TASKFORCE Geven voor weten: particuliere middelen voor de wetenschap 1 e Advies 1 december 2005
Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Advies Fiscaliteit 3. Advies Cultuuromslag 4. Overige plannen Bijlage: samenstelling TASKFORCE 2
Inleiding De TASKFORCE Geven voor weten is ingesteld om tot eind 2006 uitvoering te geven aan het Rapport van het Innovatieplatform Geven voor weten. Particuliere middelen voor de wetenschap, dat in juni 2005 is gepubliceerd. Dit rapport is voorbereid door een werkgroep onder leiding van prof. dr. P. Nijkamp. De aanbevelingen van de werkgroep Nijkamp zijn in deze helder en ook concreet: verander met het oog op de filantropische inkomstenbron de cultuur en structuur van de kennisinstituten, maak een wetenschapsfonds en faciliteer filantropische bijdragen via fiscale maatregelen. De opdracht van de TASKFORCE is het maken cq. herstellen van een philanthropic constituency en het stimuleren van een philanthropic culture. In dit eerste advies wordt ingegaan op de fiscale middelen, te realiseren in het belastingplan van respectievelijk 2006 en 2007 en op de cultuuromslag. Advies Fiscaliteit In het rapport Geven voor weten, zoals dat in juni 2005 is gepresenteerd, zijn een viertal fiscale maatregelen aanbevolen. Twee van de vier maatregelen zullen op 1 januari a.s. door wetswijzigingen worden ingevoerd. Verhoging plafond giftenaftrek in de vennootschapsbelasting In de eerste plaats kunnen vennootschapsbelastingplichtige lichamen ( NV s en BV s) in de toekomst hogere bedragen schenken aan instellingen voor algemeen nut, waaronder wetenschappelijke instellingen. Nu is jaarlijks een zuivere gift tot een bedrag van 6% van de fiscale winst aftrekbaar, straks wordt dat plafond opgetrokken tot 10%. Deze faciliteit is verbeterd om juist het geven aan wetenschappelijke instellingen te bevorderen. Vrijstelling schenkings-en successierecht voor wetenschappelijke instellingen in Nederland en de Europese Unie Een wetenschappelijke instelling kan in de toekomst vrij van Nederlands schenkings - en successierecht giften en verkrijgingen ontvangen. Het gaat hierbij niet alleen om instellingen die binnen het Rijk zijn gevestigd, maar ook om instellingen die zijn gevestigd in de Europese Unie, de Nederlandse Antillen, Aruba of een bij ministeriele regeling aangewezen mogendheid. Dat is een gewenste uitbreiding die ook onder het Europees recht onvermijdelijk is. Beide maatregelen (verhoging plafond giftenaftrek in de vennootschapsbelasting en vrijstelling schenkings- en successierecht) vloeien rechtstreeks voort uit de voorstellen van de Commissie die het rapport Geven voor weten heeft uitgebracht. De voorgestelde wetswijziging op 1 januari roept ook een aantal vragen op. Zo neemt de inspecteur van belastingen kennelijk in de toekomst een voor beroep vatbare beschikking. 3
Hij kan ook echter een categorie instellingen dan wel een groep met elkaar verbonden instellingen als zodanig aanmerken zonder dat daartoe een verzoek is gedaan. Dat laatste is noodzakelijk voor wetenschappelijke instellingen. Onduidelijk is welke inspecteur bevoegd is en of niet al bij ministeriele regeling bepaald kan worden dat bepaalde instellingen per definitie onder de twee beschreven regelingen vallen. De TASKFORCE dringt er op aan dat hiervoor een lijst wordt opgesteld. De TASKFORCE denkt dan in ieder geval aan de KNAW en zijn instellingen, NWO en zijn instellingen, de Koninklijke Bibliotheek, universiteiten, alle door het Rijk bekostigde onderwijs- en cultuurinstellingen en de academische ziekenhuizen. De giftenaftrek in de inkomstenbelasting blijft overigens onveranderd. Het onderscheid periodieke giften en giften blijft bij aftrekbare giften bestaan. Dat is jammer. Niet duidelijk is waarom er een drempel van 1% van het verzamelinkomen nodig blijft en een plafond van 10% bij giften. Die drempel en dat plafond verhinderen particulieren