Organisatie bewegingsopvoeding (en schrift) in het lager onderwijs. 1. Het leergebied bewegingsopvoeding: algemeen...1 1.1.Wat is goede bewegingsopvoeding binnen goed onderwijs?...1 1.2.Bewegingsopvoeding is een domein van de basisvorming...1 2. Organisatie van bewegingsopvoeding...2 2.1. Wettelijk kader...2 2.2.Richtlijnen van het VVKBaO...2 2.3.Aanwending onderwijstijd voor het leergebied bewegingsopvoeding...3 2.4.Zwemmen...3 3. De maximumfactuur: vanaf 01/09/2008...3 4. Decreet betreffende het Flankerend onderwijsbeleid. (= lokaal beleid)...4 5. Valkuilen...4 *Afbouw zwemmen...4 *Een té grote inventiviteit:...4 *Hoe consequent zijn we met het gezondheidsbeleid?...5 *Hoe consequent zijn we met onze visie op zorg? Enkel curatief, of toch ook preventief?...5 Bijlage uit het Vademecum Bewegingsopvoeding : zwemonderwijs...6 1. Het leergebied bewegingsopvoeding: algemeen 1.1.Wat is goede bewegingsopvoeding binnen goed onderwijs? Zie Vademecum Bewegingsopvoeding voor de basisschool. VVKBaO 2007 Het vademecum wil inzicht brengen in een degelijke visie op goede bewegingsopvoeding binnen goed onderwijs als basis voor het eigen pedagogisch project en de concretisering van het schoolwerkplan. (+ BWP) Het vademecum geeft de kenmerken van een goed bewegingsbeleid: kiest voor een langetermijnvisie en continuïteit schept een optimaal kader om het leerplan te realiseren heeft aandacht voor de veiligheid heeft aandacht voor het juiste gewicht van bewegingsopvoeding, ook bij het aanwenden van het LTP enz 1.2.Bewegingsopvoeding is een domein van de basisvorming -godsdienst -Nederlands -wiskunde -wereldoriëntatie -lichamelijke opvoeding -muzische vorming Christine De Medts bewegingsopvoeding BaO mei-juni 2008 1
2. Organisatie van bewegingsopvoeding 2.1. Wettelijk kader. De overheidsreglementering inzake de aanwending van de onderwijstijd is vrij beperkt. Ze geeft slechts de ruime contouren aan. De school dient voldoende onderwijstijd te voorzien om de decretale ontwikkelingsdoelen ( voor het kleuteronderwijs) na te streven (= inspanningsverplichting) en de eindtemen (voor het lager onderwijs) te bereiken (= resultaatsverplichting) en dat voor de verschillende leergebieden. In het decr. BaO art. 38 staat dat ieder schoolbestuur de inhoud van het basisonderwijs bepaalt en vrij zijn eigen pedagogische en onderwijskundige methodes bepaalt. De onderwijstijd die het schoolbestuur per leergebied voorziet moet echter toelaten de doelen van de verschillende leerplannen te realiseren. Daarom werd er door de katholieke onderwijskoepel een richtinggevend voorstel geformuleerd om de onderwijstijd zo te organiseren dat vernoemde opdracht kan uitgevoerd worden. Het oordeelkundig aanwenden van de onderwijstijd is immers een aspect van kwaliteitszorg. 2.2.Richtlijnen van het VVKBaO Zie: Aanwending van de onderwijstijd in het katholiek basisonderwijs. VVKBaO. Nov. 1998 Het VVKBaO stelt voor om in het lager onderwijs aan het leergebied bewegingsopvoeding en schrift 10% van de onderwijstijd te besteden; voor de eerste twee graden 3 LT van de 28 ; voor de derde graad 2 à 3 LT. Vanuit een gefundeerde visie wordt dan het lestijdenpakket aangewend en verdeeld over de verschillende leergebieden. Lichamelijke opvoeding of bewegingsopvoeding is een volwaardig leergebied met zijn eigen ET. Om deze doelen te bereiken (resultaatsverplichting) zijn minstens 2 uren bewegingsopvoeding per week nodig. Maar zoals hoger aangehaald is de onderwijsverstrekker hier vrij het aantal voorziene uren bewegingsopvoeding zelf te bepalen in functie van het behalen van de leerplandoelen. Het mag