- 1 - BESLUIT de Nederlandsche Bank NV (hierna: DNB) het navolgende.

Transcriptie

1 - 1 - Gelet op de artikelen 3:5, eerste lid, 1:72, eerste lid, en 1:79 van de Wet op het financieel toezicht (hierna: Wft) en de artikelen 3:2, 3:4, tweede lid, 3:46, 4:8, tweede lid, 5:16, 5:20, eerste lid en 5:32 tot en met 5:32b van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) BESLUIT de Nederlandsche Bank NV (hierna: DNB) het navolgende. DNB legt een last onder dwangsom op als bedoeld in artikel 1:79, eerste lid, van de Wft aan de heer H.F.M. van Westen, woonachtig aan de, de heer J.G. van der Valk, woonachtig aan de, en de heer P. de Backer, woonachtig aan, gezamenlijk. Deze last onder dwangsom wordt opgelegd voor overtreding van artikel 5:20, eerste lid, van de Awb. Dit artikel is overtreden omdat de heren H.F.M. van Westen (hierna: Westen), J.G. van der Valk (hierna: Valk) en P. de Backer (hierna: Backer) in hun hoedanigheid als bestuurder van Future Life S.A. voorheen handelend onder de naam Future Life Insurance Brokers S.A. (hierna: Future Life) niet hebben voldaan aan verzoeken van een op grond van artikel 1:72, eerste lid, van de Wft door DNB aangewezen toezichthouder (hierna: toezichthouder), tot het verstrekken van bepaalde inlichtingen binnen de daarbij gestelde termijn. De last onder dwangsom strekt ertoe te voorkomen dat de heren Westen, Valk en Backer artikel 5:20, eerste lid, van de Awb nog langer overtreden. DNB gelast de heren Westen, Valk en Backer om de navolgende inlichtingen aan DNB te doen toekomen: 1. alle overeenkomsten van (rechts)personen die gelden aan Future Life ter beschikking hebben gesteld in het kader van het product Blue Account of een voorloper daarvan; 2. de versies van (algemene) voorwaarden inzake Blue Account of een voorloper daarvan; 3. een uitdraai van de grootboekrekening waarop ontvangen gelden inzake Blue Account of een voorloper daarvan zijn geboekt; 4. een overzicht waaruit de besteding van de gelden blijkt; 5. een uitdraai van de grootboekrekening waarop de uitgeleende gelden inzake Blue Account of een voorloper daarvan zijn geboekt; 6. de (concept)jaarrekening 2007 en 2008; 7. een saldibalans per heden of meest recent; 8. een opgave van alle door Future Life gebruikte banken met bankrekeningnummers; 9. de bankafschriften vanaf datum oprichting tot heden van alle bankrekeningen (mutaties eventueel digitaal aan te leveren); 10. een opgave van de eigen vermogenspositie per heden; 11. alle reclamemateriaal inzake Blue Account. Door deze inlichtingen (alsnog) te verstrekken wordt aan de last voldaan. De termijn die wordt gegund om de last uit te voeren de zogenoemde begunstigingstermijn bedraagt vier weken. Deze termijn vangt aan op de eerste dag na dagtekening van de last onder dwangsom. Indien de gevraagde gegevens niet binnen deze periode eindigend op 9 maart 2010 zijn