in het doen van giften. Teneinde een cultuur van geven te bevorderen pleit de TASKFORCE dan ook voor een afschaffing van de drempel en het plafond, zodat alle giften gedaan door particulieren aan wetenschappelijke instellingen onbeperkt en volledig aftrekbaar zijn. De TASKFORCE is van mening dat een cultuur van geven niet wordt bevorderd door vermogensfondsen volledig aan banden te leggen. Vanaf 1 januari a.s. mogen instellingen die binnen het Rijk zijn gevestigd alleen vrij van schenkingsrecht schenkingen doen voor zover de uitkeringen geheel of nagenoeg geheel het karakter hebben van te zijn geschied in het algemeen belang. Die eis kan in de praktijk wel eens te zwaar zijn voor bepaalde vermogensfondsen die statutair tot uitkeringen aan bijvoorbeeld familieleden gedwongen zijn. Een versoepeling van de eis door bijvoorbeeld geheel of nagenoeg geheel te veranderen in hoofdzakelijk (=70%) of op de voorgrond staan (=80%) is dan ook redelijk. Vanuit de TASKFORCE wordt dan met name gedacht aan schenkingen ten gunste van wetenschappelijke projecten De TASKFORCE blijft onverminderd pleiten voor de invoering van twee andere maatregelen. Zo zou de Wet Inkomstenbelasting 2001 aangevuld kunnen worden met een faciliteit voor wetenschappelijk beleggen analoog aan groen,cultureel en sociaal-ethisch beleggen (extra heffingskorting van 1.3% in box I en een vrijstelling in box 3 ). Deze faciliteit maakt het voor beleggers mogelijk om fiscaal gefacilieerd te participeren in risicodragende wetenschappelijke projecten. Wel zal nadrukkelijk gedefinieerd moeten worden wat er onder wetenschappelijke projecten verstaan zal worden. Mede om die reden zal de TASKFORCE een voorbeeldgevende inventarisatie maken welke bestaande projecten of nieuwe projecten voor een dergelijke faciliteit in aanmerking zouden kunnen komen. Het grote verschil met geven is dat de beleggers in beginsel de hoofdsom terugkrijgen e n een vergoeding voor de ter beschikking gestelde hoofdsom. De gewenste faciliteit van wetenschappelijk beleggen kan worden gekoppeld aan initiatieven, zoals ontwikkeld door de Universiteit van Leiden. Tenslotte pleit de TASKFORCE voor een regeling die het detachering van wetenschappelijk personeel moet vergemakkelijken in die zin dat dergelijke 4
detacheringen onder bepaalde voorwaarden vrij van BTW kan geschieden, net als in de sociaal-culturele en zorgsector. Advies Cultuuromslag Het integreren va n de rol van de private filantropische sector in het verzorgingsstaatmodel zal leiden tot een nieuw sociaal beleidsmodel, gebaseerd op een mixed economy of welfare. Een terugtredende overheid en meer verantwoordelijkheid bij de burger, particulier initiatief en maatschappelijk betrokken bedrijfsleven markeren de trend van meer privaat geld voor publieke doelen. Dit past naadloos in het beleid van Balkenende II. De Europese eenwording biedt voor Nederland een buitengewone kans om naar andere West Europese landen toe dit nieuwe sociaal beleidsmodel aan de moderne Europese verzorgingsstaten van de 21 e eeuw te presenteren. Hiermee kan Nederland haar koploperspositie als sociale staat in Europees verband behouden en verstevigen. Dit initiatief kan niet gedragen worden door een enkel ministerie. Markt, overheid en filantropie dienen elkaar te versterken en niet substituut te zijn.een vrije markt vormt de basis waarop de overheid met het oog op het algemeen belang regulerend reageert; filantropie geeft uiting aan de directe betrokkenheid met het algemeen belang. De kracht van overheidsbeleid in de Nederlandse verzorgingsstaat is dat burgerrechten en sociale rechten (inkomenszekerheid, gezondheidszorg en onderwijs) gegarandeerd worden volgens het evenredigheidsbeginsel: gelijke rechten voor iedereen. Wanneer de overheid taken zelf uitvoert kan dit leiden tot onnodige bureaucratie. Om deze reden laat de overheid, waar mogelijk, de uitvoering aan anderen