dus zelfs nog iets meer zijn Een school met een degelijke visie op bewegingsopvoeding neemt vooraf uit haar lestijdenpakket 2 uren per klasgroep om bewegingsopvoeding te geven. Voor het kleuteronderwijs geldt het principe dat je als leerkracht elk kind in zijn verschillende aspecten van ontwikkeling tracht te ondersteunen en dat daarvoor de nodige tijd wordt uitgetrokken. Doch!! Voor het kleuteronderwijs zijn per week 2 gekleurde uren bewegingsopvoeding voorzien. * schoolsportdagen De school heeft ook de autonomie om bijkomend één of twee schoolsportdagen in te richten; één daarvan mag opgesplitst worden in twee halve dagen (uit richtlijnen voor schoolsportdagen, Frank Vandenbroecke, sept 2006) Christine De Medts bewegingsopvoeding BaO mei-juni 2008 2
2.3.Aanwending onderwijstijd voor het leergebied bewegingsopvoeding Voor het leergebied bewegingsopvoeding gaat het conform het leerplan (VVKBaO) om het ontwikkelen van - de motorische competentie - een gezonde en veilige levensstijl - een positief zelfbeeld en sociaal functioneren. Om de doelen binnen dit leergebied te bereiken zijn 2 uren per week een minimum. 2.4.Zwemmen Zwemmen, als één van de tien activiteitsdomeinen binnen bewegingsopvoeding wordt er nu even uitgelicht. De opdracht van de basisschool inzake zwemonderwijs staat beschreven in de eindtermen en ontwikkelingsdoelen door de DVO (Dienst voor Onderwijsontwikkeling; Departement Onderwijs). Kleuteronderwijs. Bewegen in het water, is niet expliciet terug te vinden in de ontwikkelingsdoelen voor kleuters. Het behoort dus niet tot de opdracht van het kleuteronderwijs om zwemonderwijs te organiseren. Lager onderwijs. In de eindtermen voor de lagere school vinden we ; 1.24 de leerlingen kunnen ongeremd en spelend bewegen in het water 1.25 de leerlingen voelen zich veilig in het water en kunnen zwemmen. Dit houdt in dat de school moet kunnen aantonen dat ze leerlingen kansen geeft deze eindtermen zo goed mogelijk te bereiken. De omzendbrief zwemmen (BaO/2000/4- publicatiedatum 09/06/2000) stelt dat de verplichte kosteloosheid van het zwemmen (vanaf schooljaar 2000-2001) beperkt is tot één schooljaar per leerling in het lager onderwijs. Zie ook Vademecum bewegingsopvoeding voor de basisschool VVKBaO 2007 3. De maximumfactuur: vanaf 01/09/2008 Op 11 mei 2007 nam de Vlaamse Regering een beslissing over de kosteloosheid van het basisonderwijs. Is later door het Vlaams Parlement goedgekeurd. Naast het kosteloos maken van materialen en activiteiten die samenhangen met het behalen van de ET, legt de regering een begrenzing op van de facturen voor de ouders. -scherpe maximumfactuur inzake verplichte activiteiten en materialen die het schoolleven verlevendigen (toneel, museum, ééndaagse uitstappen ) : 20 voor een kleuter, 60 voor lager schoolkind/jaar -minder scherpe maximumfactuur voor meerdaagse uitstappen: 360 per kind/volledige lagere schooltijd.( voor kleuters : niets) Christine De Medts bewegingsopvoeding BaO mei-juni 2008 3
4. Decreet betreffende het Flankerend onderwijsbeleid. (= lokaal beleid) -Sociale voordelen (voor iedereen, los van llnkenmerken) -ochtend- en avondtoezicht -middagtoezicht -toegang gemeentelijke infrastructuur -kosten toegang zwembad -lln vervoer BaO Wanneer de gemeente deze voordelen verstrekt aan haar eigen onderwijsinstellingen voor Basis- en/of Sec onderwijs, moet ze deze voordelen aan alle onderwijsinstellingen, gevestigd op haar grondgebied toekennen. (uitz: lln vervoer,; daar zijn nog geen uitvoeringsbesluiten over, doch. bij wijzigingen ook voor de andere netten) -Andere voordelen Lokale besturen kunnen