Aansprakelijkheid van toezichthouders wegens inadequaat handhavingstoezicht VIDE Jaarcongres 15 juni 2012 A.J. (Lian) van Poortvliet aj.vanpoortvliet@pelsrijcken.nl June 17, 2012
Programma Juridisch kader Toezichtsfalen bij inadequaat handhavingstoezicht Bijzonder toezichtsfalen, aan de hand van twee arresten Afsluitende beschouwingen
Juridisch kader Algemeen Aansprakelijkheid toezichthouder: à geen afzonderlijke regeling, dus regels BW toepassen (art. 6:162 en 6:163 BW) Vereist: - onrechtmatig handelen; - toerekenbaarheid; - relativiteit; - schade en - causaal verband.
Juridisch kader Aansprakelijk jegens wie? Toezichthouder kan aansprakelijk zijn jegens - degenen op wie toezicht wordt gehouden en - derden. à Toezichthoudersdilemma
Toezichtsfalen bij inadequaat handhavingstoezicht Algemeen toezichtsfalen à Beperkte aansprakelijkheidsrisico s (o.a. HR 22 juni 2001, Gst. 2001-7146, 2 (restaurant Boeddha)) Bijzonder toezichtsfalen à Grotere aansprakelijkheidsrisico s.
Bijzonder toezichtsfalen Te bespreken arresten: HR 13 oktober 2006, NJ 2008, 527 m.nt. Van Dam (Vie d Or) Hof Den Haag 22 maart 2011, AB 2011/245 (CMI)
HR 13 oktober 2006 (Vie d Or) (1) Financiële toezichthouder (DNB) aansprakelijk voor schade polishouders wegens ondergang levensverzekeraar Vie d Or (1995)? HR: ogv PG strekt Wtv ter bescherming vermogensbelangen van polishouders Grote beleidsvrijheid tav aard en moment van te treffen maatregelen (geen beginselplicht tot handhaving) Of voldoende toezicht is gehouden, is afhankelijk van alle omstandigheden
HR 13 oktober 2006 (Vie d Or) (2) Toetsen aan doelmatigheid, evenredigheid, proportionaliteit en subsidiariteit Toezichthoudersdilemma Dat deconfiture niet is voorkomen leidt niet tot oordeel dat onrechtmatig is gehandeld Als maatregel wordt getroffen effectiviteit in het oog houden en zo nodig meer effectieve maatregel nemen
HR 13 oktober 2006 (Vie d Or) (3) De Verzekeringskamer handelt tov de polishouders onrechtmatig indien zij in de omstandigheden van het geval, uitgaande van de gegevens waarover zij beschikte of behoorde te beschikken en gelet op het geheel van de reeds getroffen maatregelen en de gebleken (in)effectiviteit daarvan, alle belangen in aanmerking genomen de mogelijk nadelige effecten van de benoeming van een stille bewindvoerder daaronder begrepen met het oog op de aantasting van de individuele vermogensbelangen van de polishouders in redelijkheid niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat ook zonder de benoeming van een stille bewindvoerder het gevaar voor een uiteindelijke deconfiture zo veel mogelijk bleef afgewend.
Hof Den Haag 22 maart 2011 (CMI) (1) Brand in Rotterdam bij CMI in 1996. Controle in 1995 brengt overtreding voorschriften Hinderwetvergunning uit 1993 aan het licht; DCMR beveelt CMI aan voorschriften te voldoen, bij gebreke waarvan aan Rotterdam wordt geadviseerd last onder dwangsom op te leggen.
Hof Den Haag 22 maart 2011 (CMI) (2) Hof: Brand is veroorzaakt en vergroot doordat CMI de vergunningvoorschriften overtrad. - Gemeente en DCMR hebben een ruime mate van beleidsvrijheid bij het bepalen of, hoe en wanneer zij handhavend wensen op te treden. Ook wanneer eenmaal een overtreding van vergunningvoorschriften is geconstateerd.
Hof Den Haag 22 maart 2011 (CMI) (3) De burgerlijke rechter zal ( ) moeten beoordelen of het doen en nalaten van de Gemeente en de DCMR al dan niet in overeenstemming is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, in het bijzonder de verplichting tot belangenafweging en het evenredigheidsbeginsel (art. 3:4 Awb). In het licht van de acute en ernstige gevaren en de aanmerkelijke kans op ernstige schade ( ) mocht in beginsel een voortvarend en dwingend optreden van de Gemeente en de DCMR verwacht worden, ook ( ) in 1995.
Hof Den Haag 22 maart 2011 (CMI) (4) DCMR en Gemeente volgens Hof onrechtmatig nalatig, nu belangen van degenen die door vergunning worden beschermd onevenredig zijn geschaad tov belang CMI bij voortzetting onrechtmatig handelen. Ook een voldoende inzichtelijke belangenafweging ontbreekt. Voldaan aan relativiteitsvereiste.
Hof Den Haag 22 maart 2011 (CMI) (5) Opvallend: - Strenge beoordeling over optreden DCMR en gemeente Rotterdam. - DCMR kon geen dwangmiddelen toepassen; DCMR kon alleen tot het opleggen van een sanctie adviseren. Toch DCMR aansprakelijk. - Anders dan in Enschede-zaak (Hof Den Haag 24 augustus 2010, NJ 2011, 418 (vuurwerkramp Enschede)) werd geen betekenis toegekend aan feit dat derden nooit om handhaving hadden verzocht en er gesprekken waren over verplaatsing bedrijf.
Hof Den Haag 22 maart 2011 (CMI) (6) Vragen: - Is het Hof niet te veel op de stoel van de toezichthouder gaan zitten? Het Hof beoordeelt de handelwijze van DCMR en Rotterdam (zeer) indringend. Beginselplicht tot handhaving toen nog geen regel. - Was opleggen last onder dwangsom voldoende geweest? Of had spoedeisende bestuursdwang moeten worden toegepast? - Heeft Hof rekening gehouden met regel dat gekozen moet worden voor de minst bezwarende wijze om aan overtreding eind te maken?
Afsluitende beschouwingen Aansprakelijkheid wegens falend toezicht heeft géén subsidiair karakter. Zelfstandige (hoofdelijke) aansprakelijkheid. Ook een toezichthouder die uitsluitend kan adviseren om handhavend op te treden, kan aansprakelijk zijn. Risico s milieutoezichthouder (of tav gezondheid) lijken groter dan die van financieel toezichthouder. Beleidsvrijheid tot niet handhaven neemt (natuurlijk) af naarmate de toezichthouder over concrete aanwijzingen beschikt dat sprake is van het overtreden van (essentiële) regels.