2 - 2 - ontvangen ontstaat de verplichting tot betaling van een dwangsom per volledige week dat de heren Westen, Valk en Backer in gebreke blijven, de zogenoemde verbeuring van een dwangsom. De dwangsom is bepaald op EUR ,- per week. Het maximum aan mogelijk te verbeuren dwangsommen op grond van de onderhavige last bedraagt EUR ,-. Ten aanzien van eventuele verbeurde dwangsommen zijn de heren Westen, Valk en Backer hoofdelijk aansprakelijk. Aan dit besluit liggen de navolgende overwegingen ten grondslag. 1. DNB heeft op grond van de Wft tot taak het prudentiële toezicht op financiële ondernemingen en te beslissen omtrent de toelating van financiële ondernemingen tot de financiële markten. Voor het toezicht op de naleving van de Wft zijn onder meer de artikelen 5:16 en 5:20 van de Awb van belang. Artikel 5:16 van de Awb bepaalt dat een toezichthouder bevoegd is om inlichtingen te vorderen. In artikel 5:20, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een ieder verplicht is aan een toezichthouder binnen de door hem gestelde redelijke termijn alle medewerking te verlenen die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden. Artikel 3:5, eerste lid, van de Wft bepaalt: Het is verboden in Nederland in de uitoefening van een bedrijf buiten besloten kring opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben. 2. DNB heeft van de Stichting Autoriteit Financiële Markten (hierna: AFM) informatie ontvangen op grond waarvan het vermoeden is ontstaan dat Future Life met het product Blue Account opvorderbare gelden aantrekt van Nederlandse ingezetenen. DNB heeft hierop een onderzoek ingesteld naar Future Life naar het mogelijk overtreden van artikel 3:5, eerste lid, van de Wft. In het kader van dit onderzoek heeft een toezichthouder op 4 februari en 25 juni 2008 tevergeefs inlichtingen gevorderd bij Future Life. Vervolgens heeft DNB op 3 november 2008 aan Future Life een last onder dwangsom opgelegd met als doel de gewenste gegevens alsnog van Future Life te ontvangen. Door Future Life is geen gehoor gegeven aan de last en is het maximale bedrag aan dwangsommen van EUR ,- verbeurd. 3. Bij brieven van 26 mei 2009 heeft de toezichthouder alle bestuurders van Future Life, zoals opgenomen in het register van de Kamer van Koophandel te Luxemburg, te weten de heren Westen, Valk en Backer, afzonderlijk om de volgende informatie verzocht: alle overeenkomsten van (rechts)personen die gelden aan Future Life ter beschikking hebben gesteld in het kader van het product Blue Account of een voorloper daarvan; de versies van (algemene) voorwaarden inzake Blue Account of een voorloper daarvan; een uitdraai van de grootboekrekening waarop ontvangen gelden inzake Blue Account of een voorloper daarvan zijn geboekt; een overzicht waaruit de besteding van de gelden blijkt; een uitdraai van de grootboekrekening waarop de uitgeleende gelden inzake Blue Account of een voorloper daarvan zijn geboekt;