voordelen toekennen aan schoolbesturen die erom verzoeken!! Bvb. Vervoer voor extra muros activiteiten zoals sport en cultuur. -Elke beslissing over voordelen moet bekend gemaakt worden -Jaarlijks rapport over voordelen en gedane uitgaven -Flankerend onderwijs (centrumsteden, andere gemeenten en Brussel) Gemeenten zullen in overleg (moeten) gaan met de plaatselijke onderwijsactoren over bvb lokaal jongerensport- of cultuurbeleid, over mobiliteit, milieubeleid Er kunnen subsidies worden aangevraagd voor bepaalde projecten Dus: schoolbesturen en directies zullen best samen zitten en gesprek aangaan met elkaar/ de gemeente neemt de regie hiervan op zich. 5. Valkuilen *Afbouw zwemmen -de uren zwemmen (bvb 6 klassen in één keer= 1 LT voor de L ) worden niet omgezet in uren bew opv op school voor de kinderen! De kinderen krijgen dus niet meer de 2 uren bewegingsopvoeding /week Oorzaak= jarenlange besparing op uren bew opv. Terugkeer naar een correcte verdeling van het LTP is geen evidentie. Maar het lukt in heel wat scholen!! (gelukkig maar) *Een té grote inventiviteit: enkele voorbeelden: -speeltijden laten meetellen als lessen bewegingsopvoeding -de klastitularissen weer elk een uur laten geven; sorry, maar dit betekent in de meeste gevallen kwaliteitsverlies, gebrek aan lijnen, een beperking van het aantal Christine De Medts bewegingsopvoeding BaO mei-juni 2008 4
lesonderwerpen (een verenging van het leergebied bvb enkel spellessen), risico s naar veiligheid toe, enz *Hoe consequent zijn we met het gezondheidsbeleid? *Hoe consequent zijn we met onze visie op zorg? Enkel curatief, of toch ook preventief? *Zich enkel beroepen op de max factuur is niet helemaal correct.. Elke school heeft reeds een extra toelage gekregen per kind ( 45 ; juni 2007) en krijgt er volgende schooljaren nog eens mooie sommen per leerling bovenop. Door de nieuwe financiering krijgen basisscholen in de toekomst gemiddeld nog eens ongeveer 130 extra per kind per jaar (naast de 45 : zie stap 1) Dit kunnen ze gebruiken om de meerkost van bepaalde activiteiten op zich te nemen. Zie: http://www.ond.vlaanderen.be/schoolkosten/ Zoals voor taal en rekenen en wereldoriëntatie werkingsmiddelen worden gebruikt, zo mogen (moeten) ook voor bewegingsopvoeding werkingsmiddelen worden aangewend. Daarnaast kan men ook nog een (eerder beperkt) bedrag aanrekenen aan de ouders.(tot max. 60 /per kind /jaar) Misschien ligt ook een oplossing in sociale voordelen bvb gratis inkom zwembad, en andere voordelen bvb leerlingenvervoer. Wees creatief, inventief maar eerlijk en correct bouw a.u.b. bewegingsopvoeding voor je kinderen niet af!!! Christine De Medts Pedagogisch begeleider bewegingsopvoeding. Christine De Medts bewegingsopvoeding BaO mei-juni 2008 5
Bijlage uit het Vademecum Bewegingsopvoeding : zwemonderwijs 2. 2. Zwemonderwijs Onder deze rubriek wordt het inhoudelijk aspect behandeld in verband met het zwemmen. Méér informatie over de meer juridisch-technische vragen i.v.m. zwemonderwijs kunt U vinden in : Bijlage 3 Zwemonderwijs Vaak gestelde vragen. 2. 2. 