uitgewerkt en zal ook afhankelijk zijn van de hoogte van het budget dat de politiek hiervoor beschikbaar wil stellen. 4.2. Overgangsregeling De EPN heeft bij de Staatssecretaris van Financiën onder andere gepleit voor een ruimhartige overgangsregeling voor degenen die door onbekendheid met de mantelzorgvrijstelling niet hebben kunnen voldoen aan de voorwaarden en derhalve niet in aanmerking zijn gekomen voor de vrijstelling. 17 De staatssecretaris heeft hierop geantwoord dat er geen plaats is om af te wijken van de wettelijke regels. 18 Naar onze mening gaat de staatssecretaris hier te kort door de bocht. Een ruimhartige overgangsregeling vanwege het ontbreken van adequate voorlichting is volgens ons wel degelijk op haar plaats. Daarnaast hebben wij in dit artikel aangetoond dat er te veel knelpunten zijn om goed gebruik te kunnen maken van de bestaande vrijstelling. Een aantal van deze knelpunten ligt in het maken van ongerechtvaardigd onderscheid tussen groepen mantelzorgers (wel of niet inwonend, wel of geen indicatie voor extramurale zorg, wel of geen ouder-kindrelatie). Naar ons idee zou dit ongerechtvaardigde onderscheid er in een gerechtelijke procedure toe kunnen leiden dat mantelzorgers die niet aan de voorwaarden voldoen, toch een beroep kunnen doen op de vrijstelling. In dit verband zou aan de wijzigingen zoals wij die voorstellen terugwerkende kracht kunnen worden verleend tot 1 januari 2010, zodat mantelzorgers die niet aan de voorwaarden van de huidige vrijstelling hebben 16 CBS webmagazine 16 mei 2011. 17 Bij brief aan de Staatssecretaris van Financiën d.d. 13 augustus 2012, www.epn-notaris.nl. 18 Zie noot 15. 10 Sdu Uitgevers

ftv 2 kunnen voldoen toch in aanmerking komen voor de (aangepaste) vrijstelling. 5. Conclusie De EPN heeft bij de Staatssecretaris van Financiën gepleit voor een ruimhartige overgangsregeling vanwege het ontbreken van (goede) voorlichting en voor loskoppeling van de mantelzorgvrijstelling van het partnerbegrip in de Successiewet 1956. Hoewel de staatssecretaris antwoordde dat er geen plaats is voor een afwijking of uitbreiding van de wettelijke regels, wijst het grote aantal knelpunten van de huidige regeling anders uit. Naast het gebrek aan goede voorlichting, komen de meeste knelpunten voort uit een ongerechtvaardigd onderscheid tussen verschillende soorten mantelzorgers, terwijl in beginsel gelijke zorg wordt verleend. In onze voorstellen wordt de vrijstelling verbonden aan de verleende mantelzorg en losgekoppeld van het partnerbegrip. Dit brengt mee dat de vrijstelling wordt verlaagd en toepasselijk wordt voor een bredere kring mantelzorgers. Hierdoor ontstaat een rechtvaardiger en evenwichtiger regeling. Daarnaast moet er een overgangsregeling komen voor mantelzorgers die wegens de onbekendheid van de regeling de vrijstelling niet hebben kunnen benutten. Mr. H.J.T. Vos en mw. mr. Y.C.E.J. Rademakers De auteurs zijn kandidaat-notaris/estate-planner bij respectievelijk Van Putten Van Apeldoorn notarissen te Ede en Loyens & Loeff N.V. te Amsterdam; beide auteurs zijn bestuurslid van EPN. Sdu Uitgevers 11