3 - 3 - de (concept)jaarrekening 2007 en 2008; een saldibalans per heden of meest recent; een opgave van alle door Future Life gebruikte banken met bankrekeningnummers; de bankafschriften vanaf datum oprichting tot heden van alle bankrekeningen (mutaties eventueel digitaal aan te leveren); een opgave van de eigen vermogenspositie per heden; alle reclamemateriaal inzake Blue Account. Hierbij is een inzendtermijn opgenomen die eindigde op 12 juni Daarbij zijn zij geïnformeerd dat een soortgelijke brief is gestuurd aan de medebestuurders van Future Life. De brief gericht aan de heer Backer is onbestelbaar retour gekomen bij DNB. De heren Westen en Valk hebben hun belangen laten behartigen door mevrouw Pennings van CuraLegal. Op haar uitstelverzoek heeft de toezichthouder de inzendtermijn van de gevraagde gegevens verlengd tot 19 juni Bij brief van 18 juni 2009 heeft mevrouw Pennings namens haar cliënten de heren Westen en Valk aangegeven dat op diverse vragen van de toezichthouder door de heren Westen en Valk geen antwoord kan worden gegeven nu Future Life een verlengstuk is van verzekeringsmaatschappijen en om die reden ook over een vergunning van de Commissie voor Bank, Financie- en verzekeringswezen te Brussel (hierna CBFA) beschikt en derhalve is gehouden om de Luxemburgse Wet op het banken verzekeringsgeheim na te leven. Desgevraagd heeft de toezichthouder op 27 juli 2009 van mevrouw Pennings een kopie van de brief van de CBFA waaruit de vergunningverlening moet blijken ontvangen. Uit navraag bij de CBFA is de toezichthouder op 23 september 2009 gebleken dat Future Life niet is ingeschreven in het register van de CBFA. Reeds als gevolg hiervan kan door (de bestuurders van) Future Life geen gerechtvaardigd beroep op het Luxemburgse banken verzekeringsgeheim worden gedaan. Bij brief van 7 januari 2010 heeft een toezichthouder de bovenstaande inlichtingen opnieuw gevorderd bij de heren Westen, Valk en Backer. Hierbij is een inzendtermijn opgenomen die eindigde op 26 januari De heer Backer heeft DNB bij brief van 25 januari 2010 laten weten dat hoewel hij bij aanvang van Future Life medeoprichter was en in het bezit van aandelen was, hij zich nooit met de bedrijfsvoering van het bedrijf heeft bemoeid. Tevens wordt door hem aangegeven dat hij in de periode van eind 2003 tot en met augustus 2009 slechts in loondienst is geweest bij Future Life. Tot slot merkt hij op dat de gevraagde gegevens hem niet bekend zijn en ook niet in zijn bezit zijn. Uit het uittreksel zoals opgenomen bij de Kamer van Koophandel van Luxemburg (Registre de Commerce et des Sociétés), gedateerd 4 februari 2010, blijkt echter dat de heer Backer genoemd staat als één van de bestuurders. DNB is van mening dat de gegevens zoals hier zijn opgenomen leidend zijn en DNB derhalve ervan mag uitgaan dat de heer Backer bestuurder is van Future Life en in die hoedanigheid toegang heeft tot de door DNB gevraagde gegevens. 5. De heren Westen, Valk en Backer hebben de door de toezichthouder bij brieven van 26 mei en 7 januari 2010, op grond van artikel 5:16 van de Awb verlangde inlichtingen, niet verstrekt binnen de daarbij gestelde termijn en hebben deze inlichtingen ook tot op heden niet verschaft. Door geen medewerking te verlenen aan dit verzoek van de toezichthouder

4 - 4 - overtreden de heren Westen, Valk en Backer artikel 5:20, eerste lid, van de Awb. 6. Op grond van artikel 1:79, eerste lid, van de Wft is DNB bevoegd een last onder dwangsom op te leggen voor overtreding van artikel 5:20 van de Awb. 7. Om de verlangde inlichtingen alsnog te verkrijgen gaat DNB ertoe over de heren Westen, Valk en Backer gezamenlijk een last onder dwangsom op te leggen. Daaraan ligt een belangenafweging ten grondslag waarin is rekening gehouden met de zwaarte van het geschonden belang van het toezicht, de noodzaak over de desbetreffende gegevens te kunnen beschikken, de beoogde werking van de dwangsom en de effectiviteit daarvan en de inspanning die van de heren Westen, Valk en Backer wordt gevraagd teneinde aan de last te kunnen voldoen. In die belangenafweging stelt DNB voorop dat de verlangde inlichtingen zijn vereist voor een goede uitvoering van de toezichthoudende taak. Met deze gegevens kan worden beoordeeld of Future Life al dan niet artikel 3:5, eerste lid, van de Wft overtreedt. Het verbod op het aantrekken van opvorderbare gelden is bedoeld om te voorkomen dat instellingen of personen die geen bank zijn gelden van het publiek aantrekken of ter beschikking hebben of verkrijgen, nu bij deze instellingen of personen onvoldoende financiële waarborgen aanwezig (kunnen) zijn om te zorgen dat op een verantwoorde manier met deze gelden wordt omgegaan en het geld op elk moment weer kan worden terugbetaald. Gezien bovengenoemde taak van DNB en het redelijk vermoeden van DNB dat Future Life van Nederlandse ingezetenen opvorderbare gelden aantrekt is een toezichthouder van DNB bevoegd om daarover inlichtingen te vorderen. In dit kader heeft de toezichthouder allereerst in 2008 bij Future Life zelf deze inlichtingen gevorderd. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een op 3 november 2008 aan Future Life opgelegde last onder dwangsom met als doel de gewenste gegevens alsnog van Future Life te ontvangen. Door Future Life is echter geen gehoor gegeven aan de last als gevolg waarvan het maximale bedrag aan dwangsommen van EUR ,- is verbeurd. Gezien het belang van DNB om over de gevraagde informatie te beschikken ter uitvoering van haar toezichthoudende taak heeft de toezichthouder vervolgens bij de bestuurders van Future Life, te weten de heren Westen, Valk en Backer, de benodigde gegevens gevorderd. De belasting voor de heren Westen, Valk en Backer om de verlangde inlichtingen te verstrekken weegt niet op tegen het belang voor DNB om over deze informatie te kunnen beschikken ter bescherming van de belangen van eventueel gedupeerde crediteuren. De gevraagde informatie is binnen een normale bedrijfsvoering eenvoudig voorhanden en zou door de heren Westen, Valk en Backer moeiteloos moeten kunnen worden verstrekt. DNB concludeert derhalve dat er na afweging van alle betrokken belangen geen bijzondere omstandigheden zijn die ertoe nopen om af te zien van handhavend optreden. 8. Gelet op artikel 5:32, vijfde lid, van de Awb dient een redelijke termijn te worden gesteld om de last te kunnen uitvoeren. Deze dient echter zo kort mogelijk te zijn. De termijn mag niet zodanig lang zijn dat feitelijk sprake is van gedogen. Gelet op de last en de aard van de daarmee gevraagde inlichtingen acht DNB een termijn van vier weken alleszins redelijk. DNB gaat er daarbij vanuit dat het verstrekken van de