1. Opdracht van de school i.v.m. het zwemonderwijs. De opdracht van de basisschool vanuit de overheid inzake zwemonderwijs staat beschreven in de door de DVO ontwikkelde eindtermen en ontwikkelingsdoelen. Kleuteronderwijs. Bewegen in het water, is niet expliciet terug te vinden in de ontwikkelingsdoelen voor kleuters. Strikt genomen behoort het dus niet tot de opdracht van het kleuteronderwijs om zwemonderwijs te organiseren. Lager onderwijs. In de eindtermen voor de lagere school lezen we ; de leerlingen kunnen ongeremd en spelend bewegen in het water de leerlingen voelen zich veilig in het water en kunnen zwemmen. De school heeft hier dus een inspanningsverplichting. Dit houdt in dat de school moet kunnen aantonen dat ze leerlingen kansen geeft deze eindtermen zo goed mogelijk te bereiken. Het hoeft nauwelijks gezegd, dat zwemlessen ook kansen geven tot gezondheidsopvoeding; projecten rond EHBO, reddend zwemmen en reanimeren, zin voor orde en netheid, aandacht voor lichaamsverzorging, voeding In het leerplan bewegingsopvoeding vinden we volgende doelstellingen m.b.t. het zwemonderwijs : De leerlingen kunnen: met vertrouwen spelen in het water. op een bewuste manier bewegen in het water, bewust ademhalen in het water. ongeremd en spelend bewegen in het water, zich drijvende houden in het water, durven in het water springen, minstens één zwemstijl beheersen. 2. 2. 2. Aanbod en organisatie van het zwemonderwijs. Leren zwemmen op school is een vast onderdeel geworden van de breed opgevatte bewegingsopvoeding. Christine De Medts bewegingsopvoeding BaO mei-juni 2008 6
Sommige scholen slagen er in het zwemonderricht in de beste omstandigheden te organiseren: houden zo. Andere scholen leveren vaak zware inspanningen ( financieel, organisatorisch, logistiek.) om zwemmen te organiseren. Soms gebeurt dit zelfs ten koste van andere noden en andere leergebieden wanneer het gaat om onderwijstijd. (bvb. om het transport te organiseren). Toch willen we enkele kanttekeningen maken bij de omstandigheden waarin het zwemonderricht soms verloopt: samengevoegde klassen (te veel voor één lesgever) overbevolkte zwembaden (samen met andere scholen ) onvoldoende vlottend materieel zwembad te diep voor beginnelingen De resultaten zijn niet steeds in verhouding tot de inspanningen. Daarom is het goed dat scholen nadenken over mogelijke alternatieven: bvb. zwemmen met bepaalde leerjaren (leeftijdsgroepen). Het zou ons inziens beter zijn het zwemmen in ongunstige omstandigheden te vervangen door andere, in dit geval betere bewegingsactiviteiten. Kleuters en eerste graad lager onderwijs kunnen enkele bezoekjes brengen aan het zwembad met de bedoeling de omgeving te verkennen en er hen vertrouwd mee te maken. Voor onze kleinsten moet dit een aantrekkelijk gebeuren zijn. Dit moet plaatsvinden in een goed verwarmd zwembad, met aantrekkelijk materieel, zonder storingen vanwege oudere kinderen of volwassenen. In het tweede en/of het derde leerjaar, het ogenblik waarop de kinderen het meest vatbaar zijn om te leren zwemmen (motorisch gevoelige periode) zou best een wekelijkse zwemles in het lessenrooster worden gepland. De leerlingen krijgen dan doelgerichte instructie in minstens één zwemslag. In het zesde leerjaar kan eventueel nog een lessenreeks geprogrammeerd worden voor de instructie van een tweede zwemslag, vervolmaking en uitbreiding (denken we aan reddend zwemmen en overlevingszwemmen, synchroon zwemmen, diplomazwemmen, aanvankelijk duiken ) Merk op dat zwemmen meer is dan baantjes trekken. Met aantrekkelijk, uitnodigend, en zelfs uitdagend zwemonderwijs motiveren we kinderen om van het zwemmen een life-time activiteit te maken. Vanuit dat toekomstperspectief is het dan ook belangrijk voldoende aandacht te hebben voor een goede zwemstijl. Wil men zwemmen als recreatiesport beoefenen, dan biedt het beheersen van een goede stijl een grotere kans op succesbeleving en voldoening. 2. 2. 3. Zwemmen stimuleren in de vrije tijd. Het regelmatig informeren van kinderen over de openingsuren, mogelijkheden en initiatieven (bvb. Vlaamse Zwemweek ) van het lokale zwembad kan hen stimuleren om op vrijwillige basis te blijven zwemmen. In het buitenrooster kunnen eventueel op woensdagnamiddagen of op bepaalde avonden in de week zwemactiviteiten worden georganiseerd. Dit kan ook Christine De Medts bewegingsopvoeding BaO mei-juni 2008 7