over: de markt of het particulier initiatief. De markt is in deze een oplossing doordat de markt dynamiek brengt, maar ook ongelijkheid, omdat de primaire doelstelling van de markt niet het algemeen nut is. De kracht van het particulier, filantropisch initiatief is dat eveneens de dynamiek en pluriformiteit worden bevorderd ten dienste van het algemeen nut. Dit laatste onderscheidt de filantropische inzet van de markt. Filantropische inzet is gebaseerd op particuliere keuzen ten aanzien van het algemeen nut. In dit opzicht verschilt het van de overheid. Filantropie leidt tot het re-particulariseren van de verzorgingsstaat. Voor kennisinstituten betekent filantropie als inkomstenbron een cultuuromslag: naast de bureaucratisch professionele legitimatie (outputbeoordeling) van de overheid ook draagvlak legitimatie (voortdurende rechtvaardigingsdruk). Strategie: 1. Overleg met CvB s van de universiteiten Maastricht, Delft, Leiden en de VU om het commitment te inventariseren; het vinden van leaders 5
2. Voorbeeldprojecten (best practices) bij de universiteiten van Maastricht, Delft, Leiden en de VU inventariseren en bekend maken 3. Bij banken en financiële intermediairs peilen of bij de voorbeeldprojecten social venturing tot de mogelijkheden behoort 4. Symposium in april 2006 voor alle CvB s i.s.m. met VSNU, te houden op de VU en met het optreden van Minister Van der Hoeven. Overige plannen Wetenschapsfonds Voorjaar 2006: voorbereidingen voor het oprichten van een wetenschapsfonds; overleg met bankiers, vermogensbeheerders, fondsen November 2006: stichting van een wetenschapsfonds Beleidsvisie van overheidszijde Vanuit de filantropische sector is naar aanleiding van Commissie Moltmaker (verandering successiewet) en naar aanleiding van het symposium Naar een Nederlandse Raad voor de Filantropie van november 2002 op de Vrije Universiteit een regulier landelijk koepeloverleg ingesteld. Van overheidszijde bestaat een dergelijk aanspreekpunt niet. Het instellen van een interdepartementale werkgroep filantropie past in de lijn van een civil society. Tevens kan een dergelijke werkgroep binnen de overheid bijdragen aan het vestigen van een nieuwe beleidsvisie en -cultuur jegens de filantropische sector. Voorjaar 2006: beleidsvisie bespreken met premier Balkenende en minister van der Hoeven (eind jan. 06) Advies ten aanzien van de beleidsformulering door de overheid op het terrein van onconventionele financiering. Diverse departementen houden zich bezig met verschillende aspecten hiervan. In de TASKFORCE kan een beeld worden gevormd van de beleidsformulering door de overheid op dit moment. Dat kan leiden tot aanbevelingen aan de minister. Europese dimensie De TASKFORCE stelt zich op de hoogte van de filantropische bijdragen aan de kenniseconomie in Westeuropese landen, en, indien aanwezig, van best practices. Advies ten aanzien van de Europese dimensie van filantropie. Nederland wordt steeds actiever op het gebied van vitalisering van onconventionele financieringsbronnen. Nederland kijkt ook steeds meer over de grenzen heen met (startende) projecten als 6
Geven in België en Geven in Duitsland. De vraag die in de TASKFORCE kan worden behandeld is of Nederland kennis over de benutting van onconventionele financiering kan aanwenden om een impuls te geven aan ontwikkelingen op Europese schaal. Dit kan leide n tot aanbevelingen aan de minister. Bijlage: Samenstelling TASKFORCE Prof. Dr. Th.N.M. (Theo) Schuyt (voorzitter) Mr. M. (Marnix) L. A. van Rij (lid) Prof. Ir. R. (Roel) Pieper (lid) Drs. S. (Sjoerd) van Keulen (lid) Dr. L. (Renk) J. Roborgh (lid) Mr. Drs. G. C. (Cor) Katerberg (secretaris / plv lid) Het ambtelijk secretariaat van de VU bestaat uit de volgende personen: Mevr. B. Schouten (bureaumanager) Mevr. Drs. B.M. Gouwenberg VU, FSW, Werkgroep Filantropische Studies De Boelelaan 1081 1081 HV Amsterdam 020-5986782 gin@fsw.vu.nl 7