5 - 5 - verlangde inlichtingen door de heren Westen, Valk en Backer relatief weinig tijd zou moeten kosten nu deze gegevens binnen een normale bedrijfsvoering eenvoudig voorhanden zijn. 9. DNB stelt de hoogte van de dwangsom vast op een bedrag van EUR ,- per week met een maximum van EUR ,-. DNB is van mening dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding staat tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging. DNB verwacht dat het bedrag een zodanige financiële prikkel zal geven dat de heren Westen, Valk en Backer zich zullen inspannen om aan de last te voldoen. Ten aanzien van eventuele verbeurde dwangsommen zijn de heren Westen, Valk en Backer hoofdelijk aansprakelijk. 10. Artikel 1:99, eerste lid, van de Wft bepaalt dat de toezichthouder een besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom ingevolge deze wet openbaar maakt wanneer een dwangsom wordt verbeurd, tenzij de openbaarmaking van het besluit in strijd is of zou kunnen komen met het doel van het door de toezichthouder uit te oefenen toezicht op de naleving van deze wet. Indien een dwangsom wordt verbeurd en openbaarmaking van deze beschikking daadwerkelijk aan de orde is, wordt u daarover nader geïnformeerd. Tegen dit besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom kan door iedere belanghebbende binnen zes weken na de dag van de bekendmaking van dit besluit bezwaar worden gemaakt bij: De Nederlandsche Bank NV T.a.v. Divisie Juridische zaken, afdeling Toezicht en wetgeving Postbus AB AMSTERDAM. Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen schorsende werking met betrekking tot de last onder dwangsom. Ook in het geval een bezwaarschrift wordt ingediend, dient derhalve aan de last onder dwangsom te worden voldaan binnen de in de beschikking genoemde begunstigingstermijn. Verder wijzen wij u erop dat DNB u door middel van een invorderingsbeschikking zal informeren over eventuele verbeurde dwangsommen. In deze invorderingsbeschikking zal een betalingstermijn van 6 weken zijn opgenomen. Indien niet binnen deze termijn wordt betaald dan zal DNB vanaf de eerste dag na het verstrijken van deze betalingstermijn over het openstaande bedrag wettelijke rente (momenteel 3%) in rekening brengen. Amsterdam, 9 februari 2010, De Nederlandsche Bank NV mw. mr. A.J. Kellermann Directeur

6 - 6 -