georganiseerd worden in samenspraak met de gemeentelijke sportdienst en/of de plaatselijke clubs voor watersporten. Wanneer daar ook de leerkracht lichamelijke opvoeding of een of meerdere onderwijzers van de school aanwezig zijn, dan zullen de kinderen zich meer aangesproken voelen. 2. 2. 4. Leren redden en reanimeren. Het lessenpakket van de kinderen van de lagere school zouden wij graag aangevuld zien met een aanzet tot redden en reanimeren. Sommige inhouden hiervan zoals bvb. E.H.B.O. kunnen deels uitgewerkt worden binnen gezondheidsopvoeding (Integratie met WO) in het algemeen. Een ander gedeelte kan aan bod komen in de zwemlessen 2. 2. 5. Zwemlessen zijn een gelegenheid tot samenwerken tussen het schoolteam, het zwembadpersoneel en de ouders. De samenwerking tussen de leerkracht bewegingsopvoeding, de klastitularis en het zwembadpersoneel kan als volgt verlopen: begeleiding en toezicht in de kleedruimte toezicht en eventuele hulp bij het eigenlijk zwemonderricht door de klasleerkrachten. als meerdere klasleerkrachten ter beschikking zijn kan de klasstructuur doorbroken worden om niveaugroepen te vormen. De leerkracht bewegingsopvoeding, die met het zwemonderricht belast wordt, coördineert en is verantwoordelijk voor de leerinhoud. Er kan ook een positieve samenwerking tot stand komen tussen onderwijzend personeel en zwembadpersoneel in verband met het klaarleggen van materieel, het afbakenen van oefensectoren Met het Protocol schoolzwemmen wil de onderwijsinspectie en de pedagogische begeleiding de goede samenwerking tussen school en zwembadbeheerder stimuleren. U vindt dit protocol op : http://www.ond.vlaanderen.be/formulieren/fiche.asp?id=883 Het is sterk aan te raden dat de leerkracht bewegingsopvoeding vooraf correcte en concrete afspraken maakt met zwembegeleiders, door o.m. de zwemopdrachten door te spelen en te becommentariëren. Ook ouders kunnen positief meehelpen bij het zwemonderricht: dit onder de bevoegdheid van de leerkracht. De schooldirectie zorgt voor het afsluiten van een degelijke verzekering. Daartoe neemt de school best contact op met haar verzekeringsmakelaar. 2. 2. 6. Vaak gestelde vragen over het zwemonderwijs In de Bijlage 3 Zwemonderwijs - Vaak gestelde vragen worden volgende vragen behandeld : Christine De Medts bewegingsopvoeding BaO mei-juni 2008 8
Vooraf : Prestaties van de leerkracht bewegingsopvoeding inzake zwemonderwijs. 1. Wat is de opdracht van de basisschool inzake zwemonderwijs? 2. Wie is verantwoordelijk voor het zwemonderwijs op school? 3. Welk principe hanteer ik als directeur, belast met de organisatie van het zwemonderwijs op mijn school? 4. Wat kan ik als directeur doen om de risico s inzake de Burgerlijke aansprakelijkheid (B.A.) voor mezelf en mijn personeelsleden tot het minimum te beperken? 5. Wat moet ik verstaan onder de naam begeleider bij het schoolzwemmen 6. Wat zijn de verantwoordelijkheden van de exploitant van het zwembad? 7. Wat is de verantwoordelijkheid van begeleidende leerkrachten bij het schoolzwemmen? 8. Welke tips kan ik de leerkrachten meegeven i.v.m. kwaliteitsvol en veilig zwemonderwijs? 9. Waar kan ik terecht voor méér informatie omtrent het zwemonderwijs op school? 10. Waar kan ik de nodige informatie vinden? 11. Hoe kan ik als leerkracht een bevoegdheid Redder verwerven? Christine De Medts bewegingsopvoeding BaO mei-juni